Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Landelijk gebied, Westermeerweg achter 35 te Espel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0171.BP00749-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Landelijk gebied, Westermeerweg achter 35 te Espel” met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00749-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;
 
1.2 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden opgesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van de gronden;
 
1.4 beperkt kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 onder b van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen;
 
1.5 bliksempieken:
masten die voorkomen dat het energieopslagsysteem geraakt worden door de bliksem;
 
1.6 bedrijfswoning
een woning verbonden met een inrichting, zijnde een energieopslagsysteem, vanwege de bindingen tussen de woning en de inrichting;
 
1.7 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een
bouwwerk;
 
1.8 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, het zij direct of indirect, steun vindt in of op de grond;
 
1.9 energieopslagsysteem:
een inrichting bedoeld voor de opslag van opgewekte energie in de vorm van elektriciteit;
 
1.10 gebouw:
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.11 geluidgevoelige objecten
een woning, geluidsgevoelig terrein of ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 1 van de
Wet geluidhinder;
 
1.12 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
 
1.13 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.14 maaiveld:
de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw of bouwwerk;
 
1.15 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.16 overig bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
 
1.17 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
 
1.18 peil:
  1. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
 
1.19 PGS 37-1:
het document “Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 37-1, Richtlijn voor de veilige opslag van elektriciteit in energieopslagsystemen” (versie van 12 december 2023).
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de hoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van daarop aangebrachte, ondergeschikte bouwonderdelen, zoals bliksempieken, schoorstenen en antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
 
2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
 
2.6 bebouwingspercentage:
de oppervlakte, die met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bestemmingsperceel. De oppervlakte wordt altijd in gehele
getallen bepaald door deze af te ronden.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf – Energieopslag
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf - Energieopslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één of meerdere energieopslagsystemen (niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting) bestaande uit onder andere energiedragers in de vorm van lithium houdende Ion batterijen, transformatoren, schakelgebouwen, omvormers, kabels en leidingen;
  2. bij deze bestemming behorende en ondersteunende voorzieningen, zoals:
    1. onderhoudspaden;
    2. in- en uitritten;
    3. overkappingen;
    4. voorzieningen met een geluidwerende of geluidsmitigerende functie;
    5. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het energieopslagsysteem;
    6. groenvoorzieningen;
    7. voorzieningen ten behoeve van waterberging, watercompensatie en bluswater.
  3. transformatorstations, ter plaatse van de functieaanduiding ‘Transformatorstation’ (niet zijnde geluidzoneringsplichtig);
  4. agrarisch grondgebruik en de grondgebondenuitoefening van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de functieaanduiding 'Agrarisch'.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
 
Het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak is maximaal 75% voor gebouwen en
bouwwerken, zoals bedoeld in 3.2.3 en 3.2.4, uitgezonderd terreinafscheidingen en bliksempieken.
 
3.2.2 PGS 37-1
 
Voor het bouwen ten behoeve van één of meerdere energieopslagsystemen is het van belang dat sprake is van een aanvaardbare veiligheidssituatie en of voldoende voorzieningen en/of maatregelen zijn getroffen om een veilige situatie voor de omgeving te waarborgen. Of een bouwplan hieraan voldoet wordt bepaald aan de hand van de volgende aspecten:
  1. Als het gaat om een energieopslagsysteem met een capaciteit van minder dan 400 MWh:
    1. de maatregelen die PGS 37-1 voor de desbetreffende energieopslaginstallatie voorschrijft, of
    2. maatregelen die een vergelijkbaar beschermingsniveau verzekeren.
  2. Als het gaat om de bouw of het ontstaan van een energieopslagsysteem met een capaciteit van 400 MWh of meer:
    1. de maatregelen die PGS 37-1 voor de desbetreffende energieopslaginstallatie voorschrijft of maatregelen die een vergelijkbaar beschermingsniveau verzekeren;
    2. een risicoanalyse;
    3. een veiligheidsplan;
    4. eventuele aanvullende veiligheidsvoorschriften die vanuit het oogpunt van veiligheid nodig worden geacht als de bescherming die PGS 37-1 biedt niet toereikend is.
 
3.2.3 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de maximale bouwhoogte van gebouwen en daarmee verbonden overkappingen 5,5 meter bedraagt.
 
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 3,5 meter;
    2. de maximale bouwhoogte van batterijkasten of -containers bedraagt 4,0 meter;
    3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder transformatoren, omvormers en schakelgebouwen bedraagt 5,5 meter;
    4. de maximale bouwhoogte van geluidsschermen bedraagt 5,5 meter;
    5. de maximale bouwhoogte van bliksempieken, die direct op het maaiveld zijn verankerd, bedraagt 20 meter.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de functieaanduiding ‘transformatorstation’ gelden tevens de volgende regels:
    1. de maximale bouwhoogte van transformatoren en scherfmuren bedraagt 6 meter;
    2. de maximale bouwhoogte van bliksempieken, die direct op het maaiveld zijn verankerd, bedraagt 20 meter.
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Gebruiksbepaling cumulatie geluid
 
Het in gebruik nemen en houden van een inrichting zijnde een energieopslagsysteem is slechts toegestaan als dat energieopslagsysteem gezamenlijk met andere inrichtingen zijnde energieopslagsystemen op gronden met de bestemming 'Bedrijf – Energieopslag’ ter plaatse van een geluidgevoelig object (met uitzondering van de woningen op adressen Westermeerweg 35 en Westermeerweg 35A) cumulatief voldoet aan de norm uit artikel 2.17 lid 1 Activiteitenbesluit milieubeheer.
 
3.3.2 Verplichting akoestisch onderzoek
 
Het in gebruik nemen van een energieopslagsysteem vindt niet eerder plaats dan dat middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat aan de geluidnormering opgenomen in artikel 3.3.1 wordt voldaan. Bij het akoestisch onderzoek dient ook de (mogelijke) aanwezigheid van tonaal geluid onderzocht te worden.
 
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting externe veiligheid
 
Het in gebruik nemen en houden van een energieopslagsysteem mag enkel indien wordt voldaan aan de maatregelen die blijkens PGS 37-1 van toepassing zijn op het energieopslagsysteem, of indien maatregelen worden getroffen die een vergelijkbaar beschermingsniveau verzekeren.
 
3.3.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het in gebruik nemen en houden van een energieopslagsysteem mag enkel indien het systeem voldoet aan de in Bijlage 1 (bij de planregels) opgenomen document 'Uitgangspunten landschappelijke inpassing'.
 
3.3.5 Afstandseis energieopslagsysteem tot 110 kV schakelstation TenneT
Er dient een afstand aangehouden te worden die minimaal gelijk is aan of groter is dan 25 meter tussen het hekwerk van het schakelstation en de batterijkasten van het energieopslagsysteem. Tevens dient een afstand aangehouden te worden die minimaal gelijk is aan of groter is dan 6 meter tussen het hekwerk van het schakelstation en bouwwerken, uitgezonderd hekwerk, binnen de enkelbestemming ‘Bedrijf – Energieopslag’, daaronder mede begrepen niet verwijderbare verhardingen.
 
Artikel 4 Water - Landschappelijke inpassing
 
De voor 'Water-landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beken, sloten, vaarten, waterpartijen en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud van de landschappelijke waarden en het behoud van de natuurlijke waarden;
  2. bruggen, dammen en duikers;
  3. grondwallen, dijken, kaden, oeverstroken en taluds;
  4. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het energieopslagsysteem;
  5. onderhoudspaden;
  6. agrarisch grondgebruik en de grondgebondenuitoefening van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de functieaanduiding 'Agrarisch',
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Afwijken van batterijtechnologie
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 wat betreft de toepassing van lithium-ion batterijen als energiedrager in een energieopslagsysteem, mits:
  1. de alternatieve opslagmethode met batterijen niet leidt tot grotere of andere milieueffecten op de omgeving, waartoe in ieder geval wordt aangetoond dat de externe veiligheidsrisico’s niet toenemen;
  2. het woon- en leefklimaat van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Aan de omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op één of meer van de onder a t/m c vermelde belangen.
 
Artikel 7 Parkeerregels
  
7.1 Voldoende parkeergelegenheid
 
  1. De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid bij, op of onder het gebouw dan wel bij, op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort worden gerealiseerd;
  2. gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen na realisering in stand te worden gehouden voor het gebruik waar de betreffende voorzieningen voor nodig zijn.
 
7.2 Voldoende laad- en losruimte
 
Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:
  1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
  2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
 
7.3 Beleidsregels
 
Bij verlenen omgevingsvergunning voor de in 7.1 sub a genoemde gronden, past het bevoegd gezag de beleidsregels van de ‘Nota Parkeernormen’ toe met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
 
7.4 Afwijken
 
7.4.1 Afwijken parkeergelegenheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 sub a overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in lid 7.3.
 
7.4.2 Afwijken laad- en losruimte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
 
7.5 Nadere eis
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van parkeergelegenheid en laad- en losruimte, als dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
 
4 Algemene aanduidingsregels
Artikel 8 Geluidzone – energieopslagsysteem
 
8.1 Algemeen
 
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - energieopslagsysteem' tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor een energieopslagsysteem.
 
8.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald, mogen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - energieopslagsysteem’ geen nieuwe geluidgevoelige objecten (met uitzondering van vervanging of nieuwbouw op adressen Westermeerweg 35 en Westermeerweg 35A), waaronder bedrijfswoningen bij andere inrichtingen dan het energieopslagsysteem, woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, worden opgericht.
 
Artikel 9 Vrijwaringszone – TenneT
 
9.1 Algemeen
 
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - TenneT' tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van het hoogspanningsstation van TenneT.
 
9.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald, mogen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - TenneT’ geen batterijkasten of -containers geplaatst worden.
 
5 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd, of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
 
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voorgezet;
  2. het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied, Westermeerweg achter 35 te Espel.