Plan: | Buitengebied 2014, 12e wijziging Zalkerbos |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991374-VB01 |
Overijssel telt 24 natuurgebieden die zo bijzonder zijn, dat ze zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-programma stelt ons in staat om samen te werken aan het behoud en herstel van de natuur. Dat is geen luxe, maar pure noodzaak. Provincie, andere overheden en natuur- en belangenorganisaties hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de kwaliteit van het leefgebied van zeldzame dieren en planten te verbeteren, voor nu en in de toekomst. Met maatwerk maken we de natuur veerkrachtig en weerbaar tegen invloeden van buiten, zoals verdroging en de uitstoot van stikstof. Waar nodig wordt de bestemming en/of het gebruik gewijzigd en planologisch vastgelegd in een ruimtelijk plan.
De komende jaren werkt het programma Ontwikkelopgave Natura 2000 van de provincie Overijssel samen met de partners van 'Samen werkt beter' aan het behoud en herstel van kwetsbare natuur. Voor de 24 Natura 2000-gebieden worden de benodigde maatregelen voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden verder uitgewerkt. De benodigde maatregelen passen veelal niet binnen de geldende bestemmingsplannen, hierdoor is er een nieuw ruimtelijk plan noodzakelijk. Om deze reden is dit wijzigingsplan opgesteld.
Dit wijzigingsplan richt zich op een klein deel van het Natura 2000-gebied Rijntakken, het deelgebied Zalkerbos. Het beheerplan Rijntakken is begin 2019 vastgesteld. In 2018 zijn in dit gebied al natuurherstelmaatregelen uitgevoerd door Ruimte voor de Rivier. De resterende opgave is de ontwikkeling van hardhoutooibos en droge graslanden. Samen met de omgevingspartijen zijn de natuurmaatregelen verder uitgewerkt en is er gekeken naar de samenhang met de Kaderrichtlijn Water (KRW) maatregelen en de wensen van de omgeving. Dit is uitgewerkt in een Inrichting- en beheerplan met daarin beschreven welke maatregelen er getroffen moeten worden zoals het verwijderen van de bovenste voedselrijke toplaag door afgraven of plaggen. En welk type beheer er de komende jaren uitgevoerd moet gaan worden (Bijlage 1 Inrichting en Beheerplan Zalkerbos). Voor een deel van het gebied komt het gewenste gebruik niet overeen met de huidige bestemming. In het wijzigingsplan wordt voor een beperkt aantal percelen de bestemming gewijzigd van landbouw naar natuur zodat de instandhouding van de te ontwikkelen natuur gewaarborgd is voor de toekomst.
Het wijzigingsplan 'Buitengebied 2014, 12e wijziging Zalkerbos' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting geeft een duidelijk beeld van het wijzigingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden aangegeven.
In hoofdstuk 2 wordt verder ingezoomd op het plangebied. Hierbij zal worden ingegaan op de huidige ruimtelijke en functionele kenmerken van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van het plan gegeven. In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van het relevante beleidskader op Rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 5 worden de ruimtelijke- en milieukundige onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt juridische regeling van het plan toegelicht. In hoofdstuk 7 wordt de maatschappelijke en economische haalbaarheid van het plan toegelicht. In hoofdstuk 8 wordt aangegeven hoe inspraak en vooroverleg zijn toegepast.
Ligging
Het plangebied is gelegen ten noorden van het dorp Zalk en verleend zijn naam daaraan. Het ligt in één van de vele bochten in de Beneden-IJssel, die qua ligging de laatste eeuwen niet of nauwelijks is veranderd. Het is één van de weinige plekken in Nederland waar een oude, buitendijkse bosgroeiplaats bewaard is gebleven.
Figuur 2.1: Ligging plangebied
Gebruik
Het merendeel van de gronden in het projectgebied zijn ingericht, bestemd en worden beheerd als natuur. De roodomrande percelen waarvoor deze wijziging wordt doorgevoerd zijn nog agrarisch in gebruik bij de agrariër middenin het projectgebied. Dit betreft een niet-volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij de gronden worden gepacht van respectievelijk de gemeente Kampen, Staatsbosbeheer en de Provincie Overijssel. Het bedrijf staat bij de Kamer van Koophandel ingeschreven in de branche 'Fokken en houden van melkvee' en op Google wordt het bedrijf ook benoemd in de branche 'Veevervoer en bevoorrading'.
Op het plangebied zijn de volgende ruimtelijke plannen van toepassing:
Alleen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014' is voor deze ontwikkeling relevant. Verder geldt ter plaatse het projectafwijkingsbesluit "Omgevingsvergunning Uiterwaardmaatregelen Zomerbedverlaging Beneden-IJssel".
Buitengebied 2014
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014' is het meest relevant voor voorliggend plan. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede uit de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014, Kampen' weergegeven. Roodomrand zijn de percelen aangegeven waarvoor deze wijziging wordt doorgevoerd. De geldende bestemmingen zijn:
Figuur: 2.2 Geldende bestemmingen (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Projectafwijkingsbesluit
Op 6 december 2013 hebben Burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen een Omgevingsvergunning verleend voor diverse activiteiten in het kader van het project 'Zomerbedverlaging'.
Op onderstaande afbeelding is de vergunde maatregelenkaart weergegeven. Alle maatregelen zijn uitgevoerd, behalve het herstel van de graanakker.
Figuur 2.3: Maatregelen projectbesluit (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het Zalkerbos ligt in een bocht van de IJssel, ten noorden van het dorp Zalk (gemeente Kampen), globaal tussen rivierkilometer 984 en 986,5. Het is één van de weinige plekken in Nederland waar een oude, buitendijkse bosgroeiplaats bewaard is gebleven. Dit bos kwalificeert als habitattype Hardhoutooibos, met in de lagere delen kleine oppervlaktes met zachthoutooibos. Aan de noordwestzijde (Zalkerwaard West) kwalificeert een graslandperceel als habitattype glanshaverhooiland. In het kader van Ruimte voor de Rivier zijn percelen in Zalkerwaard Noord afgegraven voor leefgebied Porseleinhoen. In Zalkerwaard Oost ontwikkelt zijn al kenmerkende soorten voor de stroomdalgraslanden aanwezig. De Rietweerd en Grasland Oost zijn nu nog in agrarisch gebruik.
De volgende opgave zijn voor Zalkerbos in het N2000-beheerplan Rijntakken opgenomen:
Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd om te bepalen hoe en waar deze opgave gerealiseerd kunnen worden. Dit is uitgewerkt in het Inrichting- en beheerplan (Bijlage 1 Inrichting en Beheerplan Zalkerbos).
Het plan omvat de volgende maatregelen (zie Figuur 3.1):
het terreinvolgend plaggen van graszode (Rietweert),
het afgraven van de fosfaatrijke bouwvoor in Grasland Oost;
het verbreden van de berm aan de oostzijde van het Veerpad;
bestemmen en ontwikkelen van natuur (Zalkerwaard West, Rietweert en Grasland Oost, zie Figuur 3.2));
De gronden waar de huidige bestemming Agrarisch is en maatregelen uitgevoerd worden voor de ontwikkeling van natuur of waar de natuurontwikkeling al ingang gezet is, moeten bestemd worden als Natuur in het bestemmingsplan. Het betreft onderdelen van Zalkerwaard West, Rietweert en Grasland Oost.
De overige maatregelen zijn passend binnen de geldende bestemmingen.
Figuur 3.1: Projectgebied Inrichting- en beheerplan Natura 2000-opgave Zalkerbos
Figuur 3.2: Maatregelenkaart project Zalkerbos
De natuurherstelmaatregelen voor Zalkerbos zijn nader uitgewerkt in een Inrichtings- en beheerplan Zalkerbos dat is opgenomen als Bijlage 1 Inrichting en Beheerplan Zalkerbos.
De agrarisch gebruikte graslanden worden omgevormd naar natuurlijke glanshaverhooilanden, stroomdalgraslanden of hardhoutooibos. Om deze natuurtypes te ontwikkelen wordt de voedselrijke toplaag geplagd of afgegraven. De bosontwikkeling moet spontaan op gang komen. Zaden die al in de ondergrond zitten of uit het naast gelegen bos komen zorgen voor deze ontwikkeling. De graslanden worden door maaien of eventueel begrazen beheerd.
Bij dit plan horen een kaart met de Inrichtingsmaatregelen (Bijlage 2 Kaart Inrichtingsmaatregelen Zalkerbos) en een kaart met de Beheermaatregelen (Bijlage 3 Kaart Beheermaatregelen Zalkerbos).
Het plangebied heeft de enkelbestemmingen 'Agrarisch' en 'Verkeer'. Daarnaast onder andere de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur'. Onderliggend plan zoals beschreven in paragraaf 3.1 past niet binnen deze enkelbestemmingen.
Binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' is het realiseren van natuur niet mogelijk en binnen de bestemming 'Natuur' is het verbreden van de oostelijke berm van het Veerpad niet toegestaan. Wel zijn er wijzigingsbevoegdheden die aan aanpassing van het bestemmingsplan mogelijk maken waardoor het plan toch gerealiseerd kan worden met een beperkte procedure.
Onderliggend plan zoals beschreven in paragraaf 3.1 wordt mogelijk gemaakt op basis van de hiervoor genoemde wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014' in
Ad a. Van Agrarisch naar Natuur
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
3.7.3 Natuuraanleg
naar de bestemming 'Natuur' voor natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
3.7.4 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 3.7.1, 3.7.2 en 3.7.3 genoemde wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
Beoordeling
Ad f. Milieusituatie
Het plan wordt in hoofdstuk 5 getoetst aan milieuaspecten. Hierbij wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een negatieve impact.
Ad g. Natuur- en landschapswaarden
De natuur- en landschapswaarden worden in navolgende paragraaf en in hoofdstuk 5 behandeld. Hieruit blijkt dat het plan een positieve impact heeft op de natuurwaarden en geen negatieve impact heeft op landschappelijke waarden.
Ad h. Cultuurhistorische waarden
De cultuurhistorische waarden worden in navolgende paragraaf en in hoofdstuk 5 behandeld. Hieruit blijkt dat het plan geen negatieve impact heeft op cultuurhistorische waarden.
Ad b. Verbreden bestemming Verkeer
Het Veerpad is een vrij smalle weg met een dito berm. De praktijk is dat veel mensen langs de weg parkeren, waardoor met name de hulpdiensten belemmeringen ondervinden. Om dat probleem op te lossen is ervoor gekozen de berm aan de oostzijde te verbreden.
Artikel 43 Algemene wijzigingsregels
43.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
43.1.1 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in lid 43.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
Beoordeling
Ad b. de gebruikers en eigenaren
De gebruikers worden niet geschaad, sterker nog, ze hebben er voordeel bij en de aanliggende eigenaren zijn de belanghebbende partijen zelf.
Ad c. Uitvoerbaarheid
Alle genoemde aspecten zijn beoordeeld in de MER-beoordeling en besproken met Dorpsbelang en de gemeente Kampen.
Conclusie
Op basis van de afwegingskaders kunnen de wijzigingsbevoegdheden worden toegepast.
Op de gronden waar de natuurherstelmaatregelen uitgevoerd worden kan de bestemming aangepast worden op basis van een wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Dit is mogelijk omdat wordt voldaan aan de criteria die daarvoor zijn opgenomen in artikel 3.7.3 en 43.1 onder a van het geldende bestemmingsplan.
Van belang is dat het plan invulling geeft aan natuurlijke waarden in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Rijntakken. In volgende hoofdstuk wordt het plan getoetst aan relevant (ruimtelijk) beleid. In hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan ruimtelijke en milieukundige aspecten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ruimtelijke ingrepen of initiateven in meer of mindere mate getoetst aan rijks-, provinciaal, regionaal en/of gemeentelijk beleid. In dit hoofdstuk vindt deze toetsing plaats.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de structuurvisie op landelijk niveau en geeft een visie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland (als de Omgevingswet in werking is getreden heet dit een Omgevingsvisie). De NOVI biedt een perspectief om grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken, om samen het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI stelt vier prioriteiten. Voor de Natura 2000-opgave is met name de prioriteit 4. 'een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied’' van belang. Hierin wordt aangegeven dat het landgebruik meer in balans moet zijn met de natuurlijke systemen, dat het landschap beschermt moet worden en dat de biodiversiteit beschermt en versterkt moet worden. Natuurgebieden moeten bijvoorbeeld robuuster worden en er moeten meer maatregelen getroffen worden om de biodiversiteit te verbeteren. In sommige gebieden kan dat een aanpassing in het gebruik van landbouwgrond met zich meebrengen, in andere gevallen kan een andere bestemming van de grond aan de orde zijn.
Om de biodiversiteit in Europa te behouden en te vergroten is op Europees niveau beleid opgesteld. De belangrijkste daarvan zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn.
De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle wilde vogels en hun belangrijkste habitats in de hele EU te beschermen. De richtlijn verplicht de lidstaten bovendien tot de bescherming van gebieden die uitermate belangrijk zijn voor alle trekvogelsoorten en meer dan 190 bijzonder bedreigde soorten.
De Habitatrichtlijn is vergelijkbaar met de Vogelrichtlijn, maar heeft betrekking op een veel groter aantal zeldzame, bedreigde of inheemse soorten, inclusief meer dan duizend dieren- en plantensoorten.
Naast de bescherming van specifieke flora en fauna, hebben de Vogel- en Habitatrichtlijn eveneens als doel om de leefgebieden van deze soorten te behouden, te herstellen of uit te breiden. Dit wordt beoogd door de aanwijzing van beschermde gebieden, die samen het Europees ecologisch netwerk van beschermde natuurgebieden vormen: Natura 2000. Binnen dit Europees netwerk komen natuurgebieden voor waarin belangrijke flora en fauna aanwezig zijn, gezien vanuit een Europees perspectief. Met de aanwijzing van Natura 2000 gebieden kunnen flora en fauna duurzaam beschermd worden (www.natura2000.nl/). Binnen de provincie Overijssel gaat het om 24 Natura 2000-gebieden, waaronder Rijntakken.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is per 1 januari 2017 in werking getreden. De wet voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht. In de wet worden 945 soorten actief beschermd (planten en dieren). Alles wat schadelijk is voor beschermde soorten, is verboden. In bepaalde situaties mag dit wel, maar daarvoor is dan een ontheffing of vrijstelling nodig. De Wet natuurbescherming gaat daarmee uit van het 'nee, tenzij' principe. De wet vormt de wettelijke basis voor de aanwijzing van alle Natura 2000-gebieden en het opstellen van Natura 2000-beheerplannen. Het Natura 2000-gebied "Rijntakken" is op 23 april 2014 door de staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken aangewezen als Natura 2000-gebied. Gevolgd door 2 wijzigingsbesluiten op 30 maart 2017 (samenvoegen speciale beschermingszones IJssel, Neder-Rijn, Gelderse Poort en Waal) en op 22 november 2022 (aanvulling soorten).
De Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. Deze nieuwe richtlijn (2000/60/EG) gaat op termijn een aantal oude richtlijnen integreren en vervangen met de bedoeling meer eenheid in de regelgeving te brengen. De richtlijn is sinds eind 2000 van kracht voor het waterbeheer, dat wil zeggen voor het totaal aan activiteiten die tot doel hebben om het grond- en oppervlaktewater zo goed mogelijk te beheren.
Het belangrijkste doel van de Kaderrichtlijn Water is de algemene bescherming van de ecologie van alle wateren, van de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit, alsmede de specifieke bescherming van soorten en habitats, drinkwaterbronnen en zwemwater.
Voor een deel mogen de lidstaten zelf de hoogte van een doel bepalen. Bijvoorbeeld in de mate waarin de inrichting en natuurlijke dynamiek van een watersysteem hersteld kunnen worden. Vervolgens moeten maatregelenprogramma's worden opgesteld om de doelen te halen.
Het plan draagt niet specifiek bij aan de KRW-doelen maar verslechterd deze ook niet. De maatregelen zijn afgestemd op de nog uit te voeren KRW-maatregelen langs de oever van de IJssel. De KRW-uitwerking vindt in 2023-2024 plaats.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.
De Waterwet is gericht op integraal waterbeheer, met de volgende doelstellingen:
De Waterwet bestaat uit een Waterbesluit en een Waterregeling. Hierin worden o.a. de begrenzing en de toedeling van oppervlaktewaterlichamen beschreven, de procedurele en inhoudelijke aspecten van/voor:
Andere aspecten die de Waterwet regelt zijn: vergunningplicht en algemene regels voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken, het onttrekken van grondwater, voor het lozen of onttrekken van water aan oppervlaktewater, de wijze waarop een aanvraag om een watervergunning moet worden gedaan, e.d..
Het Nationaal Waterplan wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegenover overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen.
De Omgevingsvisie Overijssel presenteert het provinciaal belang en beleid in de fysieke leefomgeving. Hierin staan de ambities en doelstellingen voor de lange termijn. Ook is beschreven op welke wijze de provincie Overijssel haar rol in de ruimtelijke ordening vervult. Om de omgevingsvisie uit te kunnen voeren, hebben Provinciale Staten op 12 april 2017 behalve de Omgevingsvisie ook een Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsverordening bevat o.a. regels voor gemeentelijke ruimtelijke plannen, grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer (provinciale wegen en scheepvaartwegen).
Eind 2021 is van beide een tussentijdse actualisatie vastgesteld, die geen inhoudelijke gevolgen heeft voor dit plan. De verbeeldingen zijn wel aangepast, waarbij de 'Zone ondernemen met natuur en water buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN)' verplaatst is van de Omgevingsverordening naar de Omgevingsvisie. De zone komt nog wel tekstueel voor in de Omgevingsverordening.
In de Omgevingsvisie is de visie van de Provincie Overijssel weergegeven voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de visie wordt het provinciale ruimtelijk ordeningsbeleid op het gebied van de natuur, landschap, wonen en werken beschreven. De Omgevingsvisie is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel van juli 2017 en sindsdien een aantal keren herzien. De laatste keer op 15-12-2021.
De Omgevingsvisie heeft de status van:
Als rode draad lopen ‘Duurzaamheid’ en ‘Ruimtelijke Kwaliteit’ door de Omgevingsvisie.
Duurzaamheid wordt als volgt gedefinieerd: ‘duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities’
Ruimtelijke kwaliteit wordt als volgt gedefinieerd: ‘ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.
In onderstaande Figuur 4.1 worden de rode draden door middel van het Uitvoeringsmodel schematisch weergegeven. De stappen van het Uitvoeringsmodel doorlopen worden.
Figuur 4.1: Uitvoeringsmodel.
OF: de generieke beleidskeuze
Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
Gebiedsspecifieke beleidskeuzes om deze zwaarwegende publieke belangen te borgen, zijn:
Figuur 4.2: Gebiedsspecifieke beleidskeuzes (Of) (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl )
Planspecifiek:
Het OF is hier geen vraagstuk omdat het plan een uitwerking is van de verplichte opgave is vanuit de Europese wetgeving om de doelstellingen van het Natura 2000-gebied te realiseren (zie Hoofdstuk 1 Inleiding en hoofdstuk 2). Er is dus sprake van een zwaarwegend publiek belang. Hiermee voldoet het plan aan het beleid.
WAAR: de ontwikkelingsperspectieven
Voor dit plan zijn de Ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving van belang.
In de Groene Omgeving gaat het wat ons betreft vooral om: behoud en versterking van de kwaliteit van natuur en landschap, het realiseren van een samenhangend netwerk van gebieden met natuur- en waterkwaliteit, ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, het toerisme en andere economische dragers, realisatie van waterkwaliteitsdoelen, het duurzaam beheer van drinkwatervoorraden én het opwekken van hernieuwbare energie. De ondergrond speelt hierbij een belangrijke rol; bijvoorbeeld bij de voedselproductie in de landbouw, de (drink)watervoorziening of als mogelijke bron of buffer voor duurzame energie.
‘Groene’ functies hebben prioriteit in de Groene Omgeving. Ontwikkelingen die hier niet primair thuishoren, zoals woningbouw, worden alleen toegestaan als zij een meerwaarde opleveren voor de kwaliteit van landschap, cultuurhistorie, water- en natuuropgaven. Op (voormalige) agrarische erven is – onder voorwaarden – ruimte voor aanvullende woon- en werkmilieus waarvoor aantoonbaar een marktvraag is en de Stedelijke Omgeving geen ruimte biedt. Ook hier geldt dat deze actief moeten bijdragen aan behoud en versterking van natuur, landschap, cultuurhistorie en andere opgaven in de Groene Omgeving.
Aanpassing aan de klimaatverandering is bij dit alles een belangrijke overkoepelende opgave. Dat geldt overigens voor alle kwaliteitsambities die we voor de rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit hebben benoemd. Het accent kan daarbij wel verschillen.
Voor de Groene Omgeving gelden de volgende ruimtelijke kwaliteitsambities:
Figuur 4.3: Ontwikkelingsperspectieven (Waar) (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Drie ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving
We onderscheiden in de Groene Omgeving drie ontwikkelingsperspectieven, ieder met een eigen accent:
Op de overzichtskaart Ontwikkelingsperspectieven zijn de drie ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving globaal weergegeven.
Ontwikkelingsperspectief Zone ondernemen met natuur en water (ONW)
Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) bestaat uit:
Ruimtelijke kwaliteitsambities:
Strekking van het beleid:
Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) richt zich op het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit. Het accent ligt op natuur die, naast biodiversiteit, betekenis heeft voor mensen en bijdraagt aan hun welzijn en welvaart. Om dit mogelijk te maken, bieden we ruimte aan de groeiende groep betrokken ondernemers en bewoners die zelf willen ondernemen met natuur en water.
Toelichting (waarom?):
Door het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuurkwaliteit:
In samenhang met het versterken van de landschappelijke kwaliteit en beleefbaarheid levert dit bovendien aantrekkelijke landschappen op waar het goed toeven is.
Natuurnetwerk Nederland
Binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) staan in Overijssel de kwaliteitsambities Natuur als ruggengraat en Continu en Beleefbaar watersysteem voorop (zie paragraaf 4.1.2 van de Omgevingsvisie). Behoud en versterking van de natuurkwaliteit staat centraal binnen de bestaande natuur van het natuurnetwerk. Voor initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is binnen het natuurnetwerk geen ruimte, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan voldaan kan worden (het ‘nee, tenzij’-principe). Daarbij hanteren we zogenaamde NNN-spelregels. Binnen de gebieden waar de komende jaren natuurrealisatie plaatsvindt, is medegebruik mogelijk. Voorwaarde is wel dat initiatieven actief bijdragen aan realisatie van het robuuste en samenhangende netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit.
Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) buiten het Natuurnetwerk Nederland
Er zijn gebieden binnen de Zone ONW die buiten het natuurnetwerk liggen. In deze gebieden is ruimte voor groen ondernemerschap, voor initiatieven en functies die de economische en maatschappelijke dragers zijn van de kwaliteit van natuur, water en landschap én ruimte voor continuïteit van de aanwezige landbouwfunctie. Initiatieven van bewoners en ondernemers zijn hier leidend: zij zijn eigenaar en vormgever van de omgevingskwaliteit. De na te streven kwaliteitsdoelen voor natuur en water zijn daarbij het uitgangspunt.
Het Watersysteem
Het watersysteem – waaronder de waterlopen uit de Kaderrichtlijn Water en de waardevolle kleine wateren vormt de blauwe ruggengraat van de Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) en draagt bij aan de samenhang in het natuurnetwerk. De kwaliteitsambitie Continu en beleefbaar watersysteem staat hier centraal.
Planspecifiek:
Het plan heeft betrekking op twee van de drie de aspecten. Het doel van het plan is de NNN in casu het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' te versterken, waarbij er zeker ook sprake is van het versterken van de landschappelijke kwaliteiten en het veiligstellen van de wateropgave.
HOE: de Gebiedskenmerken
Deze lagen zijn zo onderscheiden omdat de ingrepen in de fysieke leefomgeving in elke laag volgens eigen principes en processen verlopen. Uiteraard staan ze niet los van elkaar, maar zijn ze altijd met elkaar verbonden. Immers, plekken die eerst natuurlijk waren, zijn nu bebouwd en in een enkel geval andersom. Vaak liggen ze over elkaar heen en hebben we op één plek te maken met kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.
Natuurlijke laag
Rivierengebied - rivier en uiterwaarden
Ambitie
De ambitie is de oeverwallen weer als ruimtelijk herkenbare structuren langs de rivieren te ontwikkelen. Het is voornamelijk een cultuurlandschap, de natuurlijke kwaliteiten kunnen hier met name in de keuze van de beplanting sterker ontwikkeld worden.
Sturing
Figuur 4.4: Gebiedskenmerken Natuurlijke laag (Hoe) (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Planspecifiek
Het plan voorziet in de ontwikkeling van bos op de hoger gelegen oeverwallen. Dit hardhoutooibostype is zeer waardevol en zeldzaam. Op de lagere delen, nabij de veerstoep, bestaat al zachthoutooibos, dit wordt niet uitgebreid .
Op 16 november 2022 is de laatste actualisatie van de Omgevingsverordening vastgesteld. Voor het plangebied geldt de NNN met de aanduidingen 'Bestaande natuur' (Groen: Zalkerwaard West) en 'Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' (Okergeel: Rietweert en Grasland Oost).
Figuur 4.5: Omgevingsverordening (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Gebiedscategorieën Natuurnetwerk Nederland: Binnen het gebied dat aangewezen is als NNN worden gebiedscategorieën onderscheiden waarvoor een verschil in bestemmingsregime geldt. Het gaat om de volgende gebiedscategorieën:
Bestaand: De categorie ‘Bestaand' is van toepassing op gebieden waar de beoogde natuurwaarden aanwezig zijn zoals bestaande wateren, natuur - en bosgebieden. Verder vallen binnen deze categorie de gronden die zijn aangekocht en/of afgewaardeerd en ingericht zijn conform de natuurdoelen als omschreven in bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Die gebieden moeten als natuur worden bestemd.
Te realiseren: De categorie ‘Te realiseren' is van toepassing op gebieden waar de beoogde natuurwaarden nog niet of niet geheel zijn gerealiseerd. Deze gebieden kunnen al wel zijn aangekocht en/of afgewaardeerd en deels zijn ingericht. Wanneer gronden zijn aangekocht, kan nog niet in alle gevallen worden overgegaan tot inrichting omdat in sommige gevallen de gronden nog niet beschikbaar zijn voor de realisatie van de beoogde natuurwaarden.
Voor gebieden met de aanduiding ‘Te realiseren’ geldt dat wanneer de gronden nog niet zijn aangekocht en/of afgewaardeerd, de huidige bestemming vooralsnog gehandhaafd kan blijven. Op het moment dat de gronden worden aangekocht en/of afgewaardeerd ten dienste van het NNN en ook beschikbaar zijn voor het realiseren van de beoogde natuurdoelen, moeten de gronden bestemd worden als natuur. Voor de inrichting van natuurgebieden is doorgaans een bestemmingsplanwijziging nodig. Artikel 2.7.3 lid 3 sub b is een vangnetbepaling op grond waarvan zo nodig de planologische medewerking van de gemeenten aan de inrichting van natuurgebieden binnen het NNN kan worden afgedwongen.
Binnen deze gebiedscategorie ‘Te realiseren’ zijn drie subcategorieën te onderscheiden:
Subcategorie Uitwerkingsgebied Ontwikkelingsopgave Natura 2000: Binnen de NNN-begrenzing ligt het "Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000". In dit gebied worden maatregelen genomen die nodig zijn om de achteruitgang van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden te voorkomen en op langere termijn de doelen voor de Natura 2000-gebieden te realiseren. Deze opgave vloeit voort uit de Wet natuurbescherming.
In de beheerplannen Natura 2000 zijn de maatregelen beschreven die genomen moeten worden om aan de ene kant de natuurwaarden van de Natura 2000-gebieden te versterken en aan de andere kant ontwikkelingsruimte in het omliggende gebied te creëren. De PAS richt zich op effecten voor de korte termijn (te realiseren binnen zes jaar na inwerkingtreding van de PAS) en langere termijn (te realiseren in de tweede en derde periode van zes jaar). Er zijn op voorhand geen natuurdoelen vastgesteld voor het Uitwerkingsgebied. Wel is de verwachting dat door de uitvoering van de Natura 2000-beheerplannen en de PAS een deel van de begrensde hectares een meer natuur gerelateerde bestemming zal krijgen en hiervoor ingericht wordt. De overige hectares blijven agrarisch en worden uit het NNN gehaald. Het is op voorhand onmogelijk om dit in een exact percentage aan te geven of de exacte locaties te bepalen. In de gebiedsgerichte uitwerking wordt bepaald welke natuurwaarden op welke locatie nagestreefd worden opdat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de kansen voor natuur en landbouw.
Voor het realiseren van peilaanpassingen zullen we met de waterschappen bezien waar en hoe het instrument van peilbesluiten ingezet zal worden. Zolang gronden binnen de Uitwerkingsgebieden Ontwikkelopgave Natura 2000 niet zijn ingericht, blijft agrarisch gebruik mogelijk binnen gebiedskenmerken en binnen overige vigerende regelgeving.
Planspecifiek
Het plan geeft invulling aan de doelstelling van de Omgevingsverordening, omdat het de uitwerking betreft van het 'Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000'
De in dit wijzigingsplan toegekende bestemming 'Natuur' en de bestaande net erbuiten wordt na het onherroepelijk worden van het wijzingsplan door de provincie opgenomen in de Omgevingsvisie en -verordening als 'Bestaande natuur' ter vervanging van 'Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' (gele gebieden) en de 'witte vlek' van de voormalige agrarische bedrijfslocatie en hier en daar wat detailaanpassingen. Overbodige restdelen worden geschrapt. Zie Figuur 4.5 in de vorige paragraaf.
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn in Nederland vertaald in de Wet natuurbescherming die per 1 januari 2017 in werking is getreden. Op basis van deze wet moeten het Rijk en/of de provincies voor alle Natura 2000-gebieden een beheerplan vaststellen. In deze beheerplannen wordt ingegaan op de huidige situatie van de gebieden en de beoogde instandhoudingsdoelstellingen. Hierin wordt niet alleen gekeken naar het aspect stikstof, maar naar alle benodigde maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen. De gebiedsanalyses vormen de basis voor de beheerplannen, maar naast de stikstofgerelateerde maatregelen zijn er ook andere maatregelen die nodig zijn voor realisatie van de instandhoudingdoelstellingen opgenomen. Voor het Natura 2000-gebied "Rijntakken" geldt het Beheerplan van december 2018.
.
In het 'Natuurbeheerplan 2023' zijn gebieden aanwezen waar natuur- en landschapsbeheer met subsidies uit het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) wordt gestimuleerd. In het Natuurbeheerplan gaat het om bestaande natuurgebieden, gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt, agrarische natuur, landschapselementen en de Natura 2000-gebieden. Het Natuurbeheerplan beschrijft per (deel)gebied welke natuur- en landschapsdoelen nagestreefd worden. Daarnaast is aangegeven welke kosten de provincie financiert voor de ontwikkeling en het beheer van natuur door middel van subsidies. De basis voor het Natuurbeheerplan vormt de Index Natuur en Landschap. Deze index is een landelijke uniforme en sterk gestandaardiseerde "natuurtaal" waarin de Nederlandse natuur- en landschapselementen zijn vastgelegd.
De Omgevingsvisie spreekt zich uit over hoe het behoud en ontwikkeling van de zes kernwaarden van Kampen vormgegeven kan worden in het kader van de nieuwe Omgevingswet. De zes kernwaarden zijn:
Deze zes kernwaarden wil de gemeente permanent voor de toekomst behouden en versterken. De gemeente vindt het belangrijk dat ontwikkelingen en initiatieven voortbouwen op deze kernwaarden. De kernwaarden zijn dus sturend voor de wijze waarop de maatschappelijke opgaven worden gerealiseerd. Voor dit plan is Kernwaarde 1 van belang met daarin het volgende voor het plangebied kenmerkende gebiedskarakteristiek.
Het kleinschalige, gevarieerde en dynamische rivierenlandschap van de IJssel met uiterwaarden, stroomruggen, oeverwallen, dijken en dijkdorpen. Een landschap dat een rijke cultuurhistorie ademt en waar natuur, ontginning en de ontwikkeling van de dorpskernen in de loop van vele eeuwen tot een samenhangend en schilderachtig beeld hebben geleid. De dijken verbinden de prachtige historische kernen die allemaal op de één of andere wijze een relatie hebben met het water. Aan weerszijden van de dijken liggen kolken, onregelmatige mozaïekvormige kavels en dijkwoningen. Van belang is het in stand houden en het toegankelijk maken en versterken van de cultuurhistorische identiteit van de oude kernen, rivierduinen, oeverwallen, stroomruggen, kronkelende dijken, kolken en gevarieerde ‘mozaïekachtige’ verkavelingspatronen. Het rivierenlandschap heeft hoge natuurwaarden (deels Natura 2000 en deels Natuur Netwerk Nederland) en daarmee sterk samenhangende cultuurhistorische en recreatieve waarde.
Figuur 4.6: Uitsnede kaart Kernwaarden (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De locatie ligt in het Rivierenlandschap en het Natura 2000-gebied Rijntakken (Habitat- en Vogelrichtlijngebied) en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Voor het Rivierenlandschap is het volgende gebiedsprofiel vastgesteld.
Gebiedsprofiel rivierenlandschap
In dit gebied staan de belangen van water, waterveiligheid, klimaat en natuur centraal. Grote delen van het rivierenlandschap maken onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Rijntakken en het Natuur Netwerk Nederland.
Behoud en versterking van natuurwaarden staan hier centraal. De grote landschappelijke kwaliteiten van dit gebied dragen uiteraard in belangrijke mate bij aan de woonkwaliteit in onze gemeente. Daarnaast zijn de grote landschappelijke kwaliteiten en kansen voor natuurbeleving ook een belangrijke drager voor de vrijetijdseconomie. Omdat de belangen vanuit natuur en water(veiligheid) hier zwaar wegen, ligt de nadruk met name op extensievere vormen van recreatie. Het toevoegen van nieuwe functies is alleen mogelijk als de belangen vanuit water en natuur gewaarborgd zijn. In het kader van mogelijke toekomstige overstromingsrisico’s moet er in en langs het rivierenlandschap rekening gehouden worden met aanpassingen / verzwaringen van waterkeringen. Hierover blijven we continu in overleg met andere overheden zoals waterschap, provincie en Rijkswaterstaat. In het rivierenlandschap is een groot deel van onze kernwaarden herkenbaar. Denk aan de innige relatie van onze gemeente met het water en het Hanzeverhaal. Maar ook aan de betekenis van het rivierenlandschap als uitloopgebied en ontmoetingsplek voor onze inwoners. Het stadsfront van de binnenstad is sterk verbonden met het rivierenlandschap. Ontwikkelingen in de binnenstad moeten daarom ook vanuit het perspectief van het rivierenlandschap bekeken worden.
Relatie met dit initiatief
Dit plan geeft invulling en uitvoering aan de in het Beheerplan vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Rijntakken.
Voorliggend plan is getoetst aan relevant ruimtelijk beleid. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het plan invulling geeft aan dit beleid.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. In dat kader dient te kunnen worden aangetoond dat de wijziging van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt onder meer het toekomstige gebruik afgezet tegen ruimtelijke en milieukundige omstandigheden ter plaatse en in de omgeving. In het volgende hoofdstuk vindt deze toets plaats voor aspecten die voor onderliggend initiatief relevant zijn.
Voor alle uit te voeren activiteiten in een gebied moet worden getoetst of deze activiteiten significante negatieve effecten kunnen hebben op het milieu en of daarvoor een m.e.r.(beoordelings)plicht geldt.
Wettelijk kader
In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) is de m.e.r.-procedure geregeld. In paragraaf 7.2 staat beschreven voor welke plannen en besluiten het maken van een milieueffectrapport (MER) verplicht is.
In artikel 7.2 Wm staat beschreven dat bij algemene maatregel van bestuur (het Besluit me.r.) activiteiten worden aangewezen:
De m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten zijn opgenomen in bijlagen C en D van het Besluit m.e.r.. Hierbij zijn drempelwaarden genoemd, waaraan getoetst moet worden om te beoordelen of er sprake is van een m.e.r.-plicht, een m.e.r.-beoordelingsplicht of een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Onderstaande Figuur 5.1 geeft dit weer.
Figuur 5.1: Overzicht om te komen tot een m.e.r.-plicht, een m.e.r.-beoordeling of een vormvrije m.e.r.-beoordeling (Bron: www.infomil.nl)
Naast artikel 7.2 (beschreven activiteiten) moet er op grond van artikel 7.2a Wm ook een m.e.r.-procedure doorlopen worden bij de voorbereiding van een plan waarvoor op grond van artikel 2.7 Wet natuurbescherming (Wnb) een passende beoordeling moet worden gemaakt. Dat is het geval wanneer activiteiten die in het plan zijn opgenomen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, kunnen leiden tot significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied. Artikel 2.7 Wnb maakt ook duidelijk dat er geen verplichting geldt om een passende beoordeling te maken, wanneer het gaat om plannen die verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Zowel algemene beheermaatregelen gericht op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen (eventueel voorgeschreven in een beheerplan), als specifieke maatregelen (eventueel beschreven in een gebiedsanalyse), kunnen als beheermaatregelen worden gekwalificeerd.
Op grond van artikel 7.6 Wm kunnen in een provinciale milieuverordening extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen worden die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.(beoordelings)plichtig zijn. Dit is niet gebeurt in de provinciale milieuverordening (onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening). Om deze reden wordt hier niet verder op ingegaan in deze paragraaf.
In de bijlagen C en D van de Wm staat een aantal activiteiten genoemd die uitgevoerd kunnen gaan worden ten behoeve van de Ontwikkelopgave NNN/Natura 2000. Het gaat hierbij om de volgende activiteiten:
Indien er voldaan wordt aan de genoemde grenswaarden geldt er een m.e.r.(beoordelings)plicht. Indien de grenswaarden niet worden overschreden, is volgens het Besluit m.e.r. nog wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig. In de volgende paragraaf wordt op effecten ingegaan.
Het hele gebied waar ingrepen plaatsvinden bedraagt circa 12 hectare. Met het inrichting- en beheerplan worden maatregelen voorgesteld om circa 11 hectare landbouwgrond om te vormen tot natuur, het bosareaal wordt vergroot met circa 2 hectare.
Toetsing Besluit milieueffectrapportage
Het project omvat een landinrichtingsproject. In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op ‘een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D9). De beoogde functiewijziging van landbouw naar natuur betreft een gebied van maximaal 10 hectare, hiermee blijft de ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is waarin dit document voorziet.
Met de uitvoering van de beheermaatregelen worden werkzaamheden uitgevoerd in de bovengrond. De graafwerkzaamheden in het Besluit milieueffectrapportage, Bijlage D onderdeel D16.1 (winning oppervlaktedelfstoffen). De drempelwaarde voor deze activiteit bedraagt 12,5 hectare, hiermee blijft de ontwikkeling onder de drempelwaarde. Dat betekent dat ook op dit onderdeel ook een ‘vormvrije’ m.e.r.- beoordeling noodzakelijk is.
Ontgrondingenvergunning en kaderstellend plan
Een ruimtelijk plan kan kaderstellend zijn als deze voorziet in de regeling voor milieubelastende activiteiten waarop nog een besluit moet worden genomen. Bijvoorbeeld een ontgrondingenvergunning. Op basis van het ontgrondingenbeleid van de provincie Overijssel ontstaat een vergunning- of meldingsplicht als meer dan 10.000 m3 grond wordt ontgraven. Voor het project wordt maximaal 28.500 m3 ontgraven en afgevoerd. Bepaalde natuurbouwprojecten en werkzaamheden, die door de Provincie, het Rijk of het Waterschap worden uitgevoerd zijn vrijgesteld van vergunningplicht. De uitvoer van herstelmaatregelen binnen Natura 2000 gebieden vallen onder het regime van de Provincie. Dat maakt dat voor de activiteit ontgronden geen vergunningplicht geldt maar met een melding kan worden volstaan. Bij deze melding is ook een ‘vormvrije’ m.e.r.- beoordeling noodzakelijk.
De volledige m.e.r.-beoordeling is opgenomen in de bijlagen bij toelichting bijlage 4.
In de m.e.r.-beoordeling zijn de effecten op de onderdelen:
beschreven en onderzocht. Kortheidshalve wordt verwezen naar de bijlagen bij toelichting bijlage 4.
Uit de informatie in de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat het plangebied is gelegen in een kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De beoogde situatie leidt tot verbetering van het gebied. De werkzaamheden die nodig zijn kunnen leiden tot tijdelijke negatieve effecten. Hiervoor is nog nadere informatie nodig om de mate van de effecten in beeld te brengen en te bepalen welke maatregelen nodig zijn om deze effecten te reduceren. Echter zijn deze verwachte effecten allemaal tijdelijk van aard, waardoor het project niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen, mits de genoemde (mitigerende) maatregelen worden uitgevoerd. Met inachtneming van deze maatregelen is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een ruimtelijk plan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
In het kader van de plannen heeft afstemming plaatsgevonden met omwonenden, Dorpsbelang Zalk, een klankbordgroep met vertegenwoordigers uit Zalk en sportvisserij Oost NL, de gemeente Kampen, Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat. Deze partijen zijn meegenomen in het planvormingsproces. De gemaakte keuzes zijn hierin afgewogen en toegelicht.
Het wijzigingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.
De kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van dit besluit zijn voor rekening van initiatiefnemer. Dit geldt eveneens voor eventuele verzoeken voor planschade. In onderhavige situatie zal het kostenverhaal in een anterieure overeenkomst (planschadeverhaalsovereenkomst) tussen de gemeente en de initiatiefnemer vastgelegd worden.
Provinciale Staten van Overijssel hebben op 23 april 2014 (nr. PS/2014/62) een budget ter hoogte van € 785 miljoen beschikbaar gesteld voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. De financiële haalbaarheid is onderbouwd in het statenvoorstel. Uit deze onderbouwing blijkt dat de opgaven haalbaar zijn met de begrote budgetten. In de programma-administratie zal per gebied en per deelgebied het begrote budget worden aangegeven. Daarnaast zijn in het statenvoorstel spelregels opgenomen om een verantwoorde besteding van het geld te garanderen. Tevens kunnen Gedeputeerde Staten flexibel omgaan met budgetten - zoals het verevenen van de gebieden - zo lang zij binnen het totale budget blijven.
Voor de proces- en plankosten inclusief het verwerven, inrichten en beheren van de gronden tot 2032 worden de totale kosten gedekt vanuit de Ontwikkelopgave N2000.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het wijzigingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de regels van het moederplan, de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
Het wijzigingsplan 'Buitengebied 2014, 12e wijziging Zalkerbos'’ moet voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het wijzigingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het plan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In een wijzigingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de wijzigingsbevoegdheid wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het wijzigingsplan.
In regels hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In regels hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven.
In regels hoofdstuk 3 worden de algemene regels beschreven, die gelden voor het gehele bestemmingsplan.
In regels hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels beschreven.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Enkelbestemmingen
Er komt slechts twee enkelbestemmingen voor: 'Natuur' en 'Verkeer". De bestemming 'Natuur' is toegekend aan de als zodanig ingerichte en in te richten gronden.
Dubbelbestemmingen
De volgende dubbelbestemmingen komen voor:
Met dubbelbestemmingen worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de ‘onderliggende’ bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming, wanneer de enkelbestemming en de dubbelbestemming met elkaar strijden. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.
Waarde - Landschap;
Deze bestemming ligt op het hele Nationale Landschap IJsseldelta. Hiermee worden de kernkwaliteiten van het NLIJ beschermd. Hiernaast hebben ook enkele gebieden binnen het zuidelijke deel van het buitengebied de bestemming Waarde - Landschap gegeven. Het gaat hier dan om de diverse dijklichamen die in het gebied liggen, zoals de Zwartedijk, Schansdijk etc. Ook de oude lanenstructuur van voormalige landgoederen hebben we beschermd.
De bescherming bestaat uit de mogelijkheid nadere eisen te stellen wanneer gebruik of bouwactiviteiten landschappelijke waarden zouden kunnen aantasten. Op voorhand zijn deze activiteiten mogelijk binnen de bestemming, maar kan de gemeente zelf actie ondernemen wanneer ze dat noodzakelijk vindt (vinger aan de pols).
Hiernaast is het verboden om zonder omgevingsvergunning een aantal categorieën werken uit te voeren. Het gaat hier met name om het vergraven, dempen, verbreden of verdiepen van sloten, vijvers en poelen. Dit zou namelijk tot gevolg kunnen hebben dat het voor het Nationaal Landschap IJsseldelta kenmerkende verkavelingspatroon wordt aangetast. Om de kenmerkende openheid van het nationaal landschap te beschermen is ook het aanplanten van bossen en houtopstanden aan een vergunning gebonden.
Waarde - Natuur
Met deze dubbelbestemming worden de Natura-2000 en NNN-gebieden in het plangebied beschermd. Binnen deze dubbelbestemming zijn een aantal werken die de instandhoudingsdoelstellingen en natuurlijke waarden van de gebieden zouden kunnen schaden aan een omgevingsvergunning verbonden. Hiernaast is het in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid in de bestemming Agrarisch binnen deze dubbelbestemming mogelijk om nieuwe natuur te realiseren.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Deze bestemming ligt op de buitendijkse gronden, deze gronden fungeren als waterberging bij overstroming. Via deze bestemming wordt gegarandeerd dat bouwactiviteiten met goedkeuring van het waterstaatsgezag plaatsvinden.
Begrippen
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
Bestemmingsomschrijving:
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.
Bouwregels:
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.
Specifieke gebruiksregels:
In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.
Omgevingsvergunning:
Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.
Wijzigingsbevoegdheden:
In een enkele bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.
Er is geen vooroverleg gevoerd. Alle partijen zijn betrokken bij het opstellen van dit plan.
Er is één zienswijze ingediend gedurende de periode dat het ontwerp wijzigingsplan ter inzage lag. De zienswijze is van een reactie voorzien. De zienswijzereactienota is als Bijlage 5 Zienswijzennota bij de toelichting toegevoegd. De zienswijze geeft geen aanleiding om het plan niet of gewijzigd vast te stellen.