Plan: | Wellerwaard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00479-VS01 |
Landschap en cultuurhistorie
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Noordoostpolder dat gekenmerkt kan worden als 'typisch Nederlands landschap', waarin de openheid en het omgaan met water sterk bepalend zijn. Typerend zijn de ruime maatvoering, de strakke functionele belijning en de op regionale schaal doorgevoerde scheiding van functies.
De Noordoostpolder vertoont duidelijke kenmerken van een rationeel landschap uit de 20e eeuw. Het belangrijkste kenmerk van de Noordoostpolder is dat het is ontworpen als eenheid, waarbij landschap, stedenbouw en architectuur onderdeel uitmaken van één integraal ontwerp. Het polderconcept, de concentrische opbouw op verschillende niveaus, is kenmerkend voor de ruimtelijke structuur. Vanwege het integrale ontwerp en de gaafheid van het landschap zijn de Noordoostpolder (en Urk) in de rijksnota Belvedère (zie ook paragraaf 2.3) gerangschikt onder de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden in Nederland. De ruimtelijke structuur van de polder wordt mede bepaald door de volgende elementen:
- de groene lijsten: Boerderijen en dorpen als groene eilanden in de open agrarische ruimte;
- de ringen: IJsselmeerdijk, de voormalige Zuiderzeedijk en de dorpenringweg;
- de radialen: Het assenkruis dat de dorpenringweg met Emmeloord verbindt;
- de hiërarchische en concentrische opbouw;
- de verkaveling volgens een modulair systeem op basis van een standaardkavel (300 meter x 800 meter);
- de bodemopbouw.
De Noordoostpolder kan gekarakteriseerd worden als concentrisch op verschillende niveaus. De vorm is daarbij steeds aangepast aan de topografie, de agrarische bedrijfsvoering, de civiele techniek, de gewenste afstand tussen de dorpen en de centrale plaats Emmeloord. Gebruik makend van theorieën van onder andere de Duitse sociaal-geograaf W. Christaller (centrale plaatsen theorie) werd een hiërarchisch model ontwikkeld ten aanzien van de plaats en de functies van de nederzettingen (zie figuur 2.1). Van 1937 tot 1942 werd de Noordoostpolder (met daarin de eilanden Urk en Schokland) met een omvang van circa 48.000 hectare ingepolderd. De ontwikkeling van de polder (zowel de ontwatering als de inrichting) is geheel door de rijksoverheid tot stand gekomen.
Figuur 2.1: Hiërarchisch model
Bij de ontwikkeling van de Noordoostpolder is gestreefd naar een optimaal op de landbouw afgestemde inrichting. Zoveel mogelijk grond was bestemd voor de landbouw, wat resulteerde in smalle weg- en slootprofielen. Alleen de voor de landbouw weinig geschikte gronden werden gebruikt om bos in te planten, wat heeft geresulteerd in het Voorster-, Kuinder- en Urkerbos.
Daarnaast gold bij de inrichting het uitgangspunt dat de voorzieningen voor de agrarische bevolking op fietsafstand moesten liggen. Het resultaat is de voor de Noordoostpolder kenmerkende hoofdstructuur in de vorm van een "assenkruis", met Emmeloord als middelpunt en daaromheen een ring van dorpen. Het assenkruis bestaat uit een combinatie van hoofdwegen, vaarten en begeleidende beplanting. De beplanting van het assenkruis is alleen in het gedeelte tussen Emmeloord en Lemmer zodanig ontwikkeld dat deze structuur goed tot zijn recht komt.
Binnen de dorpenring bevindt zich, in vergelijking met de gebieden buiten de ring, een relatief grootschalig open middengebied. Door latere ontwikkelingen is deze openheid min of meer vervaagd. Buiten de dorpenring ligt een gordel waarin het landschap meer besloten is, aan de westzijde door een fijnmazig net van lineaire beplantingselementen langs de wegen, aan de oostkant door een aantal grotere massa-elementen zoals het Kuinder- en Voorsterbos, het glastuinbouwgebied bij Luttelgeest en een fruitteeltgebied. Aansluitend aan de dijk, op de grens met het oude land is het gebied weer opener.
Voor de bebouwing is conform de structuur van een assenkruis uitgegaan van het idee van een hoofdkern omgeven door dorpen. De hoofdkern (Emmeloord) diende zich door centrale ligging en omvang duidelijk van de dorpen te onderscheiden. Deze centrale ligging wordt nog eens benadrukt door de poldertoren, welke boven de bebouwing van Emmeloord uitsteekt en in de wijde omgeving goed zichtbaar is. Met uitzondering van Nagele, vertonen Emmeloord en de overige dorpen sterk de invloed van de 'Delftse School', waarin bij het ontwerp op traditionele stedenbouwkundige principes en oplossingen werd teruggegrepen. De dorpen in de Noordoostpolder zijn gescheiden van het omliggende land door groensingels (qua idee gelijk aan de door boomsingels begrensde boerenerven) en hebben elk een dorpsbos. Ten aanzien van de huidige behoefte aan recreatievoorzieningen in de nabijheid van de woonomgeving, worden deze bossen als te klein ervaren.
Kenmerkend voor de Noordoostpolder is verder een zevental boerderijtypen, rondom voorzien van erfbeplanting en daartussen groepjes voormalige arbeiderswoningen die bedoeld waren voor de arbeiders op de boerderijen. Deze typering komt ook voor in onderhavig plangebied. De aanwezigheid van deze boerderijen maakt de Noordoostpolder tevens tot het enige gebied binnen de provincie waar buiten de bestaande stedelijke gebieden wordt gewoond (dus niet gebonden aan agrarische bedrijfsvoering).
Archeologie en aardkundige monumenten
In de Noordoostpolder zijn diverse archeologisch waardevolle gebieden aanwezig. De provincie maakt daarvoor een onderscheid in Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en de Top-10 archeologische locaties. In het plangebied voor de Wellerwaard zijn geen van deze gebieden en/of locaties gesitueerd. Archeologie legt geen belemmering op aan het stedenbouwkundig ontwerp. In paragraaf 3.4 wordt dit nader toegelicht.
Naast oude menselijke sporen bevinden zich in de ondergrond van de Noordoostpolder ook sporen van vroegere landschappen. Uit deze aardkundige monumenten is de ontstaansgeschiedenis van de ondergrond af te lezen. De provincie Flevoland heeft binnen het plangebied geen aardkundige waarden geïnventariseerd en begrensd.