Plan: | Creil, Oost fase 2 - 1e partiële herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00536-VS01 |
het bestemmingsplan "Creil, Oost fase 2 - 1e partiële herziening" met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00536-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;
1.3 Moederplan
het bestemmingsplan Creil, Oost fase 2 bestaande uit de geometrische planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.BP00457-VS01, met de bijbehorende regels (en bijlagen).
De regels van de hoofdstukken 1,3 en 4 van het Moederplan zijn op dit plan van toepassing met inachtnemening van het bepaalde in de volgende artikelen.
De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 en in combinatie met het bepaalde in 3.4 toestaan dat ten dienste van de aangrenzende woonbestemming een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte, een diepte van niet meer dan 1,5 m en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m.
Een in 3.3 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 en in combinatie met het bepaalde in 3.3 toestaan dat gebouwen ten dienste van de aangrenzende woonbestemming worden gebruikt.
Een in 3.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daar bijbehorende hoofdgebouwen (woonhuizen), bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, andere-bouwwerken, tuinen, parkeerplaatsen, paden en erven.
Op de voor 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:
Voor andere-bouwwerken gelden de volgende regels:
1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1.onder c voor het toestaan van een afwijkende dakvorm.
Voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat deze niet mogen worden aangewend voor doeleinden van directe bewoning in casu als woning.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:
a. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
b. gronden als staanplaats voor onderkomens;
c. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1, indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de op de verbeelding aangewezen afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze voorschriften genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten; deze afwijking geldt niet voor bijbehorende bouwwerken;
c. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door: . plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
d. ten aanzien van het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer dan 1 m bedraagt.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Creil, Oost fase 2 - 1e partiële herziening
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 26 januari 2015.