direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk gebied, volkstuinen Gemaalweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00572-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landelijk gebied, volkstuinen Gemaalweg met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00572-VS01 van de gemeente Noordoostpolder.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk gebied, volkstuinen Gemaalweg;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ander-bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;

1.10 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van bebouwing, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bouwwerken zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 diepwortelende beplanting

beplanting met een wortelstelsel dat meer dan 0,5 m onder het maaiveld reikt of dat naar verwachting in de toekomst zal doen;

1.21 erf

een aaneengesloten stuk grond, ter plaatse van de op de verbeelding aangeduide gevellijn, in de vorm van een rechthoek, aan de zij- en achterkant omsloten door een erfsingel, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 erfsingel

een strook beplanting bestaande uit struiken en bomen aan drie zijden van het erf ter begrenzing van het erf, van tenminste 6 m breed, of tenminste 3 m breed aan de zijde van een direct naastliggend erf;

1.23 erfsloot

sloot welke vanuit de oorspronkelijke inrichting van het erf altijd direct ligt of heeft gelegen langs de zij- en achterkant van het erf;

1.24 extensieve (dag)recreatie

vormen van recreatief gebruik door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, waarbij gemotoriseerde sporten niet zijn inbegrepen;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gevellijn
  • de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een erf, of
  • ingeval van een bestemmingsvlak, niet zijnde een agrarisch erf, de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw,
1.27 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.28 kavelgrens

grens van een kavel zoals die bekend is vanuit de oorspronkelijke cultuurhistorische verkavelingspatroon van de Noordoostpolder;

1.29 kavelsloot

de (denkbeeldig) aanwezige sloot gelegen langs, en ter vorming van, de kavelgrens;

1.30 maaiveld
  • a. het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land,
  • b. de bovenkant van het terrein dat bebouwing omgeeft;
1.31 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.32 natuur(wetenschappelijke) waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.33 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.34 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.35 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.36 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.37 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.38 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.40 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.41 tuinperceel

een door het verenigingsbestuur aangewezen perceel grond van 100 m2, waarover het lid van de vereniging huur verschuldigd is;

1.42 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik of recreëert;

1.43 volkstuincomplex

een terrein waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden;

1.44 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.45 woonschip

een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning,

1.46 woonwagen

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst,

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bebouwing

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van bebouwing met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 goothoogte van bebouwing

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 inhoud van bebouwing

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van bebouwing

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de bebouwing;

2.6 peil
  • a. voor bebouwing, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang,
  • b. voor bebouwing, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter bouwhoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw,
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Volkstuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuincomplex;
  • b. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen en parkeerplaatsen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag bebouwing worden gebouwd voor de in lid 3.1 genoemde functies. Onder de hiervoor bedoelde bebouwing is geen bedrijfswoning toegestaan.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bebouwing als bedoeld in lid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van gebouwen tot de achter- en zijgrenzen van het bestemmingsvlak bedraagt niet minder dan 12 m;
  • b. in geval een bouwvlak is aangegeven mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage, ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. voor zover niet anders in dit lid is bepaald mogen de goothoogte en bouwhoogte, inhoud, dakhelling en oppervlakte van bebouwing niet meer of minder bedragen dan hierna is aangegeven:
bebouwing:   min. goothoogte   max. goothoogte   max. bouwhoogte   max. oppervlakte   minimale / maximale dakhelling  
gebouw bij volkstuin, per (tuin)perceel:       2,5 m   10 m2    
gebouw bij volkstuin, buiten de (tuin)perceel:       2,5 m   10 m2    
licht- en vlaggenmast:       12 m      
overige erf- en terreinafscheiding:       2 m      
reclame-uiting:       3 m      
overig ander-bouwwerk:       4 m      
3.3 Afwijken van de bouwregels

De in lid 7.1 opgenomen regels zijn van toepassing.

Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de ter plaatse voorkomende archeologische waarde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing voor dubbelbestemming

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag uitsluitend bebouwing worden gebouwd voor de instandhouding en bescherming van en het onderzoek naar aanwezige of te verwachten archeologische waarde.

4.2.2 Toegestane bebouwing voor andere bestemming

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag tevens voor de betreffende andere bestemming bebouwing worden gebouwd:

  • a. met een oppervlakte tot maximaal 100 m2;
  • b. waarvoor geen of een omgevingsvergunning is vereist;
  • c. wanneer het een wijziging of vervanging van bestaande bebouwing betreft, de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt;
  • d. wanneer wordt aangetoond dat op de betreffende locatie geen archeologische waarde aanwezig is.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen

De in lid 7.1 opgenomen regels zijn van toepassing.

4.3.2 Andere bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming, mits wordt aangetoond dat:

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op en in de hierna aangegeven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. die nodig zijn in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. die nodig zijn in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. over een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Gebruik

Het parkeren voor de bestemming dient ten allen tijde plaats te vinden binnen het betreffende bestemmingsvlak.

6.2 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden of bebouwing te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken:

  • a. als seksinrichting;
  • b. als standplaats;
  • c. als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
  • d. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens;
  • e. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • f. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • g. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen;
  • h. voor het ophogen van gronden buiten het erf voor permanente bollenteelt;
  • i. voor (recreatief) nachtverblijf.

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden of het gebruik uitdrukkelijk is toegestaan.

6.3 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor kabels en leidingen, niet zijnde hoofd(transport)leidingen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemene bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bebouwing voor nutsvoorzieningen, mits de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  • b. een afwijking van de grens of richting van paden en waterlopen en ligging van bouwgrenzen en grenzen van bouwvlakken en aanduidingen, mits wordt aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor de aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein; voorts geldt dat de afwijking niet meer mag bedragen dan 5 m ten opzichte van hetgeen is aangegeven;
  • c. een afwijking van de bepalingen ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen dubbelbestemmingen

Voor zover van toepassing verklaard in het betreffende artikel is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende de werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, vragen zij schriftelijk advies bij de betreffende beheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veiligheid en het voorkomen van schade.

8.2 Uitzonderingen plicht tot omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het in lid 8.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en het onderhoud;
  • b. op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen;
  • c. het aanleggen van verhardingen voor in- en uitritten;
  • d. waarvoor een monumentenvergunning is vereist inzake de Monumentenwet 1988;
  • e. mechanisch worden uitgevoerd en daarme vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.3 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is (zie bijlage 1), danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Bij een omgevingsvergunning afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

Het vorengaande is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.4 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.3, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.5 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 9.3, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied, volkstuinen Gemaalweg.