direct naar inhoud van 3.7 Water
Plan: Stationsomgeving Hanzelijn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991005-VS01

3.7 Water

3.7.1 Algemeen

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Groot Salland. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Binnen het plangebied wordt circa 35 ha woon-werkgebied ontwikkeld met woningen, winkels, expeditieruimten, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, parkeerplaatsen (split-level, halfverdiept en 2-laags ondergronds) en een busstation. De toename van het verharde oppervlak bedraagt circa 23 ha. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

3.7.2 Waterrelevant Beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

3.7.3 Watertoetsproces

De gemeente Kampen heeft het Waterschap Groot Salland ingelicht over dit bestemmingsplan. De bestemming en de grootte van het plan hebben een behoorlijke invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Een rioleringsplan en waterhuishoudkundig plan wordt samen met het Waterschap Groot Salland ontworpen.

3.7.4 Grondwater

De gemeente Kampen heeft samen met het waterschap een grondwatermeetnet. Deze gegevens zijn beschikbaar rond het gebied Stationslocatie. Om op de locatie zelf een goed inzicht te krijgen in de heersende grondwaterstand wordt aangeraden hier enkele peilbuizen te plaatsen en deze gedurende één jaar te monitoren. Deze gegevens zijn nodig om de aanleghoogte te bepalen en te voldoen aan de droogleggingseisen voor het woongebied.

3.7.5 Oppervlaktewater/watersysteem

Het plangebied is gesitueerd aan de rand van de bebouwde kom van de kern Kampen en heeft een behoorlijke omvang. De waterafvoer vanuit het gebied Stationslocatie naar stedelijk watersysteem Kampen vindt plaats door middel van twee aanwezige duikers naar de hoofdwatergangen gelegen in en rond het plan De Maten. De hoofdwatergang Middenwetering watert af op het hoofdafwateringskanaal langs de Flevoweg en wordt bemalen door het uitwateringsgemaal Roggebot.

In het uitwateringskanaal langs de Flevoweg in het landelijk gebied wordt een zomerpeil van 0,70 m -NAP en een winterpeil van 0,85 m -NAP gehanteerd. Het watersysteem Kampen sluit aan bij het zomerpeil van het landelijk gebied. Op de overgang tussen het landelijk en stedelijk gebied is een stuw geplaatst om het stedelijk gebied en landelijk gebied te scheiden. Met behulp van de stuw wordt in het stedelijk gebied een zomer- en winterpeil gehanteerd van circa 0,70 m -NAP. Bij regenval werkt de stuw als doseerinrichting naar het landelijk gebied. Het water wordt geborgen in het watersysteem van het stedelijk gebied. De stuwconstructie is voorzien van een vistrap. De verbindingen tussen oppervlaktewater dienen goed passeerbaar te zijn voor vissen.

Regenwater en vuilwater wordt gescheiden afgevoerd. Het regenwater wordt afgekoppeld waardoor de hydraulische afvoer van het plangebied het rioleringssysteem niet overbelast. Regenwater afkomstig van wegen en dakvlakken wordt bovengronds en/of ondergronds afgevoerd naar een wadi en/of infiltratievoorziening. Het regenwater wordt zolang mogelijk in het plangebied vastgehouden en/of geborgen in wadi's en/of infiltratievoorziening en in de waterberging van het oppervlaktewater. Er moet duurzaam omgegaan worden met hemelwater volgens het principe "vasthouden, bergen, afvoeren" hetgeen ook geldt voor particulier terrein.

De aanleg van watergangen wordt uitgevoerd met flauwe natuurvriendelijke oevers en er wordt rekening gehouden met de ecologische waarde van het oppervlaktewater. De minimale waterdiepte in watergangen is 1,00 m.

3.7.6 Hemelwater

Voor de waterafvoer van het plangebied is de intentie om hemelwater en vuilwater te scheiden. Het regenwater afkoppelen zodat de hydraulische afvoer van het plangebied het rioleringssysteem niet overbelast. Het regenwater afkomstig van dakvlakken, wegen en groenvoorzieningen loost bovengronds op wadi's of ondergronds op een infiltratievoorziening. Overtollig hemelwater (bij extreme weersomstandigheden) loost op watergangen in het plangebied die dienst doen als retentie. De retentie loost gedoseerd (debietbegrenzer) op het hoofdwatergangenstelsel van het stedelijk gebied van Kampen. De toe te passen materialen van afwaterend verhard oppervlak moeten duurzame niet uitloogbare bouwmaterialen zijn. Het beheer en onderhoud van de openbare ruimte op eigen terrein moeten duurzaam worden onderhouden om de waterkwaliteit in het gebied te handhaven. Schoon hemelwater wordt zo min mogelijk vermengd met minder schoon hemelwater. Vervuild hemelwater bijvoorbeeld afkomstig van parkeerterrein en/of busstation wordt afgevoerd middels een "verbeterd gescheiden" rioleringssysteem. De first-flush wordt geloosd naar een DWA-riool.

3.7.7 Riolering

Het rioleringssysteem voor vervuild afvalwater bestaat uit een DWA-stelsel dat onder vrijverval loost op een hoofdrioolgemaal. Het rioolwater moet door hoofdrioolgemaal Stationslocatie door middel van een persleiding verpompt worden naar het rioleringssysteem Kampen. De persleiding loost in de ontvangstput voor het hoofdgemaal Kampen hetgeen eigendom is van het Waterschap Groot Salland. Vanuit het hoofdgemaal van Waterschap Groot Salland wordt het rioolwater samen met het rioolwater uit de kern Kampen naar de RWZI-Kampen getransporteerd.

Regenwater en vuilwater wordt gescheiden afgevoerd. Het regenwater wordt afgekoppeld waardoor de hydraulische afvoer van het plangebied het rioleringssysteem niet overbelast. Regenwater afkomstig van wegen en dakvlakken wordt bovengronds en/of ondergronds afgevoerd naar een wadi en/of infiltratievoorziening. Het regenwater wordt zolang mogelijk in het plangebied vastgehouden en/of geborgen in wadi's en/of infiltratievoorziening en in de waterberging van het oppervlaktewater. Er moet duurzaam omgegaan worden met hemelwater volgens het principe "vasthouden, bergen, afvoeren", hetgeen ook geldt voor particulier terrein. Schoon hemelwater wordt zo min mogelijk vermengd met minder schoon hemelwater. Vervuild hemelwater bijvoorbeeld afkomstig van parkeerterrein en/of busstation wordt afgevoerd door middel van een "verbeterd gescheiden" rioleringssysteem. De first-flush wordt geloosd naar een DWA-riool.

3.7.8 Overstromingsrisico

De waterveiligheid in het gebied rondom Kampen wordt bepaald door een complex samenspel van factoren. Naast de afvoer van de rivier IJssel is de grootste dreiging voor Kampen de opstuwing vanaf het IJsselmeer bij noordwester storm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991005-VS01_0006.png"

Dijkring 11 (IJsseldelta).

Dijkringgebied 11 ligt in de provincies Gelderland en Overijssel. Aan de noord- en oostzijde ligt de IJssel en aan de westzijde het Vossemeer. Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Dat betekent dat de keringen bestand moeten zijn op zowel maatgevend hoogwater door opstuwing door storm op het IJsselmeer dat 1/2.000 per jaar kan optreden, als maatgevend hoogwater op de IJssel dat 1/2.000 per jaar kan optreden. In het overgangsgebied tussen “meergedomineerd” en “riviergedomineerd” zijn de combinaties van hoogwater door opstuwing van het IJsselmeer en hoogwater door hoge rivierafvoer van belang. De keringen van dijkring 11 hebben weinig overhoogte en oversterkte ten opzichte van dit veiligheidsniveau.

De overstromingsdreiging in dijkring 11 ontstaat door storm op het IJsselmeer of door hoogwater op de IJssel. De maatgevende omstandigheden langs de benedenloop van de IJssel worden vanaf de IJsselmonding tot net stroomopwaarts van Kampen vrijwel volledig bepaald door een hoge IJsselmeerwaterstand. De maatgevende omstandigheden langs de IJssel worden vanaf een aantal kilometers bovenstrooms van Kampen vrijwel volledig door de rivierafvoer bepaald. Tussen beide gebieden ligt een overgangsgebied, waar maatgevende omstandigheden kunnen ontstaan ten gevolge van een hoge IJsselmeerwaterstand in combinatie met een hoge rivierafvoer.

Evacuatie

Om het aantal slachtoffers te beperken kan de dijkring preventief worden geëvacueerd. Dit betekent dat de overstromingsdreiging voortijdig moet worden onderkend en dat besloten moet worden tot evacuatie. Algemeen wordt aangehouden dat dit proces twee dagen in beslag neemt (Kolen, 2009). De duur van de uitvoering is afhankelijk van de gekozen strategie. Literatuuronderzoek (Kolen, 2009) geeft aan dat 10 tot 20% van de bevolking geen gehoor geeft aan de oproep tot evacueren, deze blijven om voor hen moverende redenen achter in het gebied. Dit betekent dat met preventief evacueren het aantal slachtoffers met 80 tot 90% reduceert.

In geval van een hoogwater op de rivier kan worden aangenomen dat er voldoende tijd is om de dreiging te onderkennen en te besluiten tot evacueren (vergelijk de Betuwe in 1995). Voor dijkring 11 geldt dat niet in alle gevallen het mogelijk zal zijn om tijdig te besluiten tot evacueren. Bij storm of het plotseling falen van de waterkeringen zal er onvoldoende tijd zijn voor besluitvorming en uitvoering.

Het verplaatsen van mensen naar buiten de dijkring in reactie op het ontstaan van een bres is vrijwel onhaalbaar gezien de snelheid waarmee de overstroming zich door het gebied verplaatst. Na een doorbraak is het daarom verstandiger om te vluchten naar een hogere plek (de zolder). In geval van een doorbraak door storm op het IJsselmeer is het, door de storm zelf, onmogelijk om mensen te verplaatsen of zelfs hulp te bieden in het gebied. Tenslotte zijn mensen slecht voorbereid op een mogelijke overstroming omdat deze gebeurtenissen zich vrijwel nooit voordoen (veiligheidsnorm is gemiddeld eens in de 2000 jaar). Als een dijkdoorbraak plaatsvindt zijn evacuatiemogelijkheden naar elders nagenoeg onmogelijk. Wel is dan nog evacuatie naar bovenverdiepingen mogelijk.

Schademodellering

De resultaten van de overstromingsberekeningen worden gebruikt om economische schade en slachtoffers te bepalen met HIS-SSM, versie 2.5 (de schade- en slachtoffermodule van Rijkswaterstaat Waterdienst, voorheen de DWW). De schade- en slachtoffermodule is ontwikkeld voor geheel Nederland om inzicht te krijgen in de schade en slachtoffers ten gevolge van een overstroming. Het gaat hierbij om de 'orde van grootte' van de getallen. De totale schade die wordt berekend is de som van de directe schade (vanwege direct contact van objecten met water), directe schade door bedrijfsuitval en indirecte schade (bij toeleverende en afnemende bedrijven door doorsnijden van aan- en afvoerroutes). Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van de standaardmethode met per locatie de maximale overstromingsdiepte, maximale stroomsnelheid en stijgsnelheid.

Doorbraaklocatie Kampen-Noord

Er zijn berekeningen uitgevoerd waarbij een bres ontstaat bij 'Kampen-Noord' tijdens een storm op het Ketelmeer. Hierbij is uitgegaan van een maximale waterstand op het Ketelmeer van NAP+2,73 m en een afvoer op de IJssel van 900 m3/s. De bres groeit in 72 uur uit tot een breedte van 200 meter, met een maximaal bresdebiet van circa 280 m3/s.

De maximale waterdiepte wordt in 5 uur bereikt en is 0,65 meter; daarna zakt de waterdiepte tot 0,10 meter. De waterdiepte na 20 uur is de maximale waterdiepte van 0,18 centimeter en blijft dan gelijk; het water kan daar niet weg. Anderhalf uur na de dijkdoorbraak heeft het water de N50 bereikt. De N50 functioneert als tijdelijke barrière, en zorgt ervoor dat het water zich verspreid naar het noorden en de stad Kampen. Na 3 uur stromen de laaggelegen delen van de N50 over. Het water verspreidt zich verder richting het centrum van Kampen en ten westen van de N50. De meeste bewoonde gebieden in Kampen blijven (nagenoeg) droog. Op enkele plaatsen, waaronder de omgeving van de Maten stijgt het water tot 25 cm boven maaiveld en het Bedrijventerrein N50 tot 50 cm boven maaiveld.

Doorbraaklocatie Zalk

Er zijn vier berekeningen uitgevoerd waarbij een bres ontstaat bij Zalk. In de berekeningen is uitgegaan van een maximale IJsselafvoer van 2.846 m3/s en een waterstand op het Ketelmeer van NAP+1,00 m. De bres groeit in 72 uur uit tot een breedte van 200 meter, met een maximaal bresdebiet van circa 1.200 m3/s. Het bresdebiet neemt daarna gestaag af met het verloop van de hoogwatergolf op de IJssel. In onderstaande figuur is het verloop van de waterdiepte in de tijd gegeven.

Bij een overstroming op de doorbraaklocatie Zalk loopt vrijwel heel dijkring 11 onder. Met de bypass blijft het noordelijk deel, dijkring 11a, droog door de dijken langs de bypass. De waterdiepten in dijkringgebied 11b nemen door de bypass met enkele decimeters toe. Zonder bypass is de maximale waterdiepte 3,3 meter (locatie “Extra”); met de bypass wordt dit 3,6 meter. De verschillen tussen 2010 en 2030 zijn klein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991005-VS01_0007.png"

In de situatie met en zonder bypass overstroomt allereerst Hoog-Zalk ten oosten van de N50. Vervolgens stroomt het water over de N50 richting het (noord)westen. Langs de oostkant van de N50 blijft het naar het noorden stromen.

Met de bypass bereikt het water na 4 uur de zuidelijke dijk van de bypass, waarna uitbreiding van het overstroomd gebied alleen nog richting het zuidwesten kan plaatsvinden. Zonder de bypass vormt de N50 een barrière tegen verspreiding van het water richting het westen boven de N763, zodat Kampen eerder onderstroomt dan het gebied ten westen van de N50 bij Kampen. Zowel de Hanzelijn als de N307 vormen een tijdelijke barrière tegen verspreiding van het water richting het noorden. Zonder de bypass blijft uiteindelijk in het noorden alleen het stadscentrum van Kampen droog. In beide scenario's reikt het water in het zuiden van Elburg tot voorbij knooppunt Hattemerbroek (zie figuur Arriveren waterfront).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991005-VS01_0008.png"

Onderstaande figuur toont aan dat met de bypass het water zich sneller verspreidt over dijkring 11b, omdat het door de bypass een kleiner gebied is geworden. In de situatie 2030 treden er, in vergelijking met de situatie 2010, geen significant andere overstromingspatronen op. Dit geldt zowel voor het scenario zonder bypass als met bypass.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991005-VS01_0009.png"

Conclusies

Doorbraaklocatie Kampen-Noord

De maximale waterdiepte wordt in 5 uur bereikt en is 0,65 meter; daarna zakt de waterdiepte tot 0,10 meter. De waterdiepte na 20 uur is de maximale waterdiepte van 0,18 centimeter en blijft dan gelijk, want het water kan daar niet weg.

Doorbraaklocatie Kampen-Zuid (Zalk)

Zonder bypass overstroomt gehele dijkring 11, met een grootse waterdiepte van 3,30 m nabij Kamperveen en een waterdiepte in stedelijk gebied Kampen van circa 1,50 meter. Met bypass blijft Kampen en omgeving droog en stijgt het water ten zuiden van de bypass tot een maximum van 3,60 nabij Kamperveen. Verschillen tussen 2010 en 2030 in overstromingspatroon zijn klein.

De gevolgen zijn het grootste bij een dijkdoorbraak nabij Zalk. Als de Bypassdijken zijn aangelegd vervalt deze dreiging.