direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Hofmakerij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0159-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Het gebied de Hofmakerij is onderdeel van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid. Het is gelegen ten zuiden van Lansinkveld-Noord, waar het ROC zich bevindt. In het gebied zijn nu een aantal (tijdelijke) parkeerplaatsen aanwezig.

Welbions is voornemens om in het plangebied 20 woningen te ontwikkelen voor de sociale huur. Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. en dient derhalve te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan De Hofmakerij voorziet in deze herziening.

Het bestemmingsplan De Hofmakerij bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied De Hofmakerij is op de afbeelding aangegeven. Het gebied wordt begrensd door de Kerkstraat, de Willem de Clerqstraat en de Industriestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0001.png"

Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen;

- Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. Dit plan is vastgesteld op 2 juli 2013.

- Parapluplan parkeren Hengelo. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 22 mei 2018.

- Parapluplan Wonen. Vastgesteld door de gemeenteraad op 3 september 2019

In het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. is het betreffende perceel bestemd als "Maatschappelijk". Het realiseren van de 20 woningen past niet binnen deze bestemmingen. Voor het perceel is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan wordt herzien. Daarnaast passen de te realiseren woningen niet in het parapluplan Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0002.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Geschiedenis van het gebied

Ontstaan
Het dorp Hengelo ontstond in het kerspel Delden in de buurschap Woolde rond de Hof (te) Hengelo en de daarbij behorende kapel. De naam Hengelo komt van de Germaanse woorden hangi- (helling) en -lauha, (bosje op hoge zandgrond). Tussen circa 1525-1530 bouwde Fredrik van Twickelo op zijn Hof Hengelo het Huis Hengelo. Dit werd gesloopt in 1821.


Industriële revolutie
De gemeente begon pas te groeien tijdens de Industriële revolutie van de negentiende eeuw. Aanvankelijk is er ook in Hengelo nog redelijk wat textielindustrie, maar waar deze zich in de loop van de eeuw steeds meer gaat concentreren in Enschede, komt in het Hengelose economisch leven de nadruk steeds meer te liggen op de technische en metaalindustrie. Hierbij speelde de familie Stork een grote rol. In 1867 vestigde C.T. Stork een fabriek voor machineonderdelen in Hengelo (Gebr. Stork & co).

Bijzonder vooral is de grote schaal van het gehele industriële complex. Complexen van dergelijke omvang zijn in Nederland uiterst zeldzaam. Kenmerkend voor deze complexen zijn de typische bebouwing, smalle industriestraten, kruisingen van leidingen en relicten van oude spoorrails, draaischijven, koeltorens. Het was bijna een wereld op zich.

In 1879 richtte J.O.G. Dikkers een fabriek op voor de afsluiters van stoomketels. De twee voornaamste gebouwen aan de Industriestraat zijn al in 1910 op de kaart terug te vinden. De ijzergieterij en de appendagefabriek. Deze gebouwen getuigen van meerdere verbouwingen en aanpassingen. Uitbreidingen hebben in die tijd nauwelijks plaatsgevonden. Voor de appendage-fabriek aan de Industriestraat verrees een representatief kantoor. Tot 1983 was Dikkers aan de Industriestraat en Esrein in bedrijf, en heeft dus een lange tijd een grote stempel gedrukt op de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0003.png"

ligging

Het plangebied van de Hofmakerij ligt ten zuiden van de spoorlijn Zutphen-Enschede. Het was dit gebied waar de grootste industriële ontwikkelingen plaats vonden in de vorm van grote fabrieksloodsen met aan de randen kleinschalige nederzettingen van woningen. Het gebied wordt in oosten begrenst door het voormalige industriegebied van Stork en Dikkers, het gebied- Hart van Zuid genaamd, van ruim 50 hectare groot wordt momenteel getransformeerd naar voornamelijk woningbouw waarbij respect voor de aanwezige monumentale industriële bebouwing plaats vindt.

Ten westen van het gebied bevindt zich de wijk Tuindorp 't Lansink, een wijk opgericht door ir. C.T. Stork die zich als doel gesteld had woningen te bouwen voor zijn arbeiders en beambten, waarbij de engelse landschapsstijl als inspiratiebron werd gebruikt. Tuindorp 't Lansink is door haar architectuur, stedenbouwkundige en functionele opzet en uitstraling een zeer bijzondere en geliefde wijk in Hengelo, het is een van de best bewaarde tuindorpen in Nederland en heeft de status van beschermd dorpsgezicht.

In het noorden wordt het gebied begrenst door de parkeerplaats van het ROC van Twente wat nog steeds de oude naam van Stork “de Gieterij” draagt. Het gebouw zelf is zoals de naam al zegt de oude gieterij van het Stork welke recent is omgevormd tot multifunctioneel schoolgebouw voor voortgezet onderwijs. Het parkeerterrein voor het ROC van Twente wordt in de toekomst nog getransformeerd in een woon- werkgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0004.png"

Op de foto is nog de katholieke St. Ludgeruskerk te zien aan de Industriestraat en de oude jongens- en meisjesschool. De meisjesschool lag in de open ruimte en de jongensschool stond aan de Willem de Clercqstraat. De beide scholen grensden met de speelpleinen aan elkaar maar waren met een groot hek gescheiden van elkaar.
Tegenover het grote kantoor van Dikkers en het mooie pand van de Industrieschool Wilhelminaschool ligt het plangebied inklemt tussen de straten van de Industriestraat, Willem de Clercqstraat en de schuin weglopende Willen de Clercqdwarsstraat.

Langs de Industriestraat zijn nog goed de sporen van de kleinschalige bebouwing zichtbaar. Deze lagen in Hengelo dikwijls pal naast de grote complexen van de industrie.

Rooms-katholieke verleden

Het plangebied zelf heeft lange tijd dienstgedaan als de fietsenstalling van Dikkers. Toch heeft het een interessante geschiedenis als Rooms-katholieke enclave waar vroeger een kerk, een klooster en jongens en meisjesschool hebben gestaan. Hengelo groeide in die tijd, na de bouw van de Sint Lambertusbasiliek in 1880 werd besloten om een nieuwe RK kerk te bouwen in het zuiden van Hengelo. In 1911 werd de St. Ludgeruskerk gebouwd aan de Kerkstraat. Helaas liep de kerkgang terug en in 1993 is besloten om de kerk te slopen. Op deze plek staat inmiddels een appartementencomplex. Het oude Klooster aan de Kerkstraat kent inmiddels een nieuwe invulling en is recent getransformeerd naar een woongebouw met een mooie tuin. De oude haag waarlangs de zusters vroeger naar de scholen liepen is nog steeds herkenbaar in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0005.png"

2.2 Gebiedsontwikkeling Hart van Zuid

Ten noorden van de stationsomgeving ligt de binnenstad, ten zuiden van het spoor ligt Hart van Zuid. Dit zijn dé twee prioritaire gebieden van Hengelo waar focus op ligt.

Ruim 20 jaar geleden werd gestart met de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid. In 2020 is aan “de tweede helft” begonnen van de transformatie van een 50 ha groot verouderd gesloten industriegebied naar een dynamisch stadsdeel, strategisch gelegen nabij de Hengelose binnenstad en het OV knooppunt van Twente.

Belangrijke spelers in het gebied zoals bijvoorbeeld Stork Thermeq, Thales en het High Tech Systems Park zorgen ervoor dat de economische aantrekkingskracht van dit gebied onveranderd groot is gebleven. Het komt mede door de optimale bereikbaarheid van Hart van Zuid, waarmee het samen met de Universiteit van Twente, het Kennispark en Technology Base van grote waarde is voor de Hightech regio Twente. Hart van Zuid biedt een unieke plek aan de mensen die hier willen wonen en werken. Het industrieel erfgoed geeft het gebied daarbij een eigen identiteit.

Hart van Zuid biedt ruimte aan eigentijds en toekomstgericht wonen, werken, leren én ontmoeten. Nieuwe gebruikers vinden hun plek in oude panden. Zoals de leerlingen van het ROC van Twente, die hun toekomst smeden in de oude Ijzergieterij van Stork. En het voormalige Vereenigingsgebouw van Stork, dat is omgetoverd tot brasserie en hotel met goed uitgeruste vergaderfaciliteiten. Met het poppodium Metropool, creatief centrum Oyfo, een winkelcentrum en een skatelandschap in het gebied is er volop gelegenheid voor ontmoeting en ontspanning.

Belangrijke voorzieningen en verbindingen zijn de afgelopen jaren gerealiseerd, er is een solide basis voor de tweede helft van de gebiedsontwikkeling gelegd. Zo is de bereikbaarheid van het gebied Hart van Zuid de afgelopen periode sterk verbeterd. Het Centraal Station heeft zich, met een goed aanbod van openbaar vervoer en goed uitgeruste transferiumvoorzieningen voor auto en fiets, ontwikkeld tot een euregionaal vervoersknooppunt. De nieuwe Laan Hart van Zuid en de nieuwe Boekelosebrug vormen dé verbinding tussen de A35, het Centraal Station Twente en de centrumring van Hengelo.

Vanuit die basis willen we verder bouwen. Een goed en gevarieerd woningbouwprogramma is daarin van groot belang. Want uiteindelijk zijn het de mensen die in het gebied wonen en werken die ervoor gaan zorgen dat het stadsdeel ook echt gaat leven. Hierbij willen we het verschil maken door volop aandacht te geven aan belangrijke thema's als duurzaamheid en slimme toepassingen op het gebied van mobiliteit; vasthouden en uitbouwen van de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het industrieel erfgoed; en het realiseren van aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen.

Hart van Zuid biedt de combinatie van wonen, werken, leren en ontmoeten met een goede bereikbaarheid en ligging nabij de binnenstad. De historische kwaliteiten geven het gebied een eigen identiteit. Hart van Zuid onderscheidt zich hiermee van een 'doorsnee' woonwijk. Dit biedt kansen voor een uniek woonmilieu en trekt daarmee een eigen publiek. Er wordt ingezet op het creëren van een dynamisch woonmilieu met onder meer tot doel de talenten die de stad van de toekomst (de urban creators, kenniswerkers en studenten) vormgeven, hier een woonomgeving te bieden die ze bindt aan Hengelo en aan de regio.

Daarnaast biedt het de zakencentrum Koppeling, gelegen aan het Centraal Station Twente, bij uitstek kansen om als vestigingsplaats verder te ontwikkelen tot hét centrum voor internationaal zakendoen in Twente.

De cruciale opgave voor de komende jaren is het gebied vanuit de (historische) identiteit verder te positioneren als de plek voor eigentijds en toekomstgericht wonen, werken, leren én ontmoeten, waarbij wij ons richten op de komst en het binden van de doelgroep 'urban creator'. Deze is naast de goede woning op zoek naar een specifieke leefomgeving. We investeren daarvoor in ruimtelijke kwaliteit en fysieke opgaven, maar het vraagt op korte termijn vooral ook inzet op de placemaking om de kwaliteit van het gebied verder te laden.

De basis is en blijft het Masterplan Hart van Zuid. Daarin staan de visie en uitgangspunten voor de transformatie van het gebied geformuleerd: 'Hart van Zuid staat voor grootschalige herontwikkeling van 50 hectare binnenstedelijk gebied. Er ontstaat een nieuw dynamisch duurzaam en levendig stadsdeel met een menging aan functies als wonen, werken, onderwijs en recreëren. Nieuwe infrastructuur en een hoogwaardige ingerichte openbare ruimte maken evenzeer onderdeel uit van de plannen' (geactualiseerd Masterplan 2008).

Tweede helft Hart van Zuid – woningbouw
De gebiedsontwikkeling Hart van Zuid is gestart aan de tweede helft, samen met marktpartijen. Sinds het najaar van 2018 werken de gemeente Hengelo en marktpartijen samen in de markttafel Hart van Zuid. Dit heeft geleid tot het handelingsperspectief in het najaar van 2019. Met het ondertekenen van dit document in het najaar van 2019, hebben gemeente Hengelo en de grondeigenaren/ marktpartijen in Hart van Zuid hun gedeelde ambitie vastgelegd. Voor alle partijen staat vast dat Hart van Zuid geen 'gewone Hengelose stadswijk' gaat worden. Het doel is om de ontwikkelingen van vandaag zo goed mogelijk in de pas te laten lopen.

Met de stip op de horizon uit het masterplan Hart van Zuid, waarbij ook flexibel kan worden ingespeeld op kansen en uitdagingen die zich voordoen in de toekomst.

Daarbij focussen de partijen zich op de ontwikkeling van een gevarieerd en toekomstbestendig woningbouwprogramma met een stedelijk karakter, met oog voor de geldende marktomstandigheden. Partijen willen een woonmilieu creëren dat nog niet te vinden is in Hengelo waarmee ze het verschil maken, mede omdat er volop aandacht wordt gegeven aan:

Duurzaamheid en slimme toepassingen op gebied van mobiliteit;
Vasthouden en uitbouwen van de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het industrieel erfgoed;
Een gedifferentieerde wijk met aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen.

Ontwikkelkaart Hart van Zuid
De ruimtelijke ambities zijn verder opgenomen in de Ontwikkelkaart die een update vormt van het eerder opgestelde masterplan. Hierin is ook het plangebied van de Hofmakerij opgenomen als deelplan. In het deelplan is de Hofmakerij aangemerkt als woningbouwlocatie met een overwegend sociale opgave. Wat betreft identiteit hoort het plangebied van de Hofmakerij meer bij het achterliggende woongebied dan bij de grote complexen die bij Hart van Zuid horen. Daarom kan de bebouwing in de Hofmakerij ook beter worden uitgevoerd in een kleinschalige invulling dan een groot appartementencomplex.

2.3 Ruimtelijke karakteristiek

Het plangebied hoort wat betreft identiteit meer bij het woongebied van de Willem de Clercqstraat en Kerkstraat, dan bij de grootschalige industriële complexen van Stork en Dikkers. Toch komen ze samen aan de Industriestraat. Hier staan zowel de huidige grootschalige complexen als de kleinschalige woonbebouwing. Dit contrast is kenmerkend voor Hengelo, waar soms de grote hallen pal naast de arbeidswoningen staan.

De bebouwing van de Hofmakerij kent het karakter van een woonbuurt met een kleinschalige schaal. Aan de Industriestraat is wandvorming gewenst als antwoord op de robuuste bebouwing van de oude industriecomplexen. Hier is het wegprofiel breder en kan er eenzijdig langs de straat geparkeerd worden. Het ruimtelijke beeld van de Industriestraat zoals het richting de Kerkstraat is vormgegeven komt ook in dit deel in het plangebied terug. De nieuwe woningen zijn aaneengesloten gebouwd en vormen op die manier een gesloten wand. De woningen zijn voorzien van twee lagen met kap waarbij op de hoekpunten een accent wordt gemaakt naar 3 lagen zonder kap.

Dit deel van het plan is meer stenig dan het deel aan de Willem de Clercqdwarsstraat. De woningen staan met hun voorgevel aan de stoep. Wel is er ruimte voor een eigen stoep een zogenaamde Delftse stoep. Op de hoekpunten van de bebouwing vindt er een verbijzondering plaats in de bebouwing waardoor deze interessant zijn naar de openbare ruimte.

Aan de Willem de Clercqstraat bevindt zich al bestaande bebouwing die zal worden gehandhaafd en waarop de nieuwe bebouwing zal worden afgestemd. De hoek met de Industriestraat zal worden verbijzonderd met een entreepartij voor de beneden- bovenwoningen. Deze hoek wordt uitgevoerd in 3 lagen zonder kap. Het profiel van de Willem de Clercqstraat zal op het reeds bestaande deel worden afgestemd met een brede stoep waarop geparkeerd kan worden.

De Willem de Clercqdwarsstraat blijft behouden vanwege de historische link met het verleden en krijgt een bescheiden invulling met een blok van 4 woningen van twee lagen met kap. Het ruimtelijke beeld van de dwarsstraat is smal en voorzien van groene hagen en borders. Dit past bij het karakter van een binnentuin, een hof.

Op de hoekpunten van de Willem de Clercqdwarsstraat is er bijzondere aandacht voor de gevels en voor een groen accent in de openbare ruimte. Waar mogelijk komt er een border met daarin een boom of meerstammige heester.

De zijgevels die in het zicht liggen vanaf de openbare weg krijgen een interessante gevel met details in het metselwerk en zijn waar mogelijk voorzien van ramen.

2.4 Verkeer en parkeren

Situatie

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom en is onderdeel van een 30km zone. Het ligt zuidelijk van de spoorlijn en wordt noordelijk begrensd door de Willem de Clercqstraat en aan de oostzijde door de Industriestraat. Dwars door het plan loopt de Willem de Clercqdwarsstraat en verbindt de Willem de Clercqstraat met de Industriestraat. De inrichting is met klinker verharding en conform duurzaam veilig passend bij de nieuwe functie en gebruik van de weg als woonstraat. De Willem de Clercqdwarsstraat rijdt in 1-richting naar de Industriestraat toe. Bij een verdere fasering van het plan Hofmakerij, is het mogelijk dat het laatste deel van de Willem de Clercqdwarsstraat een opwaardering krijgt met verkeer in twee richtingen. Zo wordt de centraal gelegen parkeergelegenheid ook vanaf de Industriestraat bereikbaar en worden extra verkeersbewegingen op onder andere de Willem de Clercqstraat voorkomen.

Parkeren

Voor het parkeren geldt dat deze in het plangebied wordt opgelost. Dat is een voorwaarde om te voorkomen dat de parkeerdruk en daarmee de overlast, op de omgeving wordt afgewend en geen parkeerdruk in de omgeving oplevert. De parkeernorm is conform de door de raad vastgestelde Parkeernota. Het parkeren van de woonblokken wordt centraal in het plangebied aan de Willem de Clercqdwarsstraat georganiseerd. Bij een verdere fasering van het plangebied kan het parkeren deels ook op deze centrale locatie plaatsvinden. Verder wordt langs de Industriestraat en de Willem de Clercqstraat aan de zijde van de woningen geparkeerd. Vanwege de hoge parkeerdruk wordt er gereguleerd parkeren ingevoerd, waarvoor bewoners een ontheffing kunnen aanvragen.

2.5 Wonen

Op de Hofmakerij worden 20 woningen gerealiseerd, waarvan alle 20 woningen ten gunste komen van sociale huur. De Hofmakerij valt in de wijk Hart van Zuid. Deze wijk ondergaat een grote metamorfose van een historisch-industrieel gebied naar een dynamisch woon-werk milieu. Hierbij wordt met name ingezet op het aantrekken van een, voor Hengelo nieuwe doelgroep; de 'urban creator'. Om deze stedelijke en sociaal sterkere doelgroep aan Hengelo te binden staat er een ruim programma opgenomen aan vrije sector appartementen en grondgebonden woningen. Aanvullend hierop is het van belang dat we voorzien in een goede mix van woningen om een flexibel, gedifferentieerd en stedelijk programma aan te bieden. Hierbij is het essentieel dat ook een stevig aandeel sociale huur woningen in het programma wordt opgenomen. Hiermee willen we voorkomen dat de welvaart zich gaat centreren in bepaalde wijken terwijl andere wijken afzwakken. Deze verscheidenheid zal Hart van Zuid versterken en identiteit geven. De leefbaarheid, stedelijke dynamiek en toekomstbestendigheid wordt onderstreept doordat er voor diverse doelgroepen verschillende woonvormen worden aangeboden in een hogere dichtheid

2.6 Groen

Op de hoekpunten van de Willem de Clercqdwarsstraat is er bijzondere aandacht voor de gevels en voor een groen accent in de openbare ruimte. Waar mogelijk komt er een border met daarin een boom of meerstammige heester. Langs de noordzijde van de Willem de Clercqdwarsstraat komt, waar voldoende ruimte is, een groene rand of haag langs het gebied. Centraal gelegen wordt een grotere groene ruimte aangelegd met een forse boom of boomgroep.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Wonen

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor wonen is daarmee de lijn dat er vanaf 12 woningen in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het voorliggende plan voorziet in de realisatie van 20 woningen en daarmee is er sprake van een stedelijke ontwikkeling.

De eerste vraag is of er sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling: de Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het een functiewijziging betreft, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.

Ten opzichte van het voorheen vigerende bestemmingsplan worden de bouwmogelijkheden aanzienlijk vergroot. Er was namelijk geen bouwvlak aanwezig. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling wordt ervan uitgegaan dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Behoefte

De ontwikkeling op de Hofmakerij voldoet aan de toekomstige marktvraag. Op dit moment heeft de gemeente Hengelo ruim 80.000 inwoners, naar verwachting stijgt dit inwonersaantal tot 2035 met 1,9%. Het concept van de Hofmakerij sluit aan op de het beleid en de besluitvorming van de gemeente Hengelo alsmede het beleid van de provincie. Binnen de gemeente wordt gestreefd naar voldoende diversiteit in (stedelijke) woonmilieus, dynamiek in woningvoorraad en betaalbaar wonen. Ook voor huishoudens die door de gezinssamenstelling meer ruimte behoeven, maar die van een lager inkomen rond moeten komen. De ontwikkeling op de Hofmakerij vult de criteria van het kwalitatief afwegingskader daarom positief aan. Daarnaast sluit het aan op de uitgangspunten van de Nationale Woon en Bouw Agenda om 2/3e van woningen toe te voegen in het betaalbare segment en om een aandeel van 30% sociale huur te realiseren in de totale woningvoorraad.

Graag wil de gemeente Hengelo nieuwe doelgroepen aantrekken, maar ook de huidige inwoners beter bedienen. Daarom richt de gemeente zich op het aantrekken en behouden van doelgroepen die zich laten omschrijven als de 'dynamische stedeling'. De dynamische stedeling verschilt in leeftijd, achtergrond, inkomen en gezinssamenstelling, maar deelt dezelfde leefstijl. Hengelo mist vooral een stedelijke woonomgeving om beoogde doelgroepen aan zich te (blijven) binden. Door het realiseren van nieuw stedelijke gebied, zoals Hart van Zuid, waar de Hofmakerij onderdeel van uitmaakt, wordt er een plek geboden aan doelgroepen die eerder nog geen plek hebben kunnen vinden in Hengelo.

Er staat voor de periode 2021-2030 een ruim aanbod van appartementen geprogrammeerd in Hart van Zuid, waarvan een substantieel aandeel ten gunste komt van sociale huur. Echter, is er een grote groep die door de gezinssamenstelling langer moet wachten op huisvesting omdat de woningcorporatie beschikt over een beperkt aandeel grondgebonden woningen. Dit beslaat groepen als (jonge) gezinnen met een laag inkomen, statushouders, vluchtelingen en mensen in scheiding. Het plan van de Hofmakerij draagt met het toevoegen van 20 DEAB-woningen bij aan het verkorten van de wachttijden bij de corporatie en aan differentiatie in de wijk. Daarnaast, biedt Hart van Zuid voldoende variëteit om bij een veranderende omstandigheden omtrent inkomen en levensfase binnen de wijk door te kunnen stromen. De dynamiek van Hart van Zuid met hoge concentratie aan voorzieningen zorgt voor een toekomstbestendige plek voor iedereen die zich thuis voelt in een levendige stedelijke omgeving.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1).

3.1.5 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0006.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving')
3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.

  • toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de in het voorliggende plan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voorzien in diverse typologieën woningen. Deze typologieën zijn niet alleen afgestemd met geïnteresseerden, maar voldoen ook aan de laatste duurzaamheidseisen. Daarmee is het een toekomstbestendig plan waarbinnen het ook mogelijk is om door te groeien.

  • concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. Aangezien het voorliggende plangebied voorziet in een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen het stedelijk gebied van Hengelo wordt aan deze beleidskeuze voldaan.

  • (boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Meer informatie hierover is in voorliggend plan opgenomen in paragraaf 3.1.3.

  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
    De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden. De voorliggende ontwikkeling vindt plaats in het bestaande bebouwde gebied van Hengelo en is als zodanig geen nieuwe claim op de Groene Omgeving.
3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor De Hofmakerij is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied heeft als ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0007.png"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Specifieker is het plangebied gekenschetst als 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijvigheid met een (boven)regionaal profiel'. Dit houdt in dat op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer ruimte is voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel. Aangezien het bij het voorliggend bestemmingsplan een woningbouwontwikkeling betreft, is dit specifieke perspectief niet van toepassing.

Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

In de huidige situatie is sprake van een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. De ontwikkeling moet worden aangemerkt als gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling wordt ook afgestemd op de kenmerken van het watersysteem. Een nadere onderbouwing daarvan is opgenomen in paragraaf 4.1.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0008.png"

Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Het plangebied is echter gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Het natuurlijk reliëf is in het plangebied verdwenen toen het onderdeel ging uitmaken van het bestaand stedelijk gebied. Er zijn dan in het plangebied ook geen hoogteverschillen meer aanwezig die beter zichtbaar en beleefbaar kunnen worden gemaakt.

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0009.png"

Laag van de stedelijke laag: Bebouwingsschil 1900 - 1955

In de stedelijke laag is het plangebied aangewezen als bebouwingsschil 1900-1955.

De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde stadwijken en woonwijken direct aansluitend op de historische ­centra en binnensteden. Op sommige plaatsen liggen (voormalige) grootschalige fabriekscomplexen direct aansluitend aan woonwijken. Deze stadswijken ­kennen een gesloten, compacte vorm (bouwblokken) en zijn veelal opdeelbaar in wijken met eigen karakter.

De wijken worden van elkaar gescheiden door ­doorgaande lanen, singels en stadsstraten. Kenmerkend in de bebouwing is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en verbijzondering van gebouwen op ­specifieke plekken als straathoeken. De schil is op te delen in wijken met individuele panden, gekenmerkt door veel variatie in bebouwing en veel (individueel en openbaar) groen wijken op basis van de fabrieksdorp-/ tuindorp-principes zijn juist herkenbaar aan een hechte ­stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van collectieve principes. Stationsomgevingen (§3.12) liggen vaak in deze schil. De stadsassen doorkruisen deze bebouwingsschil veelal en vormen belangrijke verbindingsassen tussen de stedelijke centra, stationsgebieden en het hoofdinfrastructuurnetwerk rond de ­steden.

Voorliggend plan is een herontwikkeling van een bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling draagt bij aan het toevoegen van een gemengde stadswijk in de directe nabijheid van het centrum.

Derhalve is de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming met de uitgangspunten vanuit de stedelijke laag.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.

3.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0010.png"

In de voorgaande hoofdstukken is de herontwikkeling van het plangebied beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.

Graag wil de gemeente Hengelo nieuwe doelgroepen aantrekken, maar ook de huidige inwoners beter bedienen. Daarom richt de gemeente zich op het aantrekken en behouden van doelgroepen die zich laten omschrijven als de 'dynamische stedeling'. De dynamische stedeling verschilt in leeftijd, achtergrond, inkomen en gezinssamenstelling, maar deelt dezelfde leefstijl. Hengelo mist vooral een stedelijke woonomgeving om beoogde doelgroepen aan zich te (blijven) binden. Door het realiseren van nieuw stedelijke gebied, zoals Hart van Zuid, waar de Hofmakerij onderdeel van uitmaakt, wordt er een plek geboden aan doelgroepen die eerder nog geen plek hebben kunnen vinden in Hengelo.

Er staat voor de periode 2021-2030 een ruim aanbod van appartementen geprogrammeerd in Hart van Zuid, waarvan een substantieel aandeel ten gunste komt van sociale huur. Echter, is er een grote groep die door de gezinssamenstelling langer moet wachten op huisvesting omdat de woningcorporatie beschikt over een beperkt aandeel grondgebonden woningen. Dit beslaat groepen als (jonge) gezinnen met een laag inkomen, statushouders, vluchtelingen en mensen in scheiding. Het plan van de Hofmakerij draagt met het toevoegen van 20 DEAB-woningen bij aan het verkorten van de wachttijden bij de corporatie en aan differentiatie in de wijk. Daarnaast, biedt Hart van Zuid voldoende variëteit om bij een veranderende omstandigheden omtrent inkomen en levensfase binnen de wijk door te kunnen stromen. De dynamiek van Hart van Zuid met hoge concentratie aan voorzieningen zorgt voor een toekomstbestendige plek voor iedereen die zich thuis voelt in een levendige stedelijke omgeving.

Voor een verdere onderbouwing van de behoefte wordt verwezen naar paragraaf 3.1.3.

3.3.3 Masterplan en actualisatie ruimtelijke kaders in Ontwikkelkaart Hart van Zuid

De uitwerking vanuit het handelingsperspectief Hart van Zuid wat betreft ruimtelijke kwaliteit heeft geresulteerd in een geactualiseerde ontwikkelkaart Hart van Zuid 2020-2030, vastgesteld op 7 juli 2021. Dit is een vervanging van de ontwikkelkaart uit het Masterplan Hart van Zuid 2008.

Het Masterplan Hart van Zuid is van 2008. Omdat het al ruim 10 jaar geleden is dat het Masterplan door de gemeenteraad is vastgesteld, is het van belang om vast te stellen waar we nu staan (ten opzichte van het vastgestelde Masterplan), en waar we naar toe willen. Het Masterplan blijft daarbij het uitgangspunt, maar op sommige punten is voortschrijdend inzicht ontstaan en is sprake van veranderende omstandigheden met wijzigingen in de ruimtelijke structuur als gevolg.

De ambitie is om er daarmee voor te zorgen dat het totale resultaat van de geleidelijke en gefaseerde gebiedsontwikkeling Hart van Zuid gekenmerkt wordt door een hoge ruimtelijke kwaliteit. De uitwerking hiervan vormt, samen met het programma, het kader voor het ruimtelijk ontwerp en uitwerking van de diverse deelgebieden. Zowel de structuur van het gebied, de bebouwing, het raamwerk voor de openbare ruimte als de verbindingen moeten op orde zijn. Het industriële erfgoed in bestaande gebouwen, structuren en materialen is daarnaast richtinggevend voor nieuwe gebouwen, transformatie en hergebruik. De intentie van de transformatie van Hart van Zuid is om de essentiële kwaliteiten van het bestaande te gebruiken als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen.

Wijzigingen ten opzichte van het ruimtelijk kader uit Masterplan Hart van Zuid 2008.

Op basis van de actuele stand van zaken, voortschrijdend inzicht en veranderende omstandigheden zijn de wijzigingen in de ruimtelijke structuur in de geactualiseerde ontwikkelkaart Hart van Zuid samengebracht zodat dit voor de komende periode opnieuw het kader kan vormen voor de verdere ontwikkeling van Hart van Zuid. Enkele voorbeelden van wijzigingen zijn:

  • Het winkelcentrum Hart van Zuid is gerealiseerd in het industrieel erfgoed, terwijl in het Masterplan 2008 nog werd uitgegaan van sloop nieuwbouw en een grotere massa op deze plek.
  • De Laan Hart van Zuid en de nieuwe brug zijn in definitieve vorm gerealiseerd, waarbij de Balkstbeek van het Esrein tot de centrumring is doorgetrokken. In het Masterplan 2008 van werd er van uitgegaan dat deze beek door het deelgebied Oude Ketelmakerij zou lopen.
  • Het Industrieplein heeft met het skateplein een nieuwe en definitieve invulling gekregen.
  • Het park rondom het Vereenigingsgebouw, waarvan in het Masterplan 2008 werd uitgegaan dat deze ook het terrein van ETEF Journée zou bestrijken, zal gedeeltelijk niet tot realisatie komen, omdat er kansen zijn ontstaan voor een herontwikkeling van het terrein van ETEF Journée.
  • Er dienen zich een aantal actuele thema's aan die in 2008 een minder grote rol speelden, te denken valt een klimaatadaptie en hittestress, maar ook de kansen voor het aantrekken van nieuwe doelgroepen (urban creator).

Hoe ziet het geactualiseerde ruimtelijk kader eruit? Een toelichting op de ontwikkelkaart Hart van Zuid 2020-2030

Ambitie

De ontwikkelkaart vat in een enkele kaart de hoofdstructuur en belangrijkste accenten voor de verdere vormgeving van het gebied. De Laan Hart van Zuid is de belangrijkste drager hier. Langs deze Laan worden de nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd. Langs de Laan willen we wandvorming en een hoge ambitie realiseren. De Laan heeft een duidelijke kop aan het Industrieplein, waar de Laan aan de Centrumring komt. Hier komen een aantal belangrijke lijnen samen, waarbij het station met het nieuwe Industrieplein de schakel vormt naar de binnenstad.

Structuur van de Laan

Naast de kop van de Laan aan het Industrieplein heeft de Laan ook een belangrijk accent in de vorm van de kruising met de Esrein. We zouden dit de schouders van het gebied kunnen noemen. Hier is een belangrijke Oost-West verbinding met aan de noordzijde het beeld op de industriebebouwing van Stork en de koeltorens. Aan deze kruising willen we hoogteaccenten in de bebouwing waardoor dit punt nog meer betekenis krijgt aan de Laan.

Verder naar het zuiden vormt de kruising met de Breemarsweg een accent in de Laan. De ruimte voor grote gebaren is hier vrij beperkt, maar ook hier zoeken we naar accent in de bebouwing. Dit zodat de bezoeker uit het zuiden een inleiding ervaart op de nieuwe bebouwing in het noordelijk deel van het plangebied. In de presentatie hebben we dit de knieën van de structuur genoemd.

Tenslotte vormt de nieuwe Boekelosebrug het sluitstuk van de accenten aan de tenen van de Laan Hart van Zuid. De structuur van de Laan wordt verder ondersteund door de groenstructuur met laanbeplanting en de waterstructuur in de vorm van de Balkstbeek.

Accenten

Naast deze accenten op de belangrijkste kruisingen zijn er ook landmarks te vinden in het plan. Oude landmarks in de vorm van de koeltorens van Stork, maar ook nieuwe landmarks als de DEC.

Op een aantal delen in het plan willen we accenten in de bebouwing aanbrengen, deze zijn ook met een symbool aangegeven op de kaart, omdat deze stedenbouwkundige betekenis hebben.

Op een aantal plekken zijn er naast de kruisingen ook nieuwe langzaam verkeersroutes aangegeven. Deze zijn met stippellijnen aangegeven en maken het gebied doorwaadbaar voor fietsers en voetgangers.

Bebouwingsbeeld

Gradiënten Noord -Zuid

  • Bebouwingshoogte, van hoog naar laag
  • Korrelgrootte, van grote korrels in het noorden naar kleinschalige korrels in het zuiden.
  • Typologie, van grote complexen naar individuele gebouwen
  • Functionele opbouw, van commercieel naar woongebouwen
  • Karakter, van hoog stedelijk naar meer grondgebonden

Overgangen Oost West

  • Westzijde Laan, grootschalig, verhaal boomstammen, Stork / EMGA / WC Esrein
  • Oostzijde Laan, meer aansluiten richting bebouwing in het oosten van de Berflo Es

Kansen en belemmeringen

In Hart van Zuid zijn inmiddels de nodige voorzieningen aangelegd. Niet alleen de Laan Hart van Zuid is inmiddels gerealiseerd, maar ook de nieuwe Boekelosebrug en tal van onzichtbare voorzieningen onder de grond.

  • Warmtenet (met zonering)
  • Hogedruk Gasleiding (met zonering)
  • Transportleiding water van Vitens (in zuidelijk deel plangebied)
  • Bestemmingsplannen (nieuwe als uitgangspunt en oude die vervangen moeten worden)
  • Milieucontouren (Geluidszones en zonering industrieterreinen)

Erfgoed en historie

  • Monumenten en industrieel erfgoed
  • Structuren uit het verleden (oude spoorrails)
  • Bestaande gebouwen en complexen
  • Relicten als koeltorens
  • Bodemverontreinigingen

Groen en Water

  • Onderdeel van de hoofdstructuur
  • Verbinden ook andere gebieden Oost-West / Noord-Zuid
  • Op alle schaalniveaus vormgeven (Hoofdstructuur, deelplannen, bouwblokken, erven)
  • Combinatie zoeken met andere functies
  • Nieuwe opgaven in de vorm van klimaatadaptief (hittestress en neerslag) circulair en biodiversiteit of natuurinclusief

Deelplannen

In de bijgevoegde ontwikkelkaart is de hoofdlijn zoals voorgaand beschreven weergegeven. Per deelgebied zal vervolgens in samenspraak met de ontwikkelende partij in uitwerkingsplannen een gedetailleerdere versie worden gemaakt. Thema's die bij de uitwerking aan de orde komen:

  • Woningtypologie (complex, gebouw, reeks panden, pand)
  • Beeldkwaliteit (voor de gebouwen en openbare ruimte)
  • Parkeren (bebouwd en/of op maaiveld, normering)
  • Water (Structuur en berging)
  • Groen (Structuur en vormgeving)
  • Erfgoed (vertaling vanuit het hoofdthema)

Op de ontwikkelkaart zijn voor zover bekend een structuurbeeld geschetst en de belangrijkste ingrediënten voor de deelplannen genoemd. In de uitwerking van de deelplannen zal dit meer gedetailleerd worden.

Hoe gaat het geactualiseerde ruimtelijk kader gebruikt worden?

Hart van Zuid is een gebied in ontwikkeling. Een aantal ontwikkelingen is gerealiseerd, een aantal deelgebieden is in voorbereiding voor uitvoering en voor een aantal deelgebieden geldt dat de planvorming is opgestart.

Het beeld voor Hart van Zuid, zoals wordt geschetst in de geactualiseerde ontwikkelkaart, geeft geen definitief eindbeeld. Het gewenste ruimtelijk kader wordt op hoofdlijnen aangegeven en is flexibel en in tijd inpasbaar aan zich wijzigende omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer nieuwe kansen ontstaan. De geactualiseerde ontwikkelkaart is de inspiratiebron. Het benoemt de kansen en randvoorwaarden waarmee rekening moet worden gehouden met het transformeren van de verschillende deelgebieden. Het wordt aan de diverse ontwikkelaars in Hart van Zuid meegegeven als startpunt voor de verdere uitwerking van diverse deelgebieden.

Het ruimtelijk kader vormt daarmee de basis voor de toetsing van de planuitwerkingen van de diverse deelgebieden. Gedurende het proces zal steeds getoetst worden aan de in de geactualiseerde ontwikkelkaart opgenomen uitgangspunten en randvoorwaarden. Indien nodig wordt bijgestuurd. Uitwerkingen worden vervolgens gebruikt als basis voor het opstellen van een bestemmingsplan. Bestemmingsplannen volgen de reguliere bestemmingsplanprocedure.

Om te komen tot de gedifferentieerde wijk met aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen zijn er verschillende woningbouwprojecten in Hart van Zuid in voorbereiding. Het gebied de Hofmakerij is er daar één van.

3.3.4 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2023 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.5 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.6 Groenplan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

3.3.7 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.8 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.3.9 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.9.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.9.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

3.3.10 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

3.3.11 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

Voor de ontwikkeling cvan de woningen bij de Hofmakerij zullen beeldkwaliteitseisen worden opgetseld.

3.3.12 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

De effecten van het geluid op de herontwikkeling de Hofmakerij zijn opgenomen in paragraaf 4.4.3.

3.3.13 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Het verhard oppervlak van de wegen, daken en parkeerplaatsen wordt aangesloten op een hemelwaterriool.

Het afvalwater wordt gescheiden aangeleverd van het hemelwater en wordt aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel in de Industriestraat en de Willem de Clercqstraat.

Het hemelwater wordt middels een nieuw aan te leggen hemelwaterafvoer afgevoerd naar de nieuwe bergingsvijver bij het ROC. Deze bergingsvijver heeft hiervoor voldoende bergingscapaciteit. Het overtollige water van de vijver wordt (vertraagd) afgevoerd naar de Berflobeek middels een blauwe ader in de Lansinkesweg.

Op 8 juni is dit, in het kader van het vooroverleg, besproken met het Waterschap Vechtstromen. Door het Waterschap is aangegeven dat de opzet m.b.t. de waterhuishouding akkoord is en in lijn met eerder gemaakte afspraken over de wijze van waterberging bij het ROC.

4.2 Flora en fauna

Wet Natuurbescherming

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 4 kilometer afstand van het plangebied.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.

Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.


Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, en de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000- gebied Lonnekermeer, kan een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied op voorhand uitgesloten worden.


Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort. Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.

  • Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
  • Een WABO omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
  • Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).


Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling, is een Quickscan uitgevoerd (Quickscan natuurwaardenonderzoek Nieuwbouw woningen Industriestraat - Willem de Clercqstraat (ongenummerd) Hengelo (Ov.) fase II, Natuurbank Overijssel, 2021. Zie bijlage 7). Hieruit komt naar voren dat een nest mogelijk gebruikt wordt als nestplaats door ransuil of roek. De nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd. Hiervoor is nader onderzoek uitgevoerd worden. Ook zijn nesten van eekhoorns aangetroffen; in het nader onderzoek is daarom tevens gekeken naar de functie van het plangebied voor deze soort in relatie tot de omgeving.

In 2021 is een quickscan uitgevoerd voor de Hofmakerij. De quickscan is uitgevoerd door een extern adviesbureau. Uit deze quickscan (Quickscan natuurwaardenonderzoek Nieuwbouw woningen Industriestraat – Willem de Clercqstraat Hengelo (Ov.) fase II, Natuurbank Overijssel, 2021) kwam naar voren dat mogelijk één nest aanwezig is dat wordt gebruikt door een vogelsoort met jaarrond beschermde nesten, mogelijk roek of ransuil. Daarnaast werden drie eekhoornnesten aangetroffen. Nader onderzoek was noodzakelijk om te bepalen welke functie het potentiële jaarrond beschermde nest heeft en om te bepalen welke functie het plangebied heeft voor de eekhoorn.

Dit nader onderzoek(bij de toelichting gevoegd als bijlage 11 Aanvullende notitie leefgebiedenbenadering) heeft plaats gevonden in 2022. De conclusie van dit nader onderzoek (Notitie leefgebiedenbenadering eekhoorn en nestcontrole potentieel jaarrond beschermd nest, Eelerwoude, 2022) is als volgt:

  • "Het potentiële jaarrond beschermde nest dat tijdens de quickscan is waargenomen, was tijdens het veldbezoek op 29 maart 2022 niet meer aanwezig. Vanuit de veldbezoeken en NDFF is geen aanleiding gevonden dat in het plangebied (nieuwe) jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn.
  • De eekhoornnesten zijn (waarschijnlijk door winterstormen) verdwenen of ongeschikt geraakt. Omdat drie nesten aanwezig zijn geweest wordt het plangebied normaliter gezien als leefgebied. Echter is vanwege de zeer minimale grootte van het geschikte leefgebied (0,93 hectare) en het feit dat de nesten in een later stadium niet meer aanwezig waren in overleg met provincie Overijssel bepaald dat het hier niet gaat om essentieel leefgebied van de eekhoorn”.

Met de geplande ontwikkeling wordt de Wet natuurbescherming niet overtreden.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.4. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0011.png"

Afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf / huisplaats, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

Volgens de archeologische verwachtingskaart ligt in het noorden van het plangebied een voormalig erf dat in de Laatmiddeleeuwse historische bronnen al genoemd wordt. Het betreft hier het voormalige erf 'Langeler'. Recent onderzoek (zie 5.3.3.3) op het direct ten oosten van het plangebied gelegen Dikkersterrein heeft echter aangetoond dat dit erf zich daar heeft bevonden, en dat aan dat erf gerelateerd resten waarschijnlijk niet meer in de ondergrond aanwezig zijn.

4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.3.1 Verwachtingswaarden

Het plangebied De Hofmakerij ligt binnen een zone met een grotendeels middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding 7). De archeologische verwachting "Historisch Erf" op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart komt op basis van recent onderzoek op het nabijgelegen Dikkersterrein te vervallen (zie 5.3.3.3).

Geomorfologisch gezien ligt het oosten van het plangebied in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandopduikingen aanwezig waren. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Vanwege de aanwezigheid van een plaggendek zijn archeologische resten mogelijk goed geconserveerd. In het westen bevindt het plangebied zich in een gebied met dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek. Het betreft hier een relatief hoge dekzandrug waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan. Dergelijke dekzandruggen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden.

4.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<400 m) van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend

4.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken

Binnen het plangebied heeft geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. In 2020 is op het direct ten oosten van het plangebied gelegen Dikkersterrein een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Hieruit is het volgende gebleken:

Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat het westelijke deel van het plangebied zich grotendeels op een dekzandhoogte bevindt. Op dit deel was een plaggendek opgebracht dat mogelijk tot in de Late Middeleeuwen is terug te voeren. Binnen het plangebied lag Erve Langeler, dat in 1461 voor het eerst is genoemd. Het plangebied heeft op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor de periode midden-Neolithicum tot en met Nieuwe Tijd, met een specifieke verwachting voor resten van erve Langeler. Deze verwachting staat of valt met de mate waarin het bodemprofiel nog intact is. Naar verwachting zijn grote delen van het plangebied verstoord, met name onder dragende constructies; tijdens WOII is het plangebied bovendien doelwit van bombardementen geweest en uit bronnen is bekend dat gebouwen door de bombardementen zijn beschadigd. Door de bombardementen, herbouw en het mogelijk ruimen van blindgangers is ook bodemschade ontstaan. Daarbuiten echter zijn nog redelijk intacte delen te verwachten.

Hierop is vervolgens een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek. Onderstaande passage is uit de rapportage van het verkennend onderzoek overgenomen:

Uit dit [bureau]onderzoek blijkt dat in het plangebied een historisch erf was gelegen (Erve Langeler), dat in historische bronnen terug is te voeren tot 1461. Naast resten van dit erf kunnen ook oudere resten worden verwacht (vanaf het midden Neolithicum). In het plangebied hebben met name in de afgelopen eeuw diverse bodemingrepen plaatsgevonden en de kans is aanzienlijk dat overal in het plangebied sprake is van een geheel tot in de C-horizont verstoord bodemprofiel.

In alle vijf boringen is echter sprake van een tot in de C-horizont verstoord bodemprofiel. Er zijn geen resten gevonden van een plaggendek of sporen van bodemvorming. Het verwachtingsmodel kan voor wat betreft de verstoring dan ook worden bevestigd. Dit betekent dat de archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar 'laag'. Weliswaar kunnen nog resten van zeer diepe grondsporen bewaard zijn gebleven in de nog resterende C-horizont. Echter, het oorspronkelijke leefniveau en daarmee de mobiele vondstenlaag en ondiepe grondsporen zijn waarschijnlijk overal verdwenen.

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek is geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te laten voeren en het plangebied vrij te geven voor het aspect archeologie. De regio-archeoloog heeft bovengenoemd advies overgenomen en het plangebied vervolgens vrijgegeven.

4.3.3.4 Vertaling naar planregels

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2018 gelden onderzoeksverplichtingen voor zones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde. De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan door middel van de bestemmingen "Waarde - Archeologie: hoog", "Waarde - Archeologie: middel" worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels en dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure kan archeologisch onderzoek gevraagd worden indien de te verwachten bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen liggen. Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.

Voorschriften en afwijkingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen:

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde

In zones met een hoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 2500 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

  • Zones met een middelhoge verwachtingswaarde

In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

4.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt in de voormalige marke Woolde. Als onderdeel van de gemeente Hengelo viel de marke Woolde onder het richterambt Delden. Tot het begin van de 19e eeuw maakte het plangebied deel uit van de woeste gronden in het buitengebied van Hengelo. Op de eerste kadastrale kaart (circa 1832, afbeelding 8) bestond het plangebied destijds uit gras-, en bouwland. Ten oosten van het plangebied bevond zich een boerderij, Erve Langeler, welke gaat terug tot in de Middeleeuwen, met een eerste vermelding in 1461. Wanneer dit erf onbewoond raakt is niet duidelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0012.png"

Afbeelding 8: Situatie rond eerste kwart van de 1832 eeuw

Met de versnippering van de percelen in de 20e eeuw zijn de oorspronkelijke structuren binnen het plangebied verdwenen, met uitzondering van de ligging van de huidige De Clercqdwarsstraat, die ruwweg de langgerekte kronkelige vorm van het grasland op de kadastrale kaart uit 1832 volgt.

4.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

Er zijn geen historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied meer aanwezig.

4.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld (W). Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit. Binnen het plangebied zijn geen objecten als karakteristiek aangewezen.

4.3.5.4 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

De gemeente verleent medewerking aan een initiatief om 20 woningen mogelijk te maken ter hoogte van de Industriestraat, de Clercqdwarsstraat en Willem de Clercqstraat in Hengelo. Het vigerende bestemmingsplan Hengelo Zuid-Breemarsweg e.o. staat deze ontwikkeling niet toe in verband met strijdigheid met zowel de bouw- als gebruiksmogelijkheden. Hiertoe is het onderhavige bestemmingsplan Hofmakerij in voorbereiding.

In het onderdeel vormvrije mer-beoordeling wordt gemotiveerd waarom er bij dit plan geen sprake is van zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dat voorafgaand aan het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

In het onderdeel milieu-aspectenstudie worden de milieu-aspecten onderzocht die samenhangen met de inpassing van het plan in de omgeving: de toetsing aan milieuregelgeving en de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.4.1 Vormvrije MER beoordeling

Wettelijk kader

Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject” (kolom 1 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten worden betrokken de criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn.

De omvang van het project ligt ruim onder de drempelwaarden genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer waarboven een formele mer-beoordeling nodig is.

Om te kunnen beoordelen of een milieueffectrapport nodig is, moet op grond van artikel 7.16 Wet milieubeheer degene die een activiteit wil ondernemen, rekening houdend met de relevante criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn, een beschrijving verstrekken van :

  • de fysieke kenmerken van de activiteit;
  • de locatie van de activiteit, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed kan zijn
  • de waarschijnlijk belangrijke gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben, met specifieke aandacht, voor zover van toepassing, voor de gevolgen van emissies en productie van afvalstoffen en voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen (met name, bodem, land, water en biodiversiteit).
  • de eventuele maatregelen die zijn getroffen om nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen.


Beschikbare informatie

De initiatiefnemer heeft de volgende informatie verstrekt; de stukken zijn als bijlage bij deze beoordeling gevoegd:

  • Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling, referentie 213784_AdB_RAP_0007_v1.0, d.d. 20 juni 2022 ( zie bijlage 4);
  • Alle rapporten en informatie zoals opgenomen in deze milieuaspectenstudie over bedrijven en milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en stikstofdepositie, externe veiligheid, bodemkwaliteit, ecologie, water en archeologie.

Beoordeling en motivering

In de aanmeldingsnotitie (het betreft referentie 213784_AdB_RAP_0007_v1.0, Aveco de Bondt, d.d. 20 juni 2022) wordt een goed beeld gegeven van de kenmerken en de locatie van het plan met betrekking tot de aspecten die in bijlage III van de regelgeving worden genoemd. In hoofdstuk 3 van de aanmeldingsnotitie wordt aannemelijk gemaakt dat er voor wat betreft de aspecten windhinder, archeologie en cultuurhistorie, bodem, ecologie, water, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit, externe veiligheid, parkeren en verkeer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten.

Conclusie

Beoogd wordt de locatie Hofmakerij te Hengelo te ontwikkelen tot woningbouw. Op het plan is categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage van toepassing. In de aanmeldingsnotitie (m.e.r.-beoordeling) is beoordeeld of de activiteiten zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk is.

In de notitie is ingegaan op verschillende thema's onder andere de archeologie en cultuurhistorie, bodem, water, geluid, luchtkwaliteit, flora en fauna en externe veiligheid.

Ten aanzien van al deze (en overige) aspecten kan gesteld worden dat de milieueffecten vanwege de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied zeer beperkt zijn. Het initiatief heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Gelet op:

  • de kenmerken van het plan;
  • locatie van het plan;
  • de kenmerken van de potentiele effecten.

heeft het college geconcludeerd dat het plan geen belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben en dat daarom voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen volledige m.e.r. procedure doorlopen hoeft te worden.

4.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering is een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat nieuwe bedrijfsactiviteiten een passende locatie in de nabijheid van gevoelige bestemmingen krijgen, en anderzijds gevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geluid, geur, stof en gevaar voor een scala aan typen bedrijvigheid.

Met behulp van deze richtafstanden kan een eerste indicatie verkregen worden van de inpasbaarheid van een initiatief op een bepaalde locatie.

De richtafstanden zijn gekoppeld aan de milieucategorie van een bedrijf. De systematiek hanteert de milieucategorieën en richtafstanden zoals weergegeven in onderstaande tabel. In voorliggende situatie is sprake van een gemengd gebied. Het gebied kenmerkt zich door een mix van wonen, werken, onderwijs en ontspanning en rondom het plangebied is sprake van duidelijke functiemenging, naast woningen liggen diverse gemengde bestemmingen en bedrijfslocaties. Daarnaast is het plangebied gelegen langs een belangrijke ontsluitingsroute voor het gebied (Industriestraat).Daarom worden de richtafstanden behorende bij die gebiedstypering toegepast. Inzake het aspect gevaar is enige voorzichtigheid geboden bij het verlagen van de richtafstanden. Voor inrichtingen met een gevaarscomponent is vrijwel altijd specifieke (aanvullende) regelgeving van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0013.png"

Teneinde de inpasbaarheid van een initiatief te toetsen, worden de volgende stappen doorlopen:

– Stap 1: richtafstanden bedrijvigheid zoals toegestaan conform bestemmingsplan In het bestemmingsplan is vastgelegd op welke plek bedrijvigheid gevestigd mag zijn en van welke milieucategorie. Hiermee kunnen de richtafstanden bepaald worden voor de "maximaal planologische situatie". Deze situatie vormt de worst-case situatie.

– Stap 2: nader onderzoek feitelijke milieuhinder (dossieronderzoek) Indien uit stap 1 blijkt dat in de maximaal planologische situatie sprake is van een bedrijf met een richtafstand die de beoogde woningbouw overlapt, is nader onderzoek noodzakelijk.

Hierbij kan allereerst ingezoomd worden op de werkelijk aanwezige bedrijvigheid. De feitelijk gevestigde bedrijvigheid kan van een lagere milieucategorie zijn dan toegestaan conform bestemmingsplan, waardoor de bijbehorende richtafstand kleiner is.

Voorts kan door middel van vervolgonderzoek (bijvoorbeeld middels dossieronderzoek) de werkelijke milieubelasting van het bedrijf concreter in beeld gebracht worden.

In de analyse is de beoordeling uitgevoerd. Het betreft Memo bedrijven en milieuzonering, Aveco de Bondt, referentie 213784_AdB_MEM_0004_v2_Bedrijven en milieuzonering, d.d. 20 juni 2022 (Zie bijlage 9).

De conclusie wordt hieronder weergegeven.

Overwegingen

Op basis van een analyse conform de systematiek Bedrijven en Milieuzonering is geconstateerd dat de hinderafstanden van twee locaties overlappen met de woningbouwlocatie (zie voor locaties figuur 3 uit de memo bedrijven en milieuzonering.

1. Bedrijvigheid aan de Kerkstraat 116, Willem de Clercqstraat 15, Kerkstraat 92 en Industriestraat 52 (nr. 1 in figuur nr. 3);

2. Stork-complex (nr. 3 in figuur nr. 3)

Ad. 1. Conclusie is dat gekeken naar het daadwerkelijk gebruik er voldoende afstand tussen milieugevoelige en milieubelastende functies is. Desondanks is middels een aanvullend akoestisch onderzoek aangetoond dat er in het plangebied nabij de school en de moskee sprake is van een aanvaardbaar woon en leefklimaat;

Ad. 2. Op grond van lijst 2 van bijlage 1 van de VNG-publicatie kan voor een stookinstallatie op gas met een thermisch vermogen van minder dan 75 MW uitgegaan worden van milieucategorie 3.1. De bijbehorende richtafstand voor gevaar bedraagt 30 meter. De afstand tussen de ketels binnen gebouw 24 en de beoogde woningbouw binnen het projectgebied bedragen

circa 40 meter, zie figuur 7. Er is hiermee voldoende afstand tussen de ketels en de voorgenomen woningbouw. Uit de vergunning en vergunningaanvraag blijkt ook dat er geen sprake is van activiteiten die leiden tot geur- of luchtkwaliteitsaspecten die voor de woningbouwactiviteiten relevant zijn. Gebleken is dat de geluidbelasting vanwege de bedrijven op het voormalig gezoneerde industrieterrein deels hoger is dan de gemeentelijke ambitiewaarde, maar lager dan de plafondwaarde. Op basis hiervan is geconstateerd dat de bedrijven op het industrieterrein geen belemmering vormen voor een goed woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners en dat de voorgenomen ontwikkeling van het plan geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van de diverse bedrijven.

Conclusie

Uit onderzoek is gebleken dat de hinderafstanden van het Stork-complex overlappen met de woningbouwlocatie die in specifiek op dat milieuaspect gerichte milieuonderzoeken nader onderzocht dienen te worden. In het onderzoek is nader ingezoomd op de activiteiten die hier plaatsvinden, een en ander aan de hand van de toegestane bedrijvigheid op grond van het bestemmingsplan en aan de hand van de omgevingsvergunningen milieu die zijn verleend.

Voor de resultaten wordt verwezen naar de betreffende onderzoeken. Daaruit blijkt dat het ontwikkelen van woongebouwen mogelijk is.

4.4.3 Geluid

De nota geluid van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • Wonen;
  • Binnenstad en winkelgebieden;
  • Industrie en bedrijven;
  • Buitengebied en stadsparken;
  • Verkeerszones.

Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.

De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen. In beginsel moet worden voldaan aan de zogenoemde voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Als maatregelen om te voldoen aan deze voorkeursgrenswaarde niet mogelijk zijn of stuiten op overwegende bezwaren dan kunnen burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde vaststellen. In het geluidbeleid hebben burgemeester en wethouders vastgelegd onder welke voorwaarden zij een hogere grenswaarde vaststellen.

In twee rapporten zijn alle akoestische aspecten onderzocht. Het betreft het verkeersonderzoek Akoestisch onderzoek plan Hofmakerij te Hengelo, Aveco de Bondt, d.d. 20 mei 2022 (zie bijlage 6) en referentie 213784_AdB_RAP_0005_v1.0 en het akoestisch onderzoek plan Hofmakerij te Hengelo, Aveco de Bondt, d.d. 20 juni 2022, referentie 213784_AdB_RAP_0006_v1.0 (zie bijlage 5).

Wegverkeerslawaai

Krachtens de Wet geluidhinder worden zones aangegeven aan weerszijden van een weg. Binnen de zones wordt geëist dat ten gevolge van die weg ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.

Voor woonfuncties bedraagt deze voorkeursgrenswaarde 48 dB (per weg). In bepaalde gevallen kan door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend tot een hogere geluidbelasting (een “hogere waarde”). Deze hogere geluidbelasting mag echter de in de Wet Geluidhinder gestelde maximale geluidbelastingen niet overschrijden. Voor binnenstedelijke situaties bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 63 dB (per weg).

Bepaalde wegen zijn niet zoneplichtig. Dit zijn wegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km/uur geldt en wegen die binnen een woonerf liggen. Op deze wegen is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Wel dient de geluidbelasting van deze wegen in het kader van goede ruimtelijke ordening bij een planologisch besluit betrokken te worden.

In voorliggende situatie is de planlocatie gelegen binnen de zone van de Laan Hart van Zuid. Overige wegen worden, gegeven de afstand tot het plangebied, de geringe verkeersintensiteit, het snelheidsprofiel of de vele tussenliggende bebouwing- op voorhand in relatie tot de Wet geluidhinder als niet relevant beschouwd.

  • De berekende geluidbelasting op het plan als gevolg van de Laan Hart van Zuid is ten hoogste 35 dB. Hiermee is ruimschoots aan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB voldaan.
  • De rijsnelheid op de Industriestraat is 30 km/uur. De geluidbelasting als gevolg van deze weg dient te worden beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening en het gemeentelijk geluidbeleid. De berekende geluidbelasting is ten hoogste 58 dB.
  • De geluidbelasting als gevolg van de Willem de Clercqstraat (30 km/uur) weg dient te worden beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening en het gemeentelijk geluidbeleid. In figuur 4 zijn de resultaten gevisualiseerd, de berekende geluidbelasting is ten hoogste 53 dB.
  • De berekende geluidbelasting als gevolg van verkeer op de Willem de Clercqdwarsstraat (30 km/uur) is ten hoogste 49 dB.
  • De berekende geluidbelasting als gevolg van de Kerkstraat is ten hoogste 27 dB, ruimschoots lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB.

Het plangebied is aangewezen als woongebied. Als ambitiewaarde geldt 48 dB, gelijk aan de wettelijke voorkeurswaarde. De plafondwaarde is 58 dB. Hieruit volgt dat alle berekende geluidbelastingen voldoen aan de plafondwaarde. Conform het gemeentelijk geluidbeleid is sprake van een aanvaardbare situatie. Wel dient bij de aanvraag van een omgevingsvergunning aangetoond te worden dat het binnenniveau van 33 dB gewaarborgd wordt.

Wegverkeer hogere waarden
Te verlenen hogere waarden voor wegverkeer zijn niet noodzakelijk. Gezien de constatering dat wordt voldaan aan de ambitiewaarde dan wel sprake is van een 30 km weg gelden hier, behoudens het uiteindelijk realiseren van de maximale binnenwaarde, geen aanvullende eisen.

Nadere voorwaarden
Conform het geluidbeleid van Hengelo wordt bij het dimensioneren van de gevelisolatie met de gecumuleerde geluidbelasting rekening gehouden. Bovendien stelt het geluidbeleid voor om, in geval van 30 km/uur-wegen, als voorwaardelijke beperking in de regels van het bestemmingplan op te nemen dat gebruik als geluidgevoelige bestemming alleen is toegestaan wanneer aangetoond is dat de geluidwering voldoende is om de plafondwaarde (33 dB) voor het binnenniveau te waarborgen. Dit zal worden getoetst ten tijde van de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Industrielawaai

Voor het onderhavige plan wordt voldaan aan de richtafstanden voor bedrijven in gemengd gebied, desondanks is middels het akoestische onderzoek, d.d. 20 juni 2022, referentie 213784_AdB_RAP_0006_v1.0 is gemotiveerd dat er ook daadwerkelijk sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Dit onderzoek richt zich op de geluidbelasting afkomstig van de moskee en de school. Hieruit is gebleken is dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ten hoogste 36 dB(A) etmaalwaarde en de maximale geluidniveaus ten hoogste 58 dB(A) zijn vanwege de moskee, zowel vanwege de representatieve als incidentele bedrijfssituatie. Hiermee is zowel in de dag- als avondperiode voldaan aan de richt- en ambitiewaarden.Zowel de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus van ten hoogste 51 dB(A) etmaalwaarde als maximale geluidniveaus van ten hoogste 69 dB(A) vanwege stemgeluid op het schoolterrein zijn hoger dan de richt- en ambitiewaarden. Echter, op basis van de volgende argumenten is de conclusie dat een goed woon- en leefklimaat in het plangebied geborgd is:

  • De representatieve bedrijfssituatie moet worden beschouwd als worst-case wat betreft aantal kinderen, de tijd dat daadwerkelijk sprake is van stemgeluid en het geluidvermogenniveau van het stemgeluid;
  • De berekende LAr,LT zijn niet hoger dan de grenswaarden uit de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' voor gemengd gebied van 55 dB(A) etmaalwaarde;
  • Menselijk stemgeluid in een niet-overdekte en onverwarmde buitenruimte is in het Activiteitenbesluit milieubeheer uitgesloten van de beoordeling, zodat het gebruik van het schoolterrein niet beperkt wordt door de nieuwe woningen;
  • De woningen in het plan hebben een geluidluwe achterzijde, waar tevens de buitenruimte is gesitueerd.
  • Op basis van de huidige standaard voor het bouwen van nieuwe woningen kan uitgegaan worden van een minimale geluidwering van gevels van 25 dB. Hiermee is het binnenniveau van de woningen geborgd.

Wet geluidhinder industrielawaai

De normstelling uit de Wet geluidhinder heeft alleen betrekking op geluid afkomstig van industrieterreinen waarvoor op grond van de Wet geluidhinder een geluidzone is vastgesteld. De locaties liggen niet in de nabijheid van een geluidgezoneerd industrieterrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

Cumulatie van geluid

Omdat sprake is van meer dan één geluidbron, kan tevens de gecumuleerde geluidbelasting van belang zijn. Het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 beschrijft een methode om deze cumulatie uit te voeren, rekening houdend met verschillen in dosis-effectrelaties van de verschillende geluidsbronnen (verschillende geluidbronnen worden immers niet allemaal even hinderlijk ervaren). De te hanteren cumulatiemethode is beschreven in hoofdstuk 2 van bijlage I van het Rmg2012. Voor de nieuwe woningen in het plan Hofmakerij is de cumulatieve geluidbelasting ten hoogste 63 dB, de correctie conform artikel 110g Wgh is hierbij niet toegepast. De resultaten zijn weergegeven in bijlage 4 van het akoestische rapport.

Er zijn geen wettelijke normen voor de aanvaardbaarheid van de cumulatieve geluidbelasting, ook het gemeentelijk geluidbeleid geeft geen beleidsregel hiervoor. De berekende cumulatieve geluidbelasting is echter niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder en wordt daarmee aanvaardbaar geacht te zijn. Conform het geluidbeleid van Hengelo wordt bij het dimensioneren van de gevelisolatie met de gecumuleerde geluidbelasting rekening gehouden. Bovendien stelt het geluidbeleid voor om, in geval van 30 km/uur-wegen, als voorwaardelijke beperking in de regels van het bestemmingplan op te nemen dat gebruik als geluidgevoelige bestemming alleen is toegestaan wanneer aangetoond is dat de geluidwering voldoende is om de plafondwaarde (33 dB) voor het binnenniveau te waarborgen.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt ruim buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

Railverkeerlawaai

Het plangebied ligt op grote afstand van het spoor. Het aspect railverkeerslawaai vormt dan ook geen belemmering.

Conclusie

Betreffende de voorziene woningen binnen het plan Hofmakerij zijn uit akoestisch oogpunt wegverkeer en industrielawaai relevant. Voor de nieuwe woningen in het plan Hofmakerij is de cumulatieve geluidbelasting ten hoogste 63 dB, de correctie conform artikel 110g Wgh is hierbij niet toegepast.

Om een acceptabel leefklimaat te waarborgen is het volgende van kracht. Bij het bepalen van de geluidwering gaan wij er in de praktijk van uit dat een ontwikkelaar die kwaliteit wil leveren en bij de beoordeling van de geluidwering rekening houdt met het gecumuleerde geluidniveau. Minder is ons inziens geen goede ruimtelijk ordening. Bovendien stelt het geluidbeleid om, in geval van 30 km/uur- wegen, als voorwaardelijke beperking in de regels van het bestemmingsplan op te nemen dat gebruik als geluidgevoelige bestemming alleen is toegestaan wanneer aangetoond is dat de geluidwering voldoende is. Een wettelijk binnenniveau van 33 dB resp. 35 dB(A) bij wegverkeer en industrielawaai blijft onverkort van kracht.

4.4.4 Luchtkwaliteit en stikstofdepositie

Luchtkwaliteit

Een aantal stoffen die in de lucht kunnen voorkomen hebben na inademing een schadelijk effect op de gezondheid. Het gezondheidseffect is afhankelijk van de aard van de stof, de concentratie van de stof en de blootstellingsduur. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (Wm).

In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor de concentraties fijn stof, stikstofdioxide, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood in de buitenlucht.

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning) kunnen uitoefenen, indien:

  • uitoefening niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden, of
  • bij uitoefening de concentratie in de buitenlucht van de betreffende stof per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof bij uitoefening, door een met die uitoefening samenhangende maatregel de luchtkwaliteit per saldo verbetert, of
  • uitoefening niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht, of
  • uitoefening is genoemd in een vastgesteld programma (Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL) dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.

In de bijlagen is nader onderzoek gedaan naar de effecten. Het betreft: Memo luchtkwaliteit, Aveco de Bondt, 13 december 2022, projectnummer 213784, referentie 213784_AdB_MEM_0002_v1_Luchtkwaliteit (zie bijlage 2).

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan geconcludeerd worden dat de plaatselijke luchtkwaliteit voldoet aan de normen voor een goed woon- en leefklimaat en dat de voorgenomen ontwikkeling 'niet in betekenende mate' leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er bestaan derhalve inzake luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de planvorming.

Stikstofdepositie

In het kader van de toets aan de Wet Natuurbescherming wordt bepaald of een plan (mogelijke) significant negatieve effecten veroorzaakt op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

In hoeverre stikstofdepositie voor significante negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden kan zorgen, wordt in eerste instantie bepaald door te bezien of de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt tot een toename van stikstofdepositie leiden ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Van een bestemmingsplan dat ten opzichte van de referentiesituatie geen toename van de stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden, waarvan de Kritische Depositie Waarde (KDW) wordt overschreden, zijn significante gevolgen met zekerheid uit te sluiten.

Op enige afstand van het plangebied zijn Natura 2000-gebieden gelegen. Het meest nabijgelegen natuurgebied betreft Lonnekermeer, op ca. 4 km ten noordoosten van het plangebied. Overige Natura 2000-gebieden zijn gelegen op minimaal 10 km afstand.

Er is nader onderzoek gedaan naar de effecten. Het betreft: Memo Aerius-calculatie, Aveco de Bondt, 21 april 2022, referentie 213784_AdB_MEM_0001_v2_AERIUS (zie bijlage 3).

Conclusie

De hiervoor beschreven emissies zijn ingevoerd in AERIUS calculator (versie 2021.0.5). Er is geen sprake van stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden (niet hoger dan 0,00 mol/ha/j).

Gesteld kan worden dat de stikstofemissie in de gebruiksfase geen belemmering oplevert voor de planontwikkeling.
Significant negatieve effecten op stikstofgevoelige habitattypen zijn om die reden dan ook uitgesloten. In het kader van het bestemmingsplan zijn er derhalve inzake stikstofdepositie geen belemmeringen.

4.4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De regelgeving voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De regelgeving rond de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de regelgeving voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd.

Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting, de weg of de buisleiding.

In de bijlagen is nader onderzoek gedaan naar de effecten. Het betreft: memo externe veiligheid, Aveco de Bondt, 13 december 2021, referentie 213784_AdB_MEM_0003_v1_Externe veiligheid ( zie bijlage 1)

Conclusie

Er is sprake van twee risicobronnen: spoor en buisleiding.

Spoor
Op circa 340 meter ten noorden van het plangebied is een doorgaand spoor gelegen. Over het spoor worden o.a. giftige gassen en vloeistoffen vervoerd. Deze hebben een invloedsgebied (1%-letaliteitsafstand) van meer dan 340 meter. Het gebied is daarmee gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor. Omdat de afstand groter is dan 200 meter is geen groepsrisicoberekening benodigd en kan volstaan worden met een beperkte groepsrisicoverantwoording. De conclusie is dat de personen binnen het plangebied voldoende mogelijkheden hebben om zichzelf in veiligheid te brengen. Het plangebied wordt goed ontsloten en de ontsluiting kan plaatsvinden door zich van de bron af te wenden of te schuilen binnen bouwwerken. Wel dient er gebruik te worden gemaakt van een mechanische ventilatiesysteem dat handmatig kan worden uitgeschakeld om het mogelijk indringen van toxische gassen tegen te gaan. Voor volledigheid wordt verwezen naar de memo externe veiligheid.

Buisleiding
Ten oosten van het plangebied is een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding aanwezig.
De dichtstbijzijnde afstand tussen het plangebied en de hogedruk aardgastransportleiding is circa 140 meter. Op basis van de risicokaart zijn de kenmerken van de leidingen herleid.

Het plangebied is gelegen buiten de PR contour, 1% letaliteitscontour en 100% letaliteitscontour. De buisleiding vormt geen risico voor de voorgenomen ontwikkeling. Het groepsrisico hoeft niet te worden beschouwd.

Het aspect 'externe veiligheid' staat de haalbaarheid en inpasbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

4.4.6 Hoogspanningsleidingen

In de nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

4.4.7 Bodem

In het kader van een herziening van het bestemmingsplan Hofmakerij fase 1 is een bodemtoets uitgevoerd. Het ontwikkelgebied is gelegen tussen de Industriestraat, Willem de Clercqstraat en de De Clercqdwarsstraat (blauw gemarkeerd in onderstaande afbeelding). Het betreft een deel van het kadastrale perceel D15500 (19.256 m2). De bestemming van de bovenvermelde percelen wordt gewijzigd van Maatschappelijk naar de bestemmingen Wonen en Groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0159-0301_0014.png"

Binnen het plangebied is bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend en nader bodemonderzoek
Hofmakerij te Hengelo; Lycens; 2021-0441; 4 november 2021, zie bijlage 8) kan de conclusie worden getrokken
dat er op het terrein een bodemverontreiniging met koper en zink aanwezig is. Er is sprake van
een ernstig, historisch geval van bodemverontreiniging.
Voorafgaand aan de bestemmingswijziging zal de locatie geschikt moeten worden gemaakt voor
het beoogde gebruik. Voor de ingebruikname zal een bodemsanering moeten worden uitgevoerd.
Met inachtneming van deze saneringsverplichting, kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit
geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het
gewijzigde gebruik (wonen) zal het bevoegd gezag Wet bodembescherming moeten instemmen
met de uitgevoerde sanering (beschikking op de evaluatie van de bodemsanering).

4.4.8 Windhinder

Omdat er binnen het plangebied geen bouwwerken mogelijk worden gemaakt die dermate hoog zijn dat windhinder een relevant onderwerp is, is het aspect windhinder niet nader onderzocht en gelden er geen beperkingen.

4.4.9 Oplegnotitie

In het definitieve plan is gebleken dat het om minder woningen gaat dan oorspronkelijk gedacht. Dit is zo gekomen omdat gaandeweg het traject ervoor gekozen is om op dit moment de twee woningbouwblokken gelegen aan de noordkant aan de zijde van de school geen doorgang te laten vinden. In het onderhavige plan is sprake van 20 woningen. In de hierboven aangehaalde onderzoeken is niet uitgegaan van de meest recente tekening. Voor de toetsing heeft dit slechts een gunstiger effect en doet dit niet af aan de conclusie.

4.4.10 Conclusie en aandachtspunten

Op basis van alle uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat er bij de planvorming sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening.

Geluid en het gemeentelijke geluidbeleid:

  • Om een acceptabel leefklimaat te waarborgen is het volgende van kracht. Bij het bepalen van de geluidwering gaan wij er in de praktijk van uit dat een ontwikkelaar die kwaliteit wil leveren en bij de beoordeling van de geluidwering rekening houdt met het gecumuleerde geluidniveau. Minder is ons inziens geen goede ruimtelijk ordening. Een wettelijk binnenniveau van 33 dB resp. 35 dB(A) bij wegverkeer en industrielawaai blijft uiteraard onverkort van kracht. De twee bovenstaande punten dienen te worden opgenomen in een voorwaardelijke verplichting.

Externe veiligheid:

  • Indien bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen personen betrokken zijn, dienen zij zich in veiligheid te brengen door zich van de bron af te wenden. Hierbij dient de hulpverlening de risicocommunicatie in te zetten ter bevordering van de juiste zelfreddend gedrag;
  • Omdat het plangebied ook gelegen is binnen het invloedsgebied van het spoor (toxische stoffen) dienen de toekomstige bewoners op de hoogte te zijn dat als een toxisch scenario zich voordoet men de ramen en deuren moet sluiten en de mechanische ventilatie moet uitschakelen. De toekomstige bewoners moeten hierover worden geïnformeerd.
  • Er dient gebruik te worden gemaakt van een mechanische ventilatiesysteem dat handmatig kan worden uitgeschakeld.
  • Van belang is verder dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding en mogelijk in de toekomst via NL-alert.
4.4.11 Brandweer en fysieke veiligheid

Het advies heeft betrekking op de voorbereiding op de rampenbestrijding, specifiek op de thema's bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Het advies is gebaseerd op scenario's met grote effecten naar de omgeving (kenmerk 2022-D16025, d.d. 29 juni 2022). De hoofdlijnen uit het advies zijn hieronder weergegeven.

Transport gevaarlijke stoffen via het spoor: de spoorlijn Hengelo - Almelo

Op basis van de vervoerde stoffen over het spoor wordt ingegaan op de voorbereiding op calamiteiten uit van:

- plasbrand als gevolg van transport van (zeer) brandbare vloeistoffen (bv. benzine).

- koude/warme BLEVE als gevolg van transport van brandbare gassen (bv. LPG).

- emissie van een toxische stof als gevolg van transport van toxische vloeistoffen en gassen (bv ammoniak).

Plasbrand

Wanneer een wagon met (zeer) brandbare vloeistoffen, bijvoorbeeld benzine, gaat lekken of bezwijkt, ontstaat er een vloeistofplas. Bij ontsteking zal zich een plasbrand vormen. Binnen 30 meter van het spoor kunnen gebouwen door hittestraling mee gaan branden. Eerstegraads brandwonden zijn bovendien te verwachten tot op 60 meter van het spoor. Door hittestraling is een nog groter gebied (tot circa 100 meter) alleen te betreden door brandweermensen in beschermende kleding. Het plangebied bevindt zich buiten de betreffende effectafstanden.

Koude/warme BLEVE

In een worst-case-scenario (warme BLEVE) zullen aanwezigen tot 140 meter een grote kans op overlijden hebben. Tot op 330 meter van het incident is het mogelijk dat aanwezigen dodelijk worden getroffen. Materiële schade is nog op grotere afstand te verwachten (600 meter). Het beoogde object bevindt zich binnen de effectafstand waarbij er nog sprake kan zijn van materiële schade aan de gebouwen. De planlocatie ligt echter in de schaduw van enkele grote (bedrijfs)objecten, waardoor mag worden verondersteld dat de effecten verder beperkt worden en specifìeke maatregelen buiten proportioneel zijn.

Emissie toxische stof

Door een lek of instantaan falen van een wagon kunnen toxische stoffen vrij komen. Een incident met een toxische stof kan tot op zeer grote afstand gevolgen hebben. Door de diversiteit aan stoffen en de diversiteit aan factoren die invloed hebben op de mogelijke effecten van een incident met een toxische vloeistof, is het moeilijk om een eenduidige effectafstand aan te geven. De effectafstanden tot waar nog 1% van de aanwezigen kan overlijden, variëren van 80 meter tot maximaal 1.250 meter (worst-case-scenario). Het beoogde object bevindt zich ruim binnen deze afstanden en kan daardoor, afhankelijk van de windrichting, met de effecten van een dergelijk incident te maken krijgen.

Aardgastransportleiding

Op basis van onze analyse van de hogedruk aardgastransportleidingen houden wij rekening met de

volgende scenario's:

  • fakkelbrand en vuurbal als gevolg van een uitstroming met directe ontsteking.
  • gaswolkontbranding (en fakkelbrand) als gevolg van een uitstroming met vertraagde ontsteking

De effecten van deze scenario's zijn warmtestraling en een mogelijke drukgolf. De effecten van de

warmtestraling zijn voor ons leidend, omdat de warmtestraling tot op grote afstand voor doden, gewonden en secundaire branden kan zorgen. Wij gaan bij een 4 inch leiding uit van de volgende afstanden:

  • 25 meter voor de afstand waarbinnen secundaire branden kunnen ontstaan (10 kWm2);
  • 45 meter voor de minimale afstand voor volledig beschermde brandweermensen met ademlucht (3 kWm2);
  • 75 meter voor de minimale afstand voor onbeschermde hulpverleners en omstanders (1 kWm2).

De afstand tot het plangebied bedraagt ca. 145 meter. Hierdoor valt het plangebied buiten het invloedsgebied van de aardgastransportleiding. Aanvullende maatregelen zijn derhalve niet noodzakelijk.

Beheersmaatregelen

Voor zowel het spoortracé als de buisleiding geldt dat het bestaande risicobronnen zijn. Hierdoor zijn de mogelijkheden om aanvullende bronmaatregelen te treffen beperkt.

Zelfredzaamheid

De aanwezigen worden geacht zich zelfstandig in veiligheid te kunnen brengen (of elkaar daarbij te helpen). Ze zijn daarmee als zelfredzaam beschouwd. Het plangebied valt binnen de dekking van het waarschuwings- en alarmeringssysteem. Op basis van de huidige stand van zaken zijn hiervoor geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. Voorts zijn bouwkundige maatregelen mogelijk die bescherming geven aan het gebouw en de aanwezigen tijd geven om een veilige plaats te bereiken. Op basis van het toxisch scenario is in onderhavige situatie een installatietechnische oplossing, door het handmatig kunnen uitschakelen van het luchtbehandelingssysteem het meest effectief. Deze maatregel dient in de omgevingsvergunning geborgd te worden.

Bestrijdbaarheid

Rondom het plangebied zijn primaire bluswatervoozieningen aanwezig in de vorm van ondergrondse brandkranen. De aanwezige brandkranen in het drinkwaterleidingnet kunnen voor de bestrijding van reguliere incidenten (o.a. woningbranden) gebruikt worden. Opgemerkt wordt dat de bereikbaarheid en bluswatervooziening in overeenstemming te zijn met de handreiking "bereikbaarheid en bluswatervoorziening".

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6 lid 1 sub f Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een bestemmingsplan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan, waaronder de financiële uitvoerbaarheid, zijn toegelicht.

Het plangebied ligt binnen de exploitatiegrenzen van de grondexploitaties van Hart van Zuid en is volledig in bezit van de gemeente Hengelo. De grondexploitaties van Hart van zuid worden gedekt door een voorziening. De grondexploitatie van De Hofmakerij, een deelplan van Hart van Zuid, is gewijzigd vastgesteld op 7 december 2022 door de gemeenteraad.

De ruimtelijke mogelijkheden van het onderhavige bestemmingsplan kunnen uitgevoerd worden binnen de actuele financiële kaders van de grondexploitaties van Hart van Zuid en de daarvoor getroffen voorziening.

Kostenverhaal is niet aan de orde, zodat geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.

Alle werkzaamheden zijn uitvoerbaar binnen de planperiode van 10 jaar. De (financiële) uitvoerbaarheid is daarmee onderbouwd.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken is de herontwikkeling van het plangebied beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Groen

De groenvoorzieningen/groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Op gronden met deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelplekken, speelterreinen, sport-, spel- en jeugdvoorzieningen en waterberging, watergangen en waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan.

5.3.2.2 Verkeer-Verblijfsgebied

Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied worden veelal woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/u gereden mag worden.

5.3.2.3 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te realiseren. Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximum aantal te bouwen wooneenheden, maximum bouwhoogte en het maximum aantal wooneenheden opgenomen.

5.3.2.4 Waarde - Archeologie hoog

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.5 Waarde - Archeologie middel

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middel (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.5.1 Vooroverleg

Ter voldoening aan de verplichting voortvloeiende uit artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan verschillende instanties. Het verslag van dit vooroverleg is bijgevoegd in bijlage 10.

5.5.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan De Hofmakerij heeft, na publicatie in de Staatscourant en het Hengelo's weekblad, van 28 september tot en met 8 oktober 2022 ter inzage gelegen. Een ieder kon in deze periode zienswijzen indienen. Er zijn 3 zienswijzen ingediend. De behandeling van de zienswijzen is te lezen in de Nota beantwoording zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan De Hofmakerij, die als Bijlage 12 Nota beantwoording zienswijzen is opgenomen in de toelichting.

5.5.3 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 4. de reacties uit het vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan;
  • 5. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  • 6. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  • 7. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 8. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.