direct naar inhoud van 3.9 Externe veiligheid
Plan: Melmerpark, deelplan B
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00060601-VB01

3.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het risico dat mensen lopen die zich in de buurt bevinden van locaties waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen, dan wel waar sprake is van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is sinds oktober 2004 van kracht.

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en (geprojecteerde) risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van (geprojecteerde) risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Ingenieurs/adviesbureau SAVE heeft in december 2003 onderzoek verricht naar externe veiligheid met betrekking tot het wegtransport van gevaarlijke stoffen over de N50. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen invulling van het bedrijfsterrein langs de N50, inclusief de voorgenomen ontwikkelingen op 'de Kop' voldoet aan de normen op het beleidsterrein externe veiligheid.

In april 2006 is er door hetzelfde bureau opnieuw onderzoek gedaan naar externe veiligheid. Dit onderzoek was nodig omdat de voorgenomen invulling van 'de Kop', nu genaamd Melmerpark, is gewijzigd.

In januari 2009 is opnieuw een onderzoek naar de externe veiligheid uitgevoerd in verband met de opnieuw gewijzigde invulling van het Melmerpark (zie bijlage Externe veiligheid).

Uit de berekening met de vervoerscijfers 2020 in het risicoberekeningmodel RBMII voor de N50 blijkt geen Plaatsgebonden Risico 10-6 per jaar. Buiten de risicocontour van 10-6 per jaar mogen nieuwe kwetsbare objecten gebouwd worden. De wettelijk vereiste basisbescherming kan geboden worden. Het plaatsgebonden risico, ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N50, vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen van het plangebied.

Op basis van de berekeningen met de wegvervoer 2020 blijkt dat zowel in de huidige situatie als de toekomstige situatie het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt.

Vergelijking van de scenario's laat zien dat door de nieuwe invulling van Melmerpark, deelplan B het groepsrisico toeneemt. Vanwege de toename van het groepsrisico is de wettelijk verplichte invulling van de verantwoordingplicht noodzakelijk.

Verantwoordingsplicht

In de cRvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Vanuit de 'circulaire' dient aandacht aan de verantwoording gegeven worden wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico (significant) toeneemt. Bij de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van deze kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid.

In het SAVE rapport van 20 januari 2009 blijkt dat het groepsrisico ook in de nieuwe situatie ver onder de oriënterende waarde ligt en blijft liggen in de toekomstige situatie. Bovendien kan gesteld worden dat de personen in het gebied waarvoor dit bestemmingsplan het gebruik regelt, zonder uitzondering in de categorie zelfredzaam zullen vallen. Praktisch betekent dit dat bij een noodzakelijke ontruiming of evacuatie in geval van een calamiteit, deze personen zelf in staat moeten worden geacht het aangewezen gebied of gebouw op aanwijzing van de brandweer te verlaten, zonder extra inzet van externe hulp. Hierdoor kan een ontruiming sneller dan bijvoorbeeld in het geval van een woonwijk of andere locaties waar in principe wel minder zelfredzame personen aanwezig kunnen zijn.

De wegenstructuur van het gebied is bovendien zodanig dat (in geval van een calamiteit) tenminste twee vluchtwegen beschikbaar zijn, zowel ten behoeve van de bestrijding als ten behoeve van een eventuele evacuatie. Verder zal het gebied conform het advies van de brandweer voorzien worden van brandkranen ten behoeve van een voldoende bestrijdbaarheid.

Bronmaatregelen aan de weg zijn niet overwogen. Deels omdat dit buiten de mogelijkheden ligt die een gemeente heeft, maar ook vanwege het feit dat de risico's dermate laag zijn dat investeringen in bijvoorbeeld wallen (die op zich maar een beperkte mate van extra bescherming geven) niet verantwoord worden geacht.