direct naar inhoud van 2.9 Ecologie
Plan: Ens, uitbreiding bedrijventerrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00478-VS01

2.9 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een speciale beschermingszone, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.

Soortbescherming

De "Flora- en faunawet" heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Gezien het bestemmingsplan een uitbreiding van het dorp betekend en er akkerland wordt omgezet voor bedrijventerrein heeft er een nader ecologisch onderzoek plaats gevonden. Dit onderzoek is uitgevoerd door Buro Bakker (Toetsing aan de flora- en faunawet voor de uitbreiding van het bedrijventerrein ten noorden van Ens, mei 2010, projectnummer buro bakker 2010/PO10071). Uit dit onderzoek komen de volgende conclusies naar voren:

Vogels
Vanwege het voorkomen van broedvogels in het plangebied moeten werkzaamheden zoals het bouwrijp maken van de grond, het heien en het graven van eventuele nieuwe watergangen buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.

De gemeente zal hier dan ook rekening mee houden.

Vleermuizen
Voor Watervleermuis en Meervleermuis dient uitstraling van verlichting richting het oppervlaktewater van de Ensertocht voorkomen te worden. Indien dit niet op voorhand mogelijk is, zal aanvullend onderzoek moeten uitwijzen in welke mate het kanaal wordt gebruikt als vliegroute en/of foerageergebied.

Aan de Ensertocht zal de uitbreiding worden gerealiseerd van Zuidberg als wel mede een tegenoverliggend bedrijf. Een weg zal niet parallel worden aangelegd aan de tocht even als lantaarnpalen of andere verlichtingsmogelijkheden. De Ensertocht zal dan ook niet worden verlicht op een manier dat de vleermuizen er hinder van ondervinden.

Rugstreeppad
Na afronding van dit onderzoek heeft de gemeente samen met de provincie het document "Managementplan voor de Rugsteeppad in de Noordoostpolder" ondertekend. Dit document is opgesteld ter bevordering van ruimtelijke ontwikkeling en zorgt tevens voor een duurzame instandhouding van de Rugstreeppad in de Noordoostpolder. Het doel van dit managementplan is het bieden van een kader waarbinnen de gunstige staat van instandhouding van de Rugstreeppad in de Noordoostpolder wordt gegarandeerd, waardoor de soort inclusief het bijbehorende leefgebied in stand blijft en ruimtelijke ontwikkelingen niet geremd worden door ecologische onderzoeken en juridische procedures. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is in figuur 5 (blz 27 van het managementplan) een schematische weergave van welke stappen er ondernomen moeten worden volgens dit plan, om zo zonder ontheffing toch de ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te kunnen maken. Deze stappen zullen voor en tijdens de realisatie van het nieuwe plangebied worden doorlopen. Het gaat dan om de stap zorgvuldig uitvoeren waarbij individuen worden ontzien en eventueel habitatverlies wordt gecompenseerd.

De rugstreeppad komt niet voor in het plangebied maar op steenworp afstand van het plangebied waardoor er geen verlies is van het bestaande leefgebied van de rugstreeppad. Om er zo veel mogelijk voor te zorgen dat de rugstreeppad niet in het plangebied aanwezig zal zijn bij uitvoering zullen er voorafgaand aan de uitvoering (als dit valt tijdens een trekperiode van de rugstreeppad) amfibiewerende maatregelen worden getroffen zoals het plaatsen van amfibiewerende omheining om het terrein heen. Mochten er toch rugstreeppadden worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden dan zullen deze door een deskundige worden gevangen en worden overgeplaatst naar een geschikte locatie.

M.E.R.-scan

Het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Ens zal inclusief de reeds gerealiseerde uitbreiding van Zuidberg Techniek in totaal 14 hectare groot zijn. Op moment dat een gebied kleiner is dan 80 hectare moet er een vormvrije milieubeoordeling worden uitgevoerd (activiteit 11.3 in bijlage D van het Besluit m.e.r.). In november 2011 is deze vromvrije milieubeoordeling uitgevoerd door Arcadis voor dit te ontwikkelen bedrijventerrein. Naast dit onderzoek is er tevens nog een aanvullend onderzoek uit gezet naar de gevolgen van stikstofdepositie van dit te ontwikkelen bedrijventerrein op de beschermde natuurgebieden in omliggende omgeving. De uitkomsten van dit aanvullende onderzoek zijn meegenomen in de vormvrije milieubeoordeling waarbij wordt geconcludeerd dat bij de aanleg van het bedrijventerrein Ens belangrijke nadelige milieukundige effecten uit zijn te sluiten. Beide rapporten treft u aan in de Bijlage 3 Mer-scan en Bijlage 4 Stikstofdepositieberekeningen.