direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk gebied, Baarloseweg 4-1 te Marknesse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00683-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landelijk gebied, Baarloseweg 4-1 te Marknesse met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00683-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

de in Bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die een woning doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder de woning opnieuw te doorkruisen of in het erf achter de woning te komen;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder de woning, uitgezonderd de grond onder de oorspronkelijke woning;

1.10 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, waaronder mede begrepen bedrijfskantines;

1.12 bedrijfsperceel

gronden die worden gebruikt voor kantoren en/of bedrijfsdoeleinden door een individueel bedrijf;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.24 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen brandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 energievoorzieningen

stookinstallaties, ketels, warmtekrachtkoppelingen, bodemenergiesystemen. Hieronder begrepen warmte/koude opslag (wko);

1.27 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 grondgebonden agrarisch bedrijf

een bedrijf geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen op de volle grond. Hieronder begrepen akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt. Hieronder niet begrepen veehouderij, veeteelt en boomkwekerij;

1.30 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 kleinschalig kamperen

kortdurend recreatief nachtverblijf in niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen zoals tent, toercaravan of vouwwagen. Hieronder niet begrepen permanent verblijf en permanente bebouwing zoals stacaravan of yurt;

1.32 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.33 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.34 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.38 waterhuishoudkundige voorzieningen

watergangen, waterpartijen en waterbergingen en bijbehorende kunstwerken;.

1.39 watervoorzieningen

warm wateropslag en -transport, gietwateropslag en -transport, waterbassins;

1.40 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.41 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.7 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bedrijfswoningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. detailhandel in uitsluitend ter plaatse voortgebrachte producten en/of AGF (aardappelen, groenten en fruit) met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m²;
  • i. functies ten behoeve van op het bedrijf voort te brengen producten;

en de daarbij behorende;

  • j. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • k. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • l. andere werken en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend gebouwd worden:

  • a. bedrijfsgebouwen
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken geen gebouw zijnde.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 80% ;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  • c. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer bedragen dan 60º;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
  • e. de goothoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 4,5 m en niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 6 m;
  • h. de afstand tot de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder c., d., e., f. en g. gelden voor de herbouw van bestaande bedrijfswoningen de bestaande maten en afmetingen als uiterste.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend gebouwd worden 1 m achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van de betreffende bedrijfswoning;

met dien verstande dat:

  • c. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, per bedrijfswoning, niet meer bedraagt dan 150 m²;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 6 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a., b., c., d. en e. gelden voor de herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken de bestaande maten, afmetingen en situering als uiterste.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;

met dien verstande dat:

  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied niet meer bedraagt dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer bedraagt dan 10 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van een bedrijfswoning door meer dan één huishouden.
3.3.2 Geoorloofd gebruik aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, mits:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt gebruikt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
  • b. de uitstraling van de bedrijfswoning intact blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. de activiteit in ieder geval door een bewoner van de bedrijfswoning wordt uitgeoefend;
  • h. in het geval van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 1
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken ten behoeve van ondergeschikte nevenfunctie
  • a. Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het gebruik van gronden en bestaande bedrijfsgebouwen, uitsluitend als ondergeschikte nevenfunctie, voor:
  • 1. loonwerk- en veehandelbedrijven;
  • 2. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
  • 3. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
  • 4. opslag en stalling van caravans, campers, boten en dergelijke;
  • 5. kunstnijverheid, ateliers, musea en dergelijke;
  • 6. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
  • 7. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  • 8. detailhandel gerelateerd aan de nevenfunctie, tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².
  • a. Bij het afwijken op grond van sub a. dienen de volgende regels in acht te worden genomen:
    • 1. de nevenfunctie mag, tenzij hierboven anders is bepaald, op ten hoogste 20% van het bestemmingsvlak plaatsvinden met een maximum oppervlakte van 2.000 m²;
    • 2. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor nabijgelegen percelen;
    • 3. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. het parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
    • 5. er mag geen opslag van goederen ten behoeve van de nevenfunctie in de open lucht plaatsvinden.
3.4.2 Afwijken ten behoeve van kamperen

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  • a. de daarbij behorende ondersteunende gebouwen, zoals sanitaire ruimten en andere bouwwerken:
    • 1. uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. een goothoogte hebben die niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    • 3. een bouwhoogte hebben die niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 4. een gezamenlijke inhoud hebben die niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. wordt voorzien in een goede inpassing in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting en de soorten passend zijn bij de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor nadere eisen stellen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden:

  • a. als seksinrichting;
  • b. als standplaats voor onderkomens, tenzij anders bepaald;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
5.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval niet gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van:

  • a. Kabels en leidingen, niet zijnde hoofd(transport)leidingen.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de externe veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf en kassen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de afstand tussen een bebouwingsgrens en de weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden, en erkers over maximaal de halve gevelbreedte, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden;
  • d. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Parkeerregels
7.1.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid bij, op of onder het gebouw dan wel bij, op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort worden gerealiseerd.
  • b. gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen na realisering in stand te worden gehouden voor het gebruik waar de betreffende voorzieningen voor nodig zijn.
7.1.2 Voldoende laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:

  • a. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
7.1.3 Beleidsregels

Bij verlenen omgevingsvergunning voor de in 7.1.1 sub a genoemde gronden, past het bevoegd gezag de beleidsregels van de 'Nota Parkeernormen' (Bijlage 2) toe, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

7.1.4 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.1 sub a overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in lid 7.1.3.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
7.1.5 Nadere eis

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van parkeergelegenheid en laad- en losruimte, als dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied, Baarloseweg 4-1 te Marknesse  van de gemeente Noordoostpolder