Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Landelijk gebied, Hertenweg 8 Kraggenburg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0171.BP00672-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied, Hertenweg 8 Kragggenburg’ met
identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00672-VS01 van de gemeente
Noordoostpolder;
 
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan huis verbonden bedrijf
De in Bijlage 1 'Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan
wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid,
die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie
kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan huis verbonden beroep
De uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief,
maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te
stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende
mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 achtererfgebied
Erf achter de lijn die een woning doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit
evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder de woning
opnieuw te doorkruisen of in het erf achter de woning te komen;
 
1.8 agrarische bedrijvigheid
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van
producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te
onderscheiden in:
  1. akker- en tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
  2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  3. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen;
  4. paardenfokkerij: het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 á 3 jaar;
  5. kwekerij: het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden,
1.9 ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bebouwingsgebied
Achtererfgebied alsmede de grond onder de woning, uitgezonderd de grond onder de
oorspronkelijke woning;
 
1.12 bebouwingspercentage
De oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven
gronden
 
1.13 bestaand
  1. Met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als aanwezig ten tijde van het in vastgesteld ter visie leggen van het plan;
  2. Met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan;
1.14 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.15 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.16 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning;
 
1.17 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindende woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander
bouwwerk, met een dak;
 
1.18 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk.
 
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.20 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.21 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in
of op de grond;
 
1.24 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hier
geen horeca begrepen;
 
1.25 erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van die woning.
Gronden met de bestemming 'Groen – Erfsingel' worden niet tot het erf gerekend;
 
1.26 extensieve openluchtrecreatie
Vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel
van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen
specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en
picknickplaatsen en strandjes;
 
1.27 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 hoofdgebouw
Een gebouw dat binnen een bebouwingsvlak door constructie, afmetingen of
bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.29 horeca
Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter
plaatse (restaurantbedrijf), waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen,
bistro's, theehuizen, broodjeszaken en dergelijke;
 
1.30 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994,
alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied
dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend
bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
 
1.31 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en
duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.32 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en
afsluitbaar is.
 
1.33 seksinrichting:
Een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten,
waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen
worden verricht;
 
1.34 semi-agrarisch gebruik:
het gebruiken van gronden voor semi-agrarische activiteiten zoals het kweken van fruit,
groente, (sier)heesters en het houden van dieren.
 
1.35 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
 
1.36 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meer dan
één zijde gekeerd is naar een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders
aan te wijzen gevel;
 
1.37 voorkant
Met het oog op het bepalen van het achtererfgebied aangegeven lijn op de verbeelding;
 
1.38 "vrij" beroep:
Beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch,
paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch en daarmee gelijk te stellen
gebied;
 
1.39 woning:
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en
bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De maximale goothoogte mag over maximaal
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische bedrijvigheid in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - semi-agrarisch' tevens het niet bedrijfsmatig gebruik maken van gronden ten behoeve van de naastgelegen bestemming 'Wonen', zoals het hobbymatig houden van vee, moestuin en speelweide;
  3. de waterhuishouding;
  4. extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden;
  5. sloten en watergangen;
  6. kavelpaden;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. andere-werken;
  3. ontsluitingswegen en paden;
  4. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen.
De gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II
van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
 
3.2 Bouwregels
 
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw
zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de
volgende bepalingen.
 
3.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,0 meter bedragen met dien verstande dat deze wordt uitgevoerd in de vorm van palen met draad;
  2. overige andere bouwwerken zijn uitgesloten.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van
en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid
3.1, onder b. opgenomen bestemmingsomschrijving ‘semi-agrarisch’, zonder dat de
reeds aanwezige beplanting transparant gemaakt is conform het in Bijlage 2 van de
regels opgenomen inrichtingstekening met bijbehorend beplantingsplan.
Artikel 4 Groen - Erfsingel
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Groen - Erfsingel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. opgaande afschermende beplanting;
  2. een bebouwingsvrije onderhoudsstrook;
  3. erfsloten;
met daaraan ondergeschikt:
  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
Binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.
Artikel 5 Wonen - Voormalige agrarische erven
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen - Voormalige agrarische erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in woningen;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. andere werken;
  4. tuinen, erven en paden;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1, mogen uitsluitend gebouwd worden:
  1. woningen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken geen gebouw zijnde.
5.2.2 Woningen
Voor woningen gelden de volgende regels:
  1. een woning mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  2. per bouwvlak mag niet meer dan één woning gebouwd worden;
  3. de inhoud van een woning, inclusief niet-functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 1.200 m3;
  4. de dakhelling van een woning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  5. de minimum goothoogte en de maximum goothoogte mogen niet lager respectievelijk hoger zijn dan ter plaatse van de aanduidingen 'minimum goothoogte (m)' en/of 'maximum goothoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  6. de minimum bouwhoogte en de maximum bouwhoogte mogen niet lager respectievelijk hoger zijn dan ter plaatse van de aanduidingen 'minimum bouwhoogte (m)' en/of 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend gebouwd worden in het bebouwingsgebied van een woning;
  2. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer dan 150 m² bedragen, uitgezonderd niet-functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken die onderdeel uitmaken van het hoofdgebouw als bedoeld in 5.2.2, lid
  3. en uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. in afwijking van het bepaalde onder a., b., c., d. gelden voor herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken de bestaande maten, afmetingen, situering en omvang van de bebouwde oppervlakte van een gebouw als maximum.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken geen gebouw zijnde mogen uitsluitend gebouwd worden in het bebouwingsgebied van een woning;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m;
  3. in afwijking van lid b. mag de bouwhoogte van pergola's maximaal 3 m zijn;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a., b. en c. gelden voor herbouw van bestaande bouwwerken geen gebouw zijnde bestaande maten, afmetingen, situering en omvang van de bebouwde oppervlakte van een bouwwerk als maximum.
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
5.3.1 Voorwaardelijke verplichting erfsingel
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van
en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid
5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van
een erfsingel conform het in Bijlage 2 opgenomen inrichtingstekening met bijbehorend
beplantingsplan ter plaatse van de bestemming 'Groen - Erfsingel'.
 
5.3.2 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte;
  2. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.
5.3.3 Geoorloofd gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan
huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, mits:
  1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de uitstraling van de woning intact blijft;
  3. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  4. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  6. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  7. de activiteit in ieder geval door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  8. in het geval van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 1 van de regels opgenomen  bijlage ‘Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten’.
5.4 Afwijken van de regels
 
5.4.1 Afwijken specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van
het bepaalde in lid 5.3.1, indien de aanplant en instandhouding van een erfsingel op
een andere gelijkwaardige wijze wordt aangeplant en in stand wordt gehouden dan is
bepaald in de inrichtingstekening met bijbehorend beplantingsplan, zoals opgenomen in
de betreffende bijlage(n) van de regels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
 
5.4.2 Afwijken ten behoeve van kamperen
Burgemeester en wethouders zijn voor erven met maximaal één woning bevoegd bij
omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.1, ten behoeve van
kleinschalig kamperen en van artikel 5.2.3 onder b voor het bouwen van bijbehorende
bouwwerken ten dienste van kleinschalig kamperen tot een maximum van 50 m2. Dit
oppervlak geldt als aanvulling op de bouwmogelijkheid die is toegestaan op basis van
artikel 5.2.3 onder b.
 
5.4.3 Afwijken ander gebruik
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van
het bepaalde in artikel 5.1, ten behoeve van het gebruik van gebouwen uitsluitend als
ondergeschikte nevenfunctie, voor:
  1. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² per woning;
  2. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² per woning;
  3. opslag en stalling van caravans, campers, boten en dergelijke;
  4. kunstnijverheid, ateliers, musea en dergelijke;
  5. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² per woning;
  6. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  7. detailhandel gerelateerd aan het onder b. en d. genoemde ander gebruik tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m² per woning.
Bij het afwijken op grond van artikel 5.4.3 dienen de volgende bepalingen in acht te
worden genomen:
  1. indien hierboven geen maximale oppervlakte genoemd is mag de nevenfunctie op ten hoogste de oppervlakte van de al bestaande bijbehorende bouwwerken plaatsvinden;
  2. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor nabijgelegen percelen;
  3. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. het parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  5. er mag geen opslag van goederen ten behoeve van de nevenfunctie in de open lucht plaatsvinden.
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
7.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels ten behoeve van een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels ten behoeve van de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot niet meer dan 40 m;
  6. de bestemmingsregels het plan voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak naar de buitenzijde door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  7. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  8. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  9. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien.
7.1.2 Afwegingskader
Een in genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 8 Overige regels
 
8.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden
zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 11.1 sub a met maximaal 10%.
  3. 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in 11.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied, Hertenweg 8 Kraggenburg’.