Plan: | Landelijk gebied, Drietorensweg 40-2 te Ens |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00701-VS01 |
In het glastuinbouwgebied ten zuiden van Ens is aan de Drietorensweg 19-1 te Ens een glastuinbouwbedrijf gespecialiseerd in het kweken van eenjarige pot- en perkplanten gevestigd. Het glastuinbouwbedrijf is voornemens haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden. De beoogde uitbreiding bestaat uit de realisatie van nieuwe kassen aan de Drietorensweg.
In de beheersverordening 'landelijk gebied' is het overgrote deel van het complex voorzien van de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'Staand Glas' waarin de kassenbouw mogelijk is. Op het perceel Drietorensweg 40-2 dat is omsloten door het kassencomplex was voorheen een dierenpension gevestigd. Op dat perceel is de bestemming 'Bedrijf' met aanduiding 'Dierenpension' van toepassing. Kassen/ glastuinbouw is op dat perceel niet toegestaan.
Om de beoogde ontwikkeling op dat bedrijfsperceel mogelijk te maken is een planologische procedure nodig. De gemeente Noordoostpolder heeft aangegeven positief tegenover de ontwikkeling te staan en wil juridisch-planologisch medewerking verlenen door het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied betreft het perceel Drietorensweg 40-2 dat ten zuiden van Ens ligt en wordt omsloten door een glastuinbouwcomplex. In figuur 1 is een luchtfoto weergegeven. Op deze luchtfoto is door middel van een rode lijn de plangrens weergegeven. Deze grens is afgestemd op het gebied waar op basis van de geldende beheersverordening geen glastuinbouw is toegestaan. De witte lijn is de begrenzing van het totale gebied dat wordt ontwikkeld ten behoeve van glastuinbouw.
Figuur 1. De ligging van het plangebied (bron: Kadaster).
Het plangebied is geregeld in de beheersverordening 'Landelijk gebied'. In de beheersverordening is voor het plangebied het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2004' van toepassing verklaard. Dat bestemmingsplan is op 11 januari 2008 onherroepelijk geworden.
Het overgrote deel is hierin bestemd als 'Agrarisch gebied' binnen deze bestemming is glastuinbouw toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Staand Glas'. Het perceel Drietorensweg 40-2 is bestemd als 'Bedrijf' en voorzien van de aanduiding 'Dierenpension'.
In figuur 2 is een uitsnede van het bestemmingsplan 'landelijk gebied 2004' weergeven. Hierin is met een rode lijn de plangrens van dit bestemmingsplan weergeven. De groene lijn betreft de grens van de totale ontwikkeling.
Figuur 2. Fragment geldend bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 (Bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Binnen de bestemming 'Bedrijf' is geen glastuinbouw toegestaan. De gewenste situatie kan juridisch - planologisch mogelijk worden gemaakt door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridische systeem toegelicht. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.
Het plangebied ligt in het glastuinbouwgebied ten zuiden van Ens. Dit glastuinbouwgebied is ingesloten tussen de Drietorensweg, de Zwartemeerweg en de Oud Kamperweg. De Enserweg loopt centraal door dit gebied. Het noordelijk deel is al vrijwel volgebouwd met kassen, in het zuidelijk deel is nog ruimte voor verdere ontwikkeling van glastuinbouwbedrijven. In figuur 3 is een luchtfoto van de omgeving, met daarin de belangrijkste verkeersontsluitingen weergegeven.
Langs de westzijde van het glastuinbouwgebied ligt de Oud Kamperweg. Deze weg sluit in noordwestelijke richting aan op de rijksweg N50. Deze weg is onlangs opgewaardeerd, waarbij de oude N50 nu de Oud Kamperweg is geworden. Langs deze wegen ligt een brede bossingel, die zorgt voor een afscherming van het glastuinbouwgebied.
Aan de Drietorensweg is sprake van een gemengd bebouwingslint. Hier liggen agrarische bedrijven (hoofdzakelijk glastuinbouw), woningen en enkele reguliere bedrijven. De bedrijfsentrees van de glastuinbouwbedrijven zijn met name gelegen aan de Enserweg.
Figuur 3. Omgeving plangebied (bron: Kadaster).
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Drietorensweg 40-2. Op het perceel is een woning met daarachter een bedrijfsgebouw aanwezig. Het perceel ligt achter het bestaande glastuinbouwbedrijf dat is gevestigd aan de Enserweg 19-1 te Ens. De faciliteiten van het bedrijf zijn aan de Enserweg gelegen. Het gaat hierbij o.a. om de watertechnische ruimte, de houtstookinstallatie, bedrijfsruimte met expeditie en kantoor, kantine, kleedruimte en sanitair. Het bestaande gietwaterbassin ligt aan de Drietorensweg eveneens als de ontsluiting van de kas aan de achterzijde. De overige gronden zijn in gebruik ten behoeve van akkerbouw. In figuur 4 is het plangebied in het rood omkaderd. De bestaande bedrijfslocatie met bijbehorende kassen zijn in het blauw omkaderd en in het groen de omliggende (bijbehorende) gronden. Figuur 5 is eveneens een luchtfoto, maar dan ingezoomd op het plangebied (rode kader) met daarin een aanzicht op het plangebied vanaf de Drietorensweg weergegeven.
Figuur 4. Luchtfoto bestaande situatie (bron: Kadaster).
Figuur 5. Luchtfoto plangebied met daarin een aanzicht vanaf de Drietorensweg
Concreet behelst de totale ontwikkeling de realisatie van 67.000 m² aan nieuwe kassen. Binnen het plangebied, aan de Drietorensweg komt een kas van circa 3.992 m². In het voorste gedeelte, welke deels in het plangebied valt, worden ook plantmachines en pottenopslag gesitueerd. De uitbreiding betreft alleen een kas waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande faciliteiten. Ten noorden van de nieuwe kas, buiten het plangebied, aan Drietorensweg 38-2 is een nieuw gietwaterbassin geoogd. Om deze totale ontwikkeling mogelijk te maken, wordt alle bestaande bebouwing op perceel Drietorensweg 40-2 (plangebied) gesloopt. De huidige inrit blijft behouden, maar wordt niet veelvoudig gebruikt.
De kas wordt op voldoende afstand van de omliggende bebouwing en grenzen gesitueerd, conform het vigerende bestemmingsplan. Deze minimale afstandseisen betreffen:
Op 110 meter ten noorden van het plangebied, aan de Drietorensweg is de nieuwe kas toegankelijk door middel van een (bestaande) inrit. Deze inrit wordt gebruikt voor eventuele bevoorrading (maximaal 3 per dag), parkeren voor personeel of calamiteiten. Voor personeel worden er aan deze zijde 10 parkeerplaatsen gerealiseerd. Drie van deze parkeerplaatsen worden binnen het plangebied gerealiseerd, paragraaf 4.12 gaat hier nader op in.
Figuur 6: Situatietekeningen totale ontwikkeling
Van belang is dat nieuwe bebouwing op een goede manier worden ingepast bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Voor de inpassing wordt aangesloten bij de bestaande landschappelijke elementen.
In de bestaande situatie heeft de Drietorensweg aan beide zijden een bomenrij. Aan de plangebied zijde is hier eveneens laag groen. Achter dit opgaande groen ligt over de gehele lengte een kavelsloot. Met de beoogde ontwikkeling blijven de bestaande structuren (bomenrij) behouden. Om de openheid en de zichtlijnen langs de Drietorensweg te behouden word, het lage (bestaande) groen opgeruimd.
Tussen de kavelsloot en de nieuwe kas komt een 'open' zone van 12 meter. In deze zone worden geen bouwwerken gesitueerd. Het plangebied wordt op deze manier, conform de bestaande landschappelijke elementen ingepast.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:
Uitvoering
De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt. Daarbij worden de kansen en risico's uit de planMER betrokken.
De bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. Het Rijk gebruikt daarvoor een goede NOVI-monitor.
Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.
Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda's worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda's. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikkelen tot de kern van een werkend stelsel van omgevingsbeleid. Deze Omgevingsagenda's worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.
De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.
Open proces
De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.
Voorliggend bestemmingsplan speelt in op het thema 'Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied' uit de NOVI.
Omgevingsvisie FlevolandStraks
De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld door Provinciale Staten op 8 november 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder.
Naar de toekomst toe wil Flevoland ruimte bieden voor nieuwe initiatieven met het 'ja, mits'-principe. De begintijd van de bepalende overheid en de maakbare samenleving heeft de provincie achter zich gelaten. Iedereen die wil bijdragen aan de toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd. Door deze opstelling zijn er meer mogelijkheden voor initiatieven van inwoners en bedrijven.
Flevoland is gemaakt voor ontwikkeling. De ontwikkelingsgerichtheid is onderdeel van onze identiteit. Hier grijpt de provincie met lef de kansen van nieuwe ontwikkelingen. En de ontwikkelingen blijven doorgaan. Denk aan opgaven zoals woningbouw, bedrijvigheid, herontwikkelingen, nieuwe voorzieningen, klimaatverandering, bodemdaling, waterveiligheid, transformatie in landbouw, duurzame energie. Alle opgaven - klein of groot - omarmt de provincie op een wijze, waarbij ze de kenmerkende elementen van de polder koesteren. Binnen deze kenmerken geven ze ruimte aan ontwikkelingen. De overheden hebben de polders aangelegd en ingericht. Het is een plek waar inwoners, organisaties en ondernemers hun idealen kunnen realiseren. Hierdoor krijgt de provincie meer verrassing, spontaniteit en variatie. Mensen maken Flevoland.
In de omgevingsvisie worden geen specifieke uitspraken gedaan over glastuinbouwgebieden.
Omgevingsprogramma Provincie Flevoland
Op 27 februari 2019 is het omgevingsprogramma Provincie Flevoland vastgesteld. In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is ervoor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.
De provincie handhaaft de concentratie van glastuinbouw in de gebieden bij Almere, Luttelgeest en Ens. In deze glastuinbouwgebieden kunnen bijbehorende activiteiten als verwerking, verpakking en logistiek gevestigd worden. Uitbreidingsmogelijkheden zijn er alleen bij Luttelgeest/Marknesse en Ens. Hier is ook herstructurering en revitalisering nodig om de concurrentiepositie voor de toekomst veilig te stellen.
De bestaande infrastructuur, wateropvang, energiebehoefte, energiebesparingsmethoden en afvalwaterverwerking moeten daarbij duurzaam en toekomstgericht worden ingericht. Ook de landschappelijke inpassing is een aandachtspunt, in het bijzonder voor wat betreft lichthinder. De provincie ondersteunt het revitaliseringsproces. Buiten de glastuinbouwgebieden is alleen teeltondersteunend glas toegestaan.
Het Omgevingsprogramma Provincie Flevoland gaat ook in op de Cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van de provincie. Het zijn de dijken, vaarten, interne ontsluiting, flankerende beplanting, wegbeplanting en de bosranden. Deze wil de provincie behouden en de kwaliteiten ervan inzetten bij nieuwe ontwikkelingen, zodat zij een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De provincie verwacht van de gemeenten dat zij bij de besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen expliciet rekening houden met zowel de cultuurhistorische en landschappelijke kern- als basiskwaliteiten.
Toetsing
Onderhavig plan past binnen het omgevingsprogramma. Het plangebied is namelijk gelegen in het glastuinbouwgebied ten zuiden van Ens. In dit gebied zijn, zoals beschreven in het omgevingsprogramma, uitbreidingsmogelijkheden. Met de planontwikkeling is zoals beschreven in paragraaf 2.2.2, rekening gehouden met de bestaande landschappelijke elementen. Cultuurhistorie wordt verder beschreven in paragraaf 4.6.
Structuurvisie Noordoostpolder 2025
De structuurvisie 2025, die is vastgesteld op 15 januari 2014, beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten van de gemeente en kijkt daarbij vooruit naar 2025. Noordoostpolder is van oudsher een agrarische gemeente en ook vandaag de dag is de landbouw - en dan vooral de akkerbouw - belangrijk. De agrarische sector vormt een belangrijk onderdeel van de economie en is beeldbepalend voor het landschap. De landelijke trend van verdergaande schaalvergroting, verbreding en verduurzaming is ook in de gemeente Noordoostpolder zichtbaar.
De opgave ten aanzien van het landschap is het ontwikkelen van een stimulerend beleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de cultuurhistorische waarden van een gebied. De keuze óf ontwikkelingen mogelijk zijn is minder belangrijk dan wáár deze ontwikkeling een plek kan krijgen.
Bij de grootste glastuinbouwbedrijven in het glastuinbouwgebied ten zuidoosten van Ens is er al jaren een uitbreidingswens. In Ens is er ontwikkelingsruimte aan de noordoostzijde van het bestaande glastuinbouwgebied (ten noordoosten van de Drietorensweg). Dit gebied is gelegen in de 'tussenzone', waar een zekere verdichting van het landschap mogelijk is.
Voor de glastuinbouwgebieden in Ens wordt gestreefd naar een integrale en duurzame ontwikkeling. De bestaande infrastructuur, wateropvang, energiebehoefte, energiebesparingsmethoden en afvalwaterverwerking moeten daarbij duurzaam en toekomstgericht worden ingericht. Ook de landschappelijke inpassing is een aandachtspunt, met bijzondere aandacht voor lichthinder.
Het plangebied ligt volgens de Structuurvisie kaart in de 'tussenzone' en in het ontwikkelgebied glastuinbouw. In dit gebied is veel (glas)tuinbouw aanwezig, waardoor het landschap meer verdicht is dan andere deelgebieden. In de tussenzone wordt volop ruimte geboden voor de ontwikkeling van de tuinbouw en is bovendien plaats voor uitbreiding van en aansluitend op de bestaande glastuinbouw(gebieden). In de situering van functies moet in de tussenzone worden gestreefd naar het vastleggen van open zones langs de voorzijde van de bebouwingslinten en langs de waterlopen aan de achterzijde.
Toetsing
Onderhavige ontwikkeling past binnen de ambities uit de structuurvisie. De uitbreiding is ten behoeve van een bestaand glastuinbouwbedrijf die is gevestigd in het glastuinbouwgebied. Met de situering is rekening gehouden met de open zones langs de waterlopen aan de achterzijde. Deze open zone is geborgd in de planregels van dit bestemmingsplan.
Landschapsvisie Noordoostpolder
In de nota van uitgangspunten voor de structuurvisie is aangegeven dat de ontwerpprincipes van de Noordoostpolder als vertrekpunt voor ontwikkelingen moeten gelden. Om dit handen en voeten te geven is in 2012 in opdracht van de gemeente door Feddes/Olthof landschapsarchitecten de 'Landschapsvisie Noordoostpolder; landschap van rust en regelmaat' (september 2012) opgesteld. De landschapsvisie bouwt daarbij voort op de kwaliteitskaarten. In de landschapsvisie staat beschreven hoe de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van de polder aanknopingspunten biedt voor het lokaliseren en vormgeven van nieuwe ontwikkelingen.
Toetsing
Uit de Landschapsvisie blijkt dat het plangebied is gelegen in de 'assenkruis'. De noord-zuidlijn van het assenkruis leent zich voor het situeren van nieuwe, eventueel grootschalige functies, zoals een recreatief attractiepark of bedrijvigheid. Het plangebied heeft de aanduiding 'ontwikkelingszone bedrijven en glastuinbouw'. In dit gebied wordt ruimte geboden voor glastuinbouw (bedrijven). Bestaande landschapselemanenten, langs de openbare wegen dienen behouden en of versterkt te worden. Met het plan blijven bestaande landschapselementen, zoals de bomenrij langs de Drietorensweg behouden. Daarmee is de ontwikkeling in lijn met de landschapsvisie.
Welstandsnota gemeente Noordoostpolder
De Welstandsnota gaat onder andere over het in stand houden en bevorderen van de kwaliteit van de bebouwing, die een duidelijke bijdrage levert aan het karakteristieke beeld van de gemeente. Oude en nieuwe gebouwen, in al hun verscheidenheid, vormen met elkaar het aanzien en daarmee de welstand van de gemeente. De gemeente wil zorgvuldig omgaan met die bebouwing en de openbare ruimte waarin die is geplaatst, maar wil ook vrijheid aan zijn burgers geven.
Glastuinbouwgebieden bij Ens en Luttelgeest
De bebouwing in de glastuinbouwgebieden Ens en Luttelgeest heeft een meer neutrale kwaliteit en draagt in veel mindere mate bij aan het karakteristieke beeld en de ruimtelijke identiteit van de gemeente. Deze gebieden, waarin het plangebied is gelegen, zijn welstandsvrij.
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moet komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat Landinrichtingsproject, dan wel wijzigen of uitbreiden daarvan. m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 50 hectare.
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan wordt 3.992 m2 aan glastuinbouw gerealiseerd, daarmee blijft dit bestemmingsplan ruim onder de drempelwaarde van 50 ha. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Op basis van onderstaande paragrafen neemt het bevoegd gezag (gemeenteraad) een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven of een volledige m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. In tabel 1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Tabel 1. Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering
Gezien de ligging in een glastuinbouwgebied waar veel verschillende functies voorkomen kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied. Hierdoor kan de richtafstand conform de VNG-publicatie (tabel 1) een trede lager worden bijgesteld.
Met dit project worden geen nieuwe milieugevoelige functies toegevoegd. Door de ontwikkeling ontstaan dan ook geen negatieve effecten op de omliggende (agrarische)bedrijven. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies zijn de (bedrijfs) woningen gelegen aan de Drietorensweg 38-2, 40-1 en 42-1.
Voor dit bestemmingsplan is uitsluitend de (bedrijfs)woning aan de Drietorensweg 42-1 van belang. De afstand tussen de nieuwe kassen en het bestemmingsvlak van deze woning bedraagt 12 meter. Kassen vallen op basis van de VNG-brochure in milieucategorie 2 met een grootste richtafstand 10 meter (uitgaand van het gebiedstype 'gemengd'). Daarmee wordt voldaan aan de gestelde richtafstand.
Op basis van de geldende planologische regeling is op het perceel Drietorensweg 40-2 een bedrijf/ dierenpension toegestaan. Een dierenpension valt op basis van de VNG-brochure in milieucategorie 3.2 met een grootste richtafstand van 50 meter (uitgaand van het gebiedstype 'gemengd'). Door deze planologische mogelijkheid weg te nemen, vindt er in principe een verbetering van het woon- en leefklimaat voor deze woning plaats.
Voor de overige woningen (Drietorensweg 38-2 en 40-1) geldt dat in de huidige situatie glastuinbouw reeds is toegestaan. Aan deze situatie verandert niets. Desalniettemin moet rekening gehouden worden met het woon- en leefklimaat van deze woningen. Met het (bouw)plan is rekening gehouden met de afstand tussen de woningen en het kassencomplex. Tussen de woningen en de kassen komt een bebouwingsvrije zone van 12 meter. Hierdoor wordt dus ook voldaan aan de richtafstand van 10 meter.
Licht
Bij het bedrijf wordt assimilatieverlichting toegepast. In paragraaf 3.5.1 van het Activiteitenbesluit, waaraan het bedrijf moet voldoen, zijn eisen opgenomen die lichthinder voor omwonenden voorkomen en de duisternis en het donkere landschap beschermen.
Kassen moeten een lichtscherminstallatie hebben. Als de ondernemer alleen overdag assimilatiebelichting toepast hoeft hij geen lichtscherminstallatie te hebben. Daarnaast moet de ondernemer de gevels van een kas vanaf zonsondergang tot zonsopgang afschermen. Ook mogen de lampen niet te zien zijn buiten de inrichting.
Als gevolg van deze voorschriften kan in het kader van lichthinder worden aangenomen dat spraken is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor dit plan is alleen geluidshinder als gevolg van weg verkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Een glastuinbouwbedrijf is geen inrichting die op grond van de Wgh gezoneerd moet worden. Daarnaast worden binnen het projectgebied geen geluidsgevoelige functie mogelijk gemaakt. Er hoeft daarom ook geen rekening gehouden te worden met een eventuele geluidszone van wegen en/of spoorwegen. Een toetsing aan de Wgh is daarom niet noodzakelijk.
Voor de bedrijfsactiviteiten is in het kader van het activiteitenbesluit een melding ingediend. Ten behoeve van deze melding is voor de gehele ontwikkeling een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3. In het akoestisch onderzoek is onderzocht of de ontwikkeling voldoet aan de geluidsnormering van het activiteitenbesluit, tevens is de indirecte hinder op de omgeving onderzocht. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat wordt voldaan aan de eisen die gesteld zijn in het activiteitenbesluit. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Kaderrichtlijn water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding, infiltratie en kwelgebieden). Door inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag, rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling werd noodzakelijk geacht. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Belangrijke ambities hierin zijn het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. Het NW geeft maatregelen aan die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Met dit plan voldoet Nederland aan de Europese eisen beschreven in de KRW, de Richtlijn Overstromingrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS). Het plan geldt formeel als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland
Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema water en ruimte. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.
Proces van de watertoets
Sinds 1 november 2013 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en water overlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk proces instrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de water paragraaf blijkt de betrokkenheid van de water beheerder in het planproces en de wijze waar op het water advies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.
Dit bestemmingsplan kan niet los worden gezien van de totale ontwikkeling. Daarom is in de watertoets en in deze waterparagraaf het aspect water voor de totale ontwikkeling beschreven.
De ontwikkeling is digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap, in dit geval het waterschap Zuiderzeeland. Uit de vergunningchecker, zie bijlage , blijkt dat de invloed van het plan op de waterhuishouding mogelijk is, zodanig dat de normale procedure voor de watertoets wordt doorlopen. Hierna worden per aspect de effecten van het plan op de waterhuishouding behandeld. Dit bestemmingsplan wordt overlegd met het waterschap.
Thema Veiligheid
Het plan ligt niet buitendijks of in de beschermingszone van een waterkering. Op basis van de ingevoerde gegevens over het plangebied zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.
Thema Voldoende water
Wateroverlast
Streefbeeld
Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.
Uitgangspunt wateroverlast
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.
De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013.
Toetsing
Het plangebied ligt in landelijk gebied. In het landelijk gebied geldt dat compensatie nodig is bij een oppervlakte groter dan 2.500 m². Uit de vergunningcheck blijkt dat 5% van het verhard oppervlak moet worden gecompenseerd.
Het verhard oppervlak neemt ter plaatste van het plangebied met 3.992 m² toe. De totale ontwikkeling bedraagt 67.000 m² aan nieuwe kassen. Dit komt neer op 3.350 m² dat moet worden gecompenseerd. Tevens zijn er in het gebied enkele sloten gelegen die door de ontwikkeling worden gedempt. In totaal wordt er 375 m¹ aan sloten gedempt. Deze sloten moeten 100% worden gecompenseerd.
De invulling van de compensatieopgave van het totale project is voor akkoord voorgelegd aan het waterschap. In overleg wordt een deel van de compensatieopgave opgave in een waterbassin gerealiseerd. Dit op grond van artikel 5 van de watervergunning met kenmerk ZZL/WPRC-797199216-12, d.d. 6 april 2021.
Goed functionerend watersysteem
Streefbeeld
Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.
Randvoorwaarden goed functionerend watersysteem Het waterschap streeft naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem met grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimum aantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is.
In het plangebied wordt water gedempt. Voordat met enige demping wordt gestart, dient de compensatie van open water (verleggen, verbreden of nieuw aanleggen) te zijn aangelegd. De voor demping van bestaande watergangen gebruikte materialen moeten voldoen aan de eisen uit het Besluit Bodemkwaliteit en /of de waterbodemkwaliteitskaart van waterschap Zuiderzeeland.
Toetsing
Zoals hiervoor beschreven worden bestaande sloten gedempt. Deze sloten worden 100% gecompenseerd door het verbreden van bestaande sloten. Het verbreden van de sloten en de locaties worden in overleg met het waterschap nader afgestemd.
Thema Schoon Water
Goede structuurdiversiteit
Streefbeeld
Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Streefbeeld
Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor.
Goed omgaan met afvalwater
Streefbeeld
Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.
Toetsing
Ten aanzien van het plan kan worden gesteld geen uitlogende materialen gebruikt gaan worden. Ter plaatse van de Enserweg wordt er een riolering door de gemeente aangelegd waarop het bedrijf circa eind dit jaar zal worden aangesloten. Het is niet bekend of er riolering aan de Drietorensweg wordt aangelegd. De nieuwbouw (kantoor, kantine, kleedruimte, sanitair) wordt aangesloten op een nieuwe IBA. Deze wordt geplaatst bij de nieuwbouw aan de Drietorensweg 40-II.
Ten aanzien van het plan geldt dat hemelwater naar omliggende sloten wordt gevoerd via een put-opvang en afvoerbuis. Er is daarbij geen vervuild hemelwater te verwachten. Door de gehele ontwikkeling zal een kleine toename in verband met het nieuwe kantoorgedeelte ontstaan. Het afvalwater van de kas wordt gefilterd en hergebruikt. Het afvalwater van het kantoor (toiletten, douche en gootstenen) wordt verwerkt in de IBA.
Voor het bestemmingsplan geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken dienen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid aanwezig zijn.
Binnen het plangebied wordt een kas gerealiseerd. Er zullen niet voor meer dan twee uur per dag mensen in de loodsen aanwezig zijn. Om die reden betreft het gebouw geen bodemgevoelig object en is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er is gezien de huidige functie is er ook geen reden om aan te nemen dat de bodem ter plaatse niet geschikt zou zijn voor deze ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke kwaliteit is voor de gehele ontwikkeling een (verkennend)bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 in de toelichting opgenomen.
Bodem
Uit de resultaten van het bodemonderzoek blijkt dat er geen aanleiding is tot nader onderzoek, daarnaast zijn geen milieuhygienische belemmering in relatie tot de toekomstige bestemming van het terrein.
Asbest
Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat in het geanalyseerde monster van de toplaag van de bodem ter plaatse van de onverharde druppelzone van het asbestverdachte dak van de dierenhokken op Drietorensweg 40-2 (toplaag 1) asbest is aangetoond.
Het ter plaatse van toplaag 1 aangetoonde gehalte aan asbest ligt beneden de helft van de
interventiewaarde. Indien het asbestgehalte aangetoond bij verkennend asbestonderzoek kleiner is dan de helft van de interventiewaarde is het statistisch aannemelijk dat ook in een nader onderzoekstraject de interventiewaarde niet zal worden overschreden. In deze gevallen geldt er geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest (e.e.a. conform paragraaf 6.1 NEN5707).
Op grond van de huidige resultaten van onderhavige asbestonderzoek is formeel geen nader asbestonderzoek aan de orde.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
De cultuurhistorie van Noordoostpolder is vastgelegd en toegelicht in diverse beleidsdocumenten, zoals: ‘Kwaliteitskaart Noordoostpolder Urk – Deel 1’ (H+N+S landschapsarchitecten en Beek@ Kooiman Cultuurhistorie, 2004), ‘Landschapsvisie Noordoostpolder, landschap van rust en regelmaat’ (Feddes/Olthof Landschapsarchitecten, 2012), ‘Structuurvisie Noordoostpolder 2025’, (Kuiper compagnons/Gemeente Noordoostpolder, 2013) en de ‘Erfgoednota’, (Gemeente Noordoostpolder, 2013).
Deze beleidsdocumenten nemen het bijzonder ontworpen landschap van de Noordoostpolder als vertrekpunt wanneer sprake is van vernieuwing en ontwikkeling. Het credo van eertijds de Nota Belvédère behoud door ontwikkeling, is nog altijd van kracht en klinkt tevens door in de aanwijzing van de Noordoostpolder als Nationaal Wederopbouwgebied in de beleidsnota ‘Visie Erfgoed en Ruimte, Kiezen voor Karakter’ van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE, 2016).
Op basis van cultuurhistorische waardenkaart Flevoland en het gemeentelijke beleidsstuk ‘Erfgoed in de gemeente Noordoostpolder, blijkt dat zich binnen het plangebied geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden bevinden. In de directe omgeving van het plangebied komen eveneens geen monumenten of cultuurhistorische waarden voor. De bestaande wegenstructuur blijft behouden en zorgt voor de landschappelijke inpassing van het plan binnen de oorspronkelijke ontwerpprincipes van de polder.
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De Archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor het grondgebied van Noordoostpolder, vastgesteld door B&W/gemeenteraad in 2018 en de Erfgoedverordening, vastgesteld in 2012 geven inzicht in de te verwachten archeologische waarden. De archeologische waarden zijn in de geldende beheersverordening beschermd middels dubbelbestemmingen.
Op het plangebied is in dit geval geen dubbelbestemming van toepassing. Op basis van de beleidskaart (zie figuur 7) geldt Waarde archeologie - 8. Volgens het beleid dient bij ingrepen dieper dan 100 centimeter en groter dan 10.000 m2 een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. In dit bestemmingsplan is daar geen sprake van. Voor de realisatie van de kassen zijn niet tot nauwelijks graafwerkzaamheden noodzakelijk. De graafwerkzaamheden die ontstaan door het verbreden van de sloten blijven ruim onder de grens van 10.000 m² (2.423 m²) Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
Figuur 7 Uitsnede archeologie kaart
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Het plangebied ligt op iets minder dan 2 km van de Natura 2000-gebieden Zwartemeer. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 3 kilometer afstand. Gezien de afstand en de aard van de ingrepen is er geen sprake van directe aantasting, zoals effecten door geluid of optische verstoring van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Indirecte effecten door stikstofemissie zijn mogelijk wel aan de orde.
Om aantoonbaar te maken of er wel of geen sprake is van stikstofdepositie, is een stikstofberekening uitgevoerd waarvan de rapportage in bijlage 4 is opgenomen. Uit de berekeningen moet blijken dat de stikstofdepositie tijdens de gebruiksfase nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/ja
Om deze redenen veroorzaken de plannen geen conflict met de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.
In dit kader is voor het gehele project een ecologische quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage opgenomen in bijlage 5. Onderhavig plangebied is meegenomen in dit onderzoek
Uit de quickscan blijkt dat bij de volgende werkzaamheden aanvullend onderzoek nodig is:
Aanvullend onderzoek grote modderkruiper en rugstreeppad
Voor het dempen/ ontgronden van de slopen is een aanvullend onderzoek naar de grote modderkruiper en rugstreeppad uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat geen van de bemonsterde watergangen DNA van de grote modderkruiper of rugstreeppad bevatten. Derhalve is uit te sluiten dat deze soorten voorkomen in de te dempen of ontgronden watergangen.
Wel dienen er enkele maatregelen getroffen te worden in het kader van de Algemene zorgplicht. Mogelijk zijn er algemene soorten (amfibieën, insecten of vissen) aanwezig in de watergangen. Om effecten op deze soorten te minimaliseren dienen de werkzaamheden in 1 richting uitgevoerd te worden zodat de dieren de mogelijkheid krijgen om weg te zwemmen. Indien de watergang volledig gedempt wordt en de dieren geen wegzwem mogelijkheden hebben, dient er eerst afgevist te worden.
Aanvullend onderzoek steenmarter, vleermuizen en huismus.
Voor de opstallen binnen het plangebied, wordt aanvullend onderzoek naar gebouw gebouwbewonende vleermuizen en een technische inspectie naar de huismus geadviseerd. Voor de sloop dienen deze onderzoeken te zijn uitgevoerd.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 8 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.
Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. Voor het personeel worden er aan de Drietorensweg 10 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan er 3 binnen het plangebied zijn gelegen. Op basis van de 10 parkeerplaatsen wordt aangenomen dat er 20 verkeersbewegingen (lichte motorvoertuigen) per etmaal ontstaan. Per dag komen er maximaal 3 vrachtwagens, dit zijn gemiddeld 6 verkeersbewegingen (zware motorvoertuigen) per dag.
De totale uitbreiding zal een beperkte stijging van het aantal verkeersbewegingen met zich meebrengen. Als gevolg hiervan is dat geen sprake is van verslechtering van de luchtkwaliteit. Zekerheidshalve zijn de verkeersbewegingen in de nibm-tool verwerkt. De resultaten zijn weergeven in onderstaande tabel. Het plan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
Tabel 2: Nibm-tool
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Voor het groepsrisico is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Flevoland bekeken. Hieruit blijkt dat over de N50 een transportroute voor gevaarlijke stoffen loopt. Deze weg ligt op circa 750 meter vanaf het plangebied. Hiervoor geldt een plaatsgebonden risicocontour (10-6) van 0 meter en een groepsrisico van 45 meter. Het plangebied ligt hiermee op voldoende afstand van deze route. In of in de nabijheid van het plangebied zijn ook geen buisleidingen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofd kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot knelpunten, verkeersonveilige situaties of een gebrek aan parkeerruimte.
Verkeersafwikkeling
De ontwikkeling mag niet leiden tot knelpunten of tot onveilige situaties in de verkeersafwikkeling. Het glastuinbouwbedrijf wordt in de huidige situatie direct ontsloten op de Enserweg. In de nieuwe situatie blijft deze situatie hetzelfde. De uitbreiding betreft alleen een kas waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande faciliteiten. De nieuwe kas aan de Drietorensweg is wel bereikbaar, via een bestaande inrit voor eventuele bevoorrading of calamiteiten. Er wordt hier alleen geparkeerd door personeel.
Door de totale ontwikkeling ontstaat een toename aan verkeersbewegingen. Naar verwachting gaat het om 20 mvt/etmaal (lichtverkeer), 6 mvt/etmaal door de aan-/afvoer van producten (zwaar). Gezien de beperkte toename aan verkeersbewegingen (26 mvt/ etmaal) worden er geen belemmeringen verwacht.
De verkeerssituatie aan de Enserweg en de Drietorensweg is overzichtelijk. Er is namelijk sprake van een rechte 60 km-weg. Vanuit de inrit is zowel in noordelijke- als zuidelijke richting voldoende zicht op de weg. Er is bovendien een vrijwel directe verbinding met de provinciale weg N352 en de N50.
Parkeren
De gemeente Noordoostpolder heeft in haar nota parkeernormen 2016 geen kengetallen opgenomen voor kassen en/of landbouwbedrijf. Het CROW kent ook geen kengetallen voor deze bedrijfsfunctie.
Uitgaande van de 20 mvt/etmaal die ontstaan door woon-werkverkeer (lichtverkeer) kan er worden aangenomen dat er 10 extra werknemers/ auto's door de ontwikkeling ontstaan.
Aan de Drietorensweg worden 10 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan drie parkeerplaatsen binnen het plangebied zijn gelegen. Zie figuur 8 voor de ligging. De 10 parkeerplaatsen zijn bedoeld voor werknemers die als gevolg van de uitbreiding werkzaam zullen zijn bij het bedrijf. Tijdens pieken kunnen hier meer mensen parkeren.
Figuur 8 Uitsnede nieuwe parkeerplaatsen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Agrarisch
Het gehele plangebied krijgt de enkelbestemming 'Agrarisch' waar naast grondgebonden agrarische activiteiten ook glastuinbouw is toegestaan. De regeling is gebaseerd uit de regeling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2004.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Inspraak en overleg
Dit voorontwerp is in het kader van vooroverleg voorgelegd aan, onder meer, Provincie Flevoland, Waterschap Zuiderzeeland, Veiligheidsregio Flevoland en Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek.
In het kader van vooroverleg heeft het waterschap een vooroverlegreactie ingediend, met het verzoek paragraaf 4.4 op enkele aspecten aan te vullen. Het advies van het waterschap is verwerkt in de waterparagraaf, afgestemd en voor akkoord bevonden door het waterschap Zuiderzeeland.
Van de overige overlegpartners zijn geen overlegreacties ingediend om het bestemmingsplan aan te passen.
Zienswijzen
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar gemaakt. De samenvatting van de zienswijze en een reactie op de zienswijze zijn opgenomen in bijlage 7. Na aanleiding van de zienswijze zijn diverse wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd.
Vaststelling
Het ontwerpbestemmingsplan is gewijzigd en omgezet tot vast te stellen bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft op 27 september besloten het gewijzigde bestemmingsplan vast te stellen. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren en alle kosten voor de uitvoering voor rekening neemt.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro.
Het bouwplan dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt is aangemerkt als een bouwplan in de zin van het Bro. Het is daarom in beginsel verplicht om een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Hiervoor zijn overeenkomsten gesloten. Van het opstellen van een exploitatieplan wordt derhalve afgezien.