Plan: | Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 2e herziening Hartogsweg 15 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991351-VB01 |
Initiatiefnemer is voornemens om de bestaande burgerwoning aan de Hartogsweg 15 te IJsselmuiden voor 80% te slopen en ten noordwesten van het betreffende perceel één nieuwe burgerwoning met een oppervlakte van ca. 120 m² te bouwen. Daarnaast is de initiatiefnemer van plan het betreffende perceel te vergroten door de ten westen gelegen strook á 325 m² (perceelnummer 2613) mee te nemen in voorliggend plan.
Het planvoornemen past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014', omdat de nieuwbouwlocatie op een agrarische bestemming ligt. De voor agrarisch aangewezen gronden mogen volgens de regels van het geldende bestemmingsplan enkel gebruikt worden voor agrarische doeleinden. Voor de ontwikkeling van onderhavig plan dient het geldende bestemmingsplan partieel herzien te worden.
Initiatiefnemer heeft recent bij de gemeente een aanvraag vooroverleg omgevingsvergunning ingediend, ten behoeve van de sloop van de bestaande burgerwoning om de bouw van één nieuwe burgerwoning mogelijk te maken op het perceel. De gemeente Kampen heeft via een principebesluit aangegeven medewerking te willen verlenen aan het plan, omdat het goed aansluit bij de uitgangspunten van de gemeente op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en de woningbouwopgave. Er zal een procedure tot herziening van het geldende bestemmingsplan op grond van artikel 3.1 juncto artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening worden uitgevoerd. In voorliggende toelichting wordt het initiatief getoetst aan de geldende wetgeving en de bepalingen van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt in het glastuinbouwgebied, ten noordoosten van de kern IJsselmuiden. De locatie maakt onderdeel uit van de lintbebouwing langs de Hartogsweg. Aan de west- en oostzijde wordt het plangebied begrenst door respectievelijk de percelen behorende bij de burgerwoningen gelegen aan de Hartogsweg 13 en 17a. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan het agrarische landschap. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente IJsselmuiden, sectie I, nummers 1342 en 2613 en heeft een oppervlakte van circa 2.860 m².
Op onderstaande afbeelding is de omgeving van het plangebied weergegeven. Een niet juridisch bindende versie van de verbeelding (pdf) is te vinden in Bijlage 1 van deze toelichting.
Ligging plangebied in omgeving (plangebied rood omlijnd)
Bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014
Ter plekke van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder', zoals vastgesteld op 30 april 2014 door de gemeenteraad van Kampen. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied deels de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Ter plaatse gelden de functieaanduidingen 'Specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning' en dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'. Tevens is binnen de betreffende bestemming een bouwvlak gelegen. Ter plaatse van de bestaande burgerwoning geldt gedeeltelijk de enkelbestemming 'Wonen – 2'. Binnen deze bestemming geldt eveneens de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' en ligt een bouwvlak.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder' weergegeven.
Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verliest het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014', binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, zijn rechtskracht.
Bestemmingsplan Zorg en wonen: woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning (parapluplan)
Op de ter plaatse aangewezen gronden is tevens het bestemmingsplan 'Zorg en wonen: woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning' van kracht. Dit bestemmingsplan heeft tot doel om de mogelijkheden tot woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning juridisch-planologisch te reguleren.
Dit parapluplan blijft na de vaststelling van dit bestemmingsplan onverminderd van kracht.
Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beschrijving van de bestaande en toekomstige situatie. In hoofdstuk drie en vier wordt het bouwplan getoetst aan respectievelijk het relevante ruimtelijke beleid en milieu- en omgevingswaarden. Hoofdstuk vijf bevat een toelichting op de regels. In hoofdstuk zes en zeven komen achtereenvolgens de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan de orde.
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie in en nabij het plangebied beschreven. Daarnaast wordt de historie van de Koekoekspolder nader beschreven.
Het plangebied bevindt zich in een lint langs de Hartogsweg, ten noordoosten van de kern IJsselmuiden. Op het perceel staat één burgerwoning en bijhorende schuur. De bestaande bebouwing heeft tezamen een oppervlakte van circa 240 m². Ter hoogte van het plangebied kent de Hartogsweg een 30 km/u regime.
Aan de oostzijde van het betreffende perceel zijn de burgerwoning en bijhorende schuur gesitueerd, waarlangs aan de westzijde een toegang tot het achterterrein is. Het achterterrein is volledig onverhard ingericht en onbebouwd. Het kadastraal perceel gaat in zuidelijke richting over in agrarisch gebied.
Bestaande situatie plangebied
Historie
De Koekoekspolder is van oudsher het laagstgelegen deel van de Mastenbroekerpolder. De Koekoek werd oorspronkelijk verveend waardoor er een grote plas ontstond. Later is de polder weer drooggemalen en ingericht voor landbouw. De Koekoekspolder is een landschap vol contrasten. De polder ligt op een plek waar twee verschillende landschappen elkaar raken: het polderlandschap van de Mastenbroekerpolder en het uiterwaardenlandschap van het Ganzendiep. Het uiterwaardenlandschap is kleinschalig en kenmerkt zich door kromme lijnen en kleinschalige onregelmatige blokverkaveling. Dit landschap contrasteert met het strakke grootschalige ontginningspatroon van het polderlandschap.
De ruimtelijke hoofdstructuur in de Koekoekspolder wordt gevormd door de orthogonale structuur van linten en tochten. De linten waarlangs gewoond en gewerkt wordt, zijn deels dichtgezet met glas. Een afwijkend element in de strakke polder is de Oudendijk. Deze dijk vormde oorspronkelijk de westgrens van de voormalige veenplas. De dijk vormt de oude poldergrens van de Koekoek en kenmerkt zich door het smalle profiel met flauw talud, sloten en enkelzijdige laanbeplanting met aangrenzende erven. De oorspronkelijke dijk is tussen de Tuindersweg en Hartogsweg nog aanwezig. Hier ligt over de dijk een openbare weg. Ten noorden van de Hartogsweg is het oorspronkelijke dijktrace minder herkenbaar en grotendeels in particulier bezit.
Parallel aan de structuurdragers lopen - net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan - andere historische lijnen zoals de Trekvaart, de Ringdijk en het Schinkelpad.
Op onderstaande afbeeldingen is de historische ontwikkeling van de omgeving van het plangebied weergegeven.
Historische kaarten Horstermeer (van links naar rechts: circa 1860, circa 1915, circa 1970) (bron: www.topotijdreis.nl)
De initiatiefnemer is voornemens om 80% van de bestaande burgerwoning te slopen en ten noordwesten van het perceel één nieuwe burgerwoning en bijhorend bijgebouw te bouwen. De nieuw te bouwen burgerwoning en het bijgebouw zullen een oppervlakte van ca. 120 m² en respectievelijk 115 m² krijgen. De burgerwoning bestaat uit maximaal twee bouwlagen en heeft een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. Het hoofdgebouw wordt aan de zuidzijde voorzien van grote raampartijen, waardoor vanuit de woning zicht op de achterliggende polder ontstaat.
De overige ruimte op het terrein wordt deels gebruikt voor het inpassen van de benodigde parkeerbehoefte. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 4.3 van deze toelichting. Anderzijds wordt een groot deel van het perceel bestemd als agrarisch gebied om zo de openheid in het glastuingebied te behouden.
Tevens is initiatiefnemer voornemens om perceelnummer 1342 te vergroten door de ten westen
gelegen strook van circa 325 m² (perceelnummer 2613) mee te nemen in voorliggend plan. Deze is nog in eigendom van de zoon van de initiatiefnemer. Met het waterschap is reeds overeengekomen dat de ter plaatse gelegen sloot mag worden verlegd om eventuele bouwplannen in de toekomst mogelijk maken.
Onderstaande afbeeldingen geven de beoogde situatie binnen het plangebied en aanzichten van de te ontwikkelen burgerwoning weer.
Toekomstige situatie plangebied
Aanzichten beoogde burgerwoning
De nieuwbouwlocatie ligt binnen de enkelbestemming 'Agrarisch – Glastuinbouw'. Deze gronden mogen conform het vigerende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014' enkel gebruikt worden voor de bouw van (voormalige agrarische) bedrijfswoningen en agrarische en glastuinbouw activiteiten. Het bouwen van een reguliere burgerwoning is derhalve in strijd met de ter plekke geldende bestemming.
Om het voorgenomen plan juridisch-planologisch mogelijk te maken is een partiele bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het relevante ruimtelijke beleid. De specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten worden beschreven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit worden de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid gegeven. De doelstellingen van dit beleid zijn het omschrijven en vastleggen van de luchtkwaliteit om de schade voor mens en milieu te voorkomen, verhinderen of te verminderen, de luchtkwaliteit te kunnen beoordelen, de bevolking te kunnen informeren over de kwaliteit van de lucht en het in stand houden van of verbeteren van de kwaliteit. In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) van 15 november 2007 is de Europese kaderrichtlijn opgenomen in Nederlandse wetgeving. In paragraaf 4.6 worden de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven als gevolg van het realiseren van het plan.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om een gecoördineerd beheer in alle Europese stroomgebieden te realiseren, de waterkwaliteit verder te verbeteren en het publiek sterker bij het waterbeheer te betrekken. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. De gevolgen voor de realisatie van het plan worden beschreven in paragraaf 4.8.
Om de natuur in Europa te beschermen en te ontwikkelen, werken de lidstaten van de Europese Unie (EU) samen aan Natura 2000: een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden in alle lidstaten. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. De Nederlandse bijdrage hieraan bestaat uit 162 gebieden. Natura-2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992), die zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet. In beide richtlijnen staan ook maatregelen voor soortenbescherming. Deze zijn opgenomen in de Flora- en faunawet. In en rond Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten geldt voor activiteiten of
projecten die schadelijk zijn voor de natuur een vergunningplicht. Activiteiten uitvoeren zonder vergunning is strafbaar. In paragraaf 4.9 wordt besproken in hoeverre de bestemmingswijziging de aanwezige natuurwaarden raakt.
Het Europese Verdrag van Malta uit 1992 regelt de bescherming van archeologisch erfgoed, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Nederland heeft dit verdrag ondertekend en goedgekeurd. Invoering ervan gebeurt onder meer door de Wet op de archeologische monumentenzorg. In paragraaf 4.10 wordt beschreven op welke manier wordt omgegaan met archeologische en cultuurhistorische waarden.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De belangrijkste speerpunten uit de NOVI zijn:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het Rijksbeleid in de op 13 maart 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is, behalve enkele onderdelen van bijlage 6: 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit, geheel opgegaan in de NOVI.
De voorgenomen ontwikkeling aan de Hartogsweg 15 te IJsselmuiden raakt geen belangen uit de Nationale Omgevingsvisie en is derhalve niet in strijd met de NOVI.
Op 1 januari 2010 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. Overheden dienen op grond van het gewijzigde Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen.
Met ingang van 1 oktober 2012, is in artikel 3.1.6, tweede en derde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (hierna: de Ladder) opgenomen. In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet vanaf genoemde datum beschreven worden dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Naast voor bestemmingsplannen is deze onderbouwingsplicht van overeenkomstige toepassing voor andere planologische besluiten, zoals de omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken, het uitwerkings- en wijzigingsplan en de provinciale ruimtelijke verordening. Per 1 juli 2017 is artikel 3.1.6, tweede en derde lid Bro (de Ladder) gewijzigd. Per genoemde datum is het de bedoeling dat bij het toepassen van de Ladder wordt beschreven welke behoefte aan de ontwikkeling bestaat, en als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, een motivering waarom niet binnen het bestaande stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De twee treden van de Ladder schrijven vooraf geen bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is verankerd in artikel 3.1.6 van het Bro. In artikel 1.1.1 Bro
worden de relevante begrippen 'stedelijke ontwikkelingen' en 'bestaand stedelijk gebied'
gedefinieerd:
In de toelichting op de wijziging van artikel 3.1.6. Bro is de wijziging gemotiveerd: 'Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Daarom voegt artikel II van dit besluit een tweetal nieuwe leden toe aan artikel 3.1.6 van het Bro, op grond waarvan overheden - indien zij een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk willen maken - standaard een aantal stappen dienen te zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen zijn geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen. Dat zou voorbijgaan aan de specifieke lokale omstandigheden, die van invloed zijn op de inpassing van ruimtevragende functies en het regionale maatwerk dat de overheden moeten kunnen leveren. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte, en voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt'
Alvorens de Ladder voor duurzame verstedelijking uit te werken, dient allereerst de vraag beantwoord te worden of het voorgenomen bouwplan te beschouwen is als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de sloop van de bestaande woning, ten behoeve van de bouw van één nieuwe burgerwoning, mogelijk. Onderhavig plan wordt niet gezien als een stedelijke ontwikkeling omdat de meest recente jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 28-06-2017 met kenmerk ECLI:NL:RVS:2017:1724) beschrijft dat een nieuwbouwplan gezien wordt als stedelijke ontwikkeling wanneer er sprake is van de bouw van meer dan 11 woningen. Derhalve is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en hoeft de ladder niet doorlopen te worden.
Er is geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro. Derhalve is toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
De Omgevingsvisie is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van
Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en
welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Enkele belangrijke beleidskeuze waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het
'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristischrecreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etc. kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Onderhavig plan voorziet in de bouw van één nieuwbouwwoning en bijbehorend bijgebouw in het glastuinbouwgebied van IJsselmuiden. Om het plan te kunnen realiseren wordt de bestaande woning op het perceel voor 80% gesloopt. In de toekomstige situatie wordt het aantal vierkante meters wat aan bebouwing is gesloopt, weer ten westen van het perceel teruggebouwd. Per saldo blijft het aantal vierkante meters aan verharding in deze dus nagenoeg gelijk. Zodoende wordt zorgvuldig ruimtegebruik bevorderd.
Daarnaast zal de nieuwbouw duurzaam ingericht worden. Voorbeelden hiervan zijn: de infiltratie van het hemelwater op de locatie van de privé parkeerplaats, het woongebouw krijgt een warmtepomp en wordt geïsoleerd conform de geldende BENG-eisen. Ook draagt voorliggend plan aan bij het aandeel 'harde' plannen die in de komende jaren gerealiseerd moeten worden om te kunnen voldoen aan de gestelde woonbehoefte. Het planvoornemen is hiermee in lijn met zowel het beleidsdocument 'Bouwsteen Wonen gemeente Kampen 2021 – 2025' als de provinciale Omgevingsvisie.
Gelet op het bovenstaande is te concluderen dat het planvoornemen in lijn is met de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de
Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de
Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor de onderwerpen waarvoor de provincie hecht aan de juridische borging van de doorwerking van het Omgevingsvisiebeleid.
Stedelijke laag
Het plangebied bevindt zich, gezien de locatie en ligging, niet binnen de stedelijke laag.
Laag van de beleving
Het plangebied ligt binnen het gebied dat wordt aangeduid als "IJssellinie inundatieveld". Als richtinggevend kader geldt dat binnen dit gebied inundatie mag plaatsvinden om zo te voorkomen dat andere gebieden onder water komen te staan.
In de bestaande situatie staat al een reguliere burgerwoning. Deze zal worden gesloopt. Ten westen van het perceel zal een nieuwe burgerwoning incl. bijgebouw gebouwd worden. Het inunderen van het gebied wordt hierdoor niet verhinderd.
Natuurlijke laag
Op het plangebied is de natuurlijke laag 'Laagveengebieden (in cultuur gebracht)' van toepassing.
Binnen deze laag heeft de provincie de ambitie om de laagveenrestanten in stand te houden en de waterstanden zo hoog mogelijk te houden zodat er geen sprake is van bodemdaling en het verdwijnen van het veenpakket. Tevens is het de ambitie om, waar mogelijk, in te zetten op natuurontwikkeling.
Betreffend plangebied ligt binnen het glastuinbouwgebied van IJsselmuiden (landelijk gebied). De bestaande woning op het perceel wordt gesloopt. Een soort gelijk oppervlak aan bebouwing zal ten westen van het perceel terug worden gebouwd. Hiermee is er geen sprake van het in stand houden van de laagveenrestanten omdat deze al eerder met de bestaande bebouwing zijn komen te vervallen.
Laag van het agrarische cultuurlandschap
Het plangebied ligt binnen het landschapstype "Laagveenontginningen". De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides geven dit landschap grote belevingswaarde en zijn essentieel voor de leefomgeving van weidevogels. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering – eventueel in combinatie met andere functies – is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus.
Onderhavig plan voorziet in de sloop van de bestaande woning op het perceel om de bouw van een nieuwe reguliere burgerwoning incl. bijgebouw ten westen van het perceel mogelijk te maken. De nieuwbouw wordt langs de Hartogsweg gerealiseerd. Aan de achterkant van het perceel zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt. Hierdoor blijft de open landelijke structuur van de polder gehandhaafd. Dit is geheel in lijn met de provinciale ambities ten aanzien van de laagveenontginningen gebieden.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskeuzes en uitgangspunten van de provincie Overijssel welke zijn vertaald in de provinciale Omgevingsverordening.
De voorgenomen ontwikkeling raakt geen provinciale ruimtelijke belangen en is derhalve niet in strijd met het relevante provinciale beleid.
Het beleidsdocument 'Bouwsteen wonen 2021- 2025 gemeente Kampen' is in oktober 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen, gemaakt in afstemming met de corporaties en de huurdersorganisaties. Deze woonvisie geeft het kader waarbinnen samengewerkt wordt. Dit is niet in beton gegoten. Bij ontwikkelingen buiten dit kader geldt dat dit in afstemming tussen beide partijen gebeurt.
De gemeente Kampen moet voorzien in de groeiende woningbehoefte en veranderende woonwensen. Met het beleidsdocument 'Bouwsteen Wonen' heeft de raad een woningbouwprogramma vastgesteld: doel is om jaarlijks 400 woningen te realiseren in de periode 2021 – 2025.
De meest recente bevolkings- en woningbehoefteprognose is opgenomen in de Regionale
Woonagenda West-Overijssel. Deze prognose onderstreept de noodzaak voor het gestelde woningbouwprogramma. Volgens de prognoses groeit het aantal huishoudens in de regio WestOverijssel met circa 25.000 tot ruim 251.000 huishoudens in 2030. In deze periode wordt een toename van het aantal ouderen en starters geconstateerd.
Om het toenemende aantal huishoudens te voorzien van een woning is voldoende woningbouwcapaciteit nodig en daarbinnen met name harde plannen. Dit zijn plannen waarvoor de benodigde ruimtelijke ordeningsprocedures doorlopen zijn. In lijn met de Regionale Woonagenda West-Overijssel gaat het daarbij om plannen in diverse woonmilieus om aan de verscheidenheid van woonwensen tegemoet te kunnen komen. Voorliggend plan draagt bij aan het realiseren van een vrijstaande koopwoning voor gezinnen op de woningmarkt, binnen landelijk gebied.
Om het toenemende aantal huishoudens te voorzien van een woning is voldoende woningbouwcapaciteit nodig en daarbinnen met name harde plannen. Dit zijn plannen waarvoor de benodigde ruimtelijke ordeningsprocedures doorlopen zijn. In lijn met de Regionale Woonagenda West-Overijssel gaat het daarbij om plannen in diverse woonmilieus om aan de verscheidenheid van woonwensen tegemoet te kunnen komen. Voorliggend plan draagt bij aan het realiseren van een vrijstaande koopwoning voor gezinnen op de woningmarkt, binnen landelijk gebied.
Het plan voldoet aan de regionale woonambities welke zijn vertaald in de 'Bouwsteen 2021 – 2025 gemeente Kampen'.
Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document.
De Structuurvisie Kampen spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente Kampen. Naast de huidige waarden en beschrijving van knelpunten voor de stad en de omringende landschappen, komen ook gewenste ontwikkelingen en toekomstige kwaliteiten aan bod.
Een belangrijk thema van de structuurvisie is het zoeken naar een evenwicht tussen de behoefte aan nieuwe stedelijke functies en het behouden van bestaande landschappelijke kwaliteiten als het open polderlandschap en het stedelijk groen. Daarbij is gekozen voor een insteek, waarbij niet ongebreideld wordt uitgebreid of ingebreid, maar zorgvuldig wordt omgegaan met de bestaande kwaliteiten van zowel landschap en stad. Periodiek worden hiervoor de behoeftes bepaald en op basis daarvan wordt stapsgewijs in kleine eenheden ontwikkeld, passend bij de maat en schaal van Kampen. Geen grote ontwikkelingen in gang zetten die onomkeerbaar zijn, maar steeds een afgerond geheel maken. Hiervoor worden drie opeenvolgende stappen gedefinieerd.
Inzet is om de ontwikkelingsruimte in eerste instantie te zoeken binnen de bestaande dorpsomgeving en in de directe nabijheid, zodat in deze fase grootschalige uitbreidingen in het omliggende landschap niet noodzakelijk zijn. Het betreft met name herstructurering van bestaand gebied en het afbouwen van in gang gezette ontwikkelingen.
Onderhavige ontwikkeling betreft de sloop van de bestaande woning om ten westen van het perceel één nieuwe burgerwoning incl. bijhorend bijgebouw te kunnen bouwen. Per saldo worden er ruimtelijk gezien dus geen woningen toegevoegd op het perceel. Tevens wordt met voorliggend bouwplan aangesloten op de bestaande ruimtelijke structuur van de omgeving. Het grondgebruik wordt zodanig bestemd dat de bouwmogelijkheden binnen het plangebied enkel mogelijk zijn binnen de woonbestemming. De overige ruimte ten zuiden van het perceel is voor agrarische/glastuinbouw doeleinden bestemd. Dit zorgt voor het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteiten in de Koekoekspolder. De bestaande situatie verslechterd hiermee niet.
De structuurvisie Kampen 2030 vormt geen belemmering voor de verdere uitwerking van dit plan.
In de gemeente Kampen willen we zorgvuldig omgaan met de bebouwde omgeving. Hiervoor heeft de gemeente een Welstandsnota vervaardigd. Deze Welstandsnota gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de gemeente Kampen. De Welstandsnota is bedoeld om te inspireren en waar mogelijk een nieuwe kijk te bieden op de dagelijkse leefomgeving. Door de Welstandsnota wordt de burger en de aanvrager van een aanvraag omgevingsvergunning inzicht geboden en verheldering gegeven over de beoordeling van (zijn of haar) bouwplannen. Middels de Welstandsnota is de gemeente opgedeeld in verschillende welstandsniveau's en criteriagebieden. Daarnaast is aangegeven waar nog beeldkwaliteitsplannen gelden.
Voor het plangebied geldt welstandsniveau 3. Het plan zal ter beoordeling worden voorgelegd bij de welstandscommissie.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale en provinciale ruimtelijke belangen en past binnen het gemeentelijke beleid.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
Greenhouse Advies heeft ten behoeve van het voorgenomen plan een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd. Het doel van het verkennend bodemonderzoek is om vast te stellen en te bepalen of de bodem in milieuhygiënisch opzicht geschikt is voor de voorgenomen ontwikkeling. De resultaten zijn opgenomen in de volgende paragrafen. Het hele verkennende bodemonderzoek is als Bijlage 2 bij de bijlagen bij de toelichting opgenomen.
Uit het historisch onderzoek zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. In aansluiting op dit resultaat is gekozen voor de onderzoeksstrategie Onverdacht (ONV) conform de NEN 5740 (strategie voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek).
Veldonderzoek
De bovengrond op de onderzoekslocatie bestaat wisselend uit sterk zandige, sterk humeuse, matig veenhoudende klei en matig fijn, matig siltig, sterk humeus zand. Het zand is zwak wortelhoudend. Op een diepte wisselend vanaf 0,5/0,8 tot 0,9/1,3 m-mv bevindt zich een sterk kleiige veenlaag. Daaronder bevindt zich zeer fijn tot matig fijn, zwak tot matig siltig zand. Het zand is plaatselijk zwak tot sterk humeus. Tijdens de monsterneming is de grondwaterstand aangetroffen op een diepte van 0,55 m-mv. Zintuiglijk zijn in één boring in de bovengrond sporen glas aangetroffen.
Chemisch onderzoek
Uit de analyseresultaten kan het volgende worden geconcludeerd:
Op basis van het aantreffen van een licht verhoogd gehalte barium in het grondwater dient de hypothese 'locatie is onverdacht' formeel verworpen te worden.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op d.d. 12 april 2022 is door 'Greenhouse advies' een asbestinventarisatie uitgevoerd voor de locatie aan de Hartogsweg 15 te IJsselmuiden. De inventarisatie wordt uitgevoerd conform de eisen zoals vastgelegd in het certificatieschema voor de 'Procescertificaten Asbestinventarisatie'. Het opstellen van een asbestinventarisatie rapport is een verplichting op grond van het 'Asbestverwijderingsbesluit'. Het gehele onderzoeksrapport is als Bijlage 3 toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het gehele bouwwerk is onderzocht. Er zijn geen asbesthoudende toepassingen aangetroffen.
Tijdens de inventarisatie waren geen situaties aanwezig welke beperkingen oplegden aan het uitgevoerde onderzoek. Een aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
Voorafgaande aan de asbestsanering/ sloopwerkzaamheden dient een sloopmelding te worden gedaan.
Het aspect 'Asbest' vormt geen belemmering voor de verdere ontwikkeling van het plan.
Verkeersaantrekkende werking
De beoogde ontwikkeling heeft een zekere verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Om te bepalen of de verkeersgeneratie niet zal leiden tot onoverkomelijke problemen met betrekking tot de ontsluiting van het plangebied en de omgeving via de bestaande infrastructuur, wordt een inschatting gemaakt van het aantal verkeersbewegingen op basis van de publicatie van CROW (nr. 317, Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie d.d. oktober 2012). Om de verkeersgeneratie te kunnen berekenen wordt aansluiting gezocht bij 'vrijstaande koopwoningen in het buitengebied'.
In de kencijfers van de publicatie voor de verkeersgeneratie is een bandbreedte opgegeven. De omgeving van het plangebied wordt getypeerd als zijnde 'niet stedelijk' met als ligging 'buitengebied' vanwege de ligging in het glastuinbouwgebied. Op basis van deze gegevens schrijft de publicatie van CROW voor een dergelijke ontwikkeling maximaal 2,8 verkeersbewegingen per woning per dag voor. Dit betekent voor onderhavige ontwikkeling een verkeersgeneratie van (2,8 * 1=) 2,8 verkeersbewegingen per dag.
De Hartogsweg is een gemeentelijke weg binnen de bebouwde kom met een max. snelheid van 30 km/u. Voor een veilige verkeersafwikkeling van dergelijke wegen wordt door het CROW een streefwaarde van 4.000 motorvoertuigen per etmaal geadviseerd.
De toename in verkeersintensiteit ten gevolge van het voorgenomen initiatief ten opzichte van de totale verkeersintensiteit op de Hartogsweg is verwaarloosbaar. Derhalve wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen onoverkomelijke hinder ten aanzien van de verkeersintensiteit tot gevolg heeft.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Hartogsweg. Via de Hartogsweg is in noordelijke richting de N760 te bereiken. Via deze provinciale weg is het gebied ontsloten in westelijke richting naar de Grafhorst en IJsselmuiden en in oostelijke richting via de N760 naar Genemuiden.
Gezien de ontsluiting van het plangebied direct aan de Hartogsweg plaatsvindt wordt geconcludeerd dat de verkeersaantrekkende werking van onderhavig initiatief geen onoverkomelijke hinder voor de omgeving van het plangebied tot gevolg heeft. Het aspect 'verkeer' vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor het berekenen van de parkeerbalans is uitgegaan van de 'Nota Parkeernormen gemeente Kampen'. Deze beleidsregels zijn in 2020 herzien. Doel van deze nota is om parkeerbehoefte ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk binnen de grenzen van het plangebied van de betreffende ontwikkeling op te vangen. Uitgangspunten van deze beleidsregels zijn dan ook als volgt:
In 2019 zijn de beleidsregels ten aanzien van parkeren vastgelegd in het parapluplan 'Parkeren Kampen 2019'. Dit parapluplan is op 28 maart 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen.
De nota hanteert voor vrijstaande woningen in een niet stedelijk gebied, buitengebied een parkeerbehoefte van 2,4 parkeerplaatsen. Dit resulteert in een totale parkeerbehoefte van afgerond 3 parkeerplaatsen.
Op het perceel wordt ruimte geboden voor in totaal drie parkeerplaatsen. Hiermee voldoet onderhavig plan aan de gestelde parkeernormen.
Geconcludeerd wordt dat aan de parkeernormen wordt voldaan en dat de parkeerbalans in de omgeving niet wordt verstoord.
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Onderhavig plan voorziet in de sloop van de bestaande burgerwoning ten behoeve van de realisatie van één nieuwe burgerwoning en bijhorend bijgebouw aan de Hartogsweg 15 te IJsselmuiden. De beoogde nieuwbouw is een geluidgevoelig object conform de Wet geluidhinder. Derhalve is in het kader van de voorgenomen ontwikkeling een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De volledige rapportage is als Bijlage 4 toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.
Uit het onderzoek volgt dat de geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woning ten hoogste 48 dB bedraagt. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIMB kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden. Met grenswaarden voor beide stoffen van 40 µg/m³ komt dit neer op een bijdrage van 1,2 µg/m³.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007
In deze regeling staat staan criteria en eisen vastgelegd waaraan de berekeningen en de rekenmodellen moeten voldoen. Hieronder een overzicht van de rekenmodellen:
De beoogde ontwikkeling draagt 'niet in betekenende mate' bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. Om de luchtkwaliteit te meten wordt gebruik gemaakt van de NSL-monitoringstool. Hierbij is het dichtstbijzijnde rekenpunt gelegen aan de 'Kamperzeedijk' en wordt aangegeven dat de optredende concentraties voor NO2, PM10 en PM2,5 lager liggen van de daarvoor geldende grenswaarden. Omgekeerd kan worden gesteld dat er in de directe omgeving van het plangebied geen objecten zijn gelegen welke de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren.
Derhalve hoeft voor het planvoornemen geen onderzoek inzake luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader om te bepalen of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving van veehouderijen. In de Wgv zijn minimumafstanden en maximale waarden voor geurbelasting voor geurgevoelige objecten opgenomen, zodat de objecten beschermd worden tegen geurhinder.
Er geldt een minimumafstand van de buitenzijde van het dierenverblijf tot de buitenzijde van het geurgevoelige object. Deze gevel-tot-gevelafstand geldt voor alle diercategorieën. De volgende minimumafstanden worden gehanteerd:
Bij het onderscheid binnen de bebouwde kom/buiten de bebouwde kom gaat het om de ligging van het geurgevoelige object. Of de veehouderij binnen (of buiten) de bebouwde kom ligt, maakt niet uit.
Het plan voorziet in de bouw van één reguliere burgerwoning inclusief bijbehorend bijgebouw. Dit is een geluidsgevoelige bestemming/functie die binnen het vigerende bestemmingsplan reeds mogelijk is op het betreffende perceel. Redelijkerwijs kan aangenomen worden dat enig effect van omliggende bedrijven niet aan de orde is. Tevens zorgt de beoogde ontwikkeling niet voor mogelijke geurhinder voor andere geurgevoelige functies en bestemmingen in de omgeving van het plangebied. Op basis van een analyse van de functies in de omgeving blijkt dat dit het geval is. In de directe omgeving bevinden zich geen bedrijven die vanuit milieukundig oogpunt van invloed zijn op onderliggend initiatief.
Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op water, de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is om in een vroeg stadium in overleg te treden met het waterschap over de voorgenomen ontwikkeling. De watertoets is als Bijlage 5 toegevoegd bij deze toelichting.
Het waterbeheerprogramma is een belangrijk document. Het bevat de uitwerking van de ambities in onze Watervisie "Meer dan water" en geeft voor de periode 2022 tot en met 2027 aan wat onze maatregelen zijn om het watersysteem, de waterketen en de waterkeringen op orde te brengen. Ook zijn onze maatschappelijke doelen voor duurzaamheid, circulaire bedrijfsvoering, klimaatadaptatie, educatie en voorlichting uitgewerkt. Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bestaat uit drie delen:
In de gebiedsuitwerkingen zijn onze doelen en maatregelen voor de vijf deelgebieden uitgewerkt. De gebiedskenmerken worden beschreven, de ontwikkelingen in het gebied en de doelen en maatregelen zijn uitgebreid toegelicht. Het deel KRW factsheets en het KRW-achtergronddocument opgenomen is opgesteld conform de hiervoor opgestelde richtlijnen en gemaakte afspraken. Bij het samenstellen van onze programma's gebruikt het waterschap een zogenaamde 'doelenboom', een schematische gestructureerde weergave van de gestelde strategische en operationele doelen en maatregelen.
In het kader van het planvoornemen is de digitale watertoets doorlopen. Op basis van de ingevoerde gegevens wordt door het waterschap geadviseerd de korte procedure te doorlopen. Hiertoe wordt een standaard waterparagraaf opgenomen. De ingevulde watertoets is als Bijlage 5 bij deze toelichting opgenomen.
Invloed op de waterhuishouding
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van de bestaande burgerwoning en de bouw van een woning incl. bijgebouw ten westen van het perceel. De bestaande woning heeft een oppervlakte van ca. 120 m². De nieuwbouw heeft tezamen een oppervlak van ca. 220 m². Per saldo worden er geen nieuwe woningen toegevoegd maar is er wel sprake van een verhardingstoename van ca. 100 m². Dit oppervlak blijft onder de gegeven grenswaarde van 1500 m².
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt door het waterschap een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter; de gemeente Kampen adviseert om een ontwateringsdiepte van 100 cm aan te houden. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseert het waterschap om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Het plan kan en zal aan deze uitgangspunten voldoen. Bij de vergunningsaanvraag zullen de verschillende aspecten nader worden uitgewerkt.
Onderzoeksresultaten watertoets
Hemelwaterberging
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Ten behoeve van het bouwplan wordt de bestaande burgerwoning gesloopt. De nieuwbouw (hoofd- en bijgebouw) zal tezamen een oppervlakte van ca. 220 m² hebben. Dit aantal vierkante meters aan verharding blijft ruimschoots onder de gegeven grenswaarde van 1500 m². Het opnemen van verschillende maatregelen voor de hemelwaterberging is derhalve niet noodzakelijk vanuit het beleid van het waterschap. Het verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan schrijft echter voor dat bij toename aan oppervlakteverharding een infiltratievoorziening nodig is. Hemelwater mag conform het gemeentelijk beleid niet aangesloten worden op drukriolering.
Ter hoogte van de inrit vanaf de Hartogsweg richting de woning zal gebruik worden gemaakt van halfverharding in de vorm van bijvoorbeeld grasbeton. Op het erf zal eveneens halfverharding worden toegepast. Het zuidelijk deel van het perceel zal als agrarische grond, volledig onverhard worden ingericht. Dit bevordert de doorstroming van het hemelwater in de bodem en helpt het tegengaan van hittestress.
Naast het beperken van oppervlakteverharding en toepassen van halfverharding zal hemelwater afkomstig van verhard- en dakoppervlak worden afgevoerd op de naastgelegen watergang.
B-watergangen (schouwsloten)
Binnen het plangebied bevindt zich een B-watergang. B-watergangen hebben een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging. Alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap zijn vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap. Er wordt tijdig een melding gemaakt of een vergunning aangevraagd.
Overstromingsrisicoparagraaf (overstroombaar gebied
Het plangebied is deels gelegen binnen een 'overstroombaargebied'. Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers een overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijke plan.
Het plangebied is gelegen in dijkring 10 Mastenbroek en wordt binnen dijkring 10 beschermd door waterkering 105. Dijkring 10 wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle.
Onderstaande afbeelding geeft de waterkeringen rondom het plangebied en haar omgeving weer.
Waterkeringen Koekoekspolder (Bron: Waterschap Groot Salland)
Artikel 2.14.4 (Overstroombaar gebied) van de verordening bij de provinciale Omgevingsvisie Overijssel schrijft voor dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in overstroombaar gebied een overstromingsrisicoparagraaf moet worden opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen.
Risico-inventarisatie
Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als 'kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade'. Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2000e per jaar.
Op basis van de risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op meer dan 5,0 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied (zie figuur Maximale waterdiepte).
Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 10 bij IJsselmuiden (Bron: risicokaart)
Doorbraakscenario's
Voor dijkring 10 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor polder de Koekoek is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 6 en 24 uur (zie figuur Tijd tot kaart).
Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij IJsselmuiden (Bron: Provincie Overijssel)
Geschiktheidsbeoordeling/ maatregelen
In de overstromingsrisicoparagraaf moet worden aangegeven hoe rekening wordt gehouden met waterveiligheid en voorzieningen voor noodsituaties (vluchtlocaties, aangepast bouwen, evacuatieroutes, bescherming van vitale infrastructuur, geleiding van water naar gebieden waar het minder schade toebrengt). Als er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om in deze laaggelegen gebieden nieuwe stedelijke functies toe te voegen, dient de waterveiligheid ook op langere termijn gegarandeerd te zijn, bijvoorbeeld door de technische inrichting van het gebied en/of de wijze van bouwen.
Voor dit gebied wordt bij een dreigende overstroming vooralsnog ingezet op vroegtijdige evacuatie. Hoe deze in geval zal plaatsvinden is onderwerp van het beleid voor risicocommunicatie dat (landelijk) in ontwikkeling is en door de gemeente, samen met het waterschap en de Veiligheidsregio IJsselland, ook wordt ontwikkeld.
De ontsluitingsweg en evacuatieroute naar meer beschermd gebied (via de Hartogsweg in zuidwestelijke richting naar de kern IJsselmuiden) verandert daarmee niet. De evacuatieroute is dusdanig kort, dat hier geen problemen worden verwacht en bij overstromingen snel gehandeld kan worden.
Afvalwater
Het perceel is aangesloten op een drukriolering; hierop mag alleen het huishoudelijk afvalwater worden aangesloten, geen (overtollig) hemelwater of bedrijfsmatig afvalwater. Het afvalwater van de nieuwbouwwoning zal op de bestaande drukriolering worden aangesloten. Het hemelwater zal (eventueel vertraagd) worden afgevoerd op de naastgelegen watergang.
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan. Het advies van het waterschap zal t.z.t. verwerkt worden in deze toelichting.
Het aspect 'Water' vormt geen belemmering voor de verdere ontwikkeling van dit plan.
Met ingang van 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. De wet regelt soortenbescherming en gebiedsbescherming.
Indien een plangebied in of nabij een beschermd gebied is gelegen, dan dient te worden bepaald of er een (extern) effect valt te verwachten. Het gaat daarbij om Natura 2000-gebieden en gebieden behorend tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura 2000
Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. Met Natura 2000 wil men deze flora en fauna duurzaam beschermen. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft voor Nederland ruim 160 Natura 2000-gebieden aangewezen. Gezamenlijk hebben ze een oppervlak van ruim 1,1 miljoen hectare. Ze maken deel uit van een samenhangend netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie die zijn aangewezen op grond van de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn. Het doel van Natura 2000 is het keren van de achteruitgang van de biodiversiteit.
Het is krachtens de Wnb verboden zonder vergunning van gedeputeerde statenprojecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen (artikel 2.7, lid 2). Handelingen die een negatieve invloed hebben op Natura 2000-gebieden, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door de desbetreffende provincie.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.
Om de eventuele aanwezigheid van wettelijk beschermde plant- en diersoorten in en direct rondom het plangebied inzichtelijk te maken is door GRAS advies b.v. op 24 april 2022 een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als Bijlage 6 toegevoegd aan deze toelichting.
Natura 2000-gebieden
Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Rijntakken op ca. 2,9 km afstand van het projectgebied. Het wordt hiervan gescheiden door bebouwde kom, agrarisch gebied en wegen.
AERIUS-berekening
Met de inwerkingtreding van de Wet Stikstofreductie op 1 juli 2021 mag de stikstofberekening van de effecten gebaseerd op de aanlegfase van een woningbouwplan achterwege blijven. Alleen voor de gebruiksfase dient in principe een stikstofberekening uitgevoerd te worden. Gezien voorliggend plan voorziet in de bouw van slechts één reguliere burgerwoning en bijbehorend bijgebouw, kan op voorhand worden uitgesloten dat er significante wijzigingen zullen plaatsvinden in het aantal verkeersbewegingen en daarmee een negatief effect op de natura2000-gebieden. Immers wordt in voorliggend plan de al bestaande woonbestemming verplaatst naar het westelijk gelegen deel van het perceel. Juridisch - planologisch gezien worden in onderhavig plan geen woningen toegevoegd. Hiermee blijft het aantal verkeersbewegingen gelijk. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de aanwezige natuurwaarden.
Er is voor de voorgenomen ontwikkeling m.b.t. stikstofdepositie derhalve geen vergunning Wet natuurbescherming onderdeel Gebiedsbescherming benodigd.
Er zijn geen beschermde plantensoorten, zoogdieren, vleermuizen, vogels, reptielen, ongewervelden, vissen of amfibieën waargenomen binnen het plangebied en de directe omgeving. Er kan redelijkerwijs geconcludeerd worden dat er geen beschermde soorten in het projectgebied voorkomen.
Een ontheffingsaanvraag is niet benodigd.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervang onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. De nieuwe Omgevingswet treedt op 1 januari 2023 in werking.
In het kader van een ruimtelijk plan is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de betreffende gronden van archeologische waarde kunnen zijn. De uitkomsten hiervan worden door het bevoegde gezag meegenomen in de belangenafweging.
De gemeente Kampen heeft het eigen archeologiebeleid vastgelegd in de Erfgoednota die in 2013 vastgesteld is. Dit beleid geeft, zowel voor de burger als voor de gemeentelijke organisatie, meer helderheid over hoe de gemeente omgaat met de zorg voor het archeologische erfgoed binnen het grondgebied van Kampen. Aanvullend op het archeologiebeleid in de Erfgoednota beschikt de gemeente over de gemeentelijke archeologische waardenkaart waarin de archeologische waarden van het gemeentelijke grondgebied vermeld zijn. Het grondgebied is qua archeologische waardering verdeeld in verschillende categorieën monumenten en zones met verwachtingswaarden. Hiervoor gelden verschillende ondergrenzen bij ruimtelijke ingrepen. Komt een bodemverstoring boven bepaalde ondergrenzen, dan is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Het plangebied bevat geen archeologische monumenten. De bodem wordt gekenmerkt door restgeulen en verlande rivierbeddingen. Voor het plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Volgens het plan van onderhavige ruimtelijke ontwikkeling blijft de bodemverstoring ver beneden de ondergrenzen die voor zones met een lage archeologische verwachting gelden, zodat in dit geval geen archeologisch onderzoek nodig is.
Wel blijven artikelen 5.10 en 5.11 uit de Erfgoedwet van toepassing: indien bij de werkzaamheden zaken van oud cultuurhistorisch belang gevonden worden, dient het bevoegd gezag hiervan in kennis gesteld te worden. Het bevoegd gezag is in dit geval de gemeente.
Uitsnede archeologische beleidskaart Kampen (plangebied rood omcirkeld)
Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd stads- en/of dorpsgezicht. Ook zijn binnen het plangebied geen aangewezen rijks- en gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorisch waardevolle objecten of structuren aanwezig. Derhalve herbergt het plangebied geen specifieke cultuurhistorische waarden die bescherming vanuit het bestemmingsplan behoeven.
De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid gebruik te maken van de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom is deze publicatie te gebruiken voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in een woon- of werkomgeving. De publicatie geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op elkaar af te stemmen.
Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde afstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning/gevoelige functie. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. Dit kan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied zijn.
Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Te denken valt aan de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de bouw van één reguliere burgerwoning en bijhorend bijgebouw. Een dergelijke functie betreft een gevoelige functie in het kader van de 'bedrijven en milieuzonering'.
Om te bepalen of er sprake is van mogelijke hinder bij gevoelige bestemmingen in de omgeving van het plangebied, dient bepaald te worden of er sprake is van een rustig woongebied of gemengd gebied. In de omgeving van het plangebied zijn afwisselend woon- en bedrijfsbestemmingen gesitueerd. Op circa 600 meter ten noordwesten van het plangebied is een bedrijfsbestemming gelegen. Tot slot is de Hartogsweg een 30 km/h gezoneerde weg. Op basis van deze kenmerken kan worden geconcludeerd dat de omgeving van het plangebied als 'gemengd gebied' kan worden gekarakteriseerd. Derhalve worden de richtafstanden met één afstandsstap verkleind tot 30 meter. Binnen deze richtafstand zijn geen woningen of andere gevoelige bestemmingen aanwezig, zodat aan de richtafstanden wordt voldaan.
Aan de Parallelweg 3b bevindt zich, op circa 690 meter van het plangebied, Deltamanege/ Menvereniging 'De Kroonmenners'. Tevens bevindt zich op circa 800 meter vanaf het plangebied, aan de Parallelweg 26, LR en PC De Deltaruiters. De manage/ paardenhouderij staat niet als zodanig omschreven in de VNG-publicatie. Derhalve wordt aangesloten bij de meest hieraan gelijke functie uit de lijst, te weten SBI-2008 '0143 - Paardenfokkerijen'. Voor deze bedrijfscategorie geldt een grootste richtafstand van 50 meter voor een rustig woongebied. De werkelijke afstand van de voornoemde bedrijven valt ruimschoots buiten de gestelde VNG-richtlijnenafstand. Hiermee kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan de gegeven richtlijnenafstand.
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid gelden de volgende kaders:
Daarnaast kunnen het Activiteitenbesluit en Vuurwerkbesluit van belang zijn.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Uitgangspunt voor deze circulaire is de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze circulaire heeft betrekking op het beleid van de ministers van Infrastructuur en Milieu en van Veiligheid en Justitie over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Voor de uitwerking en toepassing van de risiconormen is zoveel mogelijk aangesloten bij Bevi en Revi.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening zijn opgenomen in het Revi.
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu adviseert om voor standaard buisleidingen met aardolieproducten de afstanden aan te houden uit het RIVM rapport Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 (augustus 2008). Voor afwijkende gevallen en andere brandbare chemische vloeistoffen zijn berekeningen nodig. Voor het berekenen van risico's van ondergrondse gasleidingen ('hogedruk aardgastransportleidingen') is het computerprogramma CAROLA beschikbaar.
Middels onderstaande uitsnede van de risicokaart Nederland zijn de volgende aspecten van externe veiligheid onderzocht:
Uitsnede risicokaart (ontwikkellocatie aangeduid met een lichtblauwe cirkel) (bron: www.risicokaart.nl)
Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van het plangebied bevindt zich aan de Hartogsweg 6 'Gebr. Vahl B.V.'. Dit bedrijf bevat installaties in de categorie 'Oxiderende gassen'. De risicoafstand (PR 10-6) is vastgesteld op 3 meter. De werkelijke afstand vanaf het plangebied tot aan de terreingrens van de inrichting ligt op ca. 120 meter afstand. Het plangebied ligt ruimschoots buiten de gegeven richtafstand.
Aan de Tuindersweg 10 bevindt zich 'Pruimtomatenkwekerij van den Belt bv'. Dit bedrijf is gespecialiseerd in het opslaan van oxiderende gassen waaronder CO2. De risicoafstand (PR 10-6) is vastgesteld op 3 meter. De werkelijke afstand vanaf het plangebied tot aan de terreingrens van de inrichting ligt op ca. 230 meter afstand. Het plangebied ligt ruimschoots buiten de gegeven richtafstand.
De inrichting 'NJP van Adrichem' zit gevestigd aan de Tuindersweg 24. Dit bedrijf is gespecialiseerd in de opslag van CO2. De werkelijke afstand vanaf het plangebied tot aan de terreingrens van de inrichting ligt op ca. 700 meter afstand. Het plangebied ligt buiten de gegeven richtafstand.
Aan de Zwagersweg 4 zit 'Mts. Kalter' gevestigd. Op deze locatie wordt een CO2 tank opgeslagen. De risicoafstand (PR 10-6) is vastgesteld op 3 meter. De werkelijke afstand vanaf het plangebied tot aan de terreingrens van de inrichting ligt op ca. 550 meter afstand. Het plangebied ligt ruimschoots buiten de gegeven richtafstand.
Ten slotte zit aan de Hagendijk 4 'IJsselgrow B.V.' gevestigd. Op deze locatie wordt een koolzuurtank opgeslagen. De risicoafstand (PR 10-6) is vastgesteld op 3 meter. De werkelijke afstand vanaf het plangebied tot aan de terreingrens van de inrichting ligt op ca. 820 meter afstand. Het plangebied ligt buiten de gegeven richtafstand.
Risicovol wegtransport en transport via spoor- en waterwegen
Over wegen, spoor- en waterwegen in de omgeving vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.
Risicovolle (buis)leidingen
In de nabijheid van het plangebied liggen geen hogedrukaardgastransportleidingen of K1-, K2- of K3-brandstofleidingen of bovengrondse hoogspanningslijnen.
Het aspect 'externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het onderzoek naar de relevante milieu- en omgevingsaspecten vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
In de bijlage bij het Besluit m.e.r is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat.
Er heeft een vormvrije m.e.r beoordeling plaatsgevonden. Onderhavig plan voorziet in de bouw van één burgerwoning en bijbehorend bijgebouw. De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit dan ook niet m.e.r. beoordelingsplichtig. Uit jurisprudentie kan afgeleid worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet als een stedelijk ontwikkelingsproject kan worden aangemerkt als bedoeld in bijlage D 11.2.
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Dit blijkt tevens uit de hiervoor beschreven milieu- en omgevingsaspecten.
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig en er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Gebleken is bovendien dat de ontwikkeling zoals beschreven in dit bestemmingsplan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu met zich meebrengt.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen. Het bestemmingsplan 'Hartogsweg 15 IJsselmuiden' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken binnen het plangebied. Het bestemmingsplan maakt het gebruik en de bouw van 1 grondgebonden woning en bijhorende bouwwerken mogelijk. De toekomstige bouwplannen dienen te passen binnen de mogelijkheden van dit bestemmingsplan.
Onder paragraaf 5.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), zijn overgenomen in de regels.
Tuin
Het plangebied wordt ten noorden gedeeltelijk bestemd als 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor het realiseren van tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, erf, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. De bouwmogelijkheden zijn relatief beperkt.
Wonen - 2
De bestemming 'Wonen – 2' ligt op woningen die door particulieren worden bewoond. Binnen deze bestemming worden grondgebonden woningen toegestaan, waarbij per woning één huishouden mag wonen. Deze woningen zijn in de meeste gevallen vrijstaand.
Het hoofdgebouw mag enkel gebouwd worden binnen het bouwvlak. Er geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 meter en 10 meter. De oppervlakte van het bouwvlak is overeenkomstig de woonbestemming. Dit is gelijk aan de grotere woonpercelen in de Koekoekspolder zodat de manier van bestemmen zoveel mogelijk hetzelfde blijft.
Bijbehorende bouwwerken met een maximale oppervlakte van 100 m² mogen buiten het bouwvlak gebouwd worden, met inachtneming van een bebouwingspercentage van 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel. Hierbij geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 meter en 6 meter. Bijbehorende bouwwerken moeten 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, tenzij er sprake is van een aanduiding 'bijgebouwen'.
Waarde – Landschap
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de landschappelijke waarden c.q. structuurdragers van de Koekoekspolder.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels bestaan uit de Anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene wijzigingsregels en algemene afwijkingsregels.
In deze paragraaf zijn tot slot de overgangs- en slotregels opgenomen, die voor het gehele bestemmingsplan gelden.
In dit hoofdstuk worden de exploitatie van het plan en de eventueel daaruit voortvloeiende planschade besproken.
De Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) gaat ervan uit dat bij het bestemmingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld tenzij het kostenverhaal anders verzekerd is. De voor dit bouwplan en bestemmingsplan te maken kosten, waaronder eventuele tegemoetkoming in schade, zijn voor rekening van de betrokken grondeigenaar en initiatiefnemer. Met hen worden hierover bindende afspraken gemaakt. Deze afspraken worden opgenomen in overeenkomsten tussen de initiatiefnemer en de gemeente, die voor zover nodig voor de vaststelling van het bestemmingsplan zijn afgerond (anterieure overeenkomst). Om die reden maakt een exploitatieplan geen deel uit van dit bestemmingsplan.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodige overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).
Conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is dit bestemmingsplan toegestuurd aan bevoegde instanties. Hierop zijn de volgende reacties binnengekomen:
Provincie Overijssel
In de schriftelijke reactie in het kader van vooroverleg (d.d. 7 september 2022) geeft de provincie aan dat het voorliggende bestemmingsplan in het provinciaal ruimtelijk beleid past. Er worden geen belemmeringen gezien wanneer dit plan in deze vorm in procedure wordt gebracht. Het ambtelijk vooroverleg met de provincie is hiermee afgerond.
In het kader van de omgevingsdialoog is het plan fysiek besproken met de volgende omwonenden: Hartogsweg 10, 13, 15a en 17. De gesproken omwonenden zijn op de hoogte gesteld van het plan en tevens is de mogelijkheid geboden om aan te geven of er bezwaar is tegen het voorgenomen plan. Alle gesproken omwonenden hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de plannen aan de Hartogsweg 15. Dit laat onverlet dat het belanghebbenden altijd vrij staat gedurende de ter inzage legging alsnog een zienswijze op het plan in te dienen.
Het ontwerp van dit bestemmingsplan zal op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken voor iedereen ter inzage worden gelegd en tegelijkertijd elektronisch beschikbaar worden gesteld via de landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl). Voorafgaand wordt hiervan mededeling gedaan in het plaatselijke weekblad. Gedurende deze periode kan eenieder een zienswijze over het ontwerp van het ruimtelijke besluit bij de gemeenteraad naar voren brengen. Het eindverslag van deze zienswijzenprocedure maakt onderdeel uit van het besluit tot vaststelling van dit ruimtelijk plan. Tijdens de periode van terinzagelegging van 9 november 2022 tot en met 21 december 2022 zijn geen zienswijzen ingediend.