direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het Onderdijks 2013, 4e uitwerking De Terpen
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991246-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Onderdijks is één van de recente uitbreidingswijken van Kampen, waarvan de bouw is gestart in 2003. Het is de meest zuidelijk gelegen woonwijk van Kampen. Het noordelijk deel van Het Onderdijks is aan de stad verbonden door de Kamperstraatweg. Het zuidelijk deel is via de Lange Akker verbonden met de Niersallee. Deze woonwijk kan, door haar ligging in het IJssellandschap, gekarakteriseerd worden als 'een rivierenlandschap in het klein'. De hoofdopzet van de nieuwe woonwijk is gebaseerd op de ontwikkeling van vier buurten, die binnen de samenhang van de wijk als geheel elk een eigen karakter krijgen.

Het deelgebied 'De Terpen' is gelegen in het zuid-oostelijke deel van Het Onderdijks. De Terpen vormen een ‘vooruitgeschoven ‘plandeel’ in het aanliggende veenweidegebied. Het plangebied De Terpen was tot voor kort nog in agrarisch gebruik, met name weiland. In het gebied is een scherpe scheiding tussen de lagere kleiige komgrond en de hoger gelegen zavelige stroomruggrond te zien. Een voormalige sloot, nu nog als laagte te herkennen, vormt deze scheiding.

Inmiddels is het plangebied aan de noord- en zuidwestzijde omgeven door de bebouwing van Het Onderdijks. Het deelgebied 'De Terpen' ligt direct tegen het Hart van Het Onderdijks, waar de scholen staan en toekomstige kleinschalige detailhandel mogelijk is. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Lange Akker/Koeweide en vanaf De Chalmotweg. De Lange Akker is de centrale verbinding voor autoverkeer richting de Mr. J.L.M. Niersallee.

Voor de meeste gebieden in Het Onderdijks is gebruik gemaakt van uit te werken bestemmingen waardoor in een later stadium dieper ingegaan kan worden op de exacte stedenbouwkundige inrichting van het gebied.

In het geldende bestemmingsplan heeft de locatie voor 'De Terpen' een bestemming “Wonen - Uit te werken”. Voorliggend uitwerkingsplan maakt grondgebonden en gestapelde woningbouw mogelijk voor maximaal 91 woningen. De juridische kaders voor de genoemde ontwikkeling zijn vastgelegd in het bestemmingsplan “Het Onderdijks 2013”. Dit bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 29 mei 2013.

1.2 Uitgangspunten en doel

Het doel van dit uitwerkingsplan is om een deel van het woongebied in het Zuidoostelijke deel van de wijk 'Het Onderdijks' te ontwikkelen voor de realisatie van maximaal 91 woningen.

De juridische kaders voor deze ontwikkelingen staan vastgelegd in:

  • het (moeder)bestemmingsplan “Het Onderdijks 2013", vastgesteld door de raad op 29 mei 2013;
  • de voorwaarden zoals deze zijn neergelegd in het in 2001 vastgestelde Beeldambitieplan “Het Onderdijks”;
  • het Beeldregieplan 'De Terpen', d.d. februari 2019.

Met de twee laatst genoemde plannen heeft het college van B&W een specifiek beleid vastgesteld aanvullend op de algemene regels uit de Welstandnota. Dit om de gewenste kwaliteit van de bebouwing en hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte te borgen. Het beeldambitieplan en beeldregieplan vormen hiermee een belangrijk toetsingskader voor toekomstige bouw- en inrichtingsplannen.

1.3 Bij dit plan behorende stukken

Het uitwerkingsplan "Het Onderdijks 2013, 4e uitwerking De Terpen" bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991246-OW01.

Op de verbeelding staan de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels staan bepalingen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Verder staat er een toelichting in het plan, waarin een planbeschrijving staat en de conclusies uit de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken.

1.4 Ligging van het plangebied

Het plangebied 'De Terpen' is gelegen in het zuid-oostelijke deel van Het Onderdijks.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0001.png"

1.5 Geldende bestemmingsplannen

1.5.1 Moederplan 'Het Onderdijks 2013'

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Het Onderdijks 2013' en heeft het plangebied de bestemming 'Woongebied - uit te werken' (artikel 13). In deze bestemming zijn voorwaarden gegeven waaraan een uitwerkingsplan moet voldoen. Alleen wanneer het plan aan de uitwerkingsvoorwaarden voldoet, kan het bevoegd gezag van deze bevoegdheid gebruik maken.

Daarnaast gelden voor het gehele plangebied ook twee paraplubestemmingsplannen, te weten 'Parkeren (parapluplan)' en 'Deprogrammeren Woningbouw (parapluplan)'.

1.5.1.1 Uitwerkingsregels

In het moederplan zijn de volgende uitwerkingsregels aangegeven:

Wonen

  • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 250;
  • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • 3. de bouwhoogte van maximaal 10% van het totaal aantal woningen mag maximaal 15 meter bedragen;
  • 4. van het bestemmingsvlak dient niet minder dan 15% te worden bestemd voor groenvoorzieningen en/of water;
  • 5. er dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.

Maatschappelijke voorzieningen

  • 1. van het bestemmingsvlak mag maximaal 15% worden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen;
  • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

Bijzondere bepalingen

  • a. bebouwing voor geluidgevoelige functies dient zodanig te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen. Hiervan mag alleen worden afgeweken in geval een hogere waarde is verleend in het kader van een hogere waarde procedure (die ten behoeve van het uitwerkingsplan moet worden gevolgd). De toetsing van de geluidbelasting geschiedt alleen ter plaatse van geluidgevoelige gebouwen ter hoogte van gevels als gedefinieerd in de Wet geluidhinder;
  • b. bebouwing van functies gevoelig voor milieuhinder dient zodanig te worden geprojecteerd dat geen ontoelaatbare hinder zal worden ondervonden vanwege in de nabijheid (potentieel) gelegen bedrijvigheid;
  • c. voor ieder uitwerkingsplan dient een berekening van de oriënterende waarde uitgevoerd te worden. Het uitwerkingsplan dient te voldoen aan de eisen die in het gemeentelijk veiligheidsbeleid zijn gesteld voor een woonomgeving zoals dat geldt ten tijde van vaststelling van het uitwerkingsplan. In dat kader dient ook een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.
1.5.2 Deprogrammeren woningbouw (parapluplan)

Het parapluplan 'Deprogrammeren Woningbouw' heeft het doel om de harde plancapaciteit in directe bouwtitels, uitwerkingsverplichtingen en wijzigingsbevoegdheden af te waarderen. Hierdoor is er plancapaciteit beschikbaar gekomen om nieuwe gewenste woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken. Dit parapluplan heeft in 2016 het aantal beschikbare woningen gedeprogrammeerd van 250 woningen naar 135 woningen. Het onderhavige uitwerkingsplan dient rekening te houden dat het aantal woningen niet meer zal bedragen dan 135.

1.5.3 Parkeren (parapluplan)

In het parapluplan parkeren zijn regels opgenomen ten behoeve van parkeren. In paragraaf 3.3 wordt het plan getoetst aan het verkeersbeleid van de gemeente Kampen. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3.2 de uitwerking en de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan beschreven. In de regels onder Artikel 10 Parkeren, zijn de regels overgenomen uit dit parapluplan Parkeren.

1.5.4 Bouwplannen in relatie tot uitwerkingsregels

Het stedenbouwkundig ontwerp gaat uit van de realisatie van 91 woningen. Het maximum aantal woningen, uit het moederplan en het parapluplan deprogrammeren woningbouw, wordt niet overschreden. De maximale bouwhoogte van 12 meter wordt niet overschreden, met dien verstande dat de bouwhoogte van maximaal 10% van het totaal aantal woningen maximaal 15 meter mag bedragen. Ook hieraan wordt voldaan. Voor een deel wordt groen bestemd binnen het plangebied. Verder is groen en water al voldoende gerealiseerd op andere locaties binnen de uit te werken bestemming. Ook komen er voldoende parkeerplaatsen. De voorkeursgrenswaarden worden in acht genomen. Er wordt geen hinder ondervonden van bedrijvigheid en er heeft onderzoek plaatsgevonden naar externe veiligheid.

1.6 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
  • in hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in het laatste hoofdstuk. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Provinciaal beleid

2.1.1 Omgevingsvisie- en verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 "Beken kleur" is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn generieke beleidskeuzes van belang. Bij de tweede vraag zijn ontwikkelingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied.

Generieke beleidskeuzes (of-vraag)

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” is met name artikel 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit) van de Omgevingverordening Overijssel van belang. In dit artikel is bepaald dat in de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt. Bij de voorgenomen ontwikkeling is er zowel sprake van het benutten van bestaande bebouwing (namelijk het behoud van de boerderij en de schuur) als van herstructurering.

Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)

Op het plangebied is het ontwikkelingsperspectief 'Ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' van toepassing. Het ontwikkelperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Enerzijds worden melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen landgebruik gezien, anderzijds gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Naast de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere sectoren, is het doel om behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen nadrukkelijk te verbinden. Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt namelijk bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel. Dit betekent onder andere het behoud van de diverse woonmilieus die voor verschillende groepen aantrekkelijk zijn: buurtschappen, landgoederen, bedrijfswoningen, (knoop)erven.

2.1.1.1 Natuurlijke laag

Het gebied behoort tot het Rivierenlandschap, waarin IJsselstroomruggen en zwaardere IJsselklei die elkaar afwisselen. De Venedijk noord is hiervan de grens. Aan de overzijde van deze dijk liggen de laagveenontginningen, overstromingsgebieden vanuit de Zuiderzee. De bodem bestaat deels uit afwisselend klei en veenlagen en deels uit hogere, zavelige gronden.

Door dit gebied loopt een oude arm van de IJssel, een natuurlijk waardevol water aan de noordoostgrens van het plangebied. De oude IJsselarm loopt als een rechte (vergraven) waterloop en als landschappelijke drager door het Onderdijks.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0002.png"

Oude IJsselarm

2.1.1.2 Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Het landschap rondom Kampen is vanuit de hoger gelegen delen in cultuur genomen. De hogere, vaak zavelige gronden werden gebruikt voor akkerbouw en boomgaard, de lage delen waren in gebruik als grasland. Dijken beschermden de landbouwgebieden en woningen. De Venedijk Noord is één van die dijken. Deze dijken braken regelmatig door, getuige de vele kolken aan de binnen- en buitenzijde van de Venedijk en de Zwarte dijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0003.png"

Blazerkolk Venedijk Noord

Het gevaar kwam zowel van de IJssel als van de Zuiderzee. Vanwege dit voortdurende gevaar van dijkdoorbraak en overstroming werden de boerderijen op terpen gebouwd.

In de directe omgeving, aan de zuidzijde van het plangebied liggen nog twee terpboerderijen. Langs de Zwarte Dijk zijn er veel meer te vinden. Terpen zijn dan ook een uitgangspunt voor de nieuwe ontwikkeling. Hoger gelegen gronden waarop wordt gewoond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0004.png"

Terpboerderij in de omgeving Kampen

2.1.1.3 Stedelijke laag

Het Onderdijks is één van de uitbreidingen van Kampen, gestart in 2003. Het is één van de meest zuidelijk gelegen woonwijken. Het noordelijk deel van Het Onderdijks is aan de stad verbonden door de Kamperstraatweg. Het zuidelijk deel is via de Lange Akker verbonden met de Niersallee.

Het plangebied de Terpen was tot voor kort nog in agrarisch gebruik, met name weiland. In het gebied is scherpe scheiding tussen de lagere kleiige komgrond en hoger gelegen zavelige stroomruggrond te zien. Een voormalige sloot, nu nog als laagte te herkenning vormt deze scheiding.

Inmiddels is het gebied aan de noord en zuidwestzijde omgeven door de bebouwing van Het Onderdijks. De diverse wijkdelen liggen rondom het Hart van Het Onderdijks, het gebied waar de scholen staan en toekomstige kleinschalige detailhandel mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0005.png"

Gekleurde plankaart

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Lange Akker/Koeweide en vanaf de Chalmotweg. De Chalmotweg verbond de IJsseldijk met het zuidelijk gelegen landbouwgebied (de Zande). Door de aanleg van het Reevediep en de daarbij behorende dijken is zowel de Chalmotweg als de oude IJsselarm afgesneden van het achterliggende landschap.

De Terpen wordt omsloten door water: aan de Oostzijde de Oude IJsselarm, aan de zuidzijde, een nieuw gegraven sloot (natuurcompensatie) en aan de west- en noordzijde nieuw gegraven water ten behoeve van de waterberging en –afvoer van Het Onderdijks en onderdeel van het park Waterplantsoen.

Het gebied is tijdelijk in gebruik geweest als hooiland. In het gebied ligt een bosje van wilgenopslag. Ook langs het water aan de Chalmotweg staat wilgenopslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0006.png"

De Chalmotweg met wilgenopslag langs natuurcompensatie

Midden door het plangebied loopt een gasleiding. Omdat er boven op de leiding weinig mag en kan gebeuren is dat vanzelf ook een groene lijn door het plangebied.

De hierboven genoemde elementen: water met oeverzones, gasleiding, wilgenbosjes, de boerderij en de aanwezige hoogteverschillen vormen belangrijke landschappelijke elementen in het gebied. Tezamen vormen deze elementen haast een orthogonaal netwerk binnen de nieuw te bouwen terpen.

2.1.1.4 Lust&Leisure laag

Door de verlegging van de Niersallee als gevolg van het aanleggen van de Hanzelijn is het Onderdijks meer op het landschap georienteerd dan op de stad. De Lange Akker is de centrale verbinding richting de Niersallee voor autoverkeer.

Voor het langzaamverkeer zijn er goede verbindingen met het landschap via de Venedijk Noord, de Chalmotweg, de dijk langs het Reevediep.

Door de komst van de Bypass tussen de IJssel en het randmeer is de verbinding met het zuidelijk gelegen landelijk gebied afgesneden, maar ligt er binnen een paar jaar een waardevol natuur- en recreatiegebied in de directe omgeving tussen de IJssel en het Randmeer.

Het langzaamverkeer kan via de Lange Akker naar IJsselmuiden, naar het centrum van de stad en naar station Kampen Zuid met de daarbijgelegen winkelvoorzieningen. Via de Kamperstraatweg kan men richting centrum of richting de IJssel fietsen.

De nieuwe bypassdijk is goed zichtbaar vanuit Het Onderdijks, een nieuwe grens van de stad. De IJssel is voelbaar door de zichtbaarheid van de Molenbrug, waarvan de pylonen hoog boven de bebouwing uit toornen.

2.2 Gemeentelijk beleid

2.2.1 Structuurvisie Kampen 2030

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document. In dit beleidsdocument wordt ingezet op inbreiding en afbouwen van in gang gezette ontwikkelingen, waaronder de woonwijk Het Onderdijks. Dit uitwerkingsplan past dan ook in het gemeentelijk beleid.

2.2.2 Woonvisie 2016-2021 / RWP en Woningmarkt Kampen in Balans

In de Woonvisie worden de verschillende woonbelangen in balans gebracht. De visie is daarom niet alleen gericht op de kwantiteit en kwaliteit van nieuw te bouwen woningen, maar ook op de bestaande voorraad. Niet alleen gericht op een passende sociale huurvoorraad, maar ook bijvoorbeeld op het stimuleren van particuliere bouw met vrije bouwkavels. Daarnaast wordt er gestreefd naar maatwerk voor diverse doelgroepen. Het bevorderen van de samenhang tussen wonen, welzijn en zorg is daarvan een voorbeeld.

De komende tien jaar heeft de gemeente ruimte voor 1880 nieuwe woningen (primos 2013). We hebben met de provincie en omliggende gemeenten Regionale Woonafspraken (RWP) gemaakt, waarbij afgesproken is dat we als gemeente maximaal 100 procent plancapaciteit hebben. We maken dus niet meer woningbouw mogelijk dan dat er daadwerkelijk vraag naar bestaat. Gemeenten die over een 'historische' harde bestemmingsplancapaciteit beschikken van meer dan 100% van de woningvraag, brengen het overaanbod met maximale voortvarendheid terug (maximaal 3 jaar vanaf vaststelling RWP). De provincie ziet hierop toe. Verder borgt de provincie door de verordening dat gemeenten met overprogrammering uitwerkingsplichten niet kunnen benutten. Hiermee worden buurgemeenten beschermd tegen negatieve effecten van overprogrammering bij buurgemeenten.

Om deze afspraak uit te werken heeft de gemeenteraad in maart 2016 de beleidsnotitie Woningmarkt Kampen in Balans geschreven, waarin een stappenplan is vastgesteld om te gaan voldoen aan het RWP. In 2017 zijn de regionale woonafspraken geactualiseerd, waarbij blijkt dat de gemeente Kampen een woningbehoefte van 1865 woningen kent (middeling primos 2012-2016 en 10% bandbreedte). Ook Woningmarkt Kampen in Balans is in 2017 geactualiseerd, waaruit bleek dat de gemeente Kampen een plancapaciteit had van 55%. Dit betekent dat er nog voor 45% van de behoefte voor de komende tien jaar nieuwe woningbouwplannen gemaakt moeten worden.

Ander belangrijk onderdeel van de Woonvisie is de wens om in alle prijscategorieën voldoende woningen te bouwen, zodat er gemixte woonwijken ontstaan. Hiervoor is de leidraad om tot een verdeling in prijscategorieën te komen weer ingevoerd, namelijk 30 procent goedkoop, 40 procent middelduur en 30 procent duur. Hiernaast streven we er naar dat 20% van de nieuw te bouwen woningen sociale huurwoningen zijn. Wanneer er behoefte is vanuit de markt wordt woningbouw door Collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) door de gemeente gefaciliteerd.

In paragraaf 3.5 wordt ingegaan op hoe dit uitwerkingsplan zich verhoudt met dit beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Stedenbouwkundige opzet en landschappelijke inpassing

Inleiding

Voor het uit te werken plangebied is een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt op basis van uitkomsten van het ontwerpfestival in oktober 2017. Daarbij zijn de bewoners van Kampen uitgenodigd zijn om mee te denken over ruimtelijke invulling van het deelgebied De Terpen. De uitkomsten van dit woonfestival zijn gebruikt als richtlijnen voor het stedenbouwkundig ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0007.png"

Afbeelding: Verkaveling voor de Terpen, getekende uitkomst van het Woonfestival (IS-Maatwerk, oktober 2017)

Ligging van het plangebied

Op bijgevoegde kaart is de ligging van het plangebied weergegeven. In het gebied is scherpe scheiding tussen de lagere kleiige komgrond en hoger gelegen zavelige stroomruggrond te zien. Een voormalige sloot, nu nog als laagte te herkenning vormt deze scheiding.

Deelgebied te Terpen is gelegen in de zuidoost deel van het Onderdijks. De Terpen behoort tot her Rivierenlandschap waarin de IJsselstroomruggen en zwaardere klei elkaar afwisselen. In het noorden grens het plangebied aan groene hart van het Onderdijks, het centrum, het 'groen/rode hart' van Het Onderdijks. Dit bestaat uit een wijkpark direct ten noordwesten van De Terpen, de daaraan grenzende schoolpleinen van twee basisscholen die, samen met woon-werkwoningen, het 'rode deel' van het centrum vormen.

De Terpen is aan alle kanten begrensd door groen en water: aan de Oostzijde de Oude IJsselarm. Binnen Het Onderdijks is de IJsselarm vergraven tot de singel aan de Lange Akker. aan de zuidzijde ligt een nieuwe, ten behoeve van natuurcompensatie gegraven sloot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0008.jpg"

Door het plangebied loopt van noord-west naar zuid-oost een gasleiding.

De Terpen ligt op circa 300 meter vanaf de nieuw aangelegde dijk aan de bypass. Over deze dijk ligt een fiets-wandelroute. Vanuit De Terpen is deze route te bereiken via De Chalmotweg en de Kamperstraatweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0009.jpg"

Ontsluiting

Via de westelijke toegang van Het Onderdijks vanaf de Mr J.L.M. Niersallee over de Lange Akker en de Koeweide worden De Terpen ontsloten. Zie hiervoor de onderstaande themakaart 'auto onsluiting'.

De meest zuidoostelijk gelegen terp, de terp met circa 28 woningen vormt een Boerderij ensemble langs De Chalmotweg, een landweg, die de nog resterende boerderijen in het weidegebied ontsluit. Deze 28 woningen worden ontsloten via De Chalmotweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0012.png"

Stedenbouwkundig/landschappelijk concept

De landschappelijke mal reikt een bijzondere kwaliteit aan om stad en land met elkaar te verbinden. De woonensembles in De Terpen zijn zo gepositioneerd dat ze deze overgangszone optimaal benutten. Naast eerder genoemd boerderijensemble, Boerenerf genoemd, zijn er een Boomgaard en drie woonterpen, de Dorpsterp, de Eigenwijze terp en de IJsselterp. Deze buurtjes worden verbonden door tussengelegen groenstroken: het groene casco van De Terpen. Alle woningen hebben twee 'voorkanten'; ze grenzen zowel met de voor- als de achterzijde aan openbaar gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0013.png"

Dit biedt kansen voor bijzondere positionering van de woningen op de kavels een bijzondere vormgeving van de buitenruimten van de woningen en het benutten van de uitzichtmogelijkheden, vóór én achter, bij de vormgeving van de woningen.

Het groene casco

Het groene casco bestaat uit groene elementen die aansluiten op het landschap in de omgeving van De Terpen. In noord-zuidrichting ligt een brede groenstrook boven een onder De Terpen gelegen grote gasleiding, waarboven niet gebouwd en opgehoogd kan worden. Deze groenstrook verbindt het wijkpark Waterplantsoen met De Chalmotweg, die in het aangrenzende open rivierenlandschap ligt. De tweede groenstrook ligt in het verlengde van de Buitenhoek en aan weerszijden van de sloot op de grens van het nattere en droger gelegen deel van De Terpen. Deze sloot en groenstrook komen uit bij de oude IJsselarm en het open landschap richting IJsseldijk, ten noorden van De Terpen. Het groene casco is een extensief beheerd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0014.png"

De woonterpen liggen in het westelijke, lager gelegen, wat nattere deel van De Terpen. De woningen worden op een ca 1,25 – 1,85 meter opgehoogd maaiveld gebouwd . Het omringende groen blijft op het lagere niveau liggen. Het Boerenerf en de Boomgaard liggen in het oostelijke gedeelte van De Terpen, uit respect, op ruime afstand van de bestaande boerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0015.png"

Afbeelding: Groene casco

Dorpse sfeer

Voor De Terpen is het uitgangspunt dat ze een dorpse sfeer krijgen. De ligging van elke buurt in een groen casco is een eerste kenmerk hiervoor. De menging van woningen in verschillende financieringscategorieën en woningtypen qua grootte, hoogte en organisatie van het woonprogramma is een tweede kenmerk. Beplanting als belangrijkste inrichtingselement voor de erfgrenzen en een functionele inrichting van het groene casco tussen de woonbuurten is een volgend kenmerk. Tussen het bestaande Boerenerf en het nieuwe Boerenerf komt een moestuin, die de gemeente in beheer wil geven aan de bewoners van het Boerenerf en waar ook andere bewoners gebruik van kunnen maken; het groene casco grenzend aan de noordrand van het bestaande Boerenerf, wordt ingericht als boomgaard.

Herkenbare woonbuurtjes

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0016.png"

Afbeelding: Themakaart van de buurten

Dorpse terp

De dorpse terp is de grootste. Hier worden ca. 40 woningen gerealiseerd. Ze worden op speelse wijze om twee dorpsbrinken, gegroepeerd. De brinken zijn verbrede delen van het woonerf dat de dorpse terp ontsluit. Hier is ruimte voor verblijf, ontmoeting, spelen, kortom een buitenruimte waar het samen zijn/nabuurschap vorm kan krijgen. Op de brinken staan enkele volwassen bomen. Het vormt de 'special' in de buitenruimte van de dorpse terp.

De openbare ruimte van de Dorpsterp en de IJsselterp is sober en eenduidig. De verharding ligt van gevel tot gevel op de brinken/pleinen. De openbare ruimte wordt in principe als shared space ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0017.png"

Alle woningen staan met hun gevels aan het centrale woonerf. Een privacystrook of kleine voortuin vormt de overgang van openbaar naar privaat terrein. Gezamenlijk wonen aan de centrale binnenruimte is het motto voor de Dorpsterp. Via stegen en paden is er zichtcontact met de omringende groene ruimte én is die ook bereikbaar. Hier, in het groen kan worden gewandeld, gefietst, gesport en geravot. De buitenrand van de Dorpsterp bestaat uit een grastalud dat ca 1,25 meter oploopt en bovenaan wordt afgezoomd door een brede dichte haag. Aan de voet van de terprand ligt een wandelpad, waarover een 'rondje terp' kan worden gelopen. De hoogteligging van het pad wisselt. Hierdoor én door een continu doorlopende, maar afwisselende beplanting wordt een aantrekkelijke rondwandeling geënsceneerd. De bebouwing op de terp is wisselend in volume, hoogte, rooilijnen en kaprichtingen. De rooilijn van aanbouwen ligt nooit in dezelfde lijn als de straatgevels van de hoofdbebouwing. De maximale bouwhoogte is twee-en-een-halve laag met kap. Overwegend vinden we hier woningen van anderhalve laag met kap. Aanbouwen en bijgebouwen hebben een dakvorm die is afgeleid van het hoofdvolume. Eenheid in verscheidenheid is het motto op de Dorpsterp geldend zowel voor de bebouwing als de (openbare) buitenruimten en de groene erfgrenzen. Omdat de woningen zowel met de voorzijde als met de achterzijde of zijkanten aan het openbaar gebied grenzen, is ervoor gekozen om een zone met een verbod voor vergunningsvrij bouwen te leggen op een 4 meter brede zone vanaf de grens van de bestemmingsvlakken 'wonen' met de bestemmingen 'groen' en 'verkeer'.

IJsselterp

Deze terp grenst aan de oude IJsselarm. Een groot deel van de woningen kijkt hierop uit en op hierachter gelegen landelijke omgeving richting de IJssel. Een ander deel van de woningen heeft zicht op het Waterplantsoen, het groene hart van het Onderdijks én een ander deel kijkt uit over de groenstrook op de gasleiding. Deze woonterp onderscheidt zich door een oriëntatie op de buitenzijde. De ca. 13 woningen op de IJsselterp zijn vooral georiënteerd op de groene omgeving. Ze staan midden op de kavels. Dit geeft aan de erfzijde een ruime privé buitenruimte, waar auto's gestald kunnen worden of zitjes in de middag- en avondzon. De kleine, centraal gelegen openbare ruimte, is op te vatten als de 'dam' van het woongebied IJsselterp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0018.png"

Hier staan de auto's, worden de woningen ontsloten en hier bewegen de bewoners en bezoekers van de aangrenzende buurt de Boomgaard overheen. De IJsselterp onderscheidt zich niet alleen van de Dorpse terp door de oriëntatie van de woningen en de daarmee samenhangende plaats op de kavel, maar ook door een contrastrijkere bebouwing wat bouwhoogte, dakvormen en buitenruimten in en aan de bebouwing betreft. Hier vinden we dakterrassen, veranda's en french windows op de verdiepingen.Terrassen en patio's aan de terpranden. Een diversiteit aan bouwkundige ingrepen die erop gericht zijn het uitzicht, vanuit de woningen en de privé buitenruimte, maximaal te beleven.

Eigenwijze terp

Dit is een klein, eigenwijs terpje verbonden met de Dorpsterp. Het bevindt zich midden in het plangebied met groen en zicht rondom. Een plek voor een markant gebouw, een echte landelijke blikvanger in één laag met een grote rieten kap. Het gebouw staat midden op de kavel en bestaat uit ca. 3 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0019.png"

Boomgaard

Invulling van de onbebouwde ruimte ten noorden van het bestaande boerenerf met boerderij met een boomgaard is gekozen als ruimtelijk en functioneel passende voorziening. De boomgaard behoort bij ca. 7 woningen. Deze woningen zijn bij uitstek geschikt voor bewoners uit Het Onderdijks die iets anders willen. De architectuur van de woningen is geïnspireerd op die van houten schuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0020.png"

Boerenerf

Een 21e eeuws boerderij ensemble aan De Chalmotweg naast het bestaande boerderij ensemble. Hier wordt, in navolging van het bestaande ensemble een stelsel van orthogonaal geplaatste gebouwen en ruimten gerealiseerd. In totaal worden hier ca. 28 woningen gerealiseerd. Het wordt een ensemble gericht op samen wonen, werken en ontspannen. Binnen het ensemble is er een collectieve tuin, in de groenstrook ernaast komt een moestuin, die in beheer komt van de bewoners. In de groenstrook is ook een locatie opgenomen om een schuur te bouwen, waar tuingereedschap in opgeborgen kan worden en waar de producten van de moestuin én wellicht de oogsten van de boomgaard uitgevent kunnen worden. Het Boerenerf is een plek voor een bewonersinitiatiefgroep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0021.png"

3.2 Milieu

3.2.1 Geur

Omdat het nieuw te ontwikkelen gebied grenst aan gebieden met veehouderijen waaronder enkele intensieve veehouderijen is in het kader van de omgekeerde werking van de Wet geurhinder en veehouderij een onderzoek gedaan naar de geurkwaliteit ter hoogte van de nieuwe gevoelige bestemmingen, de omhullende van dit onderzoeksgebeid is gemakshalve erg ruim gekozen en valt samen met de bestemmingsplangrenzen. Dit onderzoek door bureau Blauw is opgenomen als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. Voor een aantal bedrijven (niet intensieve rundveehouderijen) geldt overigens geen geurnorm maar een vaste minimale afstand van respectievelijk 50 meter ( in het buitengebied) en 100 meter (in de bebouwde kom).

Onderzoek

Kampen heeft geen eigen geurverordening, uitgezonderd voor maneges voor een specifieke locatie. Daarom is in het onderzoek getoetst aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij.

Daarnaast is het van belang (maar niet wettelijk genormeerd) dat de gezamenlijke geurbelasting van de bedrijven op nieuwe woongebieden binnen de grenzen van het acceptabele blijft. Deze geurbelasting is doorgaans niet meer te herleiden tot een individueel bedrijf en wordt daarom ook wel achtergrondbelasting genoemd waarvoor weer andere hinderpercentages gelden als voor de voorgrondbelasting. Algemeen aanvaard is dat wanneer de achtergrondbelasting de aantal geurgehinderden tussne de 5 en 10% ligt In het plangebied is dit geen probleem.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat voor het gehele plangebied aan bovenstaande kaders wordt voldaan en dat op grond hiervan nieuwe bebouwing mogelijk is. Het aspect geur vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

3.2.2 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in d wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen (zie onderstaande opsommende lijst). Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie)
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend uitwerkingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die ruim onder de gestelde normen blijft. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.2.3 Externe veiligheid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet binnen redelijke grenzen gewaarborgd worden dat door de (toekomstige) vestiging van bedrijven geen onverantwoorde veiligheidsrisico's ontstaan voor de omgeving. Ook andere risicobronnen moeten worden geïnventariseerd en beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de aanvaardbaarheid van de risico's en de mogelijkheden tot het beperken ervan. In en rond het plangebied kunnen verschillende ramptypen zich voordoen.

Hoe risico's met betrekking tot externe veiligheid moeten worden verantwoord staat in verschillende regelingen beschreven. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2013 de beleidsnota “Kampen IJsselsterk Veilig” vastgesteld waarin specifiek staat vermeld hoe omgegaan moet worden met risico's van bedrijven (inrichtingen) in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebied, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Het plan valt onder de gebiedstypering “woongebied”.

Niet alle veiligheidsaspecten worden in het kader van de ruimtelijke ordening (bij de vaststelling van dit bestemmingsplan) beschreven of verantwoord omdat hiervoor specifieke regels gelden die toegepast moeten worden bij bijvoorbeeld het verlenen van een milieuvergunning of een ontheffing voor een gevaarlijk transport. Alleen als voorzienbaar is dat door de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt later niet-vergunbare of onverantwoorde situaties (kunnen) ontstaan, dient het plan voldoende waarborgen te bieden dat dit niet voorkomt (bijvoorbeeld door vestiging van bepaalde functies uit te sluiten).

Ook ruimtelijk niet relevante aspecten blijven in een bestemmingsplan buiten beschouwing, omdat deze aspecten niet zijn te borgen in het plan. In algemene zin geldt dat het bestemmingplan dient te voorkomen dat ongewenste veiligheidssituaties ontstaan voor zover te voorzien en voor zover dit niet (later) op grond van andere (specifiekere) regelingen geborgd is. Om te bepalen of iets wel of niet verantwoord wordt geacht wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Met betrekking tot het eerste aspect geeft bijvoorbeeld het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) aan dat afhankelijk van de soort bestemmingen (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar) en het plaatselijke risico welke bestemming op welke afstand van de risicobron nog is toegestaan.

Voor het groepsrisico bestaat geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Zeker als er sprake is van een toename van het groepsrisico dient dit verantwoord te worden, waarbij onder andere rekening gehouden moet worden met aspecten als bereikbaarheid van de locatie, de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied (van belang bij een eventuele ontruiming van het gebied bij een calamiteit). Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt niet alleen gekeken naar het mogelijk effect van een ongeluk maar ook naar de kans dat een dergelijk ongeluk zich voordoet.

Het risico is het product van deze kans en het effect. De hulpdiensten gaan bij hun advisering uit van het meest waarschijnlijke scenario behorend bij de aanwezige of geplande risicobron. De advisering richt zich onder andere op de bereikbaarheid (ook vluchtwegen en zelfredzaamheid van te evacueren personen) en de bestrijdbaarheid. De calamiteit moet voldoende bereikbaar en bestrijdbaar zijn en de in het effect- en invloedsgebied aanwezige personen moeten zich zoveel mogelijk zelf in veiligheid kunnen brengen.

Voorafgaand aan de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt echter ook nadrukkelijk de afweging gemaakt tussen het effect van een calamiteit, de mogelijkheden voor bestrijding daarvan, de hulpverlening en de kans dat de calamiteit zich voordoet. Omdat dit een ruimtelijk plan betreft wordt niet ingegaan op welke plaats bluswatervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Die zijn ruimtelijk in principe overal mogelijk. Standaard wordt bij de aanleg van de waterleiding in overleg met Vitens voorzien in een basiscapaciteit welke wordt afgestemd op de aard van het gebied.

Indien op grond van (latere) meer concrete gegevens (omgevingsvergunning) een grotere capaciteit vereist is wordt hierin voorzien door bronnen of oppervlaktewater. Ook andere eisen aan de (brand)veiligheid worden in deze kaders meegenomen.

Beschrijving van het plangebied en de veiligheidsrisico's

In het plangebied zijn woningen die op een afstand van ca. 10 meter een tweetal gasleidingen van de Gasunie zijn gelegen. Hierna worden de volgende risico's beschreven inclusief in het kader van welke regeling deze worden beoordeeld. Voor zover nodig wordt tevens een verantwoording geven van het groepsrisico. Voor het plangebied is een onderzoek externe veiligheid door het bureau Save uitgevoerd, waarin ook een QRA is opgenomen (Bijlage 2):

Luchtverkeer

Risico's m.b.t. luchtverkeer worden in dit plan buiten beschouwing gelaten als niet relevant. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is zo klein dat dit risico verwaarloosbaar is.

Spoorwegverkeer

Ten zuiswesten van het plangebied is de spoorlijn Hanzelijn gelegen op een afstand van ca. 900 - 1.000 meter. Over dit baanvak worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het bestemmingsplan Het Onderdijks is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico's zijn van de Hanzelijn op het plangebied. Aan de hand van de QRA kan gesteld worden dat er geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Risico's m.b.t. vervoer over het spoor zijn voor het plangebied vanwege de afstand verwaarloosbaar klein.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Ten zuidwesten van het plangebied is de rijksweg N50 gelegen op een afstand van ca. 900 - 1.000 meter. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het bestemmingsplan Het Onderdijks is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico's zijn van de N50 op het plangebied. Aan de hand van de QRA kan gesteld worden dat geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Transport over water

Ten noordoosten van het plangebied is de vaarweg de IJssel gelegen op een afstand van ca 600 meter. Voor het bestemmingsplan Onderdijks is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico zijn van de IJssel op het plangebied. Aan de hand van de QRA kan gesteld dat er geen 10-6 contour is gelegen. En dat daarnaast 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

Inrichtingen

In het plangebied zijn geen, qua externe veiligheid, relevante inrichtingen aanwezig, of invloedsgebieden die over de woonwijk zijn gelegen.

Buisleidingen

Inleiding

Het bestemmingsplan maakt de bouw van 91 woningen mogelijk op een afstand van buiten de belemmeringenstrook een gasleiding van de Gasunie. Onderzocht zal worden of het plaatsgebonden risico en er een overschrijding van het groepsrisico plaatsvindt. Bureau Save heeft in het kader voor het bestemmingsplan Onderdijks voor de twee gastransportleidingen in het plangebied op 22 november 2017 een QRA opgesteld om te kijken of de oriëntatiewaarde wordt overschreden. De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn in deze QRA meegenomen.

Toetsingskader

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen en leidingen voor aardolieproducten met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van PR 10-6/jr. geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situatie kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of bij toxische stoffen het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8/jr per jaar is, of;
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of; - het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;
  • het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze strook is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied liggen twee planologisch relevante leidingen. Op deze leidingen zijn de gegevens uit de onderstaande tabel van toepassing.

Tabel: Planologisch relevante leidingen

soortleiding     diameter (mm)     druk (bar)     afstand PR 10-6/jr.     Belemmeringenstrook    
Gastransportleiding
N-570-15-KR-001 t/m 003    
219.1 (8.63 inch)     40     0     4    
Gastransportleiding
N-570-29-KR-013 t/m 016    
168.3 (6.63 inch)     40     0     4    

In het plangebied ligt een belemmeringenstrook bestemd ten behoeve van de bescherming en het beheer van de leiding. De breedte van deze strook is 4 m aan weerszijden van de leiding.

Binnen deze belemmeringenstrook, bevinden zich twee aardgastransportleidingen. Het gaat om een aardgasleiding met een diameter van 219.1mm en 168.3mm en een druk van 40 bar. De PR 10 -6 contour van deze leiding ligt niet buiten de belemmeringenstrook. Binnen deze strook zijn geen gebouwen aanwezig of voorzien. Hierdoor zijn binnen de PR 10-6-contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig of voorzien. De PR 10-6-contour heeft derhalve geen gevolgen voor de omgeving.

Het plangebied ligt deels binnen het invloedsgebied voor het GR van de leiding of wel de 1e ring genoemd in het scenarioboek. Daardoor dient het GR te worden verantwoord. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 91 woningen mogelijk maar het GR blijft ruim onder de oriënterende waarde liggen. Uit de berekening naar het groepsrisico blijkt dat de hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt en in de toekomstige situatie eveneens onder de oriëntatiewaarde ligt. Door het voorgenomen ruimtelijke besluit is sprake van een toename van minder dan 10% van het groepsrisico.

Verantwoording van het groepsrisico 

Personendichtheid 

Binnen het invloedsgebied liggen 91 woningen. Daarnaast lopen diverse wegen door het invloedsgebied. Het gebruik van deze wegen levert een bijdrage aan het aantal personen binnen het invloedsgebied. Het is niet precies bekend om hoeveel personen het gaat. De verblijftijd van deze groep is in ieder geval zeer kort.

Zelfredzaamheid 

Een gasbrand in de hoge druk gasleiding is goed zichtbaar en hoorbaar. De hittestraling is duidelijk voelbaar voor de aanwezigen in het invloedsgebied. Alarmering middels de WAS-palen is dan ook niet nodig om de aanwezigen op het gevaar te duiden. De beste strategie voor zelfredzaamheid is het ontvluchten van het invloedsgebied of schuilen als op voldoende afstand wordt verbleven. De 12,5 kW/ m2 grens is gelegen op ca. 95 meter en de 1 kW/m2 is gelegen op de ca. 160 meter (zie onderstaande afbeelding).


 afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0022.png"

Afbeelding: de 1kW/m² en 12,5 kW/m² grens en vluchtwegen van het plangebied

In de gebiedsinrichting dient er rekening gehouden te worden met voldoende vluchtmogelijkheden loodrecht van de bron (gasleiding) af tot minimaal aan de 1kW/m2 grens. Zoals uit het voorgaande blijkt is zelfredzaamheid van de omwonenden over hoe te handelen belangrijk. Het plan ligt in de eerste ring volgens het scenarioboek. In de eerste ring kunnen onherstelbare schade en branden ontstaan en is de warmtebelasting afhankelijk van de positie ca 35 kW/m². Voor bewoners betekend dit dat voor een ontsteking van de leiding vluchten de enige optie is tot de 1 kW/m² (ca 160 meter) een andere mogelijkheid is te schuilen in een woning of gebouw in de 2e ring (ca. 95 meter).

Vanwege het feit dat in het plangebied meerdere ontwikkelingen hebben plaatsgevonden is ervoor gekozen extra maatregelen aan de aardgastransportleiding uit te voeren (signaleringslint). De gemeente Kampen gaat in samenwerking met de Gasunie een signaleringslint (waarschuwingslint) aanbrengen aan de hogedruk aardgastransportleidingen ter hoogte van het plangebied. Dit signaleringslint wordt voor de bouw aangelegd. In een voorgaande fase is ook een signaleringslint aangebracht. Hiermee wordt het groepsrisico, welke ook zonder maatregelen al ruim onder de oriënterende waarde is gelegen, nog aanzienlijk verder verkleind en is de kans op signaleren van de leiding vergroot bij graaf werkzaamheden. Op basis hiervan acht het college het verantwoord om deze wijk verder aan te leggen.

Bestrijdbaarheid 

Een gasbrand van enige omvang is niet te blussen en kan alleen worden bedwongen door het afsluiten van de gastoevoer. Door de intense hitte is de vlam niet voldoende bereikbaar. Daarnaast is het niet wenselijk om de gasbrand te blussen. Blussen van een ontstoken gasbrand heeft als gevolg dat er een vrije uitstroom van gas onder hoge druk ontstaat met een groot explosiegevaar. Dit scenario wordt ook door de Gasunie bevestigd. De brandweer zal indien mogelijk inzetten op het redden van mensen en de bestrijding van mogelijke secundaire branden in de 2e ring.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0023.png"

Afbeelding: Overzicht 1e, 2e en 3e ring bij fakkelbrand aardgasleiding

  • 1e ring: Geen mogelijkheden tot effectief optreden tijdens fakkelbrand
  • 2e ring: Beperkte mogelijkheden tot redden
  • 3e ring: Inzet gericht op uitbreiding voorkomen

Zoals aangegeven wordt een eenmaal ontstoken gaslekkage niet geblust, maar wordt gewacht tot het Nutsbedrijf het getroffen deel van het leidingtracé heeft ingeblokt en het resterende gas is opgebrand. Afhankelijk van de locatie kan het ingeblokte deel van het tracé tot 10 km lengte hebben en kan het enkele uren duren voordat de gasvlam is opgebrand.

Bereikbaarheid 

Bij een leidingbreuk en ontsteking in de hoge druk gasleiding is het voor de hulpdiensten door de intense hitte niet mogelijk om het leidingtracé zelf te bereiken. De brandweer zal met name inzetten op het blussen van secundaire branden in de 2e ring. De brandweervoertuigen worden buiten de 3e ring opgesteld op (>160 meter) van de gasbrand. Tot de 2e ring ca 95 meter kan hittestraling voorkomen tot 12 kW/m². De bereikbaarheid van deze grens is over het algemeen goed in het plangebied. Het advies van de Veiligheidsregio is toegevoegd als bijlage 11.

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het PR, hiermee voldoet het plan aan de wettelijke eisen en het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het GR. Door het voorgenomen ruimtelijke besluit is sprake van een zeer geringe toename van minder dan 10% van het groepsrisico. Zoals uit het bovenstaande blijkt is zelfredzaamheid van de omwonenden belangrijk. Het plan ligt in de eerste ring volgens het scenarioboek. In de eerste ring kunnen onherstelbare schade en branden ontstaan en is de warmtebelasting ca 35 kW/m². Voor de bewoners van deze woningen betekend dit mocht er een lekkage van de leiding zich voordoen vluchten tot ca 160 meter de enige optie is, of te schuilen in gebouw of woning in de 2e ring (ca 95 meter) afhankelijk waar de lekkage zich voordoet. Door de weliswaar zeer geringe maar toch aanwezige kans blijft er altijd een restrisico dat er slachtoffers kunnen vallen ondanks de genomen maatregelen. Al met al kan gesteld worden dat het een aanvaardbare risico betreft, gezien de zeer geringe kans op een calamiteit.

3.2.4 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s). Door Grontmij is in het verleden een bodemonderzoek (verkennend bodemonderzoek Stadsuitbreiding Onderdijks (fase 1), projectnummer 1117201, 3 augustus 2000, Bijlage 3) uitgevoerd. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat ter plaatse maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond in de grond en het grondwater. Deze gehalten vormen geen risico voor de volksgezondheid.

Het gebruik van de locatie (agrarisch) is na het uitvoeren van het onderzoek niet gewijzigd. Omdat maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond en het gebruik van de locatie niet is gewijzigd, wordt het onderzoek als representatief beschouwd voor de locatie. Het is daarom niet noodzakelijk om opnieuw bodemonderzoek uit te voeren. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.2.5 Geluid

De Wet geluidhinder heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- en/of industrielawaai. Op basis van deze Wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Van zonering van een nabijgelegen industrieterrein is geen sprake. Evenmin is de Luchtvaartwet van toepassing.

De woningen binnen het plangebied zijn niet gelegen in een zone in het kader van de Wet geluidhinder voor wat betreft de Hanzelijn, de N50, de Niersallee en Venedijk Noord. Ten gevolge van deze verkeersassen wordt de (huidige) voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder dan ook niet overschreden. De wegen en woonerven in en nabij het plangebied zelf bestaan uit wegen met een maximale snelheid van 30 km/u en hebben van rechtswege geen zone. De wegen in het plangebied dienen alleen voor ontsluiting van de woningen en zijn geen doorgaande route.

Voor dit plan zijn de normen die ten aanzien van weggeluid van de Chalmotweg wel van belang. Een impressie van de beoogde conceptinvulling van dit gebied rondom de Chalmotweg is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0024.png"

De nieuwe woningen liggen binnen de geluidszone van De Chalmotweg te Kampen. Derhalve is in het kader van de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek nodig. De gemeente Kampen heeft Goudappel Coffeng BV opdracht gegeven om dit akoestische onderzoek uit te voeren.

Akoestisch onderzoek op basis van Verkeersmodel

Aangezien er nieuwe geluidgevoelige objecten in het plangebied mogelijk worden gemaakt, is door bureau Goudappel Coffeng ten behoeve van het ontwerpuitwerkingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het Weggeluid van de Chalmotweg. Dit onderzoek is beschreven in de rapportage ‘Akoestisch onderzoek De Terpen Kampen’ d.d. 2 januari 2020 met het kenmerk 005716.20200102.R1.01 (Bijlage 4). Dit akoestisch onderzoek was gebaseerd op verkeerscijfers uit het verkeersmodel dat was opgesteld door Royal HaskoningDHV.

Geactualiseerd akoestisch onderzoek op basis van verkeerstellingen

Vanaf 11 januari 2020 tot en met 3 februari 2020 zijn er verkeerstellingen uitgevoerd op de Chalmotweg en is het wenselijk om het akoestisch onderzoek op basis van deze verkeerscijfers te actualiseren. Deze actualisatie heeft in oktober 2020 plaatsgevonden. Het onderzoek is beschreven in de geactualiseerde rapportage 'Akoestisch onderzoek De Terpen Kampen' (Bijlage 5). In dit onderzoek is daarnaast ook nader ingegaan op de indirecte planeffecten als gevolg van het extra verkeer van- en naar het plangebied op de Chalmotweg.

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt. Uitzondering hierop zijn de wegen:

  • die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h.

De breedte van de geluidszone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

De Chalmotweg bestaat uit twee rijstroken en is gelegen buiten de bebouwde kom. Voor deze weg geldt een een maximumsnelheid geldt van 60 km/h. In een buitenstedelijke situatie is een geluidszone van toepassing van 250 meter.

In voorliggende situatie is sprake van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een bestaande weg. In dat geval is een voorkeursgrenswaarde van toepassing van 48 dB. Wanneer de nieuwe woningen binnen de bebouwde kom worden gerealiseerd, bedraagt de maximale ontheffingswaarde 63 dB.

Indien de geluidbelasting per bron hoger is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder en niet hoger dan de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde zal door het college een ontheffing moeten worden verleend. Als de geluidbelasting niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde is er geen belemmering aanwezig voor de nieuwbouw.

De gemeente Kampen heeft geluidbeleid vastgesteld waarin aangegeven staat welke criteria men hanteert indien er een ontheffing wordt verleend en welke voorwaarden men aan het verlenen van een hogere waarde verbindt. In dit kader moet altijd gekeken worden naar de mogelijkheden om maatregelen aan de bron te treffen, vervolgens naar maatregelen in het overdrachtsgebied (afscherming) en uiteindelijk naar gevelmaatregelen. Uitgangspunt in het gemeentelijke beleid is dat op planniveau voor niet meer dan 15 % van de woningen een ontheffing nodig is. Woningen waar een ontheffing voor nodig is moet tenminste één geluidluwe gevel bezitten (waar de geluidbelasting niet meer is dan de voorkeursgrenswaarde).

In het bestemmingsplan worden een aantal nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de invloedsfeer van de Chalmotweg (bestaande weg). In dat geval is een voorkeursgrenswaarde van toepassing van 48 dB. Wanneer de nieuwe woningen binnen de bebouwde kom worden gerealiseerd, bedraagt de maximale ontheffingswaarde 63 dB.

De Wet geluidhinder en het eigen ontheffingenbeleid vormt het kader waar deze ontwikkelingen aan moeten voldoen. In het kader van het bestemmingsplan moet aangetoond worden dat de nieuwe situatie voldoet (of kan voldoen) aan de geluidskaders.

De resultaten van de geluidsberekeningen worden in de navolgende paragrafen toegelicht. Hierbij is, voor zover daar sprake van is, onderscheid gemaakt in de berekeningen ten gevolge van het wegverkeer afkomstig van de Chalmotweg.

Verkeersgegevens

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen is door BonoTraffics een verkeerskundige analyse uitgevoerd. Deze analyse is beschreven in de notitie ‘Verkeerskundige analyse Chalmotweg Kampen’ d.d. 23 september 2020. In deze verkeerskundige analyse zijn de resultaten van de verkeerstellingen opgenomen en is eveneens ingegaan op de verkeerseffecten van het plangebied op de Chalmotweg.

Op basis van CROW kencijfers is door BonoTraffics de planbijdrage bepaald voor het Boerenerf. Het verkeer van- en naar het boerenerf ontsluit via de Chalmotweg. Het overige deel van de Terpen ontsluit via de wijkontsluitingswegen binnen Het Onderdijks. Deze ontsluiting is zo ook beoogd in de totale plannen van de woningbouwontwikkeling Het Onderdijks. Het verkeer gerelateerd aan het noordelijk deel van de Terpen gaat daarbij op in het heersende verkeersbeeld op de betreffende wijkontsluitingswegen.

Voor het Boerenerf is een totale verkeersgeneratie berekend van 168 motorvoertuigen per etmaal. 114 voertuigen zijn daarbij gerelateerd aan de N764 (west) en 54 voertuigen in de richting van de N763 (oost). Om te komen tot verkeerscijfers voor het jaar 2030 zijn de aantallen uit 2020 opgehoogd met 36% gebaseerd op het verkeerskundig onderzoek van BonoTraffics. Deze groei is ook toegepast op de verkeersgeneratie van de nieuwe woningen. In de praktijk zal dit verkeer echter niet met een dergelijke factor toenemen. Hiermee is sprake van een worstcasesituatie.

Voor de verdeling van verkeer (aandeel vrachtverkeer en verdeling van het verkeer over het etmaal) is de verdeling aangehouden op basis van de uitgevoerde verkeerstellingen. Deze verkeersverdeling is zowel gehanteerd in de autonome situatie als de plansituatie. Als gevolg van de woningbouwontwikkeling zal het echter met name gaan om een toename van lichte motorvoertuigen lager wordt. Daarmee is een worstcasebandering aangehouden.

Het Boerenerf

Voor de nieuwe woningen in het Boerenerf is een geluidsberekening uitgevoerd op basis van een concept stedenbouwkundig plan en een berekening van de geluidsbelasting op de randen van het bouwvlak. Dit om inzichtelijk te maken in hoeverre het mogelijk is om te voldoen aan de kaders uit de Wet geluidhinder en het geluidbeleid van de gemeente Kampen. De onderstaande figuur laat een mogelijke verkaveling zien. Het plan biedt de mogelijkheid om op andere plaatsen of in andere dichtheden te verkavelen. Door echter het maximale aantal ontheffingen te borgen in de planregels wordt gegarandeerd dat dit nooit kan leiden tot een akoestisch slechtere verkaveling. Zodoende houdt het plan wel de gewenste flexibiliteit met behoud van (akoestische) kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0025.png"

In bovenstaande afbeelding is een overzicht van de berekende geluidscontouren weergegeven voor de plansituatie in 2030.

De maximaal berekende geluidsbelasting op basis van de conceptverkaveling bedraagt 45 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee niet overschreden. Ook op de randen van het bouwvlak is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De maximaal berekende geluidsbelasting hierop bedraagt 47 dB.

Nader onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen of hogere grenswaarden zijn in voorliggende situatie dan ook niet noodzakelijk. De berekende geluidsbelastingen zijn lager dan in het akoestisch onderzoek van januari 2020. Dat komt omdat er uitgegaan is van lagere verkeersaantallen, op basis van verkeerstellingen.

Effecten van het extra verkeer op de omgeving

Het verkeer van de nieuwe woningen van het plandeel ‘Het Boerenerf’ ontsluit op de Chalmotweg. Voor zes maatgevende geluidsgevoelige bestemmingen langs de Chalmotweg is inzichtelijk gemaakt wat de verwachte geluidseffecten zijn als gevolg van de voorgenomen plannen en wat de relatie is met de voorkeursgrenswaarde. De bovenstaande afbeelding geeft ook een overzicht van deze locaties.

In de Wet geluidhinder zijn geen directe eisen opgenomen om maatregelen te treffen wanneer de plannen leiden tot waarneembare geluidstoenames die boven de voorkeursgrenswaarde uitkomen. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening wenselijk om de geluidseffecten inzichtelijk te maken en een afweging te maken in hoeverre de geluidssituatie aanvaardbaar is.

De geluidseffecten zijn inzichtelijk gemaakt voor de huidige situatie 2020 en de prognosesituatie 2030. Benadrukt moet worden dat het voor 2030 gaat om een worstcasebenadering waarbij ook de autonome groei van het verkeersmodel is toegepast over de verkeersgeneratie van de nieuwe woningen die op de Chalmotweg ontsluiten. In de praktijk zal de verkeerstoename tussen 2020 en 2030 naar verwachting dan ook minder groot zijn.

Effecten huidige situatie 2020

In 2020 is een maximale geluidstoename berekend van 1,5 dB langs het westelijk deel van de Chalmotweg. De toename langs dit wegdeel is wat groter omdat meer verkeer een relatie heeft met de N674 dan met de N673 in oostelijke richting. Langs het oostelijk deel van de Chalmotweg is een maximale geluidstoename te verwachten van 0,8 dB. Een geluidstoename van 1,5 dB of hoger (afgerond 2 dB) is voor het menselijk oor waarneembaar. Van een dergelijke toename is langs het westelijk deel van de Chalmotweg sprake.

Alle berekende geluidsbelastingen zijn echter lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB die geldt in nieuwe situaties en gezoneerde wegen. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een acceptabele geluidsbelasting waarvoor geen aanvullende geluidsreducerende maatregelen nodig zijn.

Effecten prognosesituatie 2030

Voor de situatie 2030 is een maximale geluidstoename berekend van 1,7 dB langs het westelijk deel van de Chalmotweg. Langs het oostelijk deel van de Chalmotweg is een maximale geluidstoename berekend van 1,1 dB. Een geluidstoename van 1,5 dB of hoger (afgerond 2 dB) is voor het menselijk oor waarneembaar. Van een dergelijke toename is langs het westelijk deel van de Chalmotweg sprake.

Alle berekende geluidsbelastingen zijn echter lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB die geldt in nieuwe situaties en gezoneerde wegen. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een acceptabele geluidsbelasting waarvoor geen aanvullende geluidsreducerende maatregelen nodig zijn.

Conclusie

Geluidssituatie voor nieuwe woningen

Voor de nieuwe woningen zijn geen normoverschrijdingen berekend. Ook op de randen van de bouwvlakken zijn geen geluidsbelastingen die hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarmee is nader onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen of hogere grenswaarde niet nodig.

Geluidseffecten voor bestaande woningen langs de Chalmotweg

Langs de Chalmotweg is voor de geluidsgevoelige bestemmingen ten westen van het plangebied een waarneembare toename van de geluidsbelasting te verwachten van het extra verkeer van- en naar het Boerenerf. De geluidsbelasting is echter lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een acceptabele geluidssituatie en dat aanvullend onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen in voorliggende situatie niet noodzakelijk is.

Gebleken dat wordt voldaan aan de uitwerkingsvoorwaarden van het moederplan. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

3.2.6 Milieuzonering

Als uitgangspunt geldt dat het project niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.

Het plan laat 91 woningen toe, aan de overzijde van het plan is een paardenhouderij gelegen welke valt onder de SBI-code 0143 (2008) met een richtafstand van 50 meter voor geur,aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan (>100m). In het besluit algemene regels activiteiten milieubeheer geldt een vaste afstand van 100 meter voor paardenhouderijen, het plan voldoet aan dit afstandscriterium. Het toestaan van woningen in dit plangebied voldoet daarmee aan de afstanden genoemd in de VNG-richtlijn en het besluit algemene regels activiteiten milieubeheer en behoeft geen nader onderzoek.

3.2.7 Ecologie

In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming. Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland, bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden moet een vergunning worden aangevraagd.

In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is vooraf getoetst of het onderliggend plan conflicteert met beschermde natuurwaarden. In opdracht van de gemeente Kampen heeft Ecogroen de mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden in beeld gebracht en getoetst.

Het uitgevoerde onderzoek en de resultaten zijn als een rapportage in Bijlage 9 opgenomen. Het rapport beschrijft de resultaten van een zogenaamde quickscan van beschermde natuurwaarden in en rond het plangebied. Op basis daarvan zijn uitspraken gedaan over de (mogelijke) effecten van de voorgenomen ontwikkelingen en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen.

3.2.7.1 Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van Natuur Netwerk Nederland (NNN) aangewezen. Het plangebied De Terpen ligt nabij het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het betreft hier een Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied. De verstoring leidt niet tot een significante verstoring van kwalificerende soorten van het Natura 2000-gebied Rijntakken, gezien de grote afstand tot het Natura 2000-gebied, tussenliggende elementen die het effect van verstoring wegnemen en het ontbreken van wegen in het aangrenzende deel van het Natura 2000-gebied.

3.2.7.2 Soortenbescherming

De werkingssfeer van de Wet Natuurbeheer, hoofdstuk soortenbescherming, is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Wet Natuurbeheer gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Wet Natuurbeheer hoofdstuk soortenbescherming gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.

Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. De Wet natuurbeheer hoofdstuk soortenbescherming geldt daar waar beschermde soorten voorkomen, los van de vraag of dat specifieke gebied ook wettelijk beschermd is.

Plangebied De Terpen maakt deel uit van Fase III van het Onderdijks. In 2012 heeft voor de realisatie van fase III een inventarisatie van beschermde en bedreigde soorten plaatsgevonden. Voor de realisatie van de functies in fase III heeft de gemeente ontheffing gekregen van het ministerie van ELI voor de in het gebied aanwezige beschermde soorten tot 31 december 2018.

Door maatregelen aangegeven in het Activiteitenplan Onderdijks fase III Kampen" van 26 oktober 2012 zijn voorgestelde maatregelen door het ministerie voldoende bevonden. Deze maatregelen betreffen de periode van uitvoering en de wijze waarop de werkzaamheden plaatsvinden:

  • werkzaamheden worden uitgevoerd in de minst kwetsbare periode van de bittervoorn, grote  modderkruiper en de kleine modderkruiper (half augustus tot maart), dus buiten  het voortplantingsseizoen en de opgroeiperiode van visbroed  (globaal lopend van april - half augustus);
  • werkzaamheden worden uitgevoerd buiten vorstperiodes;
  • voorafgaand aan het dempen of droog zetten van de wateren  worden de watergangen geschoond. Vrijkomende vissen, amfibieën, reptielen, mosselen en waterkevers worden door een deskundige' overgezet in watergangen waar geen werkzaamheden (meer) plaatsvinden;
  • bij het vergraven van de oevers van bestaande wateren wordt eerst de bovenlaag van de af te graven oeverzone I waterbodem verwijderd. Vrijkomend slib en plantenmateriaal wordt door een deskundige  gecontroleerd op vissen, amfibieën, mosselen en waterkevers. Aangetroffen exemplaren worden vervolgens overgezet in watergangen waar geen werkzaamheden (meer) plaatsvinden.

Eind 2018 is een start gemaakt met de werkzaamheden om te kunnen komen tot realisatie van het plangebied De Terpen: watergangen zijn deels aangepast en terrein is gedeeltelijk opgehoogd. Om met zekerheid te kunnen stellen dat geen beschermde soorten meer in het plangebied aanwezig zijn is een aanvullend quickscan natuuronderzoek uitgevoerd. Deze rapportage is als Bijlage 8 opgenomen.

Naar aanleiding van de eerdere onderzoeken, de deels uitgevoerde werkzaamheden conform de verleende ontheffing en de uitkomsten van het aanvullende natuuronderzoek blijkt dat er geen verandereingen hebben plaatsgevonden die de opzet van het onderhavige uitwerkingsplan hebben doen wijzigen.

Na de vaststelling van het bestemmingsplan blijft de verplichting bestaan om bij elke wijziging van activiteiten (bouw of anderszins) conform de vereisten van de Wet natuurbescherming hoofdstuk soortenbescherming te werken. Tijdens de uitvoering moet rekening gehouden worden met de zorgplichtbepalingen van de Wet natuurbeheer.

3.2.7.3 Stikstof

Uit de nieuwe AERIUS-berekeningen (met kenmerk RxwmSEHyp8c6 en Rc73wTyCzT6s van 21-10-2020 – pdf output) volgt dat de ontwikkeling van De Terpen leidt tot een toename van stikstofdepositie van maximaal 0,54 mol/ha/jaar door de aanlegfase en maximaal 0,13 mol/ha/jaar door de gebruiksfase op Natura 2000-gebied Rijntakken. Een (naderende) overschrijding van de KDW vindt plaats op:

  • Zoekgebied voor leefgebied Dotterbloemgrasland van veen en klei (ZGLg07);
  • Leefgebied Dotterbloemgrasland van veen en klei (Lg07);
  • Leefgebied Nat, matig voedselrijk grasland (Lg08);
  • Zoekgebied leefgebied Kamgrasweide & bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zee-kleigebied (ZGLg11);
  • Leefgebied Kamgrasweide & bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied (Lg11);
  • Habitattype H6120 Stroomdalgraslanden.

Voor de (zoekgebieden van) leefgebieden zijn de kwalificerende broedvogelsoorten kwartelkoning en watersnip aangemerkt als potentieel stikstofgevoelig. In de PAS-gebiedsanalyse voor Rijntakken is echter aangegeven dat stikstof geen of slechts een zeer marginale rol speelt in het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor watersnip en kwartelkoning. Uit de effectbeoordeling blijkt ook dat stikstofdepositie een ondergeschikte rol heeft op de kwaliteit van de leefgebieden van de be-treffende vogelsoorten in vergelijking met knelpunten veroorzaakt door huidige beheervormen (en hierop volgende abiotische condities en maaidata) en verstoring door de wegen. Bovendien blijven ook bij de beperkte berekende stikstoftoenames als gevolg van het voorgenomen project vol-doende mogelijkheden aanwezig om waar nodig de draagkracht van het gebied voor de soort te vergroten binnen de leefgebieden en zoekgebieden, bijvoorbeeld door vernattingsmaatregelen, af-spraken te maken over beheer met de terreineigenaren en het voorkomen van recreatie. Het voor-genomen project staat derhalve niet het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor water-snip en kwartelkoning voor het gehele Natura 2000-gebied Rijntakken in de weg. Voor watersnip geldt een behoudsdoelstelling voor zowel omvang als kwaliteit van het leefgebied voor in totaal 17 broedparen. Als gevolg van het voorgenomen project wordt de draagkracht van huidig geschikt leef-gebied niet wezenlijk aangetast en blijft uitbreiding in zoekgebieden mogelijk. Voor de kwartelko-ning geldt een uitbreidingsopgave voor de omvang en een verbeteropgave voor de kwaliteit van het leefgebied voor in totaal 160 broedparen. Als gevolg van het voorgenomen woningbouwproject De Terpen - eventueel in combinatie met andere projecten met een beperkte stikstofuitstoot - wordt de kwaliteit van huidig geschikt leefgebied niet wezenlijk aangetast, is geen sprake van aantasting van de draagkracht van het gebied voor de soort en blijft uitbreiding in zoekgebieden mogelijk. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van beide kwalificerende broed-vogelsoorten zijn met zekerheid uitgesloten.

Voor het relevante kwalificerende habitattype stroomdalgraslanden is eveneens geen sprake van significante gevolgen als gevolg van de beperkte toename van stikstofdepositie door het voorgeno-men project. Op de hexagonen waar een beperkte toename is berekend en waar sprake is van een naderende overschrijding van de KDW, is de huidige kwaliteit van de vegetatie goed omdat hier jaarrond begrazing met runderen plaatsvindt. Alle belangrijke voorwaarden voor ontwikkeling en behoud van stroomdalgrasland zijn op deze locaties aanwezig, waardoor atmosferische depositie geen bepalende rol van betekenis speelt voor de kwaliteit van het betreffende habitattype. Een be-perkte toename van de stikstofdepositie door het woningbouwproject De Terpen - eventueel in combinatie met andere projecten met een beperkte stikstofuitstoot - heeft hierop geen invloed en dus is met zekerheid geen significant negatief effect op de kwaliteit van het habitattype aan de orde. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van stroomdalgraslanden zijn met zekerheid uitgesloten.

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet strijdig met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000. Aangezien significante effecten op voorhand op basis van een ecologische beoordeling kunnen worden uitgesloten en geen mitigerende maatregelen nodig zijn om significante effecten te kunnen uitsluiten, is nadere toetsing in de vorm van een passende beoordeling niet aan de orde. Hiermee is het bestemmingsplan uitvoerbaar in het licht van artikel 2.7, eerste lid, Wnb.

3.2.8 M.e.r. beoordeling
3.2.8.1 Wettelijk kader

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd zijn van absolute in indicatieve waarden. Dit blijkt uit het aangepaste artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit. Onder dit artikelonderdeel vallen alle activiteiten die beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden vallen. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag (in dit geval het college van B&W of de gemeenteraad van Kampen) zich er van moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij in het bijzonder moet worden nagegaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffect-beoordeling.

Beoordeeld moet dus worden of er voor het op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Voor deze toets die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen MER hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.

Ook op grond van de Wet Natuurbescherming kan een MER-plicht ontstaan indien er sprake zou zijn van mogelijk 'significant negatief effect' ten gevolge van de plannen. Als daar sprake van is, moet een zogenaamde passende beoordeling worden opgesteld en ontstaat er een MER-plicht. Als uit een zogenaamde 'voortoets' is gebleken dat geen 'significant negatief effect' te verwachten is, en dus geen 'passende beoordeling' gemaakt moet worden is een MER-plicht dus ook niet aan de orde.

3.2.8.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dezelfde procedure moet doorlopen als een formele m.e.r.-beoordeling. Een particulier of ondernemer die initiatiefnemer is van een bepaalde activiteit, dient een aanmeldnotitie in bij het bestuursorgaan dat bevoegd is te besluiten op de aanvraag waarmee de activiteit mogelijk wordt gemaakt. Het bevoegd gezag moet binnen 6 weken beslissen of een milieueffectrapportage moet worden doorlopen.

Voor dit plan is het bevoegd gezag de initiatiefnemer en is een aanmeldnotitie niet per definitie noodzakelijk. De gemeente heeft er voor gekozen toch een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen. Naar aanleiding van de uitgevoerde verkeerstellingen, het aangepast akoestisch onderzoek en de herziene Aeriusberekening is de vormvrije m.e.r.-notitie op deze onderdelen herzien. De vormvrije m.e.r.-notitie is als Bijlage 10 bijgevoegd.

Conclusie

Uit de effecten die in de notitie vormvrije m.e.r. beoordeling zijn beschreven, kan geconcludeerd worden dat als gevolg van de realisatie van woongebied de Terpen, bestaande uit 91 woningen, geen sprak is van belangrijke nadelige milieugevolgen en geen aanleiding geeft voor het doorlopen van een milieueffectrapportage.

3.3 Verkeer en parkeren

3.3.1 Verkeer

De Terpen liggen in het zuidelijk deel van de woonwijk Onderdijks (in aanleg). De Terpen liggen in het verlengde van de Lange Akker, een belangrijke toegangsweg die aanhaakt op de Mr. J.L.M. Niersallee. De Terpen zijn opgedeeld in deelterpen zoals de Dorpsterp, de Eigenwijze Terp, de IJsselterp, de Boomgaard en het Boerenerf.

Ontsluiting

De ontsluiting van de Dorpsterp, de IJsselterp, de Eigenwijze terp en de Boomgaard is gepositioneerd in een bestaande watergang en is gelegen op gronden met de enkelbestemming "Water". Op 8 februari 2019 is een omgevingsvergunning met buitenplanse afwijking verleend voor de bouw van een brug voor gemotoriseerd verkeer om de verkeersontsluiting voor 62 woningen planologisch te garanderen. De omgevingsvergunning is op 2 april 2019 onherroepelijk geworden.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0026.png"

Afbeelding: Uitsnede tekening verkeersbrug behorende bij verleende omgevingsvergunning

Alle deelterpen, behalve die van het Boerenerf, worden via deze brug op de Koeweide en Lange Akker (zuidelijk deel Onderdijks) ontsloten. Behalve voor hulpdiensten en fietsverkeer is geen verkeer tussen het Boerenerf en de andere terpen mogelijk.

Het Boerenerf met 28 woningen wordt ontsloten via De Chalmotweg. In verband met deze ontsluiting is een verkeerstelling uitgevoerd om een duidelijk beeld te krijgen wat de huidige verkeersintensiteit is van deze weg. Deze verkeerstelling (Bijlage 12) is de basis geweest voor de nadere uitwerking van de verkeerskundige analyse. Uit de memo 'verkeerskundige analyse Chalmotweg Kampen' is gebleken dat de (beperkte) toename als gevolg van de verkeersgeneratie vanuit het Boerenerf past binnen de huidige inrichting en functie van de Chalmotwegweg. Deze verkeerskundige analyse is als Bijlage 13 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0029.png"

Naast de beoogde woonfuncties zijn geen andere functies bij recht toegestaan. Dit betekent dat er geen extra verkeersaantrekkende werking ontstaan bovenop de verkeersaantrekkende werking van de grondgebonden woningen. Middels binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis uit te oefenen. De afweging hierbij is dat dit geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich meebrengt. Bij een eventuele aanvraag voor een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis zal opnieuw afgewogen worden of deze verkeersaantrekkende werking acceptabel is. Doordat de omvang voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis is bepekt tot maximaal 40m2, geen detailhandel en horeca is toegestaan, blijft de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd en is de toename van verkeersbewegingen daardoor beperkt.

3.3.2 Parkeren

Het benodigde aantal parkeerplaatsen is gebaseerd op de Nota Parkeernormen gemeente Kampen. De gemeente Kampen en daarmee ook de Terpen is matig stedelijk en ligt in de rest van de bebouwde kom. Voor de 91 woningen, waarvan 10 sociale huur, zijn minimaal 176 parkeerplaatsen nodig.

Duur   Kencijfer   Parkeerplaatsen  
28 2^1 kapwoningen   2,1   58,8  
37 rijtjes woningen   1,9   70,3  
5 vrijstaande woningen   2,2   11  
15 appartementen   1,6   24  
6 geschakeld   1,9   11,4  
Totaal     176 (175,5)  

In het plan 'De Terpen' kan niet op alle percelen worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen op eigen terrein. Het parkeren wordt zoveel mogelijk gerealiseerd op eigen terrein maar ook in parkeerkoffers. Hierdoor kan niet worden voldaan aan hoofdregel zoals gesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Kampen. Voor dit plan wordt afgeweken van deze hoofdregel omdat er op een andere wijze wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen. Er wordt gebruik gemaakt van en voldaan aan de afwijkingsmogelijkheid zoals genoemd onder 4.2, onderdeel 3 van de Nota Parkeernormen. De extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden aangelegd in parkeerkoffers op redelijke loopafstand van de hoofdingang van de ontwikkeling.

Voor wonen wordt een loopafstand van maximaal 100 meter gehanteerd (bron: publicatie 317 CROW). Voor de openbare parkeerplaatsen is een inrichtingsvoorstel, voorzien van maatvoering en op schaal, getekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0030.png"

De kosten voor het opstellen van dit ontwerp zijn voor de ontwikkelaar. De realisatie van de voorgestelde parkeerplaatsen zijn stedenbouwkundig en verkeerskundig aanvaardbaar geacht. De gemeente laat het werk uitvoeren en heeft voorwaarden gesteld ten aanzien van uitvoering en materiaalkeuze. De parkeerplaatsen in de openbare ruimte blijven openbaar toegankelijk.

3.4 Erfgoed

3.4.1 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Als gevolg van Europese en nationale wetgeving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.

Bij gebieden waarvoor reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente. Kampen heeft vastgesteld archeologiebeleid dat verankerd is in de Erfgoedverordening en de Erfgoednota.

Historische achtergrond

Na een tijdelijke bewoningsfase in de prehistorie, nam permanente bewoning in het grondgebied van Kampen een aanvang in de volle middeleeuwen (800-1200). Het gebied was toen nog een veenstreek die geleidelijk in ontginning werd gebracht. In het gebied ten noorden van de IJssel vonden in de periode vanaf ca. 950 de eerste ontginningen plaats in kampvorm; nadien, vanaf ca. 1000, concentreerde de aanvankelijk verspreid begonnen bewoning zich in nederzettingen waaruit de dorpen Grafhorst, IJsselmuiden, Wilsum en Zalk ontstonden. Zowel de kampontginning als de latere permanente exploitatievorm was gericht op de oeverwal van de IJssel en de randen van aangrenzende veencomplexen. De kamp- en randontginning vond plaats vanaf de 10de tot de 12de eeuw. In deze periode ontstonden ook Kampen en Brunnepe. Het veengebied in het westelijke deel van de gemeente Kampen, het veen van Zalk, Kamperveen, Kampen en Brunnepe werd vanaf de 13de eeuw in cultuur gebracht. Het grote laagveencomplex aan de oostzijde, dat van Mastenbroek, zou pas in de 14de eeuw worden ontgonnen. Van de ontginning in kampvorm zijn nog geen bewijzen voorhanden.

Bij de cultivering van het laagveengebied, dat vanaf de 12de eeuw in cultuur werd gebracht, speelde de IJssel een cruciale rol. Het toegenomen waterdebiet van de rivier was tevens gunstig voor de opkomst van Kampen als handelsstad omdat bevaarbaarheid van de IJssel nu tot de mogelijkheden ging behoren. Belangrijk voor de handelsvaart was ook het feit dat het grote moerascomplex 'Almere', ruwweg ter plaatse van het huidige IJsselmeer, plaats maakte voor een open zee: de Zuiderzee.

Ten zuiden van het Kamper gebied bevond zich het grote veencomplex van Kamperveen, waarvan de ontginning startte in de periode 1227-1236 door middel van weteringen en achterkaden. Het overtollig water uit hun gebied voerden de boeren in het laagveen van Kamperveen af op het Almere, en in een later stadium op de Zuiderzee. In verband met het waterbeheer kwam het gebied van Kamperveen op den duur te liggen in een gesloten poldersysteem.

Archeologische betekenis plangebied

Het plangebied maakt deel uit van de landschappelijke eenheid het Onderdijks, die ontstaan is na aanleg van de Venedijk, ten behoeve van bescherming van Kamperveen tegen wateroverlast vanuit de IJssel. De dijk volgt een zijtak van de IJssel, de Oude IJssel, die in het Onderdijks als een verlande geul nog aanwezig is. Het Onderdijks was na de aanleg van de Venedijk een uiterwaard, die pas in een later stadium van een rivierdijk is voorzien. De Oude IJssel heeft een oeverwal gevormd, die deels binnen de uiterwaard gelegen is. Het noordelijke deel van het gebied behoort van oudsher tot het stadsgebied van Kampen, terwijl het zuidelijke deel aan Kamperveen toebehoorde. Tijdens de onbedijkte fase dreigde in de uiterwaard voortdurend overstromingsgevaar, zodat boerderijen op terpen werden gebouwd.

Bodemkundig gezien bevat het plangebied een stroomgordel, dit was ooit een zijtak van de voormalige Oude IJssel. De top van het beddingzand in deze stroomgordel bevindt tussen 0,5 en 2,0 m min maaiveld. Gezien het langdurige proces van verlanding van deze riviertak is de kans klein dat deze watergang in de ontginningstijd –en daarna- nog bevaarbaar is geweest.

Het plangebied en archeologische monumentenzorg

Het plangebied is ca. 8 hectare groot en bezat deels een lage, middelmatige en hoge archeologische verwachting. Er gold voor de oeverwal een middelmatige verwachting voor resten uit de prehistorie. In het gebied is een terp gelegen, waarvan de boerderij als toponiem de 'Eimbert' draagt. Deze terp valt buiten het plangebied, op een noordwestelijke zoom na. Voor zowel de terp als de noordwestelijke zoom gold een hoge verwachting voor sporen uit de late Middeleeuwen en/ of Nieuwe Tijd.

Met behulp van een booronderzoek door ADC ArcheoProjecten (Bijlage 6) is aangetoond dat er in het plangebied geen resten uit de prehistorie te verwachten zijn. Wel heeft ADC ArcheProjecten geadviseerd om de noordwestelijke zoom van de terp de Eimbert nader te onderzoeken.

Naar de noordwestelijke zoom van de terp de Eimbert is een proefsleufonderzoek (Bijlage 7) uitgevoerd door de archeologische dienst van de gemeente Zwolle. Uit dit onderzoek is gebleken dat de noordwestelijke zoom een recente toevoeging betreft en geen archeologische waarde heeft.

Er bestaat de mogelijkheid dat de stroomgordel maritieme resten, mogelijk delen van oude schepen, bevat. De kans hierop wordt klein geacht.

Vanuit archeologische monumentenzorg geldt zodoende vrijstelling van archeologisch onderzoek voor deze planlocatie, onder voorwaarde van inachtneming van de meldingsplicht, conform art. 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Indien bij de werkzaamheden zaken van oudheidkundige waarde worden aangetroffen dient het bevoegd gezag (de gemeente) hiervan direct in kennis te worden gesteld.

3.5 Wonen

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is er een Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) geïntroduceerd welke recentelijk (1 juli 2017) is gewijzigd. De nieuwe Ladder betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Laddertoets

Om een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'. In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

Bestaande behoefte

In 2017 zijn de regionale woonafspraken geactualiseerd. Hierbij is vastgelegd dat voor vaststelling van de actuele woningbehoefte meerdere prognoses worden gemiddeld in combinatie met een bandbreedte. Voor West-overijssel is gekozen voor een middeling van de laatste 5 primos-prognoses (vanaf 2013) omdat deze voor West-Overijssel het meest stabiele beeld laat zien. Om de slag naar kwalitatief programmeren te maken en om wat los te komen van het alleen uitgaan van een getal wordt een bandbreedte van 10% gehanteerd boven en onder het Primosgemiddelde. Omdat Kampen op de langere termijn (na 10 jaar) nog groei laat zien, mogen we de bovenkant van de bandbreedte hanteren, wat neerkomt op een groei van 2018-2028 van 1595 (100%) tot 1755 (110%) huishoudens. Hiernaast heeft de provincie aangegeven dat het sloopoverschot (extra sloop t.o.v. teruggebouwde wooneenheden) van de Hanzewijk van 278 woningen ook meegenomen mag worden. Ook wordt een deel van de Zwolse en bovenregionale behoefte ingevuld met de harde plancapaciteit van het nieuwe dorp Reeve (250). Hierdoor wordt de totale behoefte 2283 huishoudens.

Bestaand aanbod

Ook het bestaande harde planaanbod is per 1 april 2018 herijkt. Dit geeft het volgende overzicht:

Netto woningvraag 2018-2028 RWP    2283 woningen   100%  
Harde plancapaciteit met directe bouwtitel    1248 woningen   55%  
Plancapaciteit wijziging/uitwerking    344 woningen   15%  
Totale capaciteit    1592 woningen     70%  

Het voorgestelde plan is al meegenomen in bovenstaande berekening als uitwerkingscapaciteit. Door dit uitwerkingsplan wordt deze capaciteit verschoven naar de harde plancapaciteit. Over het geheel genomen vindt er dus een verschuiving maar geen toevoeging van plancapaciteit plaats. Uit de tabel blijkt dat er meer behoefte is aan woningbouwcapaciteit dan dat er aanbod is.

Trede 2:

Het plangebied maakt onderdeel uit van de bestaande woonwijk Het Onderdijks en daarmee van bestaand stedelijk gebied.

Onderbouwing kwalitatief programma

Om ervoor te zorgen dat in alle prijscategorieën voldoende woningen worden gebouwd, zodat er gemixte woonwijken ontstaan, is de leidraad 30/40/30 opgenomen in de woonvisie. Deze leidraad staat niet per locatie vast. Met het huidige woningbouwprogramma op de locatie De Terpen wordt de leidraad 30/40/30 niet gevolgd, maar wordt wel een gemixte woonwijk gewaarborgd, waarbij wordt voorzien in goedkope, middelduur en dure woningen. Daarnaast is er ook ruimte voor een CPO project. Het plangebied maakt onderdeel uit van de totale wijk Het Onderdijks, waar de leidraad 30/40/30 wel van toepassing is. Over het totale plangebied is de verhouding nu ca 37/32/31, waarvan 23% sociale huurwoningen. Met de toevoeging van 91 woningen wordt aan de leidraad voldaan.

3.6 Water

3.6.1 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Watersbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid beheer en onderhoud stedelijk water 2013 - 2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Plangebied

Het plangebied De Terpen is gesitueerd ten zuidoosten van de kern Kampen en maakt onderdeel uit van het moederplan Onderdijks dat een omvang heeft van ca. 80 ha. Binnen het gebied zijn gronden door de IJssel afgezet. Het plangebied is een bemalen gebied (polder) en watert af op watergang RB0185-RB0450 die in verbinding staat met het watersysteem Kampen.

Het gebied is een voormalige uiterwaard die later is binnengedijkt. Het plan ligt in het stroomgebied Uitwateringssluizen/Roggebot. Rond het plangebied liggen primaire/A-watergangen en secundaire/B-watergangen die in het beheer van het waterschap zijn. Het peilgebied 87 heeft een maximumpeil van NAP -0,1 m en peilgebied 981 heeft een maximumpeil van NAP -0,7 m . Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0031.png"

Afbeelding: Kaartbeeld bestaande waterhuishouding rond het plangebied.

De waterafvoer vanuit Het Onderdijks verloopt via hoofdwatergangen gelegen in het plan De Maten naar de hoofdwatergang Middenwetering die afwatert naar het hoofdafwateringskanaal langs de Flevoweg naar het uitwateringsgemaal Roggebot. In het uitwateringskanaal langs de Flevoweg in het landelijk gebied wordt een zomerpeil van 0,65m1-NAP en een winterpeil van 0,85m1-NAP gehanteerd. Inmiddels hanteert het waterschap, uit praktische overweging, in het uitwateringskanaal in het landelijk gebied een zomerpeil van 0,70m1-NAP en een winterpeil van 0,85m1-NAP. Op de overgang tussen het landelijke en stedelijke gebied is een stuw geplaatst om in het stedelijk gebied waterberging te creëren en de afvoer uit het stedelijke gebied te begrenzen/doseren. Met behulp van de stuw wordt in het stedelijk gebied een zomer- en winterpeil gecreëerd van ca.0,70m1-NAP. Bij regenval werkt de stuw als debietbegrenzer naar het landelijk gebied. Het water wordt geborgen in het watersysteem van het stedelijk gebied. In de stuwconstructie is een vistrap meegenomen.

Regenwater en vuilwater worden gescheiden afgevoerd. Het regenwater wordt afgekoppeld zodat de hydraulische afvoer van het plangebied het rioleringsysteem niet overbelast. Regenwater afkomstig van wegen en dakvlakken wordt bovengronds afgevoerd, het regenwater wordt zo lang mogelijk in het plangebied vastgehouden en geborgen in Wadi's en in waterbergend oppervlaktewater.

Afvoer van afvalwater, Rioleringssysteem

Het rioleringssysteem in Het Onderdijks bestaat uit een DWA-stelsel dat onder vrijverval loost op het rioolgemaal Het Onderdijks. Het rioolwater wordt door rioolgemaal Onderdijks verpompt naar het rioleringsysteem Kampen. De persleiding loost in het hoofdgemaal van het Waterschap. Vanuit het hoofdgemaal van Waterschap wordt het rioolwater samen met het rioolwater uit de kern Kampen naar de RWZI-Kampen getransporteerd.

De nieuwe gebouwen worden conform het Bouwbesluit voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater. De vuilwaterafvoer van woningen en bedrijven wordt aangesloten op het gemeentelijk vuilwater rioolstelsel. Dit afvalwater mag niet worden vermengd met hemelwater. Het hemelwater wordt niet afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie, maar binnen het plangebied verwerkt. Het afvalwaterstelsel binnen het plangebied krijgt voldoende capaciteit voor de afvoer van afvalwater. Afvalwater afkomstig van gebouwen wordt door rioolgemalen en persleidingen getransporteerd naar het hoofdgemaal van het waterschap Drents Overijsselse Delta (hoofdgemaal Kampen) en vervolgens naar de RWZI. Bij de uitbreiding van het rioolstelsel binnen het plangebied wordt rekening gehouden met de capaciteit van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).

In de capaciteitsberekening van riolen en gemalen wordt uitgegaan van 10-12 liter/inwoner/uur en wordt voor storingen en calamiteiten in elk bemalinggebied rekening gehouden met een buffering van het afvalwater gedurende 24 uur zonder dat overlast ontstaat voor bewoners in de hogere en lagere gelegen delen van het plangebied. Rioolgemalen worden uitgerust met twee pompen conform de standaard van aanleg gemalen (handboek BOR) en voorzien van frequentie omvormer en debietmeter e.d. en aangesloten via GPRS op het bestaande telemetriesysteem AquaWeb (storingen meldsysteem riolering) van de gemeente Kampen.

Het waterhuishoudingsplan en rioleringsplan wordt besproken, ontworpen en goedgekeurd door en in overleg met de gemeente Kampen, samen met het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Grondwateronttrekkingen

Het woningbouwplan De Terpen bevindt zich niet binnen een intrekgebied of beschermingsgebied van een drinkwaterwinning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0032.png"

Waterhuishouding

Voor de waterafvoer van het bestemmingsplan Het Onderdijks is de intentie om het hemelwater en het vuilwater te scheiden. Het regenwater wordt afgekoppeld zodat de hydraulische afvoer van het plangebied het rioleringsysteem niet overbelast. Het regenwater afkomstig dakvlakken, wegen en groenvoorzieningen loost bovengronds op Wadi's en watergangen in het plangebied welke dienst doen als retentie en gedoseerd lozen op het hoofdwatergangen stelsel van Kampen. De hoeveelheid aangelegde m2 retentie is voldoende en is in eigendom en beheer en onderhoud overgedragen aan het waterschap.

De waterberging is voldoende en biedt ruimte om een bui T=100+ 10% (klimaatscenario 2050) te Wadi en waterberging. Het hemelwater binnen het plan gebied wordt bovengronds afgevoerd naar de waterberging. Het verhardoppervlak van openbare wegen wordt bovengronds afgevoerd naar een Wadi en geïnfiltreerd in de boden of via een bodempassage afgevoerd naar de waterberging. Het hemelwater van woonpercelen (dakvlak, verharding en tuinen) die grenzen aan oppervlaktewater wordt bovengronds afgevoerd naar de waterberging.

De Wadi structuur is verdeeld over het totale plangebied en is robuust. De berging in de Wadi is minimale 20 mm (uitgaande van verhardoppervlak van wegen). De afwatering van dakvlakken van woningen en terreinverharding mag rechtstreeks afvloeien op oppervlaktewater. Wanneer woningen niet aan oppervlaktewater grenzen zal een gedeelte van het hemelwater samen met het water van de wegen afgevoerd worden naar de Wadi. Bij bui 07, 08, 09 en/of 10 mag geen water op straat ontstaan. Door het aanleggen van voldoende waterberging ter compensatie van de toename in verhard oppervlak wordt wateroverlast voorkomen. Het oppervlaktewater in de waterrijke woonomgeving wordt ingezet als recreatiewater en als waterberging. Bij een bui T=100+10% klimaatscenario 2050 stijgt het waterpeil in de waterberging met ca. 0,40m1 ten gevolge van neerslag die valt op het totale plangebied dat gekoppeld is aan het stedelijk gebied Kampen. De afvoernorm vanuit het stedelijkgebied naar landelijke afvoernorm is 1,2 l/s/ha.

Waterkwaliteit

Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.

Kwaliteit afvoer hemelwater: Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Licht vervuilde hemelwater (bijvoorbeeld van een woonstraat) wordt via een bodempassage geloosd op het oppervlaktewater.

Doorspoeling oppervlaktewater: Geïsoleerde vijverpartijen of watergangen worden vermeden. Het watersysteem wordt ontworpen met aandacht voor doorspoeling.

Peilbeheersing: het waterschap kan sturen in de waterkwaliteit door bijvoorbeeld water in te laten of juist af te voeren. Vooral in gebieden net droogvallende sloten is het belangrijk hier rekening mee te houden. We adviseren om watergangen en vijvers een minimale waterdiepte te geven van 80cm.

„h Microverontreiniging: Er worden geen materialen gebruikt die een verontreiniging van het oppervlaktewater met zich meebrengen. Metalen, zoals lood, koper of zink mogen niet worden gebruikt.

Inrichting van het oppervlaktewater: De inrichting van het oppervlaktewater is sterk afhankelijk van de functie van het oppervlaktewater. Dit is maatwerk. Neem contact op met het waterschap als extra aandacht aan de inrichting van het oppervlaktewater moeten worden besteed ten behoeve van de ecologische kwaliteit.

Het hemelwater in het woongebied De Terpen wordt niet aangekoppeld op de riolering richting de RWZI, maar wordt afgekoppeld van rioleringssysteem volgens het principe “vasthouden, bergen, afvoeren”. Relatief schoon regenwater wordt door middel van infiltratievoorzieningen (wadi's) in de bodem geborgen. Bij extreme regenbuien zullen wadi's overlopen en wordt het regenwater bovengronds afgevoerd onder een natuurlijk verhang door de openbare ruimte naar een oppervlaktewaterberging. Het niet aankoppelen van hemelwater op de riolering is gemeentelijk beleid bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd wordt rekening gehouden met de voorkeurswijze van hemelwaterafvoer, namelijk vasthouden, bergen, afvoeren.

Het hemelwater dat afkomstig is van particulier terrein en openbaar terrein moet in principe eerst zoveel mogelijk in de bodem worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit. In het woningbouwgebied zijn wegen van verschillende categorieën aanwezig.

Drukke wegen en parkeerterreinen, met een hogere vervuilingsgraad dan woonstraten, mogen niet rechtstreeks lozen op oppervlaktewater. In openbaar terrein moet daarom relatief schoon hemelwater via oppervlakkige afwatering door middel van een infiltratievoorziening (wadi's) in de bodem geborgen en vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewatersysteem. Indien hemelwater van licht vervuilde terreinen wordt afgevoerd naar een wadi is voorzuivering niet noodzakelijk.

Bij de bouw van de woningen worden geen materialen gebruikt die een microverontreiniging verontreiniging van het oppervlaktewater met zich meebrengen. Materialen zoals uitloogbaar lood, koper of zink worden niet toegepast. Er wordt gebruik gemaakt van alternatieve niet uitloogbare materialen. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen door particulieren en op openbaar terrein wordt tegengegaan.

Bij de inrichting van het watersysteem is rekening gehouden met een goede ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater. De functie van het oppervlaktewater heeft meerdere doelen zoals een goede ecologische- en recreatiefunctie. Uitgangspunt is dat verschillende functie worden gecombineerd en gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijke waterkwaliteit. Oevers worden kindvriendelijk en veilig aangelegd met een natuurvriendelijk oever inrichting (flauwe oevers 1:4 en plasdras onderwater bermen). Het gebruik en het toepassen van aanlegsteigers en beschoeiing in relatie tot de aanleg van natuurvriendelijke oevers geldt ook voor nieuwe particuliere grondbezitters binnen het plangebied.

Binnen het plangebied wordt duurzaam omgegaan met regenwater. Het ontwerp van rioleringssysteem is maatwerk. Binnen het plangebied wordt gekozen voor een systeem welke op de meest doelmatige manier zorg draagt voor de inzameling, berging en transport van hemel- en vuilwater en tevens voldoet aan de gestelde principes en uitgangspunten. Hiervoor wordt voldoende ruimte gereserveerd in het plangebied. Vooralsnog is uitgegaan van bovengrondse afwatering van hemelwater naar de infiltratievoorzieningen (wadi's) en bodempassages.

Waterkwantiteit

Het watersysteem kan aangevuld worden in tijden dat er een water te kort is tengevolge van hitte, droogte en verdamping van water. Doorstroming van het gehele watersysteem Onderdijks en Kampen is gewaarborgd vanuit het onlangs aangepaste binnendijkse waterhuishouding rond het plan Reevediep. Een waterverbinding die loopt vanaf Roggebot via de kwelsloten naar het Onderdijks.

Grondwateroverlast

Het woongebied De Terpen wordt zodanig ontworpen dat grondwateroverlast voorkomen wordt door voldoende hoog te bouwen op de multifunctionele terpen. Voor nieuwbouwwijken en nieuw stedelijk gebied gelden onderstaande ontwateringdiepte. Het straatniveau varieert per terp van NAP+2,30 en NAP+1,20. De woningen worden aangelegd op een niveau dat varieert van NAP+2,50 en NAP+1,40m. Het bestaande waterpeil is NAP-0,70m een vastpeil in zomer en winter. In principe moet de drooglegging bij de laagst gelegen woningen ook voldoende zijn en wordt uitgegaan van de ontwateringdiepte op basis van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Zie onderstaande tabel.

De toe te passen materialen van afwaterend verhard oppervlak moeten duurzame niet uitloogbare bouwmaterialen zijn. Het beheer en onderhoud van de openbare ruimte en op eigen terrein moeten duurzaam worden onderhouden om de waterkwaliteit in het gebied te handhaven. Schoon regenwater wordt zo min mogelijk vermengd met minder schoon water. Bij de aanleg van watergangen wordt rekening gehouden met de ecologische waarde van open water.

Waterkeringen

Ter hoogte van het plangebied bevinden zich in de huidige situatie geen primaire of regionale keringen. In de toekomstige situatie zal een primaire kering worden gerealiseerd ter hoogte van het Reevediep in de vorm van splitsing van dijkring 11 in een nieuwe dijkring.

Door de aanleg van Reevediep, een “Ruimte voor de Rivier” maatregel wordt dijkring 11 gesplitst in twee dijkringen. De dijken langs het zuidelijke deel van Reevediep vormen de nieuwe dijkring 11-1. De dijken langs het noordelijke deel van Reevediep vormen de nieuwe dijkring 11-2 waarin het bestaand stedelijk gebied Kampen en het nieuwe plangebied De Terpen liggen. Door het klimaat verandering neemt de overstromingskans toe en door sociaaleconomische ontwikkelingen wordt ook de potentiële schade groter. De waterveiligheid is erop gebaseerd dat de forse opgave en de doelen in 2050 landelijk gehaald zijn. De overstromingsrisiconorm van dijkring 11-2 voor Kampen is hierop gebaseerd en bedraagt 1:3000 kans per jaar. De voorkeurstrategieën zijn opgenomen in het Deltaprogramma 2015. De beleidsdoelen van het kabinet voor nieuw waterveiligheidsbeleid zijn dat: Iedereen in Nederland achter de dijken en duinen krijgt een beschermingsniveau van 10-5 per jaar (kans op overlijden ten gevolge van overstroming is niet groter dan 1/10.000 per jaar) en meer bescherming wordt geboden op plaatsen waar sprake is van grote groepen slachtoffers, en/of grote economische schade, en/of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang.

Locatie Onderdijks, uitwerkingsplan De Terpen

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0033.png"

Nieuwe dijkring en normering

De waterveiligheid in het gebied rondom Kampen wordt bepaald door een complex samenspel van factoren. Naast de afvoer van de rivier IJssel is de grootste dreiging voor Kampen de opstuwing vanaf het IJsselmeer bij noord-wester storm.

In het overgangsgebied tussen “meer gedomineerd” en “rivier gedomineerd” zijn de combinaties van hoogwater door opstuwing van het IJsselmeer en hoogwater door hoge rivierafvoer van belang. De keringen van dijkring 11-2 zijn qua sterkte en hoogte berekend met de oude veiligheidsnorm waarbij wel rekening is gehouden met IJsselmeer peilstijging tot 2050. In januari 2017 heeft het rijk nieuwe normen vastgesteld op basis van overstromingsrisico en zullen de dijken na oplevering en overdracht opnieuw moeten worden getoetst op basis van de nieuwe overstromingsrisico's. De toetsing van dijkringen in heel Nederland is een steeds herhalende controle en wordt eens per - 12 jaar uitgevoerd door de provincie Overijssel in het kader van hoogwaterbeschermingsplan (HWBP).

Evacuatie

Om het aantal slachtoffers te beperken kan de dijkring preventief worden geëvacueerd. Dit betekent dat de overstromingsdreiging voortijdig moet worden onderkend en dat besloten moet worden tot evacuatie. Algemeen wordt aangehouden dat dit proces twee dagen in beslag neemt (Kolen, 2009). De duur van de uitvoering is afhankelijk van de gekozen strategie. Literatuuronderzoek (Kolen, 2009) geeft aan dat 10 tot 20% van de bevolking geen gehoor geeft aan de oproep tot evacueren, deze blijven om voor hen moverende redenen, achter in het gebied. Dit betekent dat preventief evacueren het aantal slachtoffers met 80 tot 90% reduceert.

Beheer en Onderhoud

Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het oppervlaktewater gelegen binnen het plangebied dat noodzakelijk is voor het aan- en afvoer van water met een bergende functie.

Voor het watersysteem wordt rekening gehouden met het uitvoeren van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden die gesteld worden aan de inrichting om de uitvoering van goed onderhoud mogelijk te maken. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Alle wateren die een functie hebben in de waterhuishouding (afvoer, aanvoer of berging) liggen in het openbaar gebied. Onder bepaalde voorwaarden neemt het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren en voorzieningen over na realisatie van de fase van bouwrijpmaken. Dit is echter niet noodzakelijk maar ligt wel voor de hand mede omreden dat het waterschap sinds oktober 2011 het beheer en onderhoud heeft overgenomen van de gemeente en de het beheer en onderhoud uitvoert in het stedelijk gebied van Kampen.

Communicatie

De gemeente communiceert met particulieren (toekomstige bouwers en bewoners) over het afkoppelen van hemelwater en de hieraan verbonden voorwaarden voor particulieren. Met betrekking tot de inrichting van vijvers zal dan aandacht worden besteed aan exoten en/of plaagplanten. Duidelijk moet zijn de functie van het stedelijk water. Dat water bevaarbaar is en het bedoeld is voor opvang van hemelwater met een bergende functie. Het watersysteem een hoge waterkwaliteit heeft en doorspoelsysteem vanuit het regionaal watersysteem.

De oevers langs het water kindvriendelijk en natuurlijk worden aangelegd. Hetzelfde geldt voor oevers tegen particuliere tuinen en geldt ook voor de afmeerplaatsen.

Adviseer vroegtijdig en besteed extra aandacht aan “wonen aan water” met alle facetten. Er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt die bijvoorbeeld in koopovereenkomst van de gronden worden meegenomen richting nieuwe bewoners. Vooral de rechten en plichten aan en langs de waterkant (steigers, bootjes, etc.) zullen goed worden vastgelegd.

Geef uitleg aan particulieren over de inrichting van particuliere terreinen om voorbereid te zijn op klimaatverandering en extremere buien en langere perioden van droogte die steeds vaker voor zullen komen. Ook bewoners zullen de gevolgen daarvan ondervinden. Het waterschap en gemeente gaan hierover in gesprek hoe de toekomstige bewoners zo goed mogelijk kunnen worden geïnformeerd en zorgen samen voor informatie en voorlichting om klimaatadaptatie en klimaatbestendig te ontwerpen en te borgen in een communicatie traject.

3.6.2 Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

In januari 2017 heeft het rijk nieuwe normen vastgesteld op basis van overstromingsrisico en zullen de dijken na oplevering en overdracht opnieuw moeten worden getoetst op basis van de nieuwe overstromingsrisico's. De toetsing van dijkringen in heel Nederland is een steeds herhalende controle en wordt eens per 12 jaar uitgevoerd door de provincies in het kader van hoogwaterbeschermingsplan (HWBP). De overstromingsrisicoparagraaf is gebaseerd op de nieuwe dijkennormering.

Bij nieuwe ontwikkelingen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen, waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.

Artikel 2.14.4 Overstroombaar gebied van de verordening bij de provinciale Omgevingsvisie Overijssel schrijft voor dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in overstroombaar gebied een overstromingsrisicoparagraaf moet wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen.

Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal gesproken niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan) als gevolg van een extreme gebeurtenis. Het gaat zowel om buitendijkse gebieden die bij hoogwater overstromen (bijvoorbeeld uiterwaarden) als om de beschermde gebieden achter de dijk (binnendijkse gebieden) die alleen bij een calamiteit onder water komen te staan.

Het plan De Terpen bevindt zich in overstroombaar gebied. Zie afbeelding hieronder (uitsnede kaart watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0034.png"

Risico-inventarisatie

De ernst van een overstroming wordt bepaald door:

  • de maximale waterdiepte tijdens een overstroming (is af te leiden uit de risicokaart);
  • de kans op een overstroming;
  • de beschikbare tijd voor evacuatie/noodmaatregelen (na hoeveel tijd is het water er?).

Maximale waterdiepte bij en kans op overstroming

Op de risicokaart komt het volgende kaartbeeld naar voren bij overstromingen van een kleine kans (1/1000 tot 1/10.000 jaar). Dit zijn de overstromingen vanuit het primaire systeem (bijvoorbeeld de IJssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0035.png"

Het bestemmingsplan gaat over het woningbouwplan De Terpen te Kampen gelegen tussen IJssel en Vossemeer en Hanzelijn en het Reevediep. Voor de betreffende locatie wordt een waterdiepte van 0,8 – 2,0 m gevonden.

Het Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDODelta) en de Veiligheidsregio IJsselland zijn geconsulteerd over de voorgenomen plannen. Het waterschap heeft nader geadviseerd over de impact van de overstromingen en hoe deze voor de locatie geïnterpreteerd moeten worden.

Uit het advies van WDODelta blijkt dat de huidige overstromingskans groter is dan de norm vanwege een aantal zwakke(re) dijktrajecten rondom Kampen, in het bijzonder langs de IJssel. Een groot deel van de keringen langs de IJssel, het Zwartewater en de Vecht wordt daarom binnen het komende decennium verbeterd. Vanaf januari 2017 geldt een nieuwe normering. Bij de verbeteringen wordt hiermee rekening gehouden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 in combinatie met artikel 1.1.1. lid 3 van het Bro dient bij het opstellen van een uitwerkingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het deelgebied De Terpen is een gemeentelijke ontwikkeling, waarin de stedenbouwkundige opzet van het plan in samenwerking met marktpartijen (ontwikkelaars) en een collectief van particulieren is vormgegeven. Deze (externe) partijen zullen ook de verdere ontwikkeling van woningen gaan uitvoeren. Het stedenbouwkundig plan is door middel van een Ontwerpfestival tot stand gekomen. Aan belangstellenden (omwonenden, mogelijke toekomstige bewoners en andere geïnteresseerden) is gevraagd mee te doen aan het ontwerpfestival. Via verschillende workshops (onder leiding van professionele stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten) is er met de aanwezigen een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt, met een top tien van gebiedskwaliteiten. Met deze input is de gemeente, ontwikkelaars en het collectief van particulieren verder gegaan om te komen tot een definitief stedenbouwkundig ontwerp, een beeldregieplan en uiteindelijk het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij een uitwerkingsplan moet ook inzicht gegeven worden in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Deze gegevens moeten voldoende actueel zijn. Als tussen de vaststelling van het moederplan en het uitwerkingsplan enige jaren zijn verstreken, moet in het bijzonder de uitvoerbaarheid nader tegen het licht worden gehouden.

De ontwikkeling van het deelgebied De Terpen is een gemeentelijke ontwikkeling, waarin de stedenbouwkundige opzet van het plan in samenwerking met marktpartijen (ontwikkelaars) en een collectief van particulieren is vormgegeven. Deze (externe) partijen zullen ook de verdere ontwikkeling van woningen gaan uitvoeren. Het bouw- en woonrijp maken van het gebied (kostenkant) en het verkopen van bouwkavels is voor rekening en risico van de gemeente. De gemeente heeft een grondexploitatie voor o.a. dit deelgebied opgezet en laten vaststellen door de gemeenteraad van Kampen. De grondexploitatie heeft een negatief financieel resultaat, hier staat een even groot bedrag aan gemeentelijke voorziening tegenover. Er hoeft geen kostenverhaal plaats te vinden, omdat deze anderszins zijn verzekerd.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het uitwerkingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de regels van het moederplan, de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het uitwerkingsplan 'Het Onderdijks 2013, 4e uitwerking De Terpen’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het uitwerkingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het plan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In een uitwerkingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de uitwerkingsregels wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan "Het Onderdijks 2013" van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het uitwerkingsplan.

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

5.2 Plansystematiek

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

5.2.2 Regels
5.2.2.1 Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.

5.2.2.2 Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.

5.2.2.3 Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

Wijzigingsbevoegdheden:

In een enkele bestemming is een wijziginsgbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.

5.3 Bestemmingen

In het uitwerkingsplan 'Het Onderdijks 2013, 4e uitwerking De Terpen' komen de volgende bestemmingen voor:

  • Groen;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Water;
  • Woongebied;
  • Leiding;
  • Waarde - Archeologie 1 en 2.
5.3.1 Groen

De grotere groenvoorzieningen, de groene randen van het gebied, de groenzones tussen de wijken en centraal door de wijken slingerende groenvoorzieningen, hebben de bestemming ‘Groen’ gekregen. Op deze wijze is het structuurgroen beschermd. Insteek is dat gronden met de bestemming Groen dusdanig belangrijk groenvoorzieningen zijn, dat verkoop van gronden met deze bestemming aan particulieren niet mogelijk is.

Daarnaast zijn een deel van de gronden binnen deze bestemming nadere aangeduid met de functieaanduiding 'volkstuin'. Binnen deze functieaanduding is een volle gronds moestuin mogelijk. Deze moestuin is gelegen tussen het bestaande Boerenerf en het nieuwe Boerenerf. Deze moestuin wordt door de gemeente in beheer gegeven aan de bewoners van het Boerenerf. Ook andere bewoners van de Terpen kunnen gebruik van maken van deze moestuin.

Binnen de functieaanduiding moestuin is het mogelijk om één schuur met aangebouwde tuinkas op te richten voor het opbergen van tuingereedschap en voor de oogst. Hiervoor is de specifieke bouwaanduiding 'bijgebouwen' aan de gronden toegekend. De oppervlakte van deze schuur is beperkt tot maximaal 30m2 en een aangebouwde tuinkas van maximaal 20m2. Andere gebouwen ten dienste van de volle gronds moestuin zijn niet toegestaan binnen deze functieaanduiding. Tijdelijke teelondersteunende voorzieningen zijn wel mogelijk (zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, hagelnetten, kweekkassen etc.). Onder tijdelijk wordt verstaan dat deze teeltondersteunende voorzieningen op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zolang de teelt dit vereist, met een maximum van ongeveer 6 maanden. De tijdelijke voorzieningen hebben enkel een directe relatie met het grondgebruik. De bouwregels laten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een max. hoogte van 1 m. toe. Dit geldt dus ook voor de teeltondersteunende voorzieningen.

5.3.2 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming ‘Verkeer en verblijfsgebied’ wordt gelegd op gebieden met een verblijfskarakter. Dit zijn woongebieden of centrumgebieden. Binnen de bestemming vallen fietspaden, voetgangersgebieden, pleinen, parkeerterreinen, wegen, alsmede kleinere groenvoorzieningen, bermen en water.

5.3.3 Woongebied

Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming zijn grondgebonden en gestapelde woningen toegestaan. Via een bepaling in de regels is opgenomen dat niet meer dan 91 woningen gebouwd mogen worden, waarvan ten hoogste 15 gestapelde woningen. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Daarbij zijn op de verbeelding de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven.

Het is middels een omgevingsvergunning toegestaan om in de zone nader aangeduid met een specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten vergunningvrij bouwen' hoofdgebouwen te realiseren. Omdat voor hoofdgebouwen geldt dat deze niet op het achtererfgebied hoeven te worden gebouwd en altijd een omgevingsvergunning noodzakelijk is, wordt de kwaliteit van de gevels, grenzend aan het openbaar groen, ten alle tijden geborgd. Daarnaast blijft het hierdoor mogelijk om een hoofdgebouw iets op schuiven zonder dat daarvoor een afwijking van de regels nodig is.

Rondom de 'Eigenwijze terp' is de grond, in afwijking van de andere terpen, aangeduid met een specifieke bouwaanduiding 'bebouwingsvrije zone'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen de gronden in geen enkel geval bebouwd worden. Hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn hier uitgesloten.

Binnen de bestemming Wonen is het met afwijking en onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen tot een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 40m2.

Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken binnen deze bestemming zijn enkel vergunningvrij toegestaan op gronden die behoren tot het 'achtererfgebied'.

De terpen refereren aan de terpboerderijen in de omgeving. De terpen zijn opgehoogde gronden waarop gewoond word. Omdat de terpen als overgangsgebied worden vormgegeven en op een eiland staan, is het van groot stedenbouwkundig belang dat de erven aan de openbare ruimte onbebouwd blijven, zodat verrommeling van het aangezicht wordt voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991246-VB01_0036.png"

Afbeelding: doorsnede terp

Om deze open kwaliteit te waarborgen zijn rondom de terpen de gronden met een 4 meter brede zone nader aangeduid met een specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - vergunningvrij bouwen'. Ter plaatse van deze aanduiding worden de gronden niet als 'erf' aangemerkt in de zin van artikel 1 van Bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals het artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. Hierdoor zijn vergunningsvrije bouwwerken uitgesloten aan de randen van de terpen en wordt de open stedenbouwkundige kwaliteit van de terpen gewaarborgd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening met het oog op de stedenbouwkundige structuur voor dit plangebied, alsmede ter verzekering van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden, is het noodzakelijk geacht, om de inrichting van een klein gedeelte van het plangebied als erf uit te sluiten.

Alle woningen op deze terpen hebben twee 'voorkanten'; ze grenzen zowel met de voor- als de achterzijde aan openbaar gebied. Door de nadere specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - vergunningvrij bouwen' op een gedeelte van de gronden te leggen wordt enkel het bouwen vergunningvrij uitgesloten, maar mogen de gronden wel worden ingericht en aangelegd als woonperceel dan wel tuin. Het toekennen van een andere enkelbestemming om het gedeelte van het perceel uit te sluiten als erf, om zodoende vergunningsvrij bouwen uit te sluiten, zou meerdere beperkingen opleveren ten aanzien van het gebruik van het perceel voor woondoeleinden.

Afwijkend hiervan is het wel mogelijk middels een omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken toe te staan indien deze vanuit stedenbouwkundig- en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar worden geacht. Hiervoor zijn binnen het plan afwijkingsregels opgenomen met nadere voorwaarden waaraan bijbehorende bouwwerken moeten voldoen. De omgevingsvergunning kan dan met een binnenplanse afwijkingsprocedure worden verleend o.g.v. artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1 van de Wabo.

Zoals eerder aangegeven is de grond rondom de 'Eigenwijze terp', in afwijking van de andere terpen, aangeduid met een specifieke bouwaanduiding 'bebouwingsvrije zone'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen de gronden in geen enkel geval bebouwd worden. Bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn hier uitgesloten.

Parkeren

Voor wat betreft het parkeren is voor dit plan aansluiting gezocht bij de Nota Parkeernormen.

5.3.4 Leiding

In het gebied is een belangrijke leiding gelegen. Het betreft een hoofdgasleiding. De leiding is op de verbeelding weergegeven door middel van de dubbelbestemming ‘Leiding’. Een en ander laat onverlet de privaatrechtelijke regelingen die hierop van toepassing zijn. Uiteraard zijn in het plangebied nog diverse andere leidingen gelegen. Deze leidingen zijn vanwege het meer ondergeschikte karakter c.q. het belang hiervan voor het bestemmingsplan, niet in de planopzet meegenomen. Dit betekent niet dat deze leidingen niet worden beschermd; middels privaatrechtelijke contracten zijn deze belangen voldoende afgedekt.

5.3.5 Waarde - Archeologie 1 en 2

Binnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zijn de aanwezige en te verwachten archeologische waarden beschermd. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. Bepaalde bodemingrepen die (te verwachten) archeologische waarden verstoren zijn enkel mogelijk wanneer archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bestemmingsplan verzonden naar de volgende instanties:

  • Waterschap Drents Overijsselse Delta;
  • Provincie Overijssel.
  • Veiligheidsregio IJsselland;
  • Nederlandse Gasunie N.V.

De gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland hebben met elkaar de afspraak gemaakt over regionale afstemming over woningbouwplannen met meer dan 25 woningen. In het kader van deze regionale afstemming is het bestemmingsplan ook verzonden naar:

  • Gemeente Zwolle;
  • Gemeente Zwartewaterland.

De opmerkingen van de overlegpartners worden hierna samengevat en voorzien van commentaar:

De provincie Overijssel heeft op 24 juli 2019 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het uitwerkingsplan.

Op respectievelijk 18 juli 2019 en 20 augustus 2019 hebben de gemeente Zwolle en gemeente Zwartewaterland eveneens aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het uitwerkingsplan o.g.v. de regionale afstemming woningbouwplannen.

De Veiligheidsregio IJsselland heeft 4 juli 2019 een positief advies, met nadere aanbevelingen, afgegeven over het uitwerkingsplan. De aanbevelingen zijn overgenomen en daar waar mogelijk verwerkt.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft op 30 juli 2019 aangegeven dat de waterparagraaf een verscherping behoeft n.a.v. de uitgangspuntennotitie. De uitgangspunten in het bestemmingsplan sluiten deels aan bij deze uitgangspunten, maar op bepaalde onderdelen is nog wat meer diepgang vereist (extreme buien etc.).

Reactie gemeente:

De uitgangspunten notitie stelt geen zwaardere eisen dan dat we zelf hanteren. Het totale plan Onderdijks, inclusief De Terpen, voldoet aan de normen zoals in de uitgangspunten notitie van waterschap staan en is voldoende robuust qua waterwaterberging. Oppervlaktewater dat aanwezig is, is ruim 3,5 hectare (gemeten op de waterlijn). Met taluds van ca. 1:3 en 1:4 is het bergend vermogen bij 1,00 m1 peilstijging veel ruimer dan 3,5ha. Daarnaast zijn, voor bovengronds lozen nog eens veel Wadi's aangelegd met een waterbergend vermogen van 20 tot 40 mm en infiltratie zandpakket. Als Wadi's geheel gevuld zijn lopen deze over naar een slok-op die afvoert naar oppervlaktewater. Geconcludeerd kan worden dat alles bij elkaar de waterberging in het plan Onderdijks, inclusief de Terpen, ruim >T=100+10% is, waardoor het watersysteem meer dan klimaat robuust kan worden gezien.

Naar aanleiding van het voorgenoemde is geen nadere versherping nodig van de waterparagraaf in de toelichting van het uitwerkingsplan en is deze in overeenstemming met de door het waterschap toegezonden uitgangspuntennotitie.

Gelet op het voorgaande is het vooroverleg met alle genoemde instanties positief afgerond.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpuitwerkingsplan is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad 'De Brug' en de Staatscourant en heeft met ingang van 8 juli 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend.

De zienswijze is opgenomen in de 'nota van beantwoording zienswijze' en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De nota van beantwoording zienswijze is als Bijlage 14 bij dit uitwerkingsplan gevoegd. De zienswijze heeft gedeeltelijk geleid tot een aanpassing van de toelichting, de verbeelding en de planregels.

Tot slot zijn een ambtelijke wijzigingen doorgevoerd in toelichting, de verbeelding en de planregels ten opzichte van het ontwerp.

Voor de beschrijving van alle aanpassingen wordt verwezen naar de 'Nota van beantwoording zienswijze' Bijlage 14.

Het uitwerkingsplan 'Het Onderdijks 2013, 4e uitwerking De Terpen' zal gewijzigd worden vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Kampen.