direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk gebied, Wrakkenweg 1 te Creil
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00629-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landelijk gebied, Wrakkenweg 1 te Creil met identificatienummer: NL.IMRO.0171.BP00629-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 verbeelding

de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk gebied, Wrakkenweg 1 te Creil

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder de woning, uitgezonderd de grond onder de oorspronkelijke woning;

1.9 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bijbehorend bouwwerk

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.21 aan huis verbonden bedrijf

de in Bijlage 2 "Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten" genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.22 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.23 achtererfgebied

erf achter de lijn die een woning doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder de woning opnieuw te doorkruisen of in het erf achter de woning te komen;

1.24 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van die woning.

1.25 horeca

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf), waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, theehuizen, broodjeszaken en dergelijke);

1.26 openbaar toegankelijk gebied

Wabo: een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.27 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.28 voorkant

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied, aangegeven met een lijn op de verbeelding;

1.29 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.6 De hoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.10 Peil

  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • a. agrarische bedrijvigheid;
      • in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf,
      • in de vorm van een intensieve veehouderij, uitsluitend binnen bebouwingsvlakken waarin op de verbeelding de aanduiding "intensieve veehouderij toegestaan” voorkomt, en elders uitsluitend als tweede tak,
    • b. instandhouding van de openheid van het landschap;
    • c. instandhouding van het aanwezige cultuurhistorisch waardevolle verkavelingspatroon;
    • d. instandhouding en ontwikkeling van de afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende erfsloot;
    • e. extensieve openluchtrecreatie, zoals kavelpaden, en
    • f. sloten en andere watergangen.
  • 2. Onder bedrijven als bedoeld in lid 1 zijn detailhandelsbedrijven niet begrepen, tenzij het detailhandel betreft, als ondergeschikte nevenactiviteit, in ter plaatse voortgebrachte producten en/of in AGF (aardappelen, groente en fruit), met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag bebouwing worden gebouwd ten behoeve van de onder lid 3.1 genoemde functies. Onder de hiervoor bedoelde bebouwing zijn begrepen, ten hoogste één woning zijnde de bedrijfswoning, en daarbij behorende bijgebouwen.

3.2.2 Voorwaarde voor het bouwen
3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bebouwing als bedoeld in lid 3.2.1, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van gebouwen binnen het bouwvlak tot het hart van de erfsloot mag niet minder dan 14 meter bedragen;
  • c. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen een strook van 25 meter vanaf de aan de weg zijde gelegen grens van het op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlak;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning tot de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 1.200 m3 bedragen;
  • f. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60o bedragen;
  • g. de goothoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet minder dan 4,5 meter en niet meer dan 6 meter bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande goothoogte minder dan bedraagt de goothoogte niet minder dan de bestaande goothoogte mag gedragen;
  • h. de hoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bij een zelfde bedrijfswoning behorende vergunningsplichtige bijgebouwen mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • j. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd 3 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van de betreffende bedrijfswoning;
  • k. de gezamenlijke bedrijfsoppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 2.500 m2 bedragen;
  • l. de oppervlakte van kassen als bedoeld in lid 3.2.1 mag niet meer bedragen dan 2.500 m2;
  • m. voor zover niet anders in dit lid is bepaald, mogen de goothoogte en bouwhoogte, inhoud, dakhelling en oppervlakte van niet meer of minder bedragen dan in de tabel hierna is aangegeven:
 
Bouwwerken   max. goothoogte   max. hoogte  
bedrijfsgebouwen   8,5 m   11 m  
kassen   6 m   10 m  
bijhorende bouwwerken   3,5 m   6 m  
bouwwerken voor mestopslag   -   6 m  
silo's   -   20 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   -   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen   -   2 m  
overige ander bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   4 m  
overige andere bouwwerken, buiten bebouwingsvlak   -   1,5 m  

3.2.4 Toegestane bebouwing buiten het bouwvlak

Op de grond als bedoel in lid 3.1 mogen ander bouwwerken, hieronder niet begrepen bouwwerken voor mestopslag, sleufsilo's en andere silo's en boogkassen, buiten het bouwvlak gebouwd worden.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking silo's en bassins buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.4 voor het bouwen van mestsilo's, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 meter en voor het bouwen van sleufsilo's, spoel- en waterbassins waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter, buiten het bouwvlak op een afstand van ten hoogste 30 meter vanaf de achterzijde van het bouwvlak.

3.3.2 Afwijking mestverwerking en mestbewerking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1, voor

het bewerken en verwerken van mest met behulp van een mestvergistingsinstallatie ten

behoeve van het verkrijgen van biogas, mits:

  • er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf,
  • de mestbewerking en mestverwerking ten behoeve van het verkrijgen van biosgas geen zelfstandige bedrijfsactiviteit betreft,
  • in geval van co-vergisting uitsluitend producten worden bewerkt die zijn vermeld op de positieve lijst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en
  • is of wordt voorzien in een goede inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Parkeren

Het parkeren ten behoeve van de bestemming dient plaats te vinden binnen het erf.

3.4.2 Geoorloofd gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, mits:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. de activiteit uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • h. in geval van een bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in de Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting erfsingel

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van bouwwerken gelegen buiten de bestaande erfsingel overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van een erfsingel conform het in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingstekening met bijhorend beplantingsplan. Zolang geen bebouwing buiten de bestaande erfsingel wordt opgericht moet de bestaande erfsingel in stand worden gehouden.
3.4.4 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking kamperen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1, 3.2.1 en 3.2.4 ten behoeve van het:

  • a. binnen het bouwvlak waar sprake is van een hoofdactiviteit agrarisch, gebruiken van gronden als standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen,
  • b. en uitsluitend binnen het bouwvlak bouwen van daarbij behorende, niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals sanitaire ruimten, en andere bouwwerken, tot een goothoogte en hoogte van 3 meter respectievelijk 5 meter en een inhoud van 50 m3,

mits: is of wordt voorzien in een goede inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting niet minder dan 6 meter mag bedragen.

3.5.2 Afwijking ander gebruik agrarische bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak en uitsluitend als tweede tak, voor het volgende niet-agrarisch gebruik:

  • a. loonwerk- en veehandelbedrijven;
  • b. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van maximale 100 m2;
  • c. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een terras, een speeltuin, een pannenkoekenrestaurant, met een gezamenlijke oppervlakte van maximale 100 m2;
  • d. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  • e. opslag en stalling van caravans, campers en boten, etc.;
  • f. kunstnijverheid, ateliers en musea,
  • g. (kinder-)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van maximale 100 m2 , en
  • h. detailhandel gerelateerd aan het onder c en f genoemde ander gebruik tot een een maximale vloeroppervlakte van 100 m2.

Bij het afwijken dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • 1. 1. de nevenactiviteit mag op ten hoogste 20% van het erf plaatsvinden met een maximum oppervlakte van 2000 m2 ,
  • 2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd,
  • 3. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden,
  • 4. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  • 5. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in open lucht plaatsvinden, en
  • 6. het andere gebruik dient qua aarde en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuee aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

Gronden met de bestemming   a   b   c   d   e   f   g   h   i  
Agrarisch   +   +   +   +   +   +   +   +   *  

* = omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden vereist.

+ = activiteit is zonder meer toegestaan.

- = activiteit is zonder meer uitgesloten.

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen anders dan ten behoeve van in- en uitritten,
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, en het ophogen en egaliseren van gronden,
  • c. aanleggen van watergangen, sloten en andere waterpartijen,
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij daarvoor een bouwvergunning is vereist,
  • e. diepploegen, zijnde het extra diep – circa 0,5 m of meer – omploegen,
  • f. vellen en rooien van houtopstanden,
  • g. dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen,
  • h. bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande houtige gewassen en boswallen, waaronder begrepen het kweken en telen van (laan)bomen, met uitzondering van erfsingel, wegbeplanting en laagblijvende houtige gewassen,
  • i. het vellen en rooien van bestaande erfsingels en het aanplanten van nieuwe erfsingels bij erfvergroting. Voorts geldt dat werken en werkzaamheden slechts toelaatbaar zijn, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden niet onevenredig wordt aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden of functies niet onevenredig wordt verkleind.

3.6.2 Uitzonderingen plicht tot omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken van en

werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en het onderhoud,
  • b. op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen,
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten,
  • d. waarvoor een monumentenvergunning is vereist inzake de Monumentenwet 1988,
  • e. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet
  • f. Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken,
  • g. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan,
  • h. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken:

  • a. als seksinrichting;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • c. van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit, in ter plaatse van voortgebrachte producten en/of in AGF (aardappelen, groente en fruit);
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

alsmede:

  • e. de omzetting dan wel verkamering van zelfstandige woonruimte in kleinschaliger wonen dan wel onzelfstandige woonruimte.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen, mits de goothoogte nier meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  • b. een afwijking van de grens of richting van paden en waterlopen en ligging van bouwgrenzen en grenzen van bouwvlakken en aanduidingen, mits wordt aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor de aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein; voorts geldt dat de afwijking niet meer mag bedragen dan 5 m ten opzichte van hetgeen is aangegeven;
  • c. een afwijking van de bepalingen ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages; een en ander geldt niet met betrekking tot de inhoud van de bedrijfswoning en de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht bouwwerken

7.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
7.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

7.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 8 Overgangsrecht gebruik

8.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

8.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied, Wrakkenweg 1 te Creil .

17 september 2019.