direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het Onderdijks 2013, 1e herziening Buitenhoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991154-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2008 is het uitwerkingsplan voor De Paden, de 3e fase gemaakt: "Het Onderdijks, 3e uitwerking, De Paden". We hebben destijds gekozen voor uitwerkingsplannen om in een later stadium in te kunnen gaan op de exacte stedenbouwkundige inrichting van het gebied. Daarna is het plan opgenomen in bestemmingsplan "Het Onderdijks, 2013". Dit deelgebied van Het Onderdijks, De Paden, is grotendeels afgerond. Om de laatste percelen in genoemd deelgebied te kunnen ontwikkelen hebben we de verkaveling langs de 'buitenhoek' aangepast. Door deze wijzigingen verwachten we beter te kunnen inspelen op de huidige woonwensen en daarmee meer maatwerk te kunnen leveren en tevens De Paden af te kunnen maken.

1.2 Uitgangspunten en doel

De juridische kaders voor deze ontwikkelingen staan vastgelegd in:

  • Het (moeder)bestemmingsplan “Het Onderdijks 2013, vastgesteld door de raad op 29 mei 2013
  • de voorwaarden zoals deze zijn neergelegd in het in 2001 vastgestelde Beeldambitieplan “Het

Onderdijks”;

  • Het beeldambitieplan De Erven en het in 2008 vastgestelde beeldambitieplan De Paden.

Met deze beeldambitieplannen heeft de gemeenteraad een specifiek beleid vastgesteld aanvullend op de algemene regels uit de Welstandnota. Dit om de gewenste kwaliteit van de bebouwing en hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte te borgen. Het beeldambitieplan vormt hiermee een belangrijk toetsingskader voor toekomstige bouw - en inrichtingsplannen.

1.3 Bij dit plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Het Onderdijks 2013, 1e herziening Buitenhoek' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991154-VB01.

Op de verbeelding staan de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels staan bepalingen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Verder staat er een toelichting in het plan, waarin een planbeschrijving staat en de conclusies uit de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken.

1.4 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in de zuidoosthoek van het Onderdijks. Direct ten noorden ligt het plandeel "De Paden". In het zuidoosten ligt de Chalmotweg en aan de zuidwestkant de Venedijk Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991154-VB01_0001.png"

Afbeelding: uitsnede verbeelding.

1.5 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied is het bestemmingsplan Het Onderdijks 2013 van toepassing. Bij de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan Het Onderdijks 2013, 1e herziening Buitenhoek vervalt een deel van dat plan volledig.

1.6 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus staan in hoofdstuk 2.
  • in hoofdstuk 3 staat een beschrijving van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
  • de uitvoerbaarheidaspecten die te maken hebben met de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • De juridische planopzet staat in hoofdstuk 5. Hierin vertalen we de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;
  • In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk staat een samenvatting van het beleid dat relevant is voor de gemeente Kampen. Het (inter)nationale en provinciale beleid staat in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Europees en rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. in de structuurvisie steekt het Rijk in op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Daarbij gebruikt het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Hiermee staat de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast staat de gebruiker centraal. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is er een ladder voor duurzame verstedelijking. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.

Het gaat hier om een kleine aanpassing in een bestaand stedelijk gebied.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel vormt een belangrijk beleidskader voor ruimtelijke ontwikkeling. Op 1 juli 2009 is het Omgevingsplan vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Overijssel en heeft nu de status van structuurvisie (onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening) in 2013 is deze geactualiseerd. Het omgevingsplan geldt ook als Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan en Bodemvisie in het kader van ILG-afspraken met het Rijk.

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit zet naast bescherming vooral in op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De Omgevingsvisie werkt met gebiedskenmerken, deze hebben een sleutelrol in het sturen op ruimtelijke kwaliteit. Gebiedskenmerken zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In deze benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden.

Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop ‘norm’ aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop ‘richting’ is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de Provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag gemotiveerd van worden afgeweken. Onder de kop ‘inspiratie’ staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken worden in de volgende paragraaf in het kader van de toets aan de Omgevingsverordening nader uitgewerkt.

2.2.2 Omgevingsverordening

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Ook de omgevingsverordening is in 2013 geactualiseerd.

Voor dit plan is 'Steden als motor' het ontwikkelingsperspectief dat van toepassing.

- Gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzienieningenmilieuws waar de kwaliteiten en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding.

- De volgende vier lagen zijn van toepassing op het plangebied:

  • Natuurlijke laag: Oeverwallen.
    Oeverwallen werden als eerste bewoond en bewerkt. In dit geval is er sprake van het toevoegen van woonbebouwing op een oeverwal.
  • Laag agrarisch cultuurlandschap: Oeverwallen.
  • Stedelijke laag: Woonwijken 1955 tot nu. Woonbebouwing voegt zich in aard, maat en het karakter naar het groter geheel.
  • Lust en Leisure laag: Niet van toepassing.

Het plan ligt in 'Het Onderdijks' dat een uitbreiding van de stad Kampen is. De beoogde ontwikkeling past binnen de ontwikkelingsperspectieven, woonbebouwing was al voorzien op de betreffende locatie in het bestemmingsplan Het Onderdijks, 2013. We wijzigen enkel de diepte van de percelen, en op een paar plekken de bouwhoogte.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2009)

Op 28 mei 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie staat hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document.

De inzet is gericht op inbreiding en afbouwen van de in gang gezette ontwikkelingen, waaronder de woonwijk Het Onderdijks. Daarmee past dit planvoornemen binnen het beleid van structuurvisie.

2.3.2 Woonvisie 2010-2020 (2010) en Lokaal Woonplan (2012)

In de Woonvisie brengen we verschillende woonbelangen in balans. De visie gaat om de kwantiteit en kwaliteit van nieuw te bouwen woningen maar ook om de bestaande voorraad. Hierbij letten we niet alleen op een passende sociale huurvoorraad, maar ook bijvoorbeeld op het stimuleren van particuliere bouw met vrije bouwkavels. Daarnaast streven we naar maatwerk voor diverse doelgroepen. Het bevorderen van de samenhang tussen wonen, welzijn en zorg is daarvan een voorbeeld.

Ook schetsen we toekomstige ontwikkelingen. Deze hangen samen met een groei van Kampen naar 60.000 inwoners, de toenemende vergrijzing, de toenemende behoefte aan het combineren van wonen, zorg en welzijn en het zoeken naar een goed woningaanbod dat aansluit bij de woonwensen.

Het woonplan - in 2012 door de gemeenteraad vastgesteld - is een actieprogramma voor de jaren 2012-2016 om Kampen zo goed mogelijk door de crisis in de bouwsector heen te helpen. Er staan actiepunten in die varieren van het stimuleren van starters tot het flexibel omgaan met plannen. In het aantal vastgestelde woningen of het soort woningen vinden geen wijzigingen plaats. Wel in het flexibel optreden richting de marktvraag. Met voorliggend plan beogen we flexibel op te treden richting de marktvraag.

2.3.3 Groenstructuurvisie (2012)

Het groen in de bebouwde omgeving bepaalt mede de kwaliteit van het woon- en leefmilieu voor alles en iedereen die er gebruik van maakt. De gemeente Kampen voert een groenbeleid om hier gericht op te kunnen sturen. In de Groenstructuurvisie staan de ambities en doelen op het gebied van groen.

De Groenstructuurvisie heeft betrekking op het totale areaal openbaar groen van de bebouwde kommen binnen de gemeente Kampen. Daarnaast geeft de visie aan welke particuliere groengebieden van betekenis zijn voor de groenstructuur.

Gebieden die onderdeel zijn van de hoofdgroenstructuur of buurtgroenstructuur hebben de bestemming 'groen'.

2.3.4 Extern veiligheidsbeleid (2007)

De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Kampen samen met Haskoning Nederland B.V. Milieu het externe veiligheidsbeleid geschreven. Met dit beleid willen we duidelijk maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en evenutele toekomstige risico's dient te worden omgegaan.

Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit een inventarisatie blijkt dat zich in Kampen relatief weinig risicobronnen bevinden. De gemeente Kampen kent 8 BEVI-inrichtingen en 8 inrichtingen die vallen onder de drempelwaardenlijst in het kader van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (propaantanks, opslag van gevaarlijke stoffen en houtopslag).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over weg, spoor, water en buisleiding. De gemeente heeft in 2001 een routering voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Ook ontheffingroutes zijn bepaald.

Op basis van de uitgevoerde inventarisaties is geconstateerd dat binnen de gemeente Kampen geen grote knelpunten aanwezig zijn voor wat betreft de bescherming van individuele burgers (plaatsgebonden risico). Wel is een aantal situaties aanwezig met een verhoogd risico voor groepen (groepsrisico). Daarnaast vormt de ligging van de bestaande transportassen en buisleidingen wel een aandachtspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd indien ze voldoen aan de wettelijke grens- en richtwaarden. Indien niet aan wettelijke grenswaarden wordt voldaan, dient naar een (snelle) oplossing van de situatie gezocht te worden. Bron- en effectmaatregelen lopen daarbij vooruit op saneringsinstrumenten. Bij een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico in bestaande situaties, dienen de hulpdiensten bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit (eventueel wordt de regionale brandweer om advies gevraagd).

In het geval van nieuwe situaties worden in woongebieden geen risicobronnen geïntroduceerd. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten mogen niet binnen de 10-6 contour van een risicobron liggen. Daarnaast is een toename van het groepsrisico door risicobronnen niet toegestaan. Een toename van het groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is wel toegestaan, mits:

  • er invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • de risicobron actief wordt benaderd teneinde de risico's zo mogelijk te minimaliseren;
  • de oriënterende waarde voor het groepsrisico in nieuwe situaties als richtwaarde wordt beschouwd.

In de paragraaf Externe veiligheid gaan we hier specifiek op in.

2.3.5 Welstandsnota (2004)

In de Woningwet is vastgelegd voor welke bouwwerkzaamheden een bouwvergunning nodig is. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is bepaald welke bouwwerken vergunningsvrij zijn en voor welke bouwwerken een bouwvergunning aangevraagd moet worden. Alle vergunningplichtige bouwwerken dienen te worden getoetst aan welstandseisen.

De gemeente heeft een Welstandsnota. Deze Welstandsnota gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de gemeente Kampen. Oude en nieuwe gebouwen in al hun diversiteit vormen met elkaar het aanzien en daarmee de welstand van de gemeente. De gemeente Kampen wil dan ook zorgvuldig omgaan met de bebouwing in de gemeente. Daarnaast wil zij ook haar burgers inspireren en stimuleren zorgvuldig om te gaan met verbouwingen aan hun gebouwde eigendommen. Deze Welstandsnota is daartoe geschreven.

De Welstandsnota is bedoeld om te inspireren en waar mogelijk een nieuwe kijk te bieden op de dagelijkse leefomgeving. Door de Welstandsnota wordt de burger en de aanvrager van een bouwaanvraag inzicht geboden en verheldering gegeven over de beoordeling van (zijn of haar) bouwplannen.

De gemeente heeft per deelgebied vastgelegd welke criteria toegepast dienen te worden. In de Welstandsnota is de gemeente opgedeeld in een aantal deelgebieden. Over het plangebied wordt het volgende aangegeven:

De afgelopen jaren zijn voor de wijk 'Het Onderdijks' de volgende beeldambitieplannen door de gemeenteraad vastgesteld:

a. Het Onderdijks, publieksversie 2008, 'Het Blauwe Boekje' (16-10-2008)

b. Het Onderdijks, deelplan 3, algemeen (16-10-2008)

c. Het Onderdijks, deelplan 3, De Paden (16-10-2008)

d. Het Onderdijks, De Erven (31-03-2011)

Het doel van een beeldambitieplan is bebouwing en omgeving goed op elkaar af te stemmen. Hierbij letten we vooral op bouwstijl, uitstraling, gebruikte materialen en kleuren. De gemeenteraad stelt deze plannen vast als aanvulling op de welstandsnota. We toetsen bouwaanvragen aan de eisen uit de Welstandsnota en de aanvullingen daarop. Voor dit plan is Het Onderdijks, deelplan 3, De Paden (16 - 10 - 2008) van toepassing.

 

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij een bestemmingsplanherziening komen kijken. In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, de archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

3.2 Huidige situatie

De planherziening heeft betrekking op de kavels die in het deelgebied "De Paden" liggen langs 'de Buitenhoek'.
De kavels die langs 'De Buitenhoek' liggen, grenzen aan de watergang die onderdeel uitmaakt van de Venedijk Noord. De stedenbouwkundige en ruimtelijke intenties veranderen niet met deze planherziening. De herziening is nodig om de diepte van de kavels bij te stellen van 25 naar circa 30 meter diep. Op enkele plaatsen hebben we een 'hoogte accent' aangebracht door de bouwhoogte te verhogen van 7 naar 9 meter. Dit om beter op de huidige woonwensen in te kunnen spelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991154-VB01_0002.png"

3.2.1 Stedenbouwkundige en ruimtelijke inpassing

De Paden is voor een groot deel gebouwd en woonrijp gemaakt. Aan de Buitenhoek ligt nog steeds een strook grond braak. Een dergelijk braakliggend terrein draagt niet bij aan de positieve beeldvorming van De Paden. Er wordt bijvoorbeeld grond en tuinafval gestort. Daarnaast kan de woonomgeving niet in zijn definitieve vorm worden afgemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991154-VB01_0003.png"

Luchtfoto 2014

De woningbouwplannen zoals deze er lagen voor de Buitenhoek bleken onverkoopbaar. De verkaveling en de plannen sloten niet aan op de marktvraag mede daarom liggen de stroken grond nog steeds braak. Omdat de gemeente Kampen het van belang acht dat de woonomgeving en daarmee het woongenot van de bewoners gebaat is bij afbouw heeft de gemeente besloten de verkaveling en bebouwingsmogelijkheden ter plaatse aan te passen. Met deze verruimde mogelijkheden is de verwachting dat er sneller verkocht en gebouwd kan worden en dat daardoor de woonomgeving sneller kan worden afgemaakt.

De aanpassing bestaan uit de volgende punten:

  • Woonomgeving

De woonomgeving is licht veranderd ten opzichte van eerdere plannen. Het water aan de kant van de Venendijk is verbreed. Het water wordt daardoor beter beleefbaar plus er wordt meer waterberging gemaakt. De vier groene verbindingszones tussen de vijf woonclusters worden verbreed. Vanuit De Paden worden daardoor de verbindingen met het water verbeterd. Er is vanuit de wijk meer zicht op het water en de Venendijk en tegelijk is het water beter bereikbaar en bruikbaar. Aan het eind van de groenstroken worden grassteigers gelegd, zoals elders in de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991154-VB01_0004.png"

Afbeelding grassteiger

  • Kaveldiepte

Door het verbreden van een aantal watergangen ontstaat er meer ruimte voor waterberging in het Onderdijks. De watergang langs de Venendijk is ter hoogte van de buitenhoek verbreed naar circa 18 meter. De kavels kunnen daardoor 30 meter diep worden. De kavels grenzen aan het water met een talud. Hierdoor wordt het wonen aan het water verbeterd.

  • Bouwvlak

Het Bouwvlak voor de hoofdmassa, 'de bestemming wonen', begint op 6 meter vanaf de erfgrens en loopt door tot 6 meter vanaf de beschoeiing vanaf de waterzijde. Dit maakt mogelijk dat de bebouwing dicht tot aan het water kan komen, danwel dat de woningen aan de waterzijde een diepere tuin hebben. De woningen hebben een meerlaagse opbouw die maximaal uit drie lagen kan bestaan (op vier plaatsen van de circa 25 kavels) en die qua bouwhoogte over de hele strook lager zijn dan in de rest van De Paden. De breedte van de kavels kan varieren. Deze wordt op basis van het bouwplan bepaald. In de regels is een binnenplanse afwijking opgenomen, waarmee mogelijk wordt gemaakt dat aan één zijde op minder dan drie meter uit de zijdelingse perceelgrens kan worden gebouwd, wanneer na toetsing blijkt dat dit verantwoord is. Deze aangepaste kavels en bouwmogelijkheden sluiten beter aan bij "kavels op maat".

  • Hoogteaccenten

Op een aantal hoeken is een beperkt hoogteaccent gewenst omdat deze accenten het begin en eind van de Buitenhoek en de breedste groene doorsteek markeren. Op deze vier hoeken kan tot 9 meter hoog worden gebouwd. De overige woningen hebben een bouwhoogte van maximaal 7 meter. Dit houdt in dat op genoemde hoeken maximaal drie bouwlagen kunnen worden gebouwd en op de overige plekken maximaal twee.

De gemeente Kampen is van mening dat de aanpassing van de plannen op deze wijze op een positieve manier bijdraagt aan de verbetering van de woonkwaliteit van het Onderdijks, De Paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991154-VB01_0005.png"

3.3 Milieu

Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.

3.3.1 Milieuzonering

Als uitgangspunt geldt dat het project niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.

In het Onderdijks wordt met name gewoond. Daarom maken we voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruik van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009). Bij deze uitgave hoort een bedrijvenlijst, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens geeft men in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

De richtafstanden uit de VNG-publicatie ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Het gaat bij de omgevingstypen bij de verschillende hindercategorieën om de afstanden die in de navolgende tabel worden vermeld.

Tabel 1: Richtafstand tot omgevingstype 

Categorie     Richtafstand (in meters) tot omgevingstype    
    Rustige woonwijk     Gemengd gebied    
1     10     0    
2     30     10    
3.1     50     30    
3.2     100     50    
4.1     200     100    
4.2     300     200    
5.1     500     300    

Het plangebied laat woningen toe. Het plangebied is te typeren als onderdeel van een rustige woonwijk'. In een dergelijk gebied is de vestiging van milieuhinderlijke bedrijven ongewenst.
Op grond van dit uitgangspunt is gesteld dat op de huidige bedrijfsbestemmingen maximaal categorie 2 bedrijven uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (2009) worden toegelaten.

3.3.2 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd en staat in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Men streeft naar een duurzaam bodembeheer.

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico’s of ecologische risico’s daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt voor wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit van de bodem zodanig moet zijn dat er geen risico’s optreden voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s) in dit geval wonen.

Door de Consulmij (verkennend bodemonderzoek Venedijk Noord 4 te Kampen, proj.nr CB.97.016/V01, mei 1997) en Grontmij (verkennend bodemonderzoek Stadsuitbreiding Onderdijks (fase 1), proj.nr. 1117201,
3 augustus 2000) zijn in het verleden bodemonderzoeken verricht. De bestemming van deze percelen (agrarisch) is na het uitvoeren van deze onderzoeken niet gewijzigd. Ter verificatie van de onderzoeken en om de huidige kwaliteit vast te stellen, is het onderzoek welke is uitgevoerd door Consulmij opnieuw uitgevoerd door Mateboer (verkennend bodemonderzoek percelen weilanden ter hoogte van de Venedijk Noord te Kampen (plangebied Onderdijks fase 3), proj.nr. 072158/PK, 24 januari 2008). De resultaten van de onderzoeken zijn vergelijkbaar. Op basis hiervan mag worden aangenomen dat de kwaliteit van de bodem ter plaatse van de percelen welke door Grontmij zijn onderzocht, vergelijkbaar is. Daarom wordt het niet noodzakelijk geacht in de nog onbebouwde gebieden waar een directe bouwtitel is neergelegd opnieuw bodemonderzoek uit te voeren. Op grond van de uitkomsten van de onderzoeken blijkt dat maximaal licht verhoogde gehalten worden aangetoond in de grond en het grondwater. Er is vanuit milieuhygienisch oogpunt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.3.3 Geluid

Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen.

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Van zonering van een nabijgelegen industrieterrein is geen sprake. Evenmin is de Luchtvaartwet van toepassing.

Onderzoek naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai kan achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg of spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Voor woonerven en wegen van 30 km/uur geldt volgens de Wet geluidhinder dat deze geen zone hebben.

Wegverkeerslawaai 

Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, zodat onderzoek naar geluid vanwege wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is. Bovendien geldt voor de meeste wegen in het plangebied een maximale snelheid van 30 km/uur. Aangezien er geen nieuwe gevoelige bestemmingen of aanpassingen aan wegen binnen dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt is onderzoek niet noodzakelijk.

Spoorweglawaai 

Ten Westen van het plangebied is de spoorweg Hanzelijn gelegen. De woningen binnen het plangebied zijn niet gelegen in de geluidzone van de Hanzelijn. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Industrielawaai 

In het plangebied bevinden zich geen bedrijven terreinen, en er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats, daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk. Tevens voorziet de Wet milieubeheer in de bescherming van gevoelige objecten door middel van vergunningen en besluiten.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

- het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in de wet

genoemde grenswaarden;

- de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het

projectbesluit of blijft ten minste gelijk;

- het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling draagt niet in betekenende mate bij aan de

concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen (zie onderstaande opsommende lijst). Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie)
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard: het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.3.5 Externe veiligheid

Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet binnen redelijke grenzen gewaarborgd worden dat door de (toekomstige) vestiging van bedrijven geen onverantwoorde veiligheidsrisico's ontstaan voor de omgeving. Ook andere risicobronnen moeten worden geïnventariseerd en beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de aanvaardbaarheid van de risico's en de mogelijkheden tot het beperken ervan. In en rond het plangebied kunnen verschillende ramptypen zich voordoen.

Hoe risico's met betrekking tot externe veiligheid moeten worden verantwoord staat in verschillende regelingen beschreven. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2007 de beleidsnota “Kampen IJsselsterk Veilig” vastgesteld waarin specifiek staat vermeld hoe omgegaan moet worden met risico's van bedrijven (inrichtingen) in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebied, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Het plan Het Onderdijks valt onder de gebiedstypering “woongebied”.

Niet alle veiligheidsaspecten worden in het kader van de ruimtelijke ordening (bij de vaststelling van dit bestemmingsplan) beschreven of verantwoord omdat hiervoor specifieke regels gelden die toegepast moeten worden bij bijvoorbeeld het verlenen van een milieuvergunning of een ontheffing voor een gevaarlijk transport. Alleen als voorzienbaar is dat door de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt later niet-vergunbare of onverantwoorde situaties (kunnen) ontstaan, dient het plan voldoende waarborgen te bieden dat dit niet voorkomt (bijvoorbeeld door vestiging van bepaalde functies uit te sluiten).

Ook ruimtelijk niet relevante aspecten blijven in een bestemmingsplan buiten beschouwing. In algemene zin geldt dat het bestemmingplan dient te voorkomen dat ongewenste veiligheidssituaties ontstaan voor zover te voorzien en voor zover dit niet (later) op grond van andere (specifiekere) regelingen geborgd is. Om te bepalen of iets wel of niet verantwoord wordt geacht wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Met betrekking tot het eerste aspect geeft bijvoorbeeld het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) aan dat afhankelijk van de soort bestemmingen (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar) en het plaatselijke risico welke bestemming op welke afstand van de risicobron nog is toegestaan. Voor het groepsrisico bestaat geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Zeker als er sprake is van een toename van het groepsrisico dient dit verantwoord te worden, waarbij onder andere rekening gehouden moet worden met aspecten als bereikbaarheid van de locatie, de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied (van belang bij een eventuele ontruiming van het gebied bij een calamiteit). Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt niet alleen gekeken naar het mogelijk effect van een ongeluk maar ook naar de kans dat een dergelijk ongeluk zich voordoet. Het risico is het product van deze kans en het effect.

De hulpdiensten gaan bij hun advisering uit van het meest waarschijnlijke scenario behorend bij de aanwezige of geplande risicobron. De advisering richt zich onder andere op de bereikbaarheid (ook vluchtwegen en zelfredzaamheid van te evacueren personen) en de bestrijdbaarheid. De calamiteit moet voldoende bereikbaar en bestrijdbaar zijn en de in het effect- en invloedsgebied aanwezige personen moeten zich zoveel mogelijk zelf in veiligheid kunnen brengen. Voorafgaand aan de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt echter ook nadrukkelijk de afweging gemaakt tussen het effect van een calamiteit, de mogelijkheden voor bestrijding daarvan, de hulpverlening en de kans dat de calamiteit zich voordoet. Omdat dit een ruimtelijk plan betreft wordt niet ingegaan op bluswatervoorzieningen. Die zijn ruimtelijk in principe overal mogelijk. Standaard wordt bij de aanleg van de waterleiding in overleg met Vitens voorzien in een basiscapaciteit welke wordt afgestemd op de aard van het gebied. Indien op grond van (latere) meer concrete gegevens (bouwvergunning/milieuvergunning) een grotere capaciteit vereist is wordt hierin voorzien door bronnen of oppervlaktewater. Ook andere eisen aan de (brand)veiligheid worden in deze kaders meegenomen.

Beschrijving van het plangebied en de veiligheidsrisico's.

Hierna beschrijven we risico's inclusief het kader van de regeling waarin we deze risico's behoordelen. Waar nodig geven we een verantwoording van het groepsrisico.

Luchtverkeer
Risico's m.b.t. luchtverkeer laten we in dit plan buiten beschouwing, deze achten we niet relevant. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is dermate klein dat dit risico verwaarloosbaar is.

Spoorwegverkeer
Ten westen van het plangebied ligt de spoorlijn Hanzelijn op een afstand van ca. 400 meter. Over dit baanvak worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het bestemmingsplan is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico zijn van de Hanzelijn op het plangebied. De QRA van bureau Save is toegevoegd als bijlage 1. Aan de hand van de QRA kunnen we stellen dat er geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Risico's m.b.t. vervoer over het spoor zijn voor het plangebied vanwege de afstand verwaarloosbaar klein.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Ten westen van het plangebied ligt de rijksweg N50 op een afstand van ca. 600 meter. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het bestemmingsplan is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico zijn van de N50 op het plangebied. De QRA van bureau Save hebben we toegevoegd als bijlage. Aan de hand van de QRA kunnen we stellen dat geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.


Transport over water
Langs het plangebied ligt de vaarweg de IJssel. Voor het bestemmingsplan is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico zijn van de IJssel op het plangebied. De QRA van bureau Save hebben we toegevoegd als bijlage. Aan de hand van de QRA kunnen we stellen dat er geen 10-6 contour ligt. En dat daarnaast 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

Inrichtingen
In het plangebied zijn geen, qua externe veiligheid, relevante inrichtingen aanwezig.

3.4 Water

3.4.1 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid beheer en onderhoud stedelijk water 2013 - 2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Het watersysteem

Het plangebied ligt in 'Het Onderdijks' dat ten zuidoosten van de kern Kampen ligt en heeft een omvang van ca. 80 ha. Het Onderdijks is een voormalige uiterwaard die later is binnengedijkt. Het plangebied is hier een onderdeel van.

De waterafvoer vanuit Het Onderdijks verloopt via hoofdwatergangen gelegen in het plan De Maten naar de hoofdwatergang Middenwetering die afwatert naar het hoofdafwateringskanaal langs de Flevoweg naar het uitwateringsgemaal Roggebot.

Regenwater en vuilwater worden gescheiden afgevoerd. Het regenwater wordt afgekoppeld zodat de hydraulische afvoer van het plangebied het rioleringsysteem niet overbelast. Regenwater afkomstig van wegen en dakvlakken wordt bovengronds afgevoerd, het regenwater wordt zo lang mogelijk in het plangebied vastgehouden en geborgen in Wadi's en in waterbergend oppervlaktewater.

Rioleringssysteem

Het plangebied ligt in het rioleringssysteem van Het Onderdijks dat bestaat uit een DWA-stelsel dat onder vrijverval loost op het rioolgemaal Het Onderdijks. Het rioolwater wordt door rioolgemaal Onderdijks verpompt naar het rioleringsysteem Kampen. De persleiding loost in het hoofdgemaal van het Waterschap. Vanuit het hoofdgemaal van Waterschap wordt het rioolwater samen met het rioolwater uit de kern Kampen naar de RWZI-Kampen getransporteerd.

Waterhuishouding 

Voor de waterafvoer is de intentie om het hemelwater en het vuilwater te scheiden. Het regenwater wordt afgekoppeld zodat de hydraulische afvoer van het plangebied het rioleringsysteem niet overbelast. Het regenwater afkomstig dakvlakken, wegen en groenvoorzieningen loost bovengronds op Wadi's en watergangen in Het Onderdijks welke dienst doen als retentie en gedoseerd lozen op het hoofdwatergangen stelsel van Kampen. De toe te passen materialen van afwaterend verhard oppervlak moeten duurzame niet uitloogbare bouwmaterialen zijn. Het beheer en onderhoud van de openbare ruimte op eigen terrein moeten duurzaam worden onderhouden om de waterkwaliteit in het gebied te handhaven. Schoon regenwater wordt zo min mogelijk vermengd met minder schoon water. Bij de aanleg van watergangen wordt rekening gehouden met de ecologische waarde van open water.

Keur Waterschap 

Binnen het plangebied ligt een hoofdwatergang inclusief beschermingszone die in beheer is bij het Waterschap Groot Salland. Deze hoofdwatergang grenst aan de particuliere tuinen van circa 25 woningen binnen het plangebied. De functie van deze hoofdwatergang moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij moeten we rekening houden met de beschermingszone van deze hoofdwatergang zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland staat omschreven. Met betrekking tot deze hoofdwatergang gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebod- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden en activiteiten binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. We besteden aandacht aan communicatie met betrekking tot de Keur richting de eigenaren. De eigenaren van de woningen langs de hoofdwatergang informeren we over de gebod- en verbodsbepalingen uit de Keur door middel van een informatiebrochure en via een tekstpassage in de koopovereenkomst. Daarbij komen ook de verantwoordelijkheden voor de particulieren aan bod met betrekking tot het onderhoud van (een deel van de) watergang(en).

3.4.2 Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

De waterveiligheid in het gebied rondom Kampen wordt bepaald door een complex samenspel van factoren. Naast de afvoer van de rivier de IJssel heeft Kampen te maken met dreigende opstuwing vanaf het IJsselmeer bij een noord-wester storm.

Dijkringgebied 11 ligt in de provincies Gelderland en Overijssel (zie afbeelding dijkring 11). Aan de noord- en oostzijde ligt de IJssel en aan de westzijde het Vossemeer. Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Dat betekent dat de keringen bestand moeten zijn op zowel maatgevend hoogwater door opstuwing door storm op het IJsselmeer dat 1/2.000 per jaar kan optreden, als maatgevend hoogwater op de IJssel dat 1/2.000 per jaar kan optreden. In het overgangsgebied tussen “meergedomineerd” en “riviergedomineerd” zijn de combinaties van hoogwater door opstuwing van het IJsselmeer en hoogwater door hoge rivierafvoer van belang. De keringen van dijkring 11 hebben weinig overhoogte en oversterkte ten opzichte van dit veiligheidsniveau.

De overstromingsdreiging binnen dijkring 11 ontstaat door storm op het IJsselmeer of door hoogwater op de IJssel. De maatgevende omstandigheden langs de benedenloop van de IJssel worden vanaf de IJsselmonding tot net stroomopwaarts van Kampen vrijwel volledig bepaald door een hoge IJsselmeerwaterstand. De maatgevende omstandigheden langs de IJssel worden vanaf een aantal kilometers bovenstrooms van Kampen vrijwel volledig door de rivierafvoer bepaald. Tussen beide gebieden ligt een overgangsgebied, waar maatgevende omstandigheden kunnen ontstaan ten gevolge van een hoge IJsselmeerwaterstand in combinatie met een hoge rivierafvoer.

Evacuatie

Om het aantal slachtoffers te beperken kan de dijkring preventief worden geëvacueerd. Dit betekent dat de overstromingsdreiging voortijdig moet worden onderkend en dat besloten moet worden tot evacuatie. Algemeen wordt aangehouden dat dit proces twee dagen in beslag neemt (Kolen, 2009). De duur van de uitvoering is afhankelijk van de gekozen strategie. Literatuuronderzoek (Kolen, 2009) geeft aan dat 10 tot 20% van de bevolking geen gehoor geeft aan de oproep tot evacueren, deze blijven om voor hen moverende redenen, achter in het gebied. Dit betekent dat preventief evacueren het aantal slachtoffers met 80 tot 90% reduceert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991154-VB01_0006.png"

Afbeelding Dijkring 11

In geval van hoogwater op de rivier kunnen we aannemen dat er voldoende tijd is om de dreiging te onderkennen en te besluiten (vergelijk de Betuwe in 1995). Voor dijkring 11 geldt dat het niet in alle gevallen mogelijk zal zijn om tijdig te besluiten tot evacueren. Bij storm of het plotseling falen van de waterkeringen zal er onvoldoende tijd zijn voor besluitvorming en uitvoering.

Het verplaatsen van mensen naar buiten de dijkring in reactie op het ontstaan van een bres is vrijwel onhaalbaar gezien de snelheid waarmee de overstroming zich door het gebied verplaatst. Na een doorbraak is het daarom verstandiger om te vluchten naar een hogere plek (de zolder). In geval van een doorbraak door storm op het IJsselmeer is het, door de storm zelf, onmogelijk om mensen te verplaatsen of zelfs hulp te bieden in het gebied. Tenslotte zijn mensen slecht voorbereid op een mogelijke overstroming omdat deze gebeurtenissen zich vrijwel nooit voordoen (veiligheidsnorm is gemiddeld eens in de 2000 jaar). Als een dijkdoorbraak plaatsvindt zijn evacuatiemogelijkheden naar elders nagenoeg onmogelijk. Wel is dan nog evacuatie naar bovenverdiepingen mogelijk.

3.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

3.5.1 Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of Ganzenfoerageergebied.

Het plangebied ligt op ca.200m van de dichtstbijzijnde special beschermingszone: de IJssel. Het voorliggende plan betreft een kleine aanpassing in het in 2013 vastgsetelde bestemmingsplan 'Onderdijks, 2013'. Dit vigerende plan heeft geen negatieve effecten gehad op de speciale beschermingszones c.q. de negatieve effecten zijn in eerdere fasen gemitigeerd/gecompenseerd. Het voorliggende plan kent geen andere functies dan wonen. Effecten op speciale beschermingszones zijn daarmee uit te sluiten.

3.5.2 Soortenbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.

Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.

In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AMvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • 1. alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3);
  • 2. soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2);
  • 3. soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.

De Flora- en Faunawet geldt daar waar beschermde soorten voorkomen, los van de vraag of dat specifieke gebied ook wettelijk beschermd is. Voor de realisatie van fase III van Het Onderdijks heeft een inventarisatie van beschermde en bedreigde soorten plaatsgevonden. Voor de realisatie van de functies in fase III heeft de gemeente ontheffing gekregen van het ministerie van ELI voor de in het gebied aanwezige beschermde soorten tot 31 december 2018 (zie bijlage 4).

Na de vaststelling van het bestemmingsplan blijft de verplichting bestaan om bij elke wijziging van activiteiten (bouw of anderszins) conform de vereisten van de Flora- en Faunawet te werken.

3.6 Cultuurhistorie

3.6.1 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de 'Wet op de archeologische Monumentenzorg' in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Als gevolg van Europese en nationale wetgeving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Archeologie is het bestuderen van het bodemarchief. Dit zijn oude sporen en structuren die in bepaalde delen van de bodem achtergebleven zijn en informatiewaarde bevatten. Door correcte bestudering kunnen feiten en omstandigheden van vroeger achterhaald worden. De betekenis van het gemeentelijke bodemarchief is variabel en bestaat uit waarden en verwachtingen. Een aantal locaties met bekende waarden is geregistreerd als monument op de Archeologische MonumentenKaart (AMK-terreinen). Hierop staan de stadskern van Kampen, de terpen en de locaties van voorname buitenplaatsen (bijv. Buckhorst te Zalk) enz. Voor het overige gemeentelijke grondgebied geldt een indeling op basis van hoge, middelmatige tot lage verwachtingen. Deze gegevens zijn genoteerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, die tevens de AMK-registraties bevat.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen en verwachtingswaarden bevinden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt vervolgens behouden door middel van documentatie.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet, bij planvorming van een bepaalde omvang, inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente

Op basis van de verkregen resultaten uit onderzoeken die zijn gedaan voor Het Onderdijks kon het gemeentebestuur besluiten dat het plangebied vrij is van beperkingen ten aanzien van archeologische waarden.

3.6.2 Monumentenzorg

Er zijn geen aangewezen rijks- of gemeentelijke monumenten in het plangebied.

3.7 Verkeer

Ontsluiting
De ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de Kamperstraatweg en de Lange Akker. Voor fietsers is het gehele plangebied bereikbaar.

Parkeren
Voor het parkeren bij nog te realiseren wooneenheden moet worden voldaan aan de meest de meest recente ASVV - parkeernormen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

We hebben het bestemmingsplan overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage gelegd van 3 september tot en met 15 oktober 2014 voor het indienen van een zienswijze. Verder hebben we het plan aan overleginstanties toegestuurd. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

Op het plan is 1 zienswijze binnengekomen zie verder Hoofdstuk 6.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

4.2.1 Grondexploitatiewet

In het kader van de ontwikkeling van de woonwijk "het Onderdijks' is een gemeentelijke grondexploitatie opgesteld. Gelet hierop is de uitvoerbaarheid van het plan gegarandeerd.

4.2.2 overige aspecten

Volgens artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij het voorbereiden van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van dat plan. In het onderhavige geval is er sprake van een consoliderend plan waar voor de gemeente geen kosten zijn verbonden.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

In dit hoofdstuk geven we een nadere toelichting, voor zover we dit nodig en wenselijk vinden, op de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels. Qua vormgeving en planregels sluiten we voor zover mogelijk aan bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Het Onderdijks 2013, 1e herziening Buitenhoek’ moet voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast moet het bestemmingsplan voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 verklaren we de in de regels gebruikte begrippen, met de bedoeling interpretatieproblemen zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast geven we aan op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 staan de beschrijvingen van de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen, daarnaast geven we per bestemming de bouwregels. Bij sommige bestemmingen omschrijven we ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het hele bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotregels.

5.2 Plansystematiek

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding staan aanduidingen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

5.2.2 Regels
5.2.2.1 Inleidende regels

We hebben het gebruik van begripsbepalingen beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.

5.2.2.2 Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken staat beschreven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens staat er welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 staan de standaarden waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing nemen we deze één op één over.

5.2.2.3 Bestemmingsregels

Per bestemming staan, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
    • 1. afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

Een bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming met de eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, omdat deze de basis vormt voor de overige regels die we hebben opgenomen binnen die bestemming. Gebruik dat hier niet staat genoemd zien we als strijdig met de gegeven bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels staan objectieve regels met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het toepassen van 'afwijken van de bouwregels' kunnen we onder voorwaarden afwijken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld bij het toestaan van een grotere bouwhoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat we wel of niet toestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kunnen we onder voorwaarden van afwijken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen we voorwaarden stellen ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden had men het dan over een aanlegvergunning.

Wijzigingsbevoegdheden:

Bij sommige bestemmingen staat een wijziginsgbevoegdheid. Hiermee kunnen we via een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft wijzigen. De voorwaarden waaronder we dit kunnen doen staan in de regels aangegeven.

5.3 Bestemmingen

In het bestemmingsplan 'Het Onderdijks 2013, 1e herziening Buitenhoek' komen de volgende bestemmingen voor:

5.3.1 Algemene aanduidingsregels

De diverse aanduidingsregels betreffen extra regels die gelden bovenop de regels die gesteld zijn in de bestaande bestemmingen. Vaak werken we met de hiervoor in de SVBP2012 opgenomen gebiedsaanduidingen. Op deze kunnen we in één keer een regeling in de algemene aanduidingsregels opnemen in plaats van een aparte regeling in alle aparte van toepassing zijnde bestemmingen.

5.3.2 Groen

De bestemming 'Groen' leggen we op gebieden met specifieke groenwaarden. U kunt hierbij denken aan parken, speelvoorzieningen, groenstroken tussen woningen en groenstroken naast wegen. Ons uitgangspunt is dat we alleen openbaar groen (dwz geen particulier groen) als groen bestemmen. Bermen of tussenstroken bij fietspaden en wegen regelen we in de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer- verblijfsgebied'. Binnen de bestemming groen staan we parkeren niet toe. Parkeren bestemmen we als Verkeer (- Verblijfsgebied).

Afwijking en wijziging

Met een wijzigingsprocedure kunnen we het plan wijzigen van Groen naar Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied. Zo kunnen we op een makkelijke manier medewerking verlenen aan een verbreding van het straatprofiel of de aanleg van extra parkeerplaatsen, terwijl we wel borgen dat omwonenden hun mening kenbaar kunnen maken.

5.3.2 Tuin

De bestemming ‘Tuin’ gebruiken we om die gebieden bij woningen te bestemmen die vanuit stedenbouwkundig oogpunt onbebouwd moeten blijven. Het gaat vaak om hoek- en voorkantsituaties. We hebben als uitgangspunt dat alleen particulier eigendom de bestemming ‘Tuin’ krijgt. Gronden met de bestemming ‘Tuin’ mogen niet bebouwd worden, met uitzondering van andere bouwwerken zoals erfafscheidingen. Binnen deze bestemming hebben we wel een erkerregeling opgenomen, zodat onder bepaalde voorwaarden een erker aan de voorkant mogelijk is.

5.3.3 Wonen

Binnen deze bestemming staan we grondgebonden woningen toe. Wanneer er sprake is van de aanduiding 'gestapeld' dan ook gestapelde woonbebouwing. Wanneer we vanuit stedenbouwkundig oogpunt vrijstaande bebouwing wenselijk vinden, hebben we dat specifiek aangeduid. De hoofdgebouwen mag u uitsluitend bouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Daarbij hebben we op de verbeelding de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven. Het gebied buiten het bouwvlak behoort tot het erf. Op het erf is het mogelijk om bijgebouwen te realiseren. De algemene regel is dat u 30m² aan bijgebouwen kan realiseren, mits er niet meer dan 50% van het erf wordt bebouwd. Waar afwijkingen gelden is dat op de verbeelding aangeduid.

Binnen de bestemming Wonen is het met afwijking en onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen.

Binnen de bestemming vallen zelfstandige grondgebonden woningen, zowel vrijstaand als half-vrijstaand.

Afwijken en wijzigen

Via het afwijken van de regels is het mogelijk zowel beroepen als kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen. Hierdoor maken we bijvoorbeeld kapsalons en schoonheidssalons aan huis nu ook met een makkelijke procedure mogelijk. Hiernaast staan we ondergeschikte productiegebonden detailhandel toe. Denk hierbij aan batterijenverkoop bij een horlogemaker, het zalfje en poedertje bij de schoonheidsspecialist, de haargel bij de kapper. Ook kunt u met gebruik van een afwijkingsprocedure van de regels een Bed & Breakfast aan huis voeren. In de definitie van B&B hebben we geregeld dat B&B-kamers niet kunnen worden omgezet naar permanente bewoning. Zo mag er geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig zijn. Al deze activiteiten zijn enkel in ondergeschikte vorm aan de woonbestemming mogelijk en mogen het woonkarakter niet aantasten. In de regels staan alle voorwaarden benoemd waaraan moet worden voldaan om af te wijken van het plan.

Hoofdstuk 6 Zienswijzen en overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat we bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op grond van het tweede lid van deze artikelen geeft men de mogelijkheid dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden. De provincie Overijssel heeft dergelijke gevallen aangegeven in de zogenaamde ‘Lijst A Vooroverleg’. De Inspectie Vrom heeft dit gedaan in een brief van 26 mei 2009.

We kunnen afzien van het vooroverleg omdat er geen sprake is van een ontwikkeling waarbij er sprake is van provinciaal of nationaal belang. Op 30 oktober 2014 is de provincie akkoord gegaan met het planvoornemen middels het provinciaal vooroverleg.

Op 7 oktober 2014 heeft het Waterschap Groot Salland gereageerd dat zij geen opmerkingen over het plan hebben. Bijlage 6. Brief Waterschap.

6.2 Zienswijzen

De Gemeente heeft het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in het huis-aan-huisblad Kampen.nl en in de Staatscourant. Daarna heeft het plan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode hebben 12 adressen eenzelfde zienswijze ingediend. Zie bijlage 7 voor de samenvatting van de zienswijze en de gemeentelijke reactie daarop.