direct naar inhoud van Regels
Plan: De Thijs, fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991328-VB01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan De Thijs, fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991328-VB01 van de gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ander-werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.7 archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.8 archeologische deskundige

De gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.9 archeologische waarde

Een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is.

1.13 beschermd monument

Monument zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument zoals bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwvlakgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting..

1.27 erker

Een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling.

1.28 evenement

Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 groenvoorziening

Tot een groenvoorziening worden gerekend: groenstroken, plantsoenen, parken en speelterreinen waarbij vaak sprake is van openbaar toegankelijk gebied.

1.31 grondgebonden woning

Een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat.

1.32 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.33 horecabedrijf

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.34 huishouden

Een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.

1.35 inwoning

Twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.36 kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een omgevingsvergunning is vereist.

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is..

1.38 lessenaarsdak

Een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.

1.39 nevenactiviteit

Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt, die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit en die zowel ruimtelijk als bedrijfseconomisch ondergeschikt is aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch).

1.40 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 overkapping

Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaand uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.

1.42 peil
  • a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.43 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 rijenwoning

Een woning die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneengebouwde woningen.

1.45 scheidingsgrens

Een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen grens, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen aanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is.

1.46 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 stacaravan

Een gebouw, gebouwd, ingericht en bestemd voor recreatief nachtverblijf, dat de kenmerken heeft van een mobiele verblijfseenheid, dat in verband met de afmetingen, samenstelling, inrichting en uiterlijk aanzien en gelet op de mate van mobiliteit niet kan worden aangemerkt als een mobiel kampeermiddel om achter een personenauto deel te nemen aan het verkeer.

1.48 standplaats

De ruimte, die door een mobiele verkoopinrichting (zoals een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel) wordt ingenomen om daarmee in de uitoefening van ambulante handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, danwel diensten aan te bieden of te verlenen.

1.49 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel danwel de gevel die met de figuur 'gevellijn' is aangegeven.

1.50 voorgevelrooilijn

De lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.51 wolfseind

Schuin eindvlak ter plaatse van de kopgevel van een van een kap voorzien gebouw, met een maximum breedte van 40% van de gevel.

1.52 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.53 woonhuis

Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

1.54 woningomzetting

het omzetten van een (gedeelte van een) woning of zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n), alsmede het omzetten van één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n) naar één of meerdere woningen of zelfstandige woonruimten.

1.55 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, tot twee of meer woningen/zelfstandige woonruimten.

1.56 zelfstandige woonruimte

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (zoals badruimte, toilet en keuken) buiten de woonruimte.

1.57 zorgwoning

Zorgwoning: zelfstandige of onzelfstandige woonruimte(n) in (een gedeelte van) een gebouw, bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen met een geïndiceerde zorgbehoefte die professionele ondersteuning, verzorging, verpleging, begeleiding en/of toezicht ontvangen, in die mate, dat geen sprake meer is van zelfstandige bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte dakkapellen, topgevels en wolfseinden buiten beschouwing worden gelaten, tenzij de breedte van de dakkapellen meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. bruggen en tunnels ten behoeve van fiets- en/of voetpaden;
  • d. in- en uitritten;
  • e. speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;
  • f. abri's, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
  • g. bijbehorende verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 8,5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m bedragen.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
    • 1. van 'Groen' naar ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ voor de aanleg van parkeerplaatsen of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen, mits de aanleg of aanpassing van beperkte omvang is.
  • b. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in sub a genoemde wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de fysieke en externe veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. erf en water;
  • c. parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen erkers bij op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden, mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de breedte van de erker mag niet meer dan 3/5 deel van de breedte van de uit te bouwen gevel van het hoofdgebouw bedragen;
  • d. de bouwhoogte (exclusief valbescherming) mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en pleinen;
  • b. fiets- en/ voetpaden;
  • c. bruggen en tunnels ten behoeve van fiets- en wandelpaden;
  • d. groenvoorzieningen, bermen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. fietsenstallingen, abri's, straatmeubilair en dergelijke;
  • h. speel- en verblijfsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m bedragen.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
    • 1. van 'Verkeer-Verblijf' naar 'Groen' of 'Wonen' zonder bouwvlak in het geval van eigendomsoverdracht van de grond, waardoor het openbare karakter verdwijnt. Aan de wijziging wordt geen toepassing gegeven wanneer de wijziging nadelige invloed heeft op eventuele ondergrondse infrastructuur.
  • b. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in sub a genoemde wijzigingen vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • 6. de fysieke en externe veiligheid;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies:

  • a. wonen in grondgebonden woningen;

met hieraan ondergeschikt:

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen', mag maximaal het aantal woningen worden gerealiseerd zijn zoals aangegeven;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' mogen de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven, met dien verstande dat de maximaal toelaatbare goothoogte mag worden overschreden door topgevels, wolfseinden en dakkapellen.
  • e. de afstand van (de vrijstaande zijde van) een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b t/m e geldt, dat afwijkingen in de genoemde maten, zoals die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, gehandhaafd mogen worden

6.3 Erfbebouwingsregels

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m² bedragen, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;
    • 2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m bedragen;
  • d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen;

6.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

6.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.2 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt gewijzigd tot een hoogte van maximaal 6 m;
  • b. 6.2 onder e, met dien verstande dat ten behoeve van de bouw van een woning tot in de perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • c. 6.2 onder f ten behoeve van het toestaan van afwijkende dakvormen, mits het afwijken niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • d. 6.3 onder a, met dien verstande dat:
    • 1. bij woningen met een bouwperceel tot en met 320 m² een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² is toegestaan;
    • 2. bij woningen met een bouwperceel groter dan 320 m² een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het bouwperceel is toegestaan tot een maximum van 150 m²;
  • e. 6.3 onder b, met dien verstande dat ten behoeve van een opbouw de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden vergroot tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,5 m;
  • f. een omgevingsvergunning op grond van de leden a tot en met d wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de fysieke en externe veiligheid;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.6 Gebruiksregels
6.6.1 Algemene gebruiksregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

6.6.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • a. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • b. van de onbebouwde gronden als stallingsplaats en standplaats van kampeermiddelen;
  • c. van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten.
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats en standplaats van kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning met uitzondering van mantelzorg.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een hoge verwachtingswaarde) in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag om omgevingsvergunning waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 50 cm en een oppervlakte groter dan 2500 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
7.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 7.2.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 7.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 2500 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
7.2.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde-Archeologie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2500 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
7.3.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 7.3.1 wordt verleend:

  • a. voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
7.3.4 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 7.3.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. berging en afvoer van water, ijs en sediment;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de in lid 8.1 bedoelde functies, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van scheepvaarttekens niet meer dan 15 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. voorafgaande aan de bouw het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord;
  • b. de waterstaatkundige belangen zoals nader ingevuld in de beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' zich daar tegen niet verzet.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • b. het zaaien of inplanten van bomen en/of andere houtopstanden;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • d. het graven, vergraven, verbreden of dempen van watergangen en poelen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet.

8.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in lid 8.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. betrekking hebben op stroomgeleidende werken;
  • b. noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van rivierverlichting en bebakeningsvoorwerpen;
  • c. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

8.4.3 Afwegingskader

De in lid 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of nadeel ontstaat voor de waterstaatkundige functie;
  • b. nadat het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen zoals bedoeld onder a. wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en gebouwen voor een zorgwoning, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend waarbij tevens niet in strijd mag worden gehandeld met eventuele aan deze omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
    • 2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - prostitutie';
    • 3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
    • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor zover dit niet is toegestaan in de bestemmingsomschrijvingen van de ter plaatse geldende bestemmingen.
    • 5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines ten behoeve van energieopwekking;
    • 6. het gebruik van de gronden in het voorerfgebied ten behoeve van zonnecollecteren of zonnepanelen ten behoeve van warmte- en energieopwekking;
    • 7. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    • 8. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden.
9.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het:

  • a. tijdelijk, afwijkend gebruik gedurende de vergunde instandhoudingsperiode;
  • b. legaal aanwezige gebruik zoals dit bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
  • d. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. leidingen voor drinkwater met een doorsnede vanaf 250 mm;
    • 4. leidingen voor afvalwater met een capaciteit vanaf 25 m3 per uur en/of een diameter vanaf 110 mm.

Artikel 10 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.2 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis van de toelichting.

De voor deze regeling aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

10.1 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van beroepsmatige of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, gelden de volgende regels:

  • a. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2, mag worden aangewend ten behoeve beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst beroep en bedrijf aan huis dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;
  • b. de activiteiten worden uitgeoefend door (een van) de bewoner(s) van de woning;
  • c. voor een bed & breakfast geldt tevens dat ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan;
  • d. behalve een bed & breakfast, is horeca is niet toegestaan;
  • e. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;
  • f. buitenopslag is niet toegestaan;
  • g. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
  • h. meldingsplichtige of vergunningplichtige bedrijfsactiviteiten op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • i. de activiteiten mogen niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving of tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
  • k. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

10.2 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van
    • 1. artikel 10.1 onder a en toestaan dat:
      • 1. afwijkende activiteiten worden toegestaan;
      • 2. de oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2.

Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de criteria zoals genoemd in Artikel 16 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen.

Artikel 11 Regeling parkeren

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.4 Regeling parkeren van de toelichting.

11.1 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het nieuwe of gewijzigde gebruik van gronden en/of bouwwerken ten opzichte van het bestaande gebruik is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, waarbij deze vervolgens in stand wordt gehouden.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en/of een andere mogelijkheid wordt benut, zoals omschreven in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik.
11.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 11.1 waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het opheffen van bestaande parkeerplaatsen en/of ruimte voor laden en lossen.
  • b. het nieuwe of gewijzigde gebruik van gronden en/of bouwwerken, zonder voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen te realiseren.
11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 wanneer:

  • a. er op een andere wijze wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen;
  • b. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
11.4 Voldoende parkeergelegenheid
11.4.1 overige zone - parkeren rest bebouwde kom

Ter plaatse van 'overige zone - parkeren rest bebouwde kom' is er sprake van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen zoals bedoeld in lid 11.1, 11.2 en 11.3, als voldaan wordt aan de normen in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op:

  • a. binnen de bestemming Wonen - 1' het tijdstip van de terinzage legging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. in overige gevallen, het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik, of het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
11.4.2 overige zone - parkeren buitengebied

Ter plaatse van 'overige zone - parkeren buitengebied' is er sprake van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen zoals bedoeld in lid 11.1, 11.2 en 11.3, als voldaan wordt aan de normen in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik, of het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 12 Regeling woningsplitsing, woningomzetting en woninguitbreiding

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.3 Regeling woningsplitsing en woningomzetting van de toelichting.

12.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden de volgende bouwactiviteiten uit te voeren:

  • a. woningsplitsing;
  • b. woningomzetting;
  • c. woninguitbreiding.
12.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 12.1 onder a en c, en een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. wordt voldaan aan een minimale gebruiksoppervlakte na splitsing en/of uitbreiding van 60 m2 per woning en/of zelfstandige woonruimte.
  • b. lid 12.1 onder b en c, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. wordt voldaan aan een minimale gebruiksoppervlakte na omzetting en/of uitbreiding van 25 m2 per onzelfstandige woonruimte bij woningomzetting naar onzelfstandige woonruimte(n) en
    • 2. niet meer dan 4 onzelfstandige woonruimten per gebouw en/of zelfstandige woonruimte ontstaan.
  • c. Een omgevingsvergunning zoals genoemd onder a en b wordt slechts verleend na een afweging volgens de toetsingscriteria zoals genoemd in Artikel 16 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. het gebruik van een woning en/of woonruimte dat leidt tot woningsplitsing;
  • b. het gebruik van een woning en/of woonruimte dat leidt tot woningomzetting;
  • c. het gebruik van een gebouw dat leidt tot woninguitbreiding;
  • d. kamerverhuur-/bewoning.

tenzij het een bestaande situatie betreft.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 12.3 onder a en c, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. er sprake is van een minimale gebruiksoppervlakte wonen na splitsing en/of uitbreiding van 60 m2 per woning en/of zelfstandige woonruimte;
    • 2. de behoefte ten behoeve van de beoogde doelgroep is onderbouwd en aangetoond;
    • 3. wordt voldaan aan artikel 11
    • 4. wordt voldaan aan artikel 12 beleidsregels woningsplitsing, woningomzetting
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 9.3 12.3 onder b, c en d, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. er sprake is van een minimale gebruiksoppervlakte wonen na omzetting en/of uitbreiding van 25 m2 per onzelfstandige woonruimte
    • 2. de behoefte ten behoeve van de beoogde doelgroep is onderbouwd en aangetoond;

wordt voldaan aan artikel 11 Een omgevingsvergunning zoals genoemd onder a en b wordt slechts verleend na een afweging volgens de toetsingscriteria zoals genoemd in artikel Artikel 16 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, behalve voor de daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de beschermingszone rondom een primaire waterkering en daarmee voor het onderhoud en de verbetering van de op aangrenzende gronden gelegen waterkering.

  • a. Bouwregels

Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

  • b. Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.1 onder a voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien:

  • 1. het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad en
  • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of de belangen van de waterkering onevenredig worden geschaad en over eventuele voorwaarden die in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.

13.1.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk ' in artikel 13.1 worden gewijzigd, indien de wijziging van de Keur Waterschap en de bijbehorende Legger van het Waterschap daartoe aanleiding geeft.

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.6.1 Algemene afwijkingsregels van de toelichting.

  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsplanregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsplanregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
    • 4. de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
    • 5. de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
    • 6. de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
    • 7. de bestemmingsplanregels en toestaan dat de buitenwerkse gevelvlakken met ten hoogste 1,5 m worden overschreden door:
      • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen;
      • 2. ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
      • 3. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
      • 4. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels en galerijen,
    • 8. de bestemmingsplanregels en toestaan dat dakterrassen, balkons of andere niet op de grond gelegen buitenruimtes, op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • 1. balkons zijn toegestaan met een diepte van ten hoogste 2 m, gemeten vanaf de buitenwerkse gevelvlakken;
      • 2. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van ten hoogste 1,2 m, gemeten vanaf het dak;
      • 3. privacyschermen zijn toegestaan, indien noodzakelijk ten behoeve van de privacy met een hoogte van ten hoogste 2 m, gemeten vanaf het dak;
      • 4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt,
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de criteria zoals genoemd in Artikel 16 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen 

Artikel 16 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.6.2 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen van de toelichting.

Omgevingsvergunningen ten behoeve van afwijkingen in gebruik of afwijkingen in de bouwregels worden slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeers- en parkeersituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de fysieke en externe veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • h. de mate van klimaatbestendigheid, hemelwaterberging, overstromingsrisico en hittestress
  • i. een evidente privaatrechtelijke belemmering;
  • j. eventueel aanvullende criteria, zoals genoemd bij de betrokken afwijkingen.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.
17.1.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in lid 17.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'De Thijs, fase 2'.