direct naar inhoud van Regels
Plan: IJsselmuiden Dorpsrand, 1e herziening Parallelweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991172-VB03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan IJsselmuiden Dorpsrand, 1e herziening Parallelweg 1 van de gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Voor het overige zijn de begrippen van het bestemmingsplan IJsselmuiden Dorpsrand van de gemeente Kampen, zoals vastgesteld op 12 december 2013, van toepassing.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarische bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in Bijlage 1 Aanvullende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit'
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het gebruik van gebouwen en/of gronden tot een totale maximale bruto-vloeroppervlakte van 40 m² voor:
    • 1. de verkoop van streekeigen producten;
    • 2. bed&breakfast;
    • 3. kleinschalige horeca;
    • 4. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in Bijlage 2 Lijst beroep en bedrijf aan huis, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen;
  • f. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  • g. een (hobbymatige) paardrijbak;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van één volwaardig of reëel agrarisch bedrijf;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. ter plaatse van de figuur 'relatie' is sprake van een koppeling van twee bouwvlakken. De met elkaar gerelateerde bouwvlakken worden, in het kader van de regels van dit bestemmingsplan, aangemerkt als een enkel bouwvlak. Aanduidingen op het ene bouwvlak zijn ook van toepassing op het gerelateerde bouwvlak.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden hiernaast de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • b. ten behoeve van een gebruiksgerichte en/of productiegerichte paardenhouderij is een rijhal toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer dan 1000 m² mag bedragen;
  • c. bedrijfsgebouwen voor het stallen van dieren mogen niet meer dan 1 bouwlaag hebben;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden hiernaast de volgende regels:

  • a. per bedrijf mag slechts één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal eenheden', het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan aangegeven;
    • 3. voor de bepaling van het aantal aanwezige bedrijfswoningen, voormalige agrarische bedrijfswoningen meegerekend worden;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bouwperceel een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarische bedrijf worden of zijn gebouwd;
  • c. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m bedragen;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en voor zover in overeenstemming met het voorheen geldend planologisch regime, mogen gehandhaafd worden.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (voormalige agrarische) bedrijfswoningen gelden hiernaast de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • d. afwijkingen in maten, afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en voor zover in overeenstemming met het voorheen geldend planologisch regime, mogen gehandhaafd worden.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden hiernaast de volgende regels:

  • a. silo's, niet zijnde sleufsilo's, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. een paardrijbak is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van omheiningen niet meer dan 2 m mogen bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 10 m mogen bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 3.2.2 onder c ten behoeve van het toestaan van een extra bouwlaag, mits op deze bouwlaag geen dieren worden gestald;
    • 2. lid 3.2.2 onder d en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind, dan wel dat het bedrijfsgebouw voor ondergeschikte bouwdelen wordt voorzien van een plat dak;
    • 3. lid 3.2.2 onder d ten behoeve van afwijkende dakvormen, mits het afwijken niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;l
    • 4. lid 3.2.4 onder b en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot met 1 m;
    • 5. lid 3.2.5 onder a en e en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van een silo of een hooiberg niet meer dan 14 meter mag bedragen;
  • b. Een omgevingsvergunning op grond van lid a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ervenstructuur;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    • 8. de cultuurhistorische waarden;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • a. door vestigingen van inrichtingen zoals genoemd in de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r., zoals dit besluit luidt op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan;
  • b. het gebruik van kelders voor het stallen van dieren;
  • c. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • d. van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. van een bedrijfswoning voor bewoning door (het huishouden) van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrrein niet noodzakelijk is;
  • f. van een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten voor bewoning met meer dan 1 huishouden;
  • g. van de gronden ten behoeve van bedrijfsactiviteiten en nevenactiviteiten voor zover niet toegestaan in 3.1;
  • h. in afwijking van sub a zijn vestigingen van inrichtingen zoals genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. toegestaan als deze al bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 en:
    • 1. toestaan dat de gronden worden gebruikt voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
      • het totaal aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen per agrarisch bedrijf;
      • het plaatsen van stacaravans niet is toegestaan;
    • 2. toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt als voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat;
      • het bedrijf waartoe de bedrijfswoning voorheen behoorde nog in werking dient te zijn;
      • omliggende bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering;
    • 3. toestaan dat een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten wordt gebruikt voor bewoning door 2 zelfstandige huishoudens, indien dat in verband met de bedrijfsopvolging of een zorgrelatie noodzakelijk is;
    • 4. toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor nevenactiviteiten waarbij de bruto-vloeroppervlakte niet meer dan 250 m2 mag bedragen, tenzij de activiteit bestaat uit voor inpandige statische opslag, waarbij de maximale bruto-vloeroppervlakte niet meer dan 500 m2 mag bedragen, onder de voorwaarde dat:
      • er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
      • de landschappelijke kenmerken niet worden aangetast;
      • de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
      • er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
      • de nevenactiviteit inpandig wordt uitgeoefend;
      • er geen buitenopslag plaatsvindt;
      • parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
      • de gebouwen en het erf hun agrarische uitstraling behouden en waar mogelijk wordt versterkt.
  • b. Een omgevingsvergunning op grond van lid a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ervenstructuur;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    • 8. de cultuurhistorische waarden;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van voet-, fiets-, en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
3.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in 3.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. het aanleggen van kavel- en/of koepaden betreffen;
  • b. het aanleggen van oppervlakteverhardingen van niet meer dan 150 m2;
  • c. het aanbrengen van kuilvoerplaten;
  • d. het aanleggen en verharden van wegen ter ontsluiting van agrarische percelen;
  • e. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.6.3 Afwegingskader

De in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    • 2. het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de agrarische waarde en functie van de gronden;

en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:

3.7.1 Vrijkomende agrarische bebouwing
  • a. naar 'Wonen', 'Bedrijf', 'Maatschappelijk', 'Agrarisch', 'Tuin', 'Groen', 'Natuur', 'Bos' en/of 'Water' voor het toestaan van een opvolgfunctie in verband met vrijkomende agrarische bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is;
    • 2. het bestemmingsvlak niet wordt vergroot;
    • 3. de karakteristiek van de bebouwing en de complexiteit van het voormalige boerenerf niet worden aangetast;
    • 4. niet-karakteristieke bebouwing wordt gesloopt, waarbij echter geldt dat gebouwen 1 op 1 mogen worden vervangen door nieuwe bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte van 250 m2;
    • 5. één (bedrijfs)woning gehandhaafd blijft;
    • 6. het aantal woningen niet toeneemt;
    • 7. de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 8. bij wijziging naar de bestemming 'Wonen' in afwijking van en/of in aanvulling op sub a onder 1 tot en met 7 geldt dat:
      • wanneer er sprake is van een karakteristieke bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten van tenminste 1000 m3, het aantal woningen binnen deze bebouwing mag worden vergroot tot niet meer dan 2;
    • 9. bij wijziging naar de bestemming 'Maatschappelijk' in afwijking van en/of in aanvulling op sub a onder 1 tot en met 7 geldt dat:
      • de verkeersaantrekking in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks toeneemt;
      • de infrastructuur niet verzwaard wordt;
    • 10. bij wijziging naar de bestemming 'Bedrijf' in afwijking van en/of in aanvulling op sub a onder 1 tot en met 7 geldt dat:
      • enkel bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 zoals bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' is toegestaan;
      • de verkeersaantrekking in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks toeneemt;
      • de infrastructuur niet verzwaard wordt.
3.7.2 Afwegingskader
  • b. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 3.7.1 genoemde wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    • 1. de ervenstructuur;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    • 8. de cultuurhistorische waarden;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de kernwaarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta:

  • a. de grote mate van openheid;
  • b. de historische, rationele, geometrische verkaveling van de polder Mastenbroek;
  • c. het relïef in de vorm van huisterpen en kreekruggen;
  • d. de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap.
4.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 4.1, nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en gebruiksvormen, ten behoeve van de bescherming van de aanwezige landschapswaarden.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven, vergraven, dempen, verondiepen, verdiepen of verbreden van sloten, niet zijnde dwarssloten, vijvers en poelen;
  • b. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden al dan niet ten behoeve van houtteelt;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • d. het aanleggen van ligplaatsen voor schepen.
4.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. plaatsvinden binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • b. vallen binnen de afspraken in het kader van de Groen-Blauwe diensten;
  • c. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
4.3.3 Afwegingskader

De in 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden,

en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De regels van het bestemmingsplan IJsselmuiden Dorpsrand blijven ongewijzigd van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'IJsselmuiden Dorpsrand, 1e herziening Parallelweg 1'.

 

Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Aanvullende activiteiten

Deze bijlage bevat de lijst met aanvullende activiteiten op de volgende specifieke adressen:

Type   Straat   Categorie  
Overige metaalbewerking   Bergweg 6   3.2  
Intensieve veehouderij   Parallelweg 1   3.2  
Goederenwegvervoerbedrijven   Plasweg 29/31   3.2  
Garagebedrijf   Plasweg 45   2  
Dierenkliniek   Plasweg 25   1  
Dienstverlening t.b.v. de landbouw   Grafhorsterweg 59   3.1  
Aannemersbedrijf   Grafhorsterweg 18a   2  
Aannemersbedrijf   Grafhorsterweg 18b   2  
Dienstverlening t.b.v. de landbouw   Grafhorsterweg 81/81a   3.1  
Dienstverlening t.b.v. de landbouw   Grafhorsterweg 83b   3.1  
Bouwbedrijf en aannemersbedrijf met werkplaats   Koekoeksweg 8b   3.1  
Tuincentrum   Koekoeksweg 4    
Dienstverlening t.b.v. de landbouw   Koekoeksweg 4a   3.1  
Autohandel   Koekoeksweg 15a   2  
Constructiewerkplaats   Koekoeksweg 10   3.2  
Goederenwegvervoerbedrijven, handel in vrachtauto's, autospuitinrichting, autowasserij, stalling van vrachtwagen met koelinstallatie en werkplaats voor onderhoud en herstelwerkzaamheden aan vrachtwagens.   Veilingweg 1   4.1  

Bijlage 2 Lijst beroep en bedrijf aan huis

Deze bijlage bevat de lijst met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor aan huis.

Kledingmakerij, waaronder:

  • (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;
  • woningstoffeerderij.

Reparatiebedrijven, waaronder:

  • schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;
  • uurwerkreparatiebedrijf;
  • goud- en zilverreparatiebedrijf;
  • reparatie van kleine (electrische) gebruiksgoederen;
  • reparatie van muziekinstrumenten.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

Overige dienstverlening, waaronder:

  • kappersbedrijf;
  • schoonheidssalon;
  • pedicure;
  • nagelsalon;
  • kantoren aan huis;
  • tandarts;
  • medische hulpverlening (ceso- en fysiotherapie, verloskundige, huisarts, huidtherapeut, alternatief genezer, homeopaat, psycholoog, orthopedagoog, logopedist, medisch specialist, etc.);
  • juridisch advies (advocaat, notaris, etc.);
  • financieel advies (registeraccountant, belastingconsulent, administratie, etc.);
  • bouwkundig advies;
  • architect;
  • kunstenaar;
  • hondentrimsalon;
  • computerservicebedrijf;
  • bed & breakfast.

In ieder geval zijn seksinrichtingen en internethandel met verkoop aan huis uitgesloten.