direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, ontwikkeling locatie Schalmedenweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0170-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan maakt op het perceel Schalmedenweg 21 een woningbouwontwikkeling mogelijk. Op dit perceel is een intensieve veehouderij gevestigd. Deze zal hier stoppen en alle agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Ter compensatie worden op de locatie 5 woningen mogelijk gemaakt, die landschappelijk worden ingepast waardoor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt versterkt. Bovenstaande en andere afspraken zijn op 6 december 2022 vastgelegd in een anterieure overeenkomst.

Het gaat om een intensieve veehouderij waar vleesvarkens (900), vleesstieren en – kalveren (380) worden gehouden. De locatie ligt in het buitengebied van Hengelo, aan de zuidzijde van de Schalmedenweg en ten noorden van en nabij de in aanbouw zijnde woonwijk Dalmeden. Het agrarische bedrijf, al 30 jaar als zodanig functioneel, ligt op een afstand van 200 meter van de geplande woningbouw in Meander Noord (Dalmeden). De buren (woonbestemming) wonen op circa 45 meter afstand van de dichtstbijgelegen stal.

De initiatiefnemer is voornemens om het agrarische bedrijf op deze locatie te beëindigen. Het plan is om het bedrijf te verplaatsen naar een andere locatie waarbij het wordt omgezet naar een duurzaam (natuurinclusief) bedrijf. Op de vrijgekomen locatie aan de Schalmedenweg 21 worden dan alle agrarische gebouwen, kuilvoerplaten en voersilo's gesloopt en als compensatie hiervoor worden, via de rood-voor-rood-regeling, 5 compensatiewoningen/kavels gerealiseerd. Deze zijn noodzakelijk voor de transformatie van deze locatie en het realiseren van een extensief agrarisch bedrijf elders. Met het beëindigen van het agrarische intensieve bedrijf, vervallen ook alle milieuvergunningen en kan de verleende vergunning voor een veeschuur van 805 m2 die nog niet gebouwd is niet meer worden uitgevoerd.

Het bestemmingsplan Buitengebied, ontwikkeling locatie Schalmedenweg bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Buitengebied, ontwikkeling locatie Schalmedenweg is op de afbeelding aangegeven. Op afbeelding 1 wordt het plangebied globaal weergeven in de roodomlijnde rechthoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0001.jpg"

afbeelding 1: plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden aan de Schalmedenweg die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld door de raad op 21 september 2010. Het perceel heeft de bestemming "Agrarisch", met bouwvlak en functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij 18" en de dubbelbestemming " Waarde - Archeologie hoog (buiten kom). Op afbeelding 2 is een fragment van de verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0002.jpg"

Afbeelding 2: geldende bestemmingsplan plangebied

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ruimtelijke karakteristiek

Het omliggende landschap kenmerkt zich als een relatief rechtlijnig landschap met blauwe en groene structuren zoals de laanbeplanting langs de weg en enkele houtwallen langs perceelsgrenzen. De omliggende gronden bestaan uit landbouwgrond met grote arealen cultuurgrond die wisselend gebruikt worden voor akkerbouw dan wel voor grasland, afgewisseld met agrarische erven, bedrijfspercelen en woonpercelen. De omgeving van het plangebied wordt steeds meer gevuld met woningen. Hierin is de transitie van een werklandschap naar een consumptielandschap te herkennen.

Het perceel waar de woningen op gesitueerd zullen worden ligt tussen de Schalmedenweg en de wijk Dalmeden. Het betreft een intensieve veehouderij ontwikkeld in de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw. Het is een relatief nieuw erf waarbij de beschikbare ruimte praktisch en conform de rechtlijnige grenzen is ingedeeld. Het perceel bevat meerdere inritten naar de diverse schuren en de bedrijfswoning op het erf. Eén inrit zal behouden blijven voor toegang naar de verscheidene woningen.

De huidige beplanting op het erf bestaat hoofdzakelijk uit de omzoming van het bouwperceel van het agrarische bedrijf. Hier zijn reeds forse zomereiken aanwezig met een onregelmatige ondergroei van inheems bosplantsoen. Nabij de Schalbeek aan de zuidzijde, de wat nattere gronden van het plangebied zijn tevens wilgen te vinden. Rondom de woning zijn diverse hagen aanwezig. Ten noorden en aangrenzend aan de weg is een oude boomgaard en een jongere boomgaard aanwezig. Elementen die van waarde zijn voor het landschap en derhalve zo veel mogelijk behouden dienen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0003.png"

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Slooplocaties

Op de locatie Schalmedenweg 21 wordt 2723,6 m2 aan landschapsontsierende bedrijsgebouwen gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0004.png"

Afbeelding 3: overzicht sloop Schalmedenweg 21

Daarnaast wordt in de gemeente Hof van Twente 970 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Hiervoor is door initiatiefnemer twee sloopvouchers aangekocht. Een sloopvoucher van 605 m2 aan de Bollenweg 5 in Ambt Delden en een sloopvoucher van 365 m2 aan de Stokkumerbroekweg 11 in Markelo.

3.2 Nieuwe ruimtelijke invulling locatie Schalmedenweg

Voor het perceel aan de Schalmedenweg is een ruimtelijk kwaliteitsplan gemaakt, dat als Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan bij de toelichting van dit plan is gevoegd. In onderstaande afbeelding is de nieuwe ruimtelijke invulling van het perceel weergegeven. De transformatie van het erf Schalmedenweg 21 zal ten opzichte van de bestaande situatie een aanzienlijke ruimtelijke verbetering zijn. De bestaande landschap ontsierende schuren worden gesloopt. De nieuwe situatie zal bestaan uit 2 delen. Het ene deel is de bestaande situatie met de uitweg en de bestaande woning. Het andere deel is het voormalige bedrijfsgedeelte. Hier zullen 5 woningen komen in een setting die verwijst naar een twents boerenerf. De voormalige uitweg wordt ingepast in de nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0005.png"

Afbeelding 5: ruimtelijke invulling locatie Schalmedenweg

De bestaande beplanting wordt ingepast in de nieuwe situatie. Alleen daar waar het nodig is om privacy te creëren, wordt groen toegevoegd. Een soortgelijk struweel zoals dat momenteel al aanwezig is aan één zijde van de uitweg, wordt aangeplant aan de andere zijde van de uitweg. De uitweg komt uit op een centraal erf waar omheen de woningen zijn gesitueerd. Elke woning heeft voldoende parkeerplaatsen op het eigen erf. Enkele bezoekersparkeerplaatsen zijn nabij de entree toegevoegd. Aan de beekzijde blijft een grote strook gereserveerd ten behoeve van waterberging. Er blijven zichtlijnen bestaan vanaf de Schalmedenweg richting beek en parallel aan de Schalmedenweg. Vanaf de wijk Dalmeden en vanaf de Schalmedenweg heeft de nieuwe situatie geen verstorende werking.   

De nieuwe erfinrichting sluit aan bij al bestaande landschapslijnen en beplantingsstructuren. Bij de 5 woningen mogen geen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen moeten inpandig worden gerealiseerd om verrommeling van de ruimte te voorkomen. De te bouwen woningen hebben een landschappelijke uitstraling. Ze hebben allemaal een zadeldak en de richting van de voorgevel is vastgelegd om de gewenste verstrooiing te realiseren. De footprint van de te bouwen woningen past binnen een contour van 8x15m en heeft een inhoud van maximaal 750 m3. De toe te voegen beplanting past bij de bestaande beplanting en draagt positief bij aan de kwaliteit van het landschap. Alle investeringen in de ruimtelijke kwaliteit vinden op het eigen erf plaats. Dit is beschreven in het Ruimtelijk kwaliteitsplan.

Kwaliteitsverbetering

Bij nieuwe ontwikkelingen dient eerst te worden onderzocht of er een kwaliteitsverbetering kan plaatsvinden op de ontwikkellocatie zelf. Hierbij hoeft niet enkel gekeken te worden naar de ruimtelijke kwaliteit. Een maatschappelijke en/of sociale meerwaarde kan eveneens zorgen voor de balans die wordt gezocht tussen een ontwikkeling en de investering in de kwaliteit. Hiermee kan immers de sociale kwaliteit en het draagvlak in de omgeving worden vergroot. Op de locatie Schalmedenweg vindt een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaats, een intensief agrarisch bedrijf dichtbij een woonwijk wordt gestaakt. Maar de ontwikkeling heeft ook een enorme maatschappelijke en sociale meerwaarde, doordat een jarenlang slepende situatie wordt opgelost en de familie weer toekomstperspectief krijgt. Om de transformatie van de locatie Schalmedenweg 21 en het realiseren van een extensief agrarisch bedrijf elders mogelijk te maken is in dit specifieke geval het oprichten van 1 extra compensatiewoning mogelijk (5 in plaats van 4).

3.3 Verkeer en infrastructuur

Het bestaande woonhuis wordt door één uitweg ontsloten op de Schalmedenweg. Het bestaande bedrijfsgedeelte heeft twee uitwegen op de Schalmedenweg. Om zichtbaar te maken dat de nieuwe inrichting plaats vindt op het oorspronkelijke bedrijfsgedeelte blijft een van de bestaande uitwegen bestaan en wordt dit de ontsluiting voor alle nieuwe woningen. Er komen dus geen nieuwe uitwegen bij, maar er komt er één te vervallen. De Schalmedenweg is een 60 km-weg. De weg is geschikt voor de ontsluiting van de 5 extra woningen. Het is geen drukke weg, de verwachte verkeersintensiteit in 2040 is ca. 1000 motorvoertuigen per dag. De weg is voorzien van regulier wegdek.Op basis van deze gegevens is een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma Geomilieu (V2023.1 rev 2).

3.4 Groen

In het plangebied liggen kansen om een kwaliteitsimpuls te geven aan het ontginningslandschap. De kavel structuur bepaalt de ordening van gebouwen en beplanting op het erf. Met de nieuwe erfinrichting wordt aangesloten bij het rationele en rechtlijnige landschap ter plaatse. De te bouwen woning en bijgebouw(en) dragen bij aan de landelijke uitstraling van het erf. Het toevoegen van gebieds-eigen erfbeplanting rondom het erf draagt positief bij aan de kwaliteit van het landschap. In het Ruimtelijk kwaliteitsplan is aangegeven op welke wijze wordt geïnvesteerd in het landschap/groen.

3.5 Water

In paragraaf 5.1 (Watertoets) worden de wateraspecten beschreven.

3.6 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

Hoofdstuk 4 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen en geeft het richting op de vier prioriteiten; ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio’s en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een toekomstbestendig ontwikkeling in een deel van het landelijk gebied en past daarmee binnen de prioriteiten van de NOVI.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Met de toevoeging van maximaal 5 woningen is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artijkel 3.1.6, lid 2 Bro. Een nadere motivering in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.

4.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland. In paragraaf 5.1 Watertoets wordt nader ingegaan op het aspect water in relatie tot het plangebied.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang met een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. 'Rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in Overijssel zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

De 'Omgevingsverordening Overijssel' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

4.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0006.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

4.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel
4.2.3.1 Generieke beleidskeuzes (of)

Bij de afwegingen in de eerste stap 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen. Op de voor dit plan relevante artikelen uit de verordening wordt hierna nader ingegaan.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3)

De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.

Met de ontwikkeling wordt op de betreffende locatie 2723,6 m2 en in de gemeente Hof van Twente 970 m2 aan landschapsontsierende agrarische bebouwing gesloopt. Daarnaast is er op het perceel Schalmedenweg 21 nog een vergunning voor de bouw van een stal van 805 m2, die niet meer uitgevoerd gaat worden. Het agrarische bouwvlak met een oppervlakte van ruim 10.000 m2 komt te vervallen. De nieuwe woonpercelen (inclusief de bestaande woning) worden in totaal maximaal 6000 m2, waarop dan 5 woningen (en 1 bestaande woning) van maximaal 750 m3 zonder vrijstaande bijgebouwen gebouwd mogen worden. De nieuwe woningen worden gesitueerd binnnen de begrenzing van het voomalig agrarisch bouwblok. Er wordt dus planologische bouwmogelijkheid teruggegeven aan de groene omgeving. Gelet hierop voldoet dit bestemmingsplan dan ook aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5)

In het kader van dit artikel moet onderbouwd worden dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Tevens moet inzichtelijk worden gemaakt op welke wijze uitvoering is gegeven aan het provinciaal uitvoeringsmodel en of de ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief.

De opbouw van deze paragraaf volgt het provinciaal uitvoeringsmodel, daarnaast wordt hierna nader ingegaan op het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief en de wijze waarop dit plan past binnen dit perspectief. Voor een nadere toelichting op de bijdrage die dit bestemmingsplan levert aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit wordt verwezen naar Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan . Samengevat bestaat deze bijdrage uit de sloop van in totaal 3.694 m2 aan landschap ontsierende gebouwen in het buitengebied, het laten vervallen van een intensief agrarisch bedrijf en de landschappelijke inpassing van de totale ontwikkeling aan de hand van het ontwikkelplan. Hier wordt dan ook geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 2.1.5. van de Omgevingsverordening Overijssel.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (artikel 2.1.6)

De provinciale Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is op gemeentelijk niveau nader uitgewerkt in de Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente, vastgesteld door de gemeenteraad van Hengelo op 15 september 2021. Deze regionale spelregels zijn in lijn met het bepaalde in artikel 2.1.6 van Omgevingsverordening. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2 Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente. Hier wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt past binnen het bepaalde in artikel 2.1.6. van de Omgevingsverordening.

Realisatie nieuwe woningen (artikel 2.2.2)

In artikel 2.2.2 van de verordening is geregeld dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw. De behoefte aan woningen wordt geacht te zijn aangetoond als realisatie van de nieuwe woningen past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming. Zoals uit paragraaf 4.3.3 Woonvisie Hengelo 2016-2026 blijkt is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid en -programma. Het gemeentelijk woonbeleid en -programma passen binnen de geldende woonafspraken, gelet hierop voldoet dit bestemmingsplan aan het bepaalde in artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.

4.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor het plangebied is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied kent het volgende ontwikkelingsperspectief:

  • Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap;

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0007.png"

Afbeelding: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart

Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap

Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.

Toetsing van het plan aan het ontwikkelingsperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

De functie wonen is passend binnen het hier geldende ontwikkelingsperspectief. Daarnaast wordt binnen het gebied de ruimtelijke kwaliteit fors verbeterd door de sloop van landschap ontsierende gebouwen en de landschappelijke inpassing in het gebied. In Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan is hier al op ingegaan. Geconcludeerd wordt dan ook dat de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, passend zijn binnen het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief.

4.2.3.3 Gebiedskenmerken (hoe)

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Natuurlijke laag

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van het gebiedskenmerk 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0008.jpg"

Afbeelding: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart natuurlijke laag

Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf.

Toetsing van het plan aan de natuurlijke laag

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebieds ontwerpen. Met de situering van de woningen wordt rekening gehouden met het natuurlijk reliëf. Gelet op de aard van dit bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat geen sprake is van strijdigheid met het gebiedskenmerk van de natuurlijke laag.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Op basis van de laag van het agrarisch cultuurlandschap is er sprake van 'jonge heide en broekontginningslandschap'. In het agrarisch cultuurlandschap gaat het om het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarisch cultuurlandschap; het palet van agrarische cultuurlandschappen versterken en contrasten tussen de landschappen behouden en ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0009.jpg"

Afbeelding: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart laag van het agrarisch cultuurlandschap

Ontwikkelingen in het agrarische ontginningslandschap dragen bij aan het behoud en de versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en kenmerkende ruimtematen.

Toetsing van het plan aan de laag van het agrarisch cultuurlandschap

De bebouwing in dit landschap bevindt zich relatief dicht aan de weg. Het toevoegen van de woningen past binnen de karakteristiek van het landschap. Om de lineaire structuur te versterken wordt op de perceelsgrenzen beplanting toegevoegd.

De stedelijke laag en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.

4.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Hengeloos Buiten

De gemeenteraad heeft op 7 oktober 2020 de omgevingsvisie Hengeloos Buiten vastgesteld. De omgevingsvisie Hengelo wordt gefaseerd opgesteld. De omgevingsvisie Hengeloos Buiten vormt de eerste fase. De tweede fase wordt gevormd door het visiegebied Binnnenstad en Hart van Zuid. In de derde en laatste fase wordt een omgevingsvisie opgesteld voor het resterende stedelijke gebied. Voor het opstellen van de omgevingsvisie Hengeloos Buiten is sprake geweest van een open en transparant participatieproces. De samenleving is op verschillende momenten betrokken. De omgevingsvisie Hengeloos Buiten bestaat uit:

4.3.1.1 De visie op hoofdlijnen:

Voor de toekomstige ontwikkeling van het Hengelose buitengebied worden vier hoofddoelen centraal gesteld om als ontwikkelprincipe te hanteren:

  • 1. Versterken van het echte buitengevoel
  • 2. Meer mogelijkheden voor passende functies
  • 3. De juiste relaties onderling en met de stad
  • 4. Verbonden met ons verleden én met de toekomst
4.3.1.2 Visie op thema's

Op basis van de vraagstukken die met de samenleving zijn bepaald, zijn een zestal integrale thema's benoemd waar een gerichte visie op is ontwikkeld:

  • Beleef het land
  • Samenleven tussen stad en land
  • Productief buitengebied
  • Landschappen maken de stedenrij(k)
  • Toekomstvast
  • Regels voor ruimte

Meest relevant in dit kader is het thema 'Regels voor ruimte', hierna wordt nader op dit thema ingegaan.

4.3.1.3 Regels voor ruimte

Nieuwe functies bieden de kans om het buitengebied levendig en vitaal te houden en bieden nieuwe perspectieven en verdienmodellen. We zien kansen voor extensieve vormen van recreatie, zorg, welzijn, wonen en bedrijvigheid als deze passen bij de aard, schaal en uitstraling van het buitengebied en onze gezamenlijke waarden.

Tegelijkertijd willen we ook dat het buitengebied haar open, landelijke en groene karakter behoudt en niet verder versteent, en dat karakteristieke en waardevolle agrarisch bebouwing dat vrijkomt, voor de toekomst zoveel mogelijk behouden blijft. We willen de functionele mogelijkheden die we bieden dan ook zoveel mogelijk benutten om deze bestaande panden een goed tweede, derde of vierde leven te geven op het moment dat deze vrijkomt.

Bij herbestemming van vrijkomende en vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB) maken we onderscheid in karakteristieke bebouwing, waardevolle bebouwing en landschapsontsierende bebouwing. Nieuwe functies en activiteiten kunnen uitsluitend plaats vinden in karakteristieke en waardevolle bebouwing. Er zijn veel nieuwe functies mogelijk mits deze functioneel en ruimtelijk passen bij het buitengebied en de waarden die we hebben bepaald. Landschapsontsierende bebouwing komt in aanmerking voor sloop en kan worden ingezet voor de nieuwbouw van woningen (rood voor rood regeling).

Het bestemmingsplan Buitengebied, ontwikkeling locatie Schalmedenweg voorziet in de bouw van 5 woningen, na beeindiging van het intensieve agrarische bedrijf op deze locatie en de sloop van alle landschapsontsierende bebouwing. Een dergelijke ontwikkeling past binnen de ruimtelijke kaders van de Omgevingsvisie.

4.3.1.4 Visie op gebieden:

De visie op hoofdlijnen en visie op thema's zijn generiek en gelden voor het hele plangebied. Wel kan de visie op een bepaald thema in het ene gebied een groter belang hebben dan in het andere gebied. Zo is de visie per gebied ingekleurd en genuanceerd. Samen met de samenleving zijn de uitgangspunten vertaald naar de volgende vijf deelgebieden:

  • Hengelo - Noord
  • Woolde
  • Driene
  • Twekkelo
  • Oele/Beckum

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0010.jpg"

Afbeelding: Uitsnede visiekaart

In de omgevingsvisie Hengeloos Buiten is het perceel Schalmedenweg 21 gelegen in het deelgebied Hengelo-Noord. In de deelgebieden van het buitengebied Hengelo-Noord zijn relatief veel grote ondernemers in de land- en tuinbouw aanwezig. Het aantal agrarische bedrijven neemt wel langzaam af en het aantal woningen neemt toe in het gebied. Het wordt daardoor naast een gebied voor ondernemen, ook steeds meer een landelijk woongebied.

De afgelopen decennia is de stad in dit deel van de gemeente steeds verder uitgebreid. De buitengebieden van Hengelo-Noord liggen direct tegen de woonwijken van de stad aan. Dit biedt een aantrekkelijk contrast tussen stad en land maar soms wordt ook onderling overlast ervaren. Ondernemers in het buitengebied hebben last van recreanten door bijvoorbeeld zwerfaval, terwijl vanuit de bewoners in de stadsrand soms klachten komen over stank of modder op de weg tijdens het oogstseizoen.

In de omgevingsvisie Hengeloos Buiten geldt voor het deelgebied Hengelo-Noord het gebiedsdoel 'landelijk wonen en ondernemen in een productielandschap'. Het accent in Hengelo-Noord ligt op een aantrekkelijk woon- en ondernemersklimaat aan de rand van de stad en in een groen en landelijk decor. In dit gebied zijn veel agrarische bedrijven gevestigd. Daarnaast wordt er steeds meer gewoond op locaties waar agrarische gebouwen vrijkomen. Daarmee wordt het naast een productiegebied ook steeds meer een woongebied in een landelijke omgeving. In de omgevingsvisie Hengeloos Buiten wordt voor dit gebied ingezet op een mix van beide functies waarin boeren voldoende ruimte houden om te ondernemen en waar het mogelijk is ontstaat ruimte voor nieuwe invullingen zoals wonen in een landelijke context.

4.3.1.5 Toetsing van het plan aan de Omgevingsvisie Hengeloos Buiten

In dit geval is sprake van een vrijgekomen agrarisch erf met landschapontsierende bebouwing. Het toevoegen van woonfuncties binnen het plangebied past binnen het gebiedsdoel zoals geformuleerd in de omgevingsvisie, de nieuwe woonfuncties belemmeren de overige functies niet en zijn in balans met deze en de overige functies in het gebied. Dit plan is in overeenstemming met het bepaalde in de omgevingsvisie Hengeloos Buiten.

4.3.2 Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente
4.3.2.1 Algemeen

De gemeente Hengelo heeft samen met andere gemeenten in Zuidwest-Twente in regionaal verband de wens uitgesproken om het beleid voor ruimtelijke ontwikkelingen het buitengebied meer te harmoniseren. De mogelijkheden voor het harmoniseren van beleidskaders op regionaal niveau zijn vertaald naar regionale uitgangspunten passend bij de gemeenten in Zuidwest-Twente en vervat in de Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengbied van Zuidwest -Twente, vastgesteld door de gemeenteraad van Hengelo op 15 september 2021 (zie Bijlage 2). Binnen de regionale beleidsuitgangspunten blijft er op gemeentelijk niveau ruimte voor eigen invulling en maatwerk.

4.3.2.2 Kwaliteitsverbetering staat centraal

Elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moet leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Wanneer nieuwe ontwikkelingen niet direct kunnen leiden tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit, is het mogelijk om maatregelen te nemen die leiden tot een verhoging van de sociale kwaliteit of een meerwaarde hebben binnen het thema duurzaamheid.

Bij alle nieuwe ontwikkelingen dient een ruimtelijk kwaliteitsplan/erfinrichtingsplan aangeleverd te worden. In dit plan worden de kwaliteiten van de ontwikkellocatie beschreven en aanbevelingen gedaan voor de verbetering hiervan.

4.3.2.3 Rood voor Rood

Bij de sloop van minimaal 1.000 m² aan landschapsontsierende (agrarische) bebouwing kan één nieuwe woningbouwkavel worden uitgegeven. De nieuwe woning en bijbehorend bijgebouw mogen respectievelijk maximaal 750 m3 en 150 m2 zijn. Een tweede bouwkavel kan worden gerealiseerd, mits er in totaal minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt . Naast de sloop van de genoemde 1.000 m2 (voor 1 woning) of 2.500 m2 (voor 2 woningen) is het uitgangspunt dat alle landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt, met uitzondering van de (bedrijfs-) woning of karakteristieke, beeldbepalende of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Voor de meer te slopen m² geldt dat er een compensatiemogelijkheid is in de vorm van een grotere woning (meer inhoud) en/of een groter bijgebouw, mits passend in de omgeving. Voor de uitbreiding van een woning geldt dat voor iedere m3 uitbreiding twee m2 aan landschapsontsierende bebouwing moet worden gesloopt.

Het uitgangspunt voor nieuwe woningen is dat deze worden gerealiseerd op de slooplocatie. Er kunnen omstandigheden zijn dat er wordt gezocht naar een locatie elders in het gebied. Dit is echter wel een uitzonderingssituatie waar terughoudend mee om wordt gegaan. Er dient sprake te zijn van een aantoonbare extra ruimtelijke kwaliteitsslag. Hierbij moeten nieuwe woningen altijd aansluiten op bestaande bebouwing. Hiermee wordt bedoeld dat wordt aangesloten bij een bestaand erf (silhouet), lint of andersoortige bebouwingsconcentratie. Realisatie van een solitaire woning (een nieuw erf) in het buitengebied wordt hiermee uitgesloten.

Uitbreiden van een woning is mogelijk tot een maximum van 2.000 m3, mits dit architectonisch en landschappelijk is in te passen in het gebied. Voor de uitbreiding van een woning geldt dat voor iedere m³ uitbreiding twee m² aan landschapsontsierende bebouwing moet worden gesloopt.

4.3.2.4 Functieverandering bestaande gebouwen

Het hoofddoel van functieverandering van vrijkomende en/of vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB) is sociaaleconomisch. Voormalige, karakteristieke, agrarische bebouwing en agrarische bedrijfswoningen kunnen in principe voor hergebruik als woonruimte in aanmerking komen. Ook kunnen ze worden gesplitst in meerdere woningen. Als voorwaarde geldt wel dat de karakteristieke/ monumentale waarden van de buitenzijde behouden blijven. Splitsing in twee afzonderlijke woningen kan plaatsvinden wanneer de inhoud van de voormalige bedrijfswoning tenminste 1000 m3 bedraagt. Naast het hoofdgebouw kan het hierbij ook gaan om karakteristieke bedrijfsbebouwing. In het bijzonder karakteristieke stallen en schuren waarvan het niet wenselijk is dat ze gesloopt worden. Ook hier gelden dezelfde inhoudsmaten.

4.3.2.5 Maatwerk

In uitzonderlijke gevallen past een wenselijke ontwikkeling niet binnen de beschreven beleidsregels. Wanneer de beleidsregels niet voldoende ruimte bieden om een gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dan kan maatwerk worden toegepast. Afwijken van de beleidsregels gebeurt op basis van kwalitatieve criteria, bijvoorbeeld een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit.

4.3.2.6 Toetsing van het plan aan de Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente

De eerste gesprekken met initiatiefnemer om te komen tot beëindiging van zijn bedrijf op deze locatie dateren al van 2017. De ontwikkeling van het plan is dan in eerste instantie gebaseerd op de uitgangspunten uit het toen geldende Rood voor Rood beleid. Dit betekende dat voor de sloop van 3694 m2 aan landschapsontsierende bebouwing er 4 woningen mogen worden gebouwd. In 2021 is het beleid “regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente” vastgesteld. In dit beleid, dat ook in de gemeente Hof van Twente is vastgesteld, zijn de uitgangspunten voor Rood voor Rood aangepast. Er is onder andere opgenomen dat bij een Rood voor Rood project 60% van de sloopmeters uit de eigen gemeente moet komen en 40% uit een andere deelnemende gemeente zou mogen komen. In het project Schalmedenweg 21 wordt hieraan voldaan. Ook is in het nieuwe beleid de voorwaarde voor het minimale aantal in te zetten sloopmeters per Rood voor Rood woning vergroot. Aangezien er al langlopende gesprekken waren met initiatiefnemer over de inzet van zijn sloopmeters, en het nieuwe beleid over een paragraaf “maatwerk” beschikt, was er geen reden om het plan in zijn geheel met het nieuwe beleid in overeenstemming te laten brengen en in dit geval maatwerk toe te passen.

Op het perceel aan de Schalmedenweg wordt 2723,6 m2 aan landschap ontsierende bebouwing gesloopt. Daarnaast wordt in de gemeente Hof van Twente 970 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Hiervoor is door initiatiefnemer twee sloopvouchers aangekocht. Een sloopvoucher van 605 m2 aan de Bollenweg 5 in Ambt Delden en een sloopvoucher van 365 m2 aan de Stokkumerbroekweg 11 in Markelo. De gemeente Hof van Twente heeft in een email laten weten dat twee sloopvouchers beschikbaar zijn, niet eerder in een ander project zijn ingezet en mogen worden ingezet in de gemeente Hengelo voor de woningbouwontwikkeling. In totaal wordt er dus 3694 m2 aan landschap ontsierende bebouwing gesloopt. Daarnaast wordt de verleende vergunning voor de bouw van een vee schuur van 805 m2 op het perceel Schalmedenweg 21 ingetrokken. Deze schuur is nog niet gebouwd.

Op de beoogde bouwlocaties is het daarnaast vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet gewenst om vrijstaande bijgebouwen op te richten. Dit doet namelijk afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten en het bebouwingsbeeld. De bijgebouwen moeten dan ook inpandig in het woonvolume worden ingepast. Door uit te gaan van één volume zonder losse bijgebouwen wordt voorkomen dat er veel verspreide bebouwing en daarmee een verdere verdichting ontstaat in het gebied.

Het agrarische bouwvlak met een oppervlakte van ruim 10.000 m2 komt te vervallen. De nieuwe woonpercelen (inclusief de bestaande woning) worden in totaal maximaal 6000 m2, waarop dan 5 woningen (en 1 bestaande woning) van maximaal 750 m3 zonder vrijstaande bijgebouwen gebouwd mogen worden. Er wordt dus planologische bouwmogelijkheid teruggegeven aan de groene omgeving.

4.3.3 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

Voor de toetsing van nieuwe initiatieven in bestaand stedelijk gebied is het 'afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven' van toepassing. Het afwegingskader is gericht op het beoordelen van de bijdrage van een plan aan de ruimtelijke en volkshuisvestelijke opgave van de stad. Echter, initiatieven waarop het Rood voor Rood beleid of VAB-beleid van toepassing is, zijn uitgesloten van het doorlopen van het kwalitatieve afwegingskader. Voor dergelijke initiatieven zijn immers de specifieke beleidskaders Rood voor Rood en VAB van toepassing die gericht zijn op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in overeenstemming is met de woningbouwafspraken zoals gesloten met de provincie, wordt ruimte geboden aan woningbouwontwikkelingen in het kader van Rood voor Rood en VAB.

4.3.4 Nota Archeologie 2010

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.5 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018. Op de wijze waarop met erfgoed wordt omgegaan wordt verwezen naar paragraaf 5.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.6 Mobiliteitsplan 2040 'Heel Hengelo in beweging' (2023)

Mobiliteitsplan van de toekomst: veilig, bereikbaar, leefbaar én duurzaam

Hengelo is een aantrekkelijke stad om in te wonen en te werken. Hengelo is volop in ontwikkeling. Daarbij staan we voor verschillende uitdagingen. We willen een aantrekkelijke stad en regio blijven. Zonder een actief mobiliteitsbeleid voorzien we een toenemend aantal knelpunten op het gebied van leefbaarheid en verkeersveiligheid. In het Mobiliteitsplan 2040 'Heel Hengelo in Beweging' staat omschreven hoe wordt omgegaan met de ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid in Hengelo.

Nieuwe kansen en uitdagingen

De bereikbaarheid van onze stad en economie zijn van belang. We zien nieuwe kansen en uitdagingen op ons afkomen, waar we nieuw beleid voor willen opstellen. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van deelmobiliteit, e-bikes, pakketbezorging en verduurzaming. Om dit in goede banen te leiden en om groei mogelijk te maken, maar ook om de leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid in de toekomst goed te houden, moeten er keuzes gemaakt worden.

Stimuleren fietsen en openbaar vervoer in de stad

Hengelo moet bereikbaar blijven voor iedereen. Duurzame vervoerswijzen (fiets, openbaar vervoer of deelmobiliteit) vragen minder ruimte. Daardoor aantrekkelijk om op in te zetten in de ruimte die we hebben. Het verbeteren van de stedelijke én regionale fietsverbindingen, het openbaar vervoer én deelmobiliteit zijn dan ook belangrijke onderdelen in het plan. Zo willen we investeren in onder andere de fietsroutes naar Beckum, Oldenzaal, Delden en Deurningen. Daarnaast zetten we in op mobiliteitshubs, dat zijn plekken waar deelauto's, deelfietsen of andere vormen van vervoer zijn te vinden. Regionaal willen we verder investeren in een snelle en goede verbinding met Enschede en andere regio's zoals Zwolle en Münster.

Verkeersveiligheid belangrijk

In een stad die steeds drukker wordt, is aandacht voor verkeersveiligheid heel belangrijk. Dat doen we door een veilige inrichting van de weg. Doel in het mobiliteitsplan is dat iedereen veilig van A naar B kan komen en zich daar prettig bij voelt. Daarom gaan we uit van: '30 kilometer per uur waar kan, 50 kilometer per uur waar moet'. Wat dit precies per straat betekent is nu nog niet bekend, dat gaan we onderzoeken. Daarnaast zetten we al jaren in op verkeerseducatie op scholen.

Leefbaar wonen in heel Hengelo

Iedere Hengeloër moet mee kunnen doen in de samenleving. Dat zorgt voor een leefbare stad. Vanuit de toegankelijkheid is er dan ook veel aandacht op de meest kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals jonge kinderen, slechtzienden en mensen met een fysieke handicap. We doen dit vanuit het principe van inclusieve bereikbaarheid: maatschappelijke en economische voorzieningen, zoals scholen, ziekenhuizen, wijkcentra, moeten voor iedereen eenvoudig en veilig bereikbaar zijn. En in een aantrekkelijke stad is recreatief groen met een korte wandeling óf op de fiets goed te bereiken. Voor het ontwerpen van een leefbare en bereikbare stad, werken we volgens het STOMP principe.

4.3.7 Nota Autoparkeren (2008-2012)
4.3.7.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

4.3.7.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

De (nieuwe)erven zijn ruim genoeg op op eigen erf te kunnen parkeren.

4.3.8 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau. Tezijnertijd wordt het (nieuw)bouwplan getoetst aan de van toepassing zijnde welstandscriteria, buitengebied-ambitieniveau middel.

4.3.9 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie.

Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. In paragraaf 5.4.3 Geluid wordt nader ingegaan op het aspect geluid.

4.3.10 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de ade gemeente en het waterschap worden gezocht naar maatwerk.
4.3.11 Actieplan Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021

Algemeen

Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0011.png"

Hengelose doelstellingen

  • 2% jaarlijkse energiebesparing;
  • 45% bestaande koopwoningen gemiddeld naar energielabel B;
  • 100% energieneutraal in 2050.

Klimaatadaptatie

Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan klimaatadaptatie. In het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.

4.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

De aanleiding voor het opstellen van waterparagraaf is de herontwikkeling van het plangebied. Op de locatie is een vrijstaande nieuwbouwwoning voorzien. Vanuit het overheidsbeleid wordt gestimuleerd om hemelwater zoveel mogelijk binnen nieuwe projecten te verwerken en/of op nabijgelegen oppervlaktewater te lozen. Doel van de werkzaamheden is na te gaan of en in welke mate de waterhuishoudkundige situatie een belemmering vormt voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Hiervoor dient tenminste inzicht te worden verkregen in de bestaande waterhuishoudkundige situatie, de ruimtelijke ontwikkeling en de waterhuishoudkundige randvoorwaarden en maatregelen. De doelstelling kan verder worden uitgesplitst in de volgende onderdelen:

  • het beschrijven van de gevolgen van het inrichtingsplan voor de afvoer/verwerking van hemelwater en voor de grondwaterhuishouding;
  • het beschrijven van maatregelen waarmee eventuele negatieve gevolgen van het inrichtingsplan kunnen worden beperkt/voorkomen/gecompenseerd, uitgaande van het vigerende beleid;
  • het beschrijven van de gevolgen van het inrichtingsplan voor de afvoer/verwerking van vuilwater;
  • het bevoegd gezag in staat stellen om een onderbouwde watertoets te kunnen uitvoeren met als uiteindelijk doel te voorkomen dat er in de toekomst negatieve effecten op de waterhuishouding ontstaan.


Huidig Watersysteem

Het plangebied ligt langs de Schalmedenweg in Hengelo. Langs de Schalmedenweg ligt een sloot bedoelt voor de afwatering van de weg. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de Schalbeek. Deze beek is in onderhoud van het waterschap. In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als agrarisch bedrijf met diverse opstallen en terreinverharding.

Algemeen hydrologisch kader voor werkzaamheden

Initiatiefnemer zorgt bij de uitvoering van de bouw- en inrichtingswerkzaamheden dat deze voldoet aan de op dat moment geldende beleidskader voor water en riolering. De initiatiefnemer brengt zich op de hoogte van de geldende beleidskaders en handelt hier naar. Voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning wordt op basis van dit beleidskader een waterhuishoudkundig plan ter toetsing voorgelegd aan de beleidsmedewerker Water van gemeente Hengelo.

Klimaatadaptatie, water en bodem sturend

Vanaf 1 januari 2020 moeten alle handelingen en plannen klimaatbestendig worden uitgevoerd. De nieuwe inrichting moet rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en daarvoor voldoende mitigerende maatregelen nemen om de negatieve gevolgen het hoofd te bieden.

De gemeente heeft in haar klimaatadaptatiestrategie een aantal uitgangspunten opgenomen waar bij nieuwbouw rekening mee moet worden gehouden. Deze uitgangspunten zijn:

  • Het vloerpeil ligt, waar dat mogelijk is, 30 cm boven het wegpeil;
  • De ontwikkelaar realiseert 55 mm waterberging in inbreidingslocaties en 80 mm waterberging in uitbreidingslocaties;
  • Water kan zonder schade worden vastgehouden, geborgen en afgevoerd;
  • Droogval bij oppervlaktewater zo veel mogelijk voorkomen. Doorstroming van oppervlaktewater is een ontwerp uitgangspunt.

Het kabinet wil water en bodem sturend laten zijn bij beslissingen over de inrichting van ons land. Om bij de inrichting van Nederland meer rekening te houden met water en bodem heeft het kabinet 33 structurerende keuzes gemaakt. Een aantal keuzen die voor ontwikkelingen in Hengelo relevant zijn:

  • Het creëren van ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in de ruimtelijke inrichting, landgebruik en landbeheer.
  • Het toepassen van de Maatlat voor de groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving.
  • De bodem tot een minimum te verharden. Minder bodemafdekking zorgt voor een gezondere bodem, minder hitte en een sterke afname van de wateroverlast.

Aanleghoogte van de bebouwing 

Om wateroverlast en -schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt het vloerpeil van de woningen 30 centimeter boven het straatpeil aangehouden.

In alle onderstaande situaties is de (particuliere) eigenaar, eigenaren of VVE zelf verantwoordelijk om overlast en schade te voorkomen. De gemeente adviseert:

  • voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepteaangehouden van minimaal 70 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(RHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot.
  • Bij lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) aandacht besteden aan het voorkomen van wateroverlast.
  • Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn.

Grondwater

Het plan is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. In en om het plangebied is geen grondwateroverlast bekend. Ingrepen voorkomend uit dit plan mogen het functioneren van het grondwatersysteem niet beïnvloeden. Voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning wordt een waterhuishoudkundig plan voorgelegd aan de beleidsmedewerker Water van gemeente Hengelo. Een geohydrologisch onderzoek maakt onderdeel uit van dit plan.

Hemelwaterafvoer

Het hemelwater mag niet gekoppeld worden aan het (vuilwater)rioolsysteem. Het regenwater wordt zo veel mogelijk op het eigen particuliere perceel verwerkt. Het regenwater van de particuliere percelen en overige buitenruimte, zoals wegen, parkeerplaatsen, trottoir etc, wordt geborgen en daarna vertraagd afgevoerd naar de Schalbeek. De initiatiefnemer bergt minimaal 80m voor elke vierkante meter verharding binnen het plangebied. Hiervan moet minimaal 55mm worden geborgen in een wadi. Voor de overige 25mm mag een andere bergingsmethode worden aangedragen. Het regenwater moet conform het beleid van de gemeente zichtbaar bovengronds worden verwerkt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Het plangebied biedt voldoende ruimte om het hemelwater te verwerken. Het aanvullen van het grondwater met regenwater voorkomt droogteschades en draagt bij aan een klimaatbestendige inrichting. Voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning wordt een waterhuishoudkundig plan voorgelegd aan de beleidsmedewerker Water van gemeente Hengelo. Een geohydrologisch onderzoek maakt onderdeel uit van dit plan.

Riolering 

Voor de afvoer van het afvalwater is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de rioolaansluiting. Aansluitingen op het riool van de gemeente moeten altijd aangevraagd worden. Dit vindt plaats in de vervolgfasen na het vaststellen van het bestemmingsplan.

Wateradvies

De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van waterschap Vechtstromen. Uit de gegevens die zijn ingevoerd volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan waarvoor de korte watertoetsprocedure gevolgd kan worden. Dit betekent dat er nader hydrologisch overleg met Waterschap Vechtstromen en de gemeente Hengelo niet nodig is.

Conclusie

Het aspect 'waterhuishouding' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.2 Wet natuurbescherming

5.2.1 Algemeen

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast. Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet ingegaan. Daarin zijn voortaan ook de regels voor het natuurbeschermingsrecht opgenomen. Omdat de bestemmingsplanwijziging vóór de ingangsdatum van de Omgevingswet is ingediend, geldt het overgangsrecht en worden de regels uit de Wet Natuurbescherming getoetst.

5.2.2 Gebiedsbescherming
5.2.2.1 Natura 2000-gebieden

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 4,0 kilometer afstand van het plangebied.

5.2.2.2 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.

Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.

5.2.2.3 Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, en de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000- gebied Lonnekermeer, kan een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied op voorhand uitgesloten worden.

5.2.3 Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort. Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.

  • Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
  • Een WABO omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
  • Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Sinds 1 januari 2024 geldt dat er een vergunning onder de Omgevingswet nodig is, voor een Flora- en fauna-activiteit.
5.2.3.1 Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een Quickscan en nader onderzoek uitgevoerd (Bijlage 3 Quickscan natuurwaardenonderzoek en Bijlage 4 Nader onderzoek huismus) Hieruit komt naar voren dat op het erf sprake is van nesten van huismussen en een nest van een steenuil.

Aangezien deze nesten jaarrond beschermd zijn in de provincie Overijssel en ze (deels) niet behouden kunnen worden, is er in juli 2024 een Omgevingswetvergunning voor een Flora- en Fauna-activiteit aangevraagd. De aanvraag is vergezeld gegaan van een compensatieplan dat voorziet in adequaat leefgebied en nestelmogelijkheden voor beide soorten (Bijlage 5 Activiteitenplan huismus en steenuil). De Beschikking Omgevingsverordening Overijssel 2024 - beschikking voor een Flora- en Faua-activiteit is op 13 november 2024 verleend (Bijlage 6 Beschikking flora- en fauna activiteit).

Daarnaast zullen (in het kader van de zorgplicht) de werkzaamheden afgestemd moeten worden op de voortplantingsperiode van vogels in het algemeen (of broedvogelscan uitvoeren) en zal er zorgvuldig gewerkt moeten worden in verband met mogelijk aanwezige beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieën. Dit kan door de dieren weg te vangen of door het werkterrein natuurvrij te maken zodat de dieren op eigen beweging vertrekken.

Er zijn geen verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van andere beschermde soorten aangetroffen of te verwachten.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

5.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

5.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.4. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0012.jpg" Afbeelding: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde. Plangebied blauw omlijnd.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Erfgoedwet 2016 moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2 binnen zones waar een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2 binnen zones met een middelmatige of lage verwachtingswaarde. Binnen de historische kern van Hengelo wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 100 m2. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

5.3.3 Archeologie in het plangebied
5.3.3.1 Verwachtingswaarden

Het plangebied Buitengebied, ontwikkeling locatie Schalmedenweg heeft in het noorden en midden een hoge verwachtingswaarde en in het zuiden een lage verwachtingswaarde. Deze hoge verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandhoogten en -ruggen afgedekt met een plaggendek van >50 cm dikte. Dit type ondergrond heeft een hoge verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. De archeologische resten bevinden zich onder het plaggendek en zijn daardoor minder kwetsbaar voor bodemingrepen, waardoor de kans op goed geconserveerde resten hoog is. De lage verwachtingswaarde in het zuidelijke deel van het plangebied is gebaseerd op de aanwezigheid van beekdalen en andere laagten, specifiek de Schalbeek. De te verwachten resten kunnen uit alle perioden afkomstig zijn en bestaan hoofdzakelijk uit resten die verband houden met beken en water, zoals voorden, watermolens, bruggen en kades, maar ook bijvoorbeeld afvaldumps van hoger gelegen bewoning.

5.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<250 m) van het plangebied zijn verschillende archeologische waarnemingen bekend. Deze zijn alle gedaan tijdens een archeologische inventarisatie in 1992 waarbij de oppervlakte is geïnspecteerd op aanwezigheid van archeologisch materiaal zoals scherven en bewerkt (vuur)steen. Het gaat hierbij om enkele tientallen scherven uit de ijzertijd en vuursteenfragmenten daterend in de periode paleolithicum tot en met ijzertijd. Daarnaast zijn één ijzerslak (late bronstijd - nieuwe tijd) en vier stukken verbrand natuursteen (ondateerbaar) gevonden.

5.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken

In het plangebied zijn geen archeologische onderzoeken uitgevoerd. Ten zuiden van het plangebied is in 2006-2007 een verkennend en waarderend booronderzoek uitgevoerd; op basis hiervan is het gebied ten zuiden van het plangebied vrijgegeven voor toekomstige ontwikkelingen wat betreft het aspect archeologie.

5.3.3.4 Vertaling naar planregels

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2018 geldt bij een hoge verwachting een onderzoeksplicht indien bij bodemingrepen dieper dan 40 cm wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 2.500 m2. De zone met deze hoge archeologische verwachtingswaarde moet in het bestemmingsplan met de medebestemming "archeologische waarde hoog" worden gemarkeerd. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels en dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen de vrijstellingsgrenzen overschrijden.

Voor de zone met een lage verwachtingswaarde geldt geen onderzoeksplicht wanneer een plangebied geheel binnen een zone met een lage verwachtingswaarde valt. Wanneer echter ook hoge of middelhoge verwachtingswaarden aanwezig zijn binnen het plangebied dan is archeologisch onderzoek noodzakelijk wanneer de oppervlaktematen die horen bij de respectievelijke hoge of middelhoge verwachtingswaarde door het totale plangebied overschreden worden.

Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.

Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen - geldend voor het huidige plangebied:

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde

In de zones met een hoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 2.500 vierkante meter dieper dan 40 cm -mv wordt vergraven. Deze vrijstellingsgrens wordt met de omvang van het huidige (totale) plangebied (circa 17.500 m2) ruim overschreden. Op basis van een QuickScan worden geen ondergrondse bouwhistorische waarden in het plangebied verwacht, maar de kans op aanwezigheid van met name resten uit de ijzertijd (bewoning en landschapsinrichting verband houdend met akkerbouw) is groot.

Voor het aspect archeologie geldt een onderzoeksplicht.

5.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappelijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

5.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
5.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Tot op heden ligt het plangebied buiten de bebouwde kom van Hengelo, ten westen van het dorp Deurningen en ten oosten van Borne. In het verleden maakte het plangebied deel uit van de Marke Deurningen. Marke Deurningen maakte onderdeel uit van de gemeente Weerselo. Deze gemeente ontstond in 1811, toen het richterambt Oldenzaal werd opgesplitst in de gemeenten Weerselo, Losser en Oldenzaal. In afbeelding 8 is de situatie omstreeks het begin van de 19e eeuw aangegeven. Te zien is dat het plangebied zelf hoofdzakelijk in gebruik was als weiland/grasland (licht groen). Op basis van deze kaart en de opeenvolgende topografische kaarten is duidelijk dat het grootste deel van het plangebied in gebruik was als grasland tot in de jaren 1980 wanneer de bebouwing van een agrarisch bedrijf verschijnt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0013.jpg" Afbeelding: Situatie rond eerste kwart van de 19e eeuw. De ligging van het plangebied is in blauw weergegeven (geel=hooiland, licht groen=grasland, paars=heide)(bron: Hisgis)

5.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

Er zijn geen historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied meer aanwezig.

5.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld (W). Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit. Binnen het plangebied Buitengebied, ontwikkeling locatie Schalmedenweg zijn geen objecten als beschermd of karakteristiek aangewezen.

5.3.5.4 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

5.4 Milieu

5.4.1 Vormvrije MER-beoordeling
5.4.1.1 Wettelijk kader

Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject" (kolom 1 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten worden betrokken de criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn.

5.4.1.2 Beoordeling

Nog afgezien van de vraag of deze ontwikkeling moet worden beschouwd als stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit mer, kan uit de toelichting en milieu-aspectenstudie bij dit plan worden afgeleid dat er vanuit archeologie en cultuurhistorie, bodem, ecologie, water, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit, externe veiligheid, parkeren en verkeer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Het college heeft daarom geconcludeerd dat het plan geen belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben en dat daarom geen volledige m.e.r. procedure voorafgaand aan de vaststelling van het plan hoeft te worden doorlopen.

5.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering is een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat er zodanige afstand tussen nieuwe bedrijfsactiviteiten en gevoelige bestemmingen wordt aangehouden dat enerzijds bij gevoelige bestemmingen het goede woon- en leefklimaat niet wordt verstoord en anderzijds bedrijven niet onevenredig worden belemmerd in de bedrijfsvoering door de milieunormen die gelden op die gevoelige bestemmingen.

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geluid, geur, stof en gevaar voor een scala aan typen bedrijvigheid.


In de directe omgeving bevinden zich alleen woonbestemmingen. De dichtstbijgelegen bedrijfsmatige activiteiten betreffen een bouwbedrijf en melkveehouderijbedrijf beide op ruim 500 meter. Dat is ruim meer dan de 100 meter die in Bedrijven milieuzonering hiervoor wordt geadviseerd en de 50 meter die volgt uit de normstelling voor geur uit het Activiteitenbesluit. De woningbouw vormt dan ook belemmering voor bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving en omgekeerd is er geen sprake van verstoring van het woon- en leefklimaat door bedrijfsmatige activiteiten.

5.4.3 Geluid

De Wet geluidhinder stelt (voorkeurs)grenswaarde voor industrielawaai en weg- en railverkeerslawaai bij nieuwe woningen. Onder voorwaarden mag het college hogere grenswaarden vaststellen. Deze voorwaarden heeft het college vastgelegd in de nota geluid van de gemeente Hengelo. Uitgangspunt is dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • Wonen;
  • Binnenstad en winkelgebieden;
  • Industrie en bedrijven;
  • Buitengebied en stadsparken;
  • Verkeerszones.

Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan. In dit geval zijn industrielawaai en railverkeerslawaai niet aan de orde. Wel moet het geluid afkomstig van de Schalmedenweg beoordeeld.

Het gebiedstype waarin de woningen komen is buitengebied. De wettelijke voorkeurgrenswaarde bedraagt 48 dB. De ambitiewaarde uit het geluidbeleid voor buitengebied is 43 dB, de plafondwaarde is 53 dB. De Schalmedenweg is een 60 km-weg. Het is geen drukke weg, de verwachte verkeersintensiteit in 2040 is ca. 1000 motorvoertuigen per dag; de weg is voorzien van regulier (referentie) wegdek. Op basis van deze gegevens is een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma Geomilieu (V2023.1 rev 2). Als ondergrond is gebruikt een luchtfoto van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0014.jpg"

Afbeelding: uitsnede geluidmodel Schalmedenweg 21-23

Bovenstaande afdruk uit het rekenmodel laat zien dat de 48 dB contour voor de bestaande bebouwing (de huidige stallen) ligt. De nieuwbouw gebeurt binnen de contouren van deze bestaande bebouwing. Op de woningen is dan ook geen hogere geluidbelasting dan 48 dB te verwachten; een hogere grenswaarde dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB is dan ook niet nodig. Ook zijn geen nadere voorzieningen nodig om te kunnen voldoen aan het wettelijke binnenniveau in de nieuwe woningen van 33 dB.

De geluidbelasting van enkele van op de weg gerichte gevels zal wat hoger zijn dan de ambitiewaarde van 43 dB voor het gebiedstype buitengebied. Gelet op de stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangspunten die worden gehanteerd is het niet wenselijk om de woningen verder van de weg, buiten het huidige agrarische bouwblok te projecteren. Bovendien zal aan de stille zijde van de woningen de 43 dB niet worden overschreden.

Voor wat betreft het wegverkeerslawaai is er dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat en zijn er geen belemmeringen voor het plan.

5.4.4 Luchtkwaliteit en stikstofdepositie
5.4.4.1 Luchtkwaliteit

Een aantal stoffen die in de lucht kunnen voorkomen hebben na inademing een schadelijk effect op de gezondheid. Het gezondheidseffect is afhankelijk van de aard van de stof, de concentratie van de stof en de blootstellingsduur. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (Wm). In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor de concentraties fijn stof, stikstofdioxide, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood in de buitenlucht.

Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Het aspect luchtkwaliteit vormt in dit geval dan ook geen belemmering.

5.4.4.2 Stikstofdepositie

De ontwikkeling betreft de bouw van 5 woningen. De Omgevingsdienst Twente heeft in de notitie Advieslijn opvragen onderzoek stikstofdepositie bouwprojecten en bestemmingsplannen op basis van concrete bouwprojecten indicaties gegeven wanneer er sprake kan zijn van significante stikstofdepositie. Één van de projecten die in de notitie wordt opgevoerd waarbij geen sprake was van een significante depositie is de bouw van 5 woningen op 1250 meter van een Natura2000-gebied.

In dit geval zullen er ook sloopwerkzaamheden plaatsvinden. De stikstofemissie zal daarom hoger zijn dan bij alleen de bouw van 5 woningen. De afstand is tot het dichtstbij gelegen Natura2000 gebied Lonnekermeer is met circa 4,5 km aanzienlijk groter dan in bovengenoemd voorbeeld in de notitie van de ODT. Om die reden kan zonder verder berekening worden aangenomen dat er geen sprake zal zijn van stikstofdepositie op dit Natura2000.

5.4.5 Externe veiligheid en hoogspanningsleidingen

In de omgeving bevinden zich geen risicobronnen met een invloedsgebied tot aan het plangebied. Ook zijn er in de nabijheid van het plangebied geen hoogspanningsleidingen. Deze aspecten vormen dan ook geen belemmering.

5.4.6 Bodem

Ten behoeve van de bestemmingswijziging zijn voor het plangebied Schalmedenweg 21 te Hengelo een bodemonderzoeken uitgevoerd. Het betreft het Verkennend bodemonderzoek Schalmedenweg 21, Hengelo (Bodemvisie; 210699-1; 11-03-2022) (Bijlage 7) en het Nader bodemonderzoek en verkennend asbest onderzoek Schalmedenweg 21, Hengelo (Bodemvisie; 220155; 26-07-2022) (Bijlage 8) De bodemonderzoek zijn uitgevoerd op de percelen V43 en V44 (deels), gemeente Hengelo. De onderzoekslocatie is in onderstaande afbeelding weergegeven (rode stippellijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0170-0301_0015.jpg"

Op basis van de resultaten van de bodemonderzoek kan de conclusie worden getrokken dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Er is sprake van drie verontreingingsspots (PAK en zink) met een beperkte omvang. Gezien de organisatorische samenhang is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Daarnaast wordt het advies om de op locatie aanwezige volledige stort- en puinlagen voorafgaand aan de realisatie van woningbouw te verwijderen en/of af te laten dekken ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zoals dit in het bovengenoemde Nader bodemonderzoek (26-07-2022) is opgenomen onderschreven. Tevens is er ter plaatse van de drie schuren geen bodemonderzoek uitgevoerd. Voorafgaand aan de ontwikkeling (na uitvoering sloop) zal in relatie tot de toekomstige ontwikkeling (wonen) hier bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Vanuit de omgevingsvergunningsaanvraag onderdeel bouwen zal deze dit ook worden vereist. Voorafgaand aan het toekomstige gebruik (wonen) zal de locatie hiervoor geschikt moeten worden gemaakt. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en met inachtneming van de onderzoeks- en saneringsverplichting kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal het bevoegd gezag Wet bodembescherming moeten instemmen met de uitgevoerde sanering (beschikking op evaluatierapportage).

5.5 Beheer

De ontwikkeling van het bestemmingsplan heeft geen vergroting van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg.

5.6 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanwijziging, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een overeenkomst vastgelegd. In deze overeenkomst is tevens geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is hoeft geen exploitatieplan als bedoeld in 6.12 Wro vast te worden gesteld.

Hoofdstuk 6 Het bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

6.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijzevoor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

6.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.2.1 Agrarisch

De gronden met de bestemming Agrarisch zijn ondermeer bedoeld voor agrarische bedrijfsvoering, het uitvoeren en in stand houden van het landschappelijk inrichtingsplan, het hobbymatig houden van dieren en extensief recreatief medegebruik.

6.3.2.2 Groen

De gronden met de bestemming Groen zijn uitsluitend bedoeld voor het uitvoeren en instandhouden van de landschappelijke inpassing ten behoeve van de rood voor rood woningen en voor groenvoorzieningen.

6.3.2.3 Verkeer - Verblijfsdoeleinden

De nieuwe gezamenlijk inrit is bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied.

6.3.2.4 Water

De bestaande waterloop heeft de bestemming Water gekregen.

6.3.2.5 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om te wonen. Op het perceel waar de Rood voor Rood woningen gerealiseerd mogen worden is het bouwvlak voorzien van de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - rood voor rood". De voorgevel van de woningen moet worden gebouwd in de gevellijn. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.

6.3.2.6 Waarde - Archeologie hoog

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

6.3.2.7 Waterstaat - Keur

De keurstrook langs de bestaande waterloop is voorzien van de bestemming Waterstaat - Keur.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

6.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

6.3.3.3 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

6.3.3.4 Overige regels

Hier zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

6.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

6.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.5 Vooroverleg en verder verloop van de procedure

6.5.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Over dit plan heeft geen vooroverleg met instanties plaatsgevonden. Wel heeft er in het voortraject mondeling vooroverleg met de provincie plaatsgevonden.

6.5.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied, ontwikkeling locatie Schalmedenweg heeft van 20 december 2023 tot en met 30 januari 2024 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging is één zienswijze ingediend. Deze heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan.

6.5.3 Verder verloop van de procedure
  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.