direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan De Bakkerij
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991292-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het Chw bestemmingsplan De Bakkerij met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991292-OW01 van de Gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 ander-werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.7 archeologische waarde

Een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

1.10 bed & breakfast

Het door de hoofdbewoner bieden van kortdurend recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte, die gebruikt wordt voor bed & breakfast, geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan het overnachten in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.11 begane grond

De eerste op of nagenoeg op het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw.

1.12 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Een beroep, dat door de bewoner(s) in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.13 bestaand
  • a. Bestaand met betrekking tot bebouwing: legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
  • b. Bestaand met betrekking tot gebruik: het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, waaronder niet begrepen een overkapping.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 buitenunit

Een technisch onderdeel van airconditioningssysteem, warmtepomp of daarmee gelijk te stellen systeem dat aan de buitenlucht is blootgesteld, ter ondersteuning van de betreffende installaties of systemen.

1.25 dagrecreatie

Verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat.

1.26 dak

Iedere bovenbeeïndiging van een gebouw.

1.27 dakvoet

Laagste punt van een schuin dak.

1.28 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.30 erker

Een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling.

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.32 extensieve dagrecreatie

Recreatie in een vrij toegankelijk gebied, uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen, natuur- en landschapsbeleving en bijbehorende rustpunten.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gebruiksoppervlakte wonen

De bewoonbare vloeroppervlakte, exclusief opslagruimten en dergelijke op basis van de Meetinstructie bepalen gebruiksoppervlakte woningen volgens NEN 2580.

1.35 groenvoorziening

Tot een groenvoorziening worden gerekend: groenstroken, plantsoenen, parken en speelterreinen waarbij vaak sprake is van openbaar toegankelijk gebied.

1.36 grondgebonden woning

Een gebouw dat uitsluitend één woning omvat.

1.37 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.38 houtopstand

Bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m2, zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden.

1.39 houtsingel

Met bomen en struiken begroeide strook, vaak langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal.

1.40 huishouden

één of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij ingeval van meerdere personen sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.41 inwoning

Twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.42 kamerverhuur/-bewoning

in gebruik (laten) hebben en/of (laten) geven van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, als onzelfstandige woonruimte.

1.43 kelder

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen.

1.44 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.45 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.46 kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.47 landschapswaarden

De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.48 lessenaarsdak

Een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.

1.49 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.50 natuurontwikkeling

Een complex van menselijke ingrepen in natuur en landschap en regulering van gebruiksactiviteiten gericht op een gewenste ecologische ontwikkeling.

1.51 natuurwaarden

De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.52 nevenactiviteit

Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de gebouwen als zodanig mag worden gebruikt, die uitgevoerd worden naast de hoofdactiviteit en die zowel ruimtelijk als bedrijfseconomisch ondergeschikt is aan de primair toegekende functie.

1.53 normaal onderhoud

Werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken.

1.54 openbare ruimte

De openbare weg, een ontsluitingsweg ten behoeve van meer dan één woonperceel, het openbaar groen of andere openbare verblijfsruimte.

1.55 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.56 overkapping

Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaand uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.

1.57 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.58 peil
  • a. Voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. Voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  • c. Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
  • d. In gevallen, waarin in of aan een dijk wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van het afgewerkt terrein dat het hoogst is gelegen, ter plaatse van de gevel.
  • e. In gevallen waarin niet is voorzien: te bepalen door het College van Burgemeester en Wethouders.
1.59 permanente bewoning

Bewoning binnen de vaste woonplaats.

1.60 privacyscherm

Ondoorzichte afscheiding tussen balkons en/of dakterrassen.

1.61 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.62 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.63 recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.64 recreatief nachtverblijf

Nachtverblijf dat plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.

1.65 ruimtelijke kwaliteit

De kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen.

1.66 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.67 stadslandbouw

Het telen van gewassen op een duurzame, niet-milieubelastende wijze en met een educatief element. Onder stadslandbouw valt ook veeteelt en de kweek van vissen voor consumptie. In tegenstelling tot volkstuinieren gaat het hier om een collectieve voorziening en exploitatie zonder individuele 'tuintjes'.

1.68 statische opslag

De binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd voor handel, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.69 stikstofneutraal

Een verandering in de bedrijfsvoering zonder een significante negatieve bijdrage aan de stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied, bijvoorbeeld door het toepassen van beste beschikbare technieken of saldering.

1.70 terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horeca- of detailhandelsbedrijf met ondersteunde horeca, grenzend aan of in de directe nabijheid van dit bedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het bedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.71 vaste woonplaats

De plaats waar een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen) gedurende meer dan 180 dagen per jaar verblijft. Er is óók sprake van een vaste woonplaats als bedoeld in deze omschrijving bij een verblijf gedurende meer dan 49 dagen in de periode van december tot en met februari.

1.72 verblijfsrecreatie

Kortdurend recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, zoals stacaravans, recreatiewoningen, tenten, recreatiewoonschepen en pleziervaartuigen uitsluitend door diegenen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.73 verdiepingen

De bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag.

1.74 verschijningsvorm

De verschijningsvorm van een karakteristiek pand wordt bepaald door:

  • a. de hoofdvorm;
  • b. de naar het openbaar gebied gekeerde dan wel de met de figuur 'gevellijn' aangeduide gevelbeelden, bepaald door de gevelbreedte, gevelindeling, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting.
1.75 volkstuin

Een individueel beheerd, afgebakend stuk grond waarop groente, fruit, kruiden, bloemen e.d. voor eigen gebruik verbouwd worden.

1.76 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.77 voorkant

de naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw dan wel de zijde die met de figuur 'gevellijn' is aangeduid.

1.78 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten.

1.79 windturbine

Een door de wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt.

1.80 wolfseind

Schuin eindvlak ter plaatse van de kopgevel van een van een kap voorzien gebouw, met een maximale breedte van 40% van de gevel.

1.81 wonen

de (nagenoeg) zelfstandige bewoning van een woning conform het begrip woning.

1.82 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.83 woningomzetting

het omzetten van een (gedeelte van een) woning of zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n), alsmede het omzetten van één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n) naar één of meerdere woningen of zelfstandige woonruimten.

1.84 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, tot twee of meer woningen/zelfstandige woonruimten.

1.85 woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met andere ruimten, bestemd of geschikt is voor nagenoeg zelfstandige bewoning door één huishouden.

1.86 zelfstandige woonruimte

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (zoals badruimte, toilet en keuken) buiten de woonruimte.

1.87 zorgwoning

Zorgwoning: zelfstandige of onzelfstandige woonruimte(n) in (een gedeelte van) een gebouw, bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen met een geïndiceerde zorgbehoefte die professionele ondersteuning, verzorging, verpleging, begeleiding en/of toezicht ontvangen, in die mate, dat geen sprake meer is van zelfstandige bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte dakkapellen, topgevels en wolfseinden buiten beschouwing worden gelaten, tenzij de breedte van de dakkapellen meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, (schotel)antennes, zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van buitenwerkse gevelvlakken niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.1 van de toelichting.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor de functies:

  • a. bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut,

met de daarbij behorende bouwwerken, installaties, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

  • a. de algemene bouwregels zoals beschreven in artikel 9;
  • b. in aanvulling op de bouwregels onder a, gelden ook de regels in artikel 3.2.2 en 3.2.3.
3.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan: 3 m, tenzij met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' en/of 'maximum bouwhoogte (m)' anders is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' mag de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag de bouwhoogte van een antennemast niet meer bedragen dan 40 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Gebruiksregels
3.3.1 Algemene gebruiksregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

  • a. de algemene gebruiksregels zoals beschreven in artikel 11;
3.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bedrijfswoning.

Artikel 4 Groen

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.2 van de toelichting.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. pleinen, fiets- en/of voetpaden;
  • d. uitwegen;
  • e. bruggen en tunnels voor fiets- en voetpaden;
  • f. speel- en sportvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens voor geluidwerende voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' tevens voor waterberging;

en bijbehorende verhardingen, straatmeubilair, abri's, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van nestelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.
4.4 Gebruiksregels
4.4.1 Algemene gebruiksregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

  • a. de algemene gebruiksregels zoals beschreven in artikel 11;
4.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen, tuinen en erven;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. lid 4.1 ten behoeve van het realiseren van stadslandbouw;
    • 2. lid 4.4.2 onder a ten behoeve van wonen, tuinen en erven, in het geval er sprake is van een eigendomsoverdracht waardoor het openbare karakter verdwijnt en mits de wijziging geen nadelige invloed heeft op eventuele ondergrondse infrastructuur;
    • 3. lid 4.4.2 onder b ten behoeve van aanpassingen in het straatprofiel of het aanleggen of aanpassen van parkeerplaatsen mits deze aanpassingen van niet ingrijpende aard zijn;
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de criteria zoals genoemd in artikel 17 (Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen).

Artikel 5 Water

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.3 Water van de toelichting.

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies :

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterbeheer en waterberging;
  • c. waterlopen met bijbehorende taluds;
  • d. bruggen voor fiets- en voetpaden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. recreatieve voorzieningen;
  • g. speel- en sportvoorzieningen;

en bijbehorende verhardingen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, kademuren, dammen, duikers en dergelijke.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

  • a. de algemene bouwregels zoals beschreven in artikel 9;
  • b. in aanvulling op de bouwregels onder a, gelden ook de regels in artikel 5.2.2 en 5.2.3.
5.2.2 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de hoogte van waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.3 Gebruiksregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

  • a. de algemene gebruiksregels zoals beschreven in artikel 11;

Artikel 6 Woongebied

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.4 van de toelichting.

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies :

  • a. wonen en hieraan ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • b. woonstraten, pleinen, fiets- en voetpaden;
  • c. uitwegen;
  • d. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  • e. laadvoorzieningen voor elektrische voertuigen, niet zijnde een snellaadvoorziening;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speel- en sportvoorzieningen;
  • h. bruggen voor fiets- en voetpaden en ten behoeve van ontsluiting van woongebieden;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. geluidwerende voorzieningen.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' tevens de hoofdgroenstructuur;
  • l. Ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', uitsluitend voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van kleinschalige landschapselementen, zoals boomgroepen en houtsingels;
  • m. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens de hoofdontsluiting;
  • n. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting', is het bouwen en gebruiken van woningen slechts toegestaan, nadat het geluidsscherm zoals opgenomen in Bijlage 2 is gerealiseerd en als dusdanig in stand wordt gehouden.

met de daarbij behorende bouwwerken, erven en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

6.3 Gebruiksregels
6.3.1 Algemene gebruiksregels

Binnen deze bestemming zijn van toepassing:

6.3.2 Specifieke gebruiksregels

Voor de functie 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen', het aantal woningen zoals aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'groen' is sprake van de hoofdgroenstructuur waarbij minstens 60% van het gebied binnen de aanduiding ingevuld wordt met openbaar groen, water en paden.
6.3.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats en standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning met uitzondering van mantelzorg.

Artikel 7 Leiding

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.6.1 van de toelichting.

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor:

  • a. aardgastransportleidingen;
  • b. ondergrondse leidingen ten behoeve van het transport van elektriciteit;
  • c. waterleidingen;
  • d. hoofd(pers)rioolleidingen,

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in lid 7.1 bedoelde functies waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen,
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder en dat blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de aardgastransportleiding, ondergrondse elektriciteitsleiding, waterleiding of hoofdriool(pers)leiding geen bezwaar bestaat.
7.4 Gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslag, met uitzondering de opslag ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt toegelaten.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van
    • 1. lid 7.4 onder a ten behoeve van opslag ten behoeve van de daar voorkomende enkelbestemming;
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder en dat blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de aardgastransportleiding, ondergrondse elektriciteitsleiding, waterleiding of hoofdriool(pers)leiding geen bezwaar bestaat.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • b. het graven, vergraven, verbreden of dempen van watergangen en poelen;
  • c. het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
7.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in 7.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
7.6.3 Afwegingskader

Een in 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder en dat blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de aardgastransportleiding, ondergrondse elektriciteitsleiding, waterleiding of hoofdriool(pers)leiding geen bezwaar bestaat.

Artikel 8 Waarde - Landschap

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.6.2 van de toelichting.

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in:

  • de kernwaarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta:
  • de grote mate van openheid en de bijbehorende randen;
  • de historische, rationele, geometrische verkaveling van de polder Mastenbroek;
  • het relïef in de vorm van huisterpen en kreekruggen;
  • de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap;
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, vergraven, dempen, verondiepen, verdiepen of verbreden van sloten, niet zijnde dwarssloten, vijvers en poelen;
  • c. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden al dan niet ten behoeve van houtteelt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel’, het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
8.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in 8.2.1 is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:

  • e. het aanleggen van oppervlakteverhardingen van niet meer dan 1000 m2 betreffen;
  • f. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • g. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
8.2.3 Afwegingskader

De in 8.2.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden,
    • 2. de situering van bouwwerken en gebruiksvormen

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Algemene bouwregels

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.7 van de toelichting.

9.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

9.2 Bestaande, legale afwijkingen

Voor legale, al dan niet tijdelijke afwijkingen, gelden de volgende regels:

  • a. voor tijdelijke bouwwerken geldt dat deze alleen zijn toegestaan gedurende de vergunde instandhoudingsperiode;
  • b. legaal aanwezige bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals die bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan mogen worden gehandhaafd;
  • c. legale afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstap van de inwerkingtreding van dit plan mogen worden gehandhaafd.
9.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 9.2 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

9.4 Overige algemene bouwregels

In dit plan gelden de volgende overige algemene bouwregels:

  • a. in het voorerfgebied is het bouwen van zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet toegestaan;
  • b. het bouwen van dakterrassen, balkons of andere niet op de grond gelegen, uitpandige buitenruimtes, is niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het gestelde onder b geldt binnen de bestemming 'Woongebied' dat bij nieuw te bouwen gestapelde woningen balkons zijn toegestaan met een diepte van ten hoogste 1,5 m.

Artikel 10 Bouwregels, categorie C

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.7.2 van de toelichting.

Ten behoeve van de bestemming 'Woongebied' gelden de volgende bouwregels:

10.1 Bouwregels

Binnen de genoemde bestemmingen mogen hoofdgebouwen, erfbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemmingen worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

10.1.1 Hoofdgebouwen

In aanvulling op 10.1, gelden voor hoofdgebouwen de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10,5 meter;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven, met dien verstande dat:
      • 1. de dakhelling mag niet minder dan 25º en niet meer dan 65º bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' anders is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. de afstand van de vrijstaande zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
10.1.2 Erfbebouwing

In aanvulling op 10.1, gelden voor op de grond staande, bijbehorende bouwwerken of uitbreidingen daarvan de volgende regels:

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' de gronden niet als erf worden aangemerkt in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht;

10.1.3 Erfbebouwing in het achtererfgebied

In aanvulling op 10.1.2, mag erfbebouwing in het achtererfgebied worden gebouwd, indien:

  • a. voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
    • 1. binnen de bestemming ''Woongebied', 5 m en '0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
    • 2. het hoofdgebouw,
  • b. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
    • 1. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok binnen de bestemmingen 'Woongebied', niet meer is dan 5 m ;
    • 2. Het bepaalde onder 1 wordt verder begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
    • 3. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
  • c. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,
  • d. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag,
  • e. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied,
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2,
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
10.1.4 Erfbebouwing in het voorerfgebied

In aanvulling op 10.1.2, geldt voor erfbebouwing in het voorerfgebied de volgende regels:

  • a. Erkers mogen uitsluitend aan hoofdgebouwen worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de diepte van het overblijvende voorerfgebied mag niet minder bedragen dan 3 m;
    • 3. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de uit te bouwen gevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
10.1.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op 10.1, gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regels:

  • a. voor zover gelegen in het voorerfgebied mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. in overige gevallen, voor zover niet gelegen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' mogen geen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
10.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan binnen de bestemmingen 'Woongebied' met een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. lid 10.1.1 onder b, voor afwijkende dakhellingen en dakvormen;
    • 2. lid 10.1.1 onder d, voor het bouwen van een hoofdgebouw tot in de perceelsgrens;
    • 3. lid 10.1.2 onder a, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen', voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming;
    • 4. lid 10.1.3 onder a en b, met dien verstande dat ten behoeve van een opbouw de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden vergroot tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,5 m;
  • b. in onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.8 van de toelichting.

11.1 Algemene gebruiksregels
11.1.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen zoals bedoeld onder a. wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en gebouwen voor een zorgwoning, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend waarbij tevens niet in strijd mag worden gehandeld met eventuele aan deze omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
    • 2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - prostitutie';
    • 3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
    • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor zover dit niet is toegestaan in de bestemmingsomschrijvingen van de ter plaatse geldende bestemmingen.
    • 5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines ten behoeve van energieopwekking;
    • 6. het gebruik van de gronden in het voorerfgebied ten behoeve van zonnecollecteren of zonnepanelen ten behoeve van warmte- en energieopwekking;
    • 7. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    • 8. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden.
11.1.2 Uitzonderingen strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het:

  • a. tijdelijk, afwijkend gebruik gedurende de vergunde instandhoudingsperiode;
  • b. legaal aanwezige gebruik zoals dit bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
  • d. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. leidingen voor drinkwater met een doorsnede vanaf 250 mm;
    • 4. leidingen voor afvalwater met een capaciteit vanaf 25 m3 per uur en/of een diameter vanaf 110 mm.

Artikel 12 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.8.2 van de toelichting.

De voor deze regeling aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

12.1 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van beroepsmatige of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, gelden de volgende regels:

  • a. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2, mag worden aangewend ten behoeve beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in bijlage 1 (Lijst behorende bij de regeling beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis), dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;
  • b. de activiteiten worden uitgeoefend door (een van) de bewoner(s) van de woning;
  • c. voor een bed & breakfast geldt tevens dat ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan;
  • d. behalve een bed & breakfast, is horeca is niet toegestaan;
  • e. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;
  • f. buitenopslag is niet toegestaan;
  • g. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
  • h. meldingsplichtige of vergunningplichtige bedrijfsactiviteiten op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • i. de activiteiten mogen niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving of tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
  • k. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.
12.2 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van
    • 1. artikel 12.1 onder a en toestaan dat:
      • 1. afwijkende activiteiten worden toegestaan;
      • 2. de oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2.
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de criteria zoals genoemd in artikel 17 (Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen).

Artikel 13 Regeling parkeren

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.8.4 van de toelichting.

13.1 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het nieuwe of gewijzigde gebruik van gronden en/of bouwwerken ten opzichte van het bestaande gebruik is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, waarbij deze vervolgens in stand wordt gehouden.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en/of een andere mogelijkheid wordt benut, zoals omschreven in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik.
13.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 13.1 waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het opheffen van bestaande parkeerplaatsen en/of ruimte voor laden en lossen.
  • b. het nieuwe of gewijzigde gebruik van gronden en/of bouwwerken, zonder voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen te realiseren.
13.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 wanneer:

  • a. er op een andere wijze wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen;
  • b. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
13.4 Voldoende parkeergelegenheid
13.4.1 overige zone - parkeren rest bebouwde kom

Ter plaatse van 'overige zone - parkeren rest bebouwde kom' is er sprake van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen zoals bedoeld in lid 13.1, 13.2 en 13.3, als voldaan wordt aan de normen in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op:

  • a. binnen de bestemming Woongebied' het tijdstip van de terinzage legging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. in overige gevallen, het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik, of het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
13.4.2 overige zone - parkeren buitengebied

Ter plaatse van 'overige zone - parkeren buitengebied' is er sprake van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen zoals bedoeld in lid 13.1, 13.2 en 13.3, als voldaan wordt aan de normen in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik, of het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 14 Regeling woningsplitsing, woningomzetting en woninguitbreiding

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.5.4 van de toelichting.

14.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden de volgende bouwactiviteiten uit te voeren:

  • a. woningsplitsing;
  • b. woningomzetting;
  • c. woninguitbreiding.
14.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 14.1 onder a en c, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. wordt voldaan aan een minimale gebruiksoppervlakte wonen na splitsing en/of uitbreiding van 60 m2 per woning en/of zelfstandige woonruimte.
  • b. lid 14.1 onder b en c, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. wordt voldaan aan een minimale gebruiksoppervlakte wonen na omzetting en/of uitbreiding van 25 m2 per onzelfstandige woonruimte bij woningomzetting naar onzelfstandige woonruimte(n) en
    • 2. niet meer dan 4 onzelfstandige woonruimten per gebouw en/of zelfstandige woonruimte ontstaan.
  • c. Een omgevingsvergunning zoals genoemd onder a en b wordt slechts verleend na een afweging volgens de toetsingscriteria zoals genoemd in artikel 17 (Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen).
14.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. het gebruik van een woning en/of woonruimte dat leidt tot woningsplitsing;
  • b. het gebruik van een woning en/of woonruimte dat leidt tot woningomzetting;
  • c. het gebruik van een gebouw dat leidt tot woninguitbreiding;
  • d. kamerverhuur-/bewoning.

tenzij het een bestaande situatie betreft.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 14.3 onder a en c, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. er sprake is van een minimale gebruiksoppervlakte wonen na splitsing en/of uitbreiding van 60 m2 per woning en/of zelfstandige woonruimte;
    • 2. de behoefte ten behoeve van de beoogde doelgroep is onderbouwd en aangetoond;
    • 3. wordt voldaan aan artikel 13
    • 4. wordt voldaan aan artikel 14 beleidsregels woningsplitsing, woningomzetting
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 9.3 14.3 onder b, c en d, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. er sprake is van een minimale gebruiksoppervlakte wonen na omzetting en/of uitbreiding van 25 m2 per onzelfstandige woonruimte
    • 2. de behoefte ten behoeve van de beoogde doelgroep is onderbouwd en aangetoond;
    • 3. wordt voldaan aan artikel 13 Een omgevingsvergunning zoals genoemd onder a en b wordt slechts verleend na een afweging volgens de toetsingscriteria zoals genoemd in artikel 17 (Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen).

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.6 van de toelichting.

15.1 vrijwaringszone - dijk
15.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor het onderhoud en de verbetering van de op aangrenzende gronden gelegen waterkering.

15.1.2 Specifieke bouw- en gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf Algemene afwijkingsregels van de toelichting.

  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsplanregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsplanregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
    • 4. de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
    • 5. de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
    • 6. de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
    • 7. de bestemmingsplanregels en toestaan dat de buitenwerkse gevelvlakken met ten hoogste 1,5 m worden overschreden door:
      • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen;
      • 2. ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
      • 3. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
      • 4. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels en galerijen,
    • 8. de bestemmingsplanregels en toestaan dat dakterrassen, balkons of andere niet op de grond gelegen buitenruimtes, op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • 1. balkons zijn toegestaan met een diepte van ten hoogste 2 m, gemeten vanaf de buitenwerkse gevelvlakken;
      • 2. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van ten hoogste 1,2 m, gemeten vanaf het dak;
      • 3. privacyschermen zijn toegestaan, indien noodzakelijk ten behoeve van de privacy met een hoogte van ten hoogste 2 m, gemeten vanaf het dak;
      • 4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt,
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de criteria zoals genoemd in artikel 17 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen 

Artikel 17 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.9.2 van de toelichting.

Omgevingsvergunningen ten behoeve van afwijkingen in gebruik of afwijkingen in de bouwregels worden slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeers- en parkeersituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de fysieke en externe veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • h. de mate van klimaatbestendigheid, hemelwaterberging, overstromingsrisico en hittestress
  • i. een evidente privaatrechtelijke belemmering;
  • j. eventueel aanvullende criteria, zoals genoemd bij de betrokken afwijkingen.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

De uitleg van deze regel is te lezen in paragraaf 5.9.3 van de toelichting.

18.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en daarbij:

  • a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig aanpassen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. aanduidingen toevoegen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat;
18.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in lid 18.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Chw bestemmingsplan De Bakkerij'.

Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Lijst behorende bij de regeling beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Deze bijlage bevat de lijst met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Kledingmakerij, waaronder:

  • (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;
  • woningstoffeerderij.

Reparatiebedrijven, waaronder:

  • schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;
  • uurwerkreparatiebedrijf;
  • goud- en zilverreparatiebedrijf;
  • reparatie van kleine gebruiksgoederen;
  • reparatie van muziekinstrumenten.

Reparatiebedrijven voor motorvoertuigen zijn in ieder geval uitgesloten.

Overige dienstverlening, waaronder:

  • kappersbedrijf;
  • schoonheidssalon;
  • pedicure;
  • nagelsalon;
  • podologiepraktijk;
  • kantoren aan huis;
  • tandarts;
  • medische hulpverlening (ceso- en fysiotherapie, verloskundige, huisarts, huidtherapeut, alternatief genezer, homeopaat, psycholoog, orthopedagoog, logopedist, medisch specialist, etc.);
  • juridisch advies (advocaat, notaris, etc.);
  • financieel advies (registeraccountant, belastingconsulent, administratie, etc.);
  • bouwkundig advies;
  • coachingspraktijk;
  • architect;
  • kunstenaar;
  • hondentrimsalon;
  • computerservicebedrijf;
  • autorijschool;
  • decorateur;
  • fotografie;
  • gastouderopvang;
  • bed & breakfast.

Seksinrichtingen, overige erotische vermaaksfuncties, internethandel met verkoop aan huis en afleverpunten voor post en paketten zijn in ieder geval uitgesloten.