Plan: | Driehoek Laan Hart van Zuid-Boekeloseweg-Ketelmakerij |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0141-0301 |
Het plangebied betreft de locatie van de voormalige oprit van de Boekeloseweg naar de nieuwe Boekelosebrug. Met de komst van de nieuwe Laan Hart van Zuid en de ontwikkelingen die daar mee samenhangen ontstaat er in Hart van Zuid een nieuw woon-en werkgebied. Oude industrie maakt plaats voor nieuwe woon- en werkgebieden. Hart van Zuid loopt vanaf het Twentekanaal tot aan het centraal station in de binnenstad. De oude industrie van grote bedrijven als Stork, EMGA Dikkers en VDL is inmiddels verplaatst naar andere delen van de stad.
De nieuwe grootschalige herontwikkeling van het gebied Hart van Zuid heeft met de komst van de Laan Hart van Zuid een eerste belangrijke structuurdrager gekregen. Nieuwe ontwikkelingen ontstaan langs deze laan in een aantal projectgebieden. De Laan Hart van Zuid kent een drietal hoofdprincipes waarbij ruimtelijke kwaliteit en een hoge ambitie voorop staan. In het Masterplan en de recente update in de vorm van de Ontwikkelkaart Hart van Zuid zijn de grote lijnen goed weergegeven.
Voor het plangebied is het relevant dat er op de ontwikkelkaart een accent staat bij het plangebied. Hier wordt naast de hoge ambitie en ruimtelijke kwaliteit een nieuw statement verwacht die nadrukkelijk naar het zuiden kijkt.
Door de aanleg van de Laan zijn tal van kleine reconstructies en herstelwerkzaamheden aan het bestaande stedelijke weefsel noodzakelijk geweest. Ter plaatse van het plangebied is de Boekeloseweg verwijderd en omgevormd tot een woonstraat. Zo is ook de Ketelmakerij als straat opnieuw geprofileerd, zodat het verkeer voor het industrieterrein Twentekanaal Noord hier weer goed gebruik van kan maken en direct op de Laan Hart van Zuid is ontsloten. Tenslotte is ook de groen- en waterstructuur rond het plangebied aangepast en zijn de contouren van het plangebied zichtbaar.
Het bestemmingsplan Driehoek Laan Hart van Zuid-Boekeloseweg-Ketelmakerij bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing plangebied
Het plangebied Driehoek Laan Hart van Zuid-Boekeloseweg-Ketelmakerij is globaal op afbeelding 1 aangegeven. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de nieuwe loop van de Ketelmakerij, in het oosten door het profiel van de Laan Hart van Zuid, in het zuiden door de hoofdgroenstructuur die voorkomt uit de aankleding van de nieuwe Boekelosebrug en in het oosten door het wandelpad dat op de plek loopt van de oude Boekeloseweg. Hierbinnen bevindt zich het plangebied waarbij naast ruimte voor de hoofdgroenstructuur ook ruimte is voorzien voor een nieuwe bijzondere bedrijfskavel.
afbeelding 1: binnen rode cirkel globaal plangebied Driehoek Laan Hart van Zuid-Boekeloseweg-Ketelmakerij
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan:
Berflo Es, artikel 10 onherroepelijk
afbeelding 2 : uitsnede uit vigerend bestemmingsplan Berflo Es, artikel 10 onherroepelijk (plangebied globaal binnen ovale zwarte cirkel)
Het plangebied kent een uitgebreide geschiedenis als onderdeel van de industriële activiteiten van Stork. De grote fabrieken van Stork liggen meer naar het noorden nabij het station, maar dit gebied is zeker zo interessant geweest door de aanwezigheid van het Twentekanaal. Om de goederen van Stork en de andere bedrijven goed te kunnen vervoeren was transport een belangrijk onderdeel van de distributie. Een aantal goederen kon goed over het spoor vervoerd worden, maar voor de grotere machines en ketels was vervoer over het water van groot belang.
Uit de historische kaarten (afbeelding 4) wordt duidelijk dat het complex van Stork rond 1936 een plek aan het Twentekanaal kreeg en daarbij een spoorverbinding met de meer noordelijk gelegen industriële productielocaties.
Afbeelding 3: Foto over het plangebied genomen rond 1980 (bron: archief Museum Hengelo)
In het kaartbeeld van 1934 is duidelijk nog geen spoor van het Twentekanaal te zien. In het kaartbeeld van 1936 is de aanleg van het Twentekanaal de grootste verandering. Hierdoor groeide niet alleen de industrie erg rijkelijk, het landschap en wegen werden doorsneden door deze grote interventie. In het kaartbeeld van 1977 is te zien hoe het industrieterrein ten noorden van het Twentekanaal tot ontwikkeling kwam. Wat ook opvalt is de komst van de spoorlijn vanuit het noorden richting de haven en de gebogen loop van de Boekeloseweg richting de brug over het Twentekanaal. Opvallend is hoe de spoorlijn van Stork, zich tussen de bebouwing van de Wethouder Kampstraat door wurmt. Een extra opstelspoor voor goederen maakt het plangebied compleet. De rest van het terrein heeft dienstgedaan als opslag en buitenstalling van goederen. In het kaartbeeld van 2019 is de aanleg van de Laan Hart van Zuid de grootste verandering. De spoorlijn is verdwenen en op nagenoeg dezelfde plek ligt nu de Laan. Tevens is te zien hoe de Boekeloseweg is afgewaardeerd tot een woonstraat en dat de Laan Hart van Zuid de functie van ontsluitingsweg vanuit de stad naar de snelweg heeft overgenomen.
Afbeelding 4: historische kaarten (linksboven 1934, rechtboven, 1936, linksonder 1977, rechtsonder 2019)
Het plangebied is momenteel onbebouwd.
In de huidige situatie is geen verkeersinfrastructuur aanwezig binnen het plangebied. Ook heeft het huidige gebruik (braakliggend terrein) geen verkeersaantrekkende werking.
Binnen het plangebied zijn geen woningen aanwezig.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is "klein industrie" toegestaan. Maar binnen het plangebied is niets gerealiseerd.
In de onmiddellijke omgeving van het plangebied ligt de Omloopleiding. Deze Omloopleiding is in beheer en onderhoud bij het waterschap Vechtstromen.
Binnen het plangebied is geen (waardevol) groen aanwezig.
Aan de oostzijde van het plangebied loopt een waterleiding. Iets ten oosten buiten het plangebied ligt een gasleiding.
De ruimtelijke karakteristiek van het gebied wordt in grote mate bepaald door de ingrepen uit het verleden. De aanleg van het Twentekanaal, de komst van het spoor, de transformatie van de zware industrie, de aanleg van de Laan Hart van Zuid en het afwaarderen van de Boekeloseweg. De nieuwe allure van de Laan Hart van Zuid brengt nieuwe energie en ambitie in het gebied. De nieuwbouw van de Stork Termeq aan de Laan Hart van Zuid en de aanleg van de nieuwe Boekelosebrug. Dit zijn eerste pioniers van de grootschalige gebiedsontwikkeling in dit zuidelijke deel van Hart van Zuid.
Ruimtelijke drager
De ruimtelijke drager van het gebied wordt gevormd door de nieuwe Laan Hart van Zuid. Met een duidelijk herkenbaar wegprofiel loopt de Laan HvZ vanaf het station naar het zuiden, richting de snelweg. Langs de Laan HvZ worden de oude werklocaties uit het verleden omgevormd tot nieuwe aantrekkelijke woon-werk gebieden. Op de locatie van dit plangebied is ruimte voor een nieuwe werklocatie in de vorm van een nieuw bedrijfsgebouw aan de Laan Hart van Zuid.
Ontwikkelkaart Hart van Zuid
Om de gebiedsontwikkeling van de Laan Hart van Zuid in goede banen te leiden is de Ontwikkelkaart opgesteld. Dit is feitelijk een update van het Masterplan. Op deze kaart zijn de belangrijkste structuren, ontwikkelgebieden en accenten aangegeven. Op de Ontwikkelkaart staat hier een bedrijfskavel gepland met een aanduiding wat een nieuwe Landmark aanduidt. Dat wil zeggen dat de bebouwing hier een stedenbouwkundige verbijzondering aan de Laan HvZ kent. Op de Ontwikkelkaart zijn daarnaast ook de groen- en waterstructuren aangegeven. Opvallend voor deze plek is dat het grenst aan zowel een hoofdgroenstructuur als een belangrijke waterstructuur. Dit maakt dat er bijzondere aandacht aan deze locatie gesteld wordt.
Contouren van de locatie
De contouren van de locatie worden verder bepaald door de aanwezigheid van kabels en leidingen, zoals de grote Vitens waterleiding en de hogedruk gasleiding die vlak langs de locatie lopen. Voldoende afstand van deze grote transportleidingen is verplicht. Deze leidingen bepalen mede de bebouwingsmogelijkheden van deze locatie aan de oost en noordzijde.
De groene zone langs het wandelpad van de Boekelosebrug is aan weerszijden voorzien van een bomenrij. Deze groene zone verdient enige ruimte en bepaald aan de westzijde van het plangebied de vorm van de nieuwe kavel. Uit de bomenrij is minimaal 7 meter voorzien als afstand tot de nieuwe kavel. In het zuiden wordt de kavel begrenst door de groenzone van de hoofdgroenstructuur met een ecologische kwaliteit.
Het gebouw staat als één robuust volume aan de Laan Hart van Zuid. Na de Boekelosebrug is dit één van de eerste nieuwe bouwwerken aan de westzijde van de Laan die opvalt door zijn verschijning in hoogte en architectuur. Het gebouw wordt ervaren als een sterk en krachtig gebaar op een groene ondergrond. Krachtig wil in dit geval ook zeggen; spectaculaire eenvoud.
Als nieuwe Landmark aan de Laan is het gebouw familie van de andere landmarks langs de Laan. Denk aan de Koeltorens van Stork en de nieuwe landmarks zoals het DEC en Poppodium Metropool. Het gebaar van een Landmark wordt sterker naarmate er minder verrommeling om het gebouw plaatsvindt. Vandaar dat het groen tot aan de gevel loopt, opslag van materiaal binnen in het pand plaatsvindt, er geen hekken mogen komen en dat het parkeren onderdeel van de groeninrichting moet zijn.
Het gebouw vraagt om een alzijdige benadering van de gevels, met de voorkant naar de Laan gericht. De vormgeving van het pand en de buitenruimte is ingetogen en verwijst naar het industriële erfgoed in Hart van Zuid en is passend op de plek.
Een gebouw met zijn voeten in het groen
De aanwezigheid van de hoofdgroenstructuur maakt dat de zone in het westen een groen karakter zal krijgen, evenzo de directe zone langs de Laan Hart van Zuid. Het nieuwe gebouw staat vanuit het zuiden gezien ook met “zijn voeten in het groen”. Dit betekent dat het groen tot aan de gevel loopt en het gebouw als een robuust gebouw midden in het groen staat. Naar de Ketelmakerij is ook een zone van groen voorzien, waardoor het gebouw straks “vrij ligt” van de omliggende randen en het beeld van een robuust gebouw in het groen wordt versterkt. De kwaliteit van het groen sluit aan bij het beeld van de kruidenrijke graszone met enkele solitaire bomen die vanuit het Zuiden vanaf de Boekelosebrug is aangelegd. Op deze manier sluit de nieuwe kavel goed aan bij de reeds aanwezige hoofdgroenstructuur met ecologische kwaliteit. Tenslotte moet er gebruik worden gemaakt van inheemse beplanting, gericht op het versterken van de biodiversiteit.
Alzijdigheid
Vanuit alle richtingen en wegen is er zicht op de locatie. Dit maakt dat een toekomstig gebouw een alzijdige oriëntatie moet hebben. De voordeur staat zogezegd aan de Laan Hart van Zuid, de richting van het gebouw is naar het zuiden gericht. Omdat de ligging aan de Laan om ambitie vraagt, is in de Ontwikkelkaart van Hart van Zuid de locatie aangegeven als nieuwe Landmark. De zijde aan de Laan Hart van Zuid kent een voorgeschreven voorgevel rooilijn. De voorgevel moet hierbinnen geplaatst worden. Dit maakt dat het gebouw niet te ver naar achteren wordt geplaatst en zichtbaar is aan de Laan. Alzijdigheid betekent ook dat er met zorg naar alle gevels gekeken moet worden, de uitstraling van het gebouw en kwaliteit van de architectuur zijn hierin belangrijke thema's waarop getoetst zal worden bij een toekomstige bouwaanvraag.
Spectaculaire eenvoud
De uitstraling van het gebouw moet zich kunnen meten met de nieuwbouw van Stork Thermeq en tegelijk een waardige introductie zijn van de Laan Hart van Zuid. Deze ambitie is verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan voor deze plek. Het beeld laat zich het best omschrijven als een stoer, robuust gebouw met een krachtige uitstraling, maar tegelijk een ingetogen karakter; Spectaculaire eenvoud!
Bebouwingshoogte
De bebouwingshoogte van het gebouw volgt uit de analyse van de bebouwingsmogelijkheden in de omgeving. In de bedrijvenzone van Twentekanaal-noord heeft het naastgelegen gebouw een bebouwingshoogte van 15 meter. De bebouwingsmogelijkheid van Stork Thermeq rijkt tot 17 meter. Langs de Laan Hart van Zuid is op andere plekken een bebouwingshoogte van 21 meter rond het winkelcentrum en 26 meter voor het ROC mogelijk gemaakt. Omdat we zowel in de bedrijvenzone van Twentekanaal-noord als langs de Laan Hart van Zuid een landmark willen is de bebouwingshoogte op deze locatie op minimaal van 15 meter en maximaal 25 meter gesteld. Op deze manier steekt het nieuwe gebouw boven de andere belangrijke gebouwen in het gebied uit en kan het een nieuw landmark zijn aan de Laan Hart van Zuid en in de bedrijvenzone van Twentekanaal-noord.
Bebouwingspercentage
Binnen het bestemmingsvlak is het bouwvlak aangegeven waarbinnen gebouwd mag worden. De bebouwingshoogte is minimaal 15 meter en maximaal 25 meter. Dit maximum kan alleen gerealiseerd worden als er voldoende ruimte is besteed aan overige noodzakelijk zaken als parkeren en waterberging in het bestemmingsvlak. Daarnaast is in het beeldkwaliteitsplan aangegeven welke hoofdvormen van het bouwvolume tot de mogelijkheden behoren. Het is niet de bedoeling om het gehele bouwvlak te bebouwen, maar te kiezen voor een sterke hoofdvorm zoals in het beeldkwaliteitsplan is aangegeven. Het invoeren van het bebouwingspercentage garandeert in zekere zin ook dat het gebouw nog voldoende luchtig blijft op deze plek en voldoende ruimte laat voor belangrijke zaken als waterberging, parkeren, toeleveranciers en meer flexibel is voor toekomstige ontwikkelingen.
Toegang en parkeren
Het gebouw heeft zijn hoofdentree aan de Laan Hart van Zuid, hier is de voordeur en deze entree is bereikbaar via een pad dat door de groenzone steekt. Het verkeer voor personeel en leveranciers zal via de Ketelmakerij worden ontsloten. Parkeren is alleen mogelijk via de entree aan de Ketelmakerij en is geheel op eigen erf. Het parkeren is grotendeels aan het zicht onttrokken door een zorgvuldig ontworpen erfafscheiding.
Erfinrichting
De aanwezigheid van de woningen aan de Wethouder Kampstraat maken dat een eventuele parkeervoorziening grotendeels aan het zicht onttrokken moet zijn en dat er geen buitenopslag op de kavel mogelijk is. Deze zal inpandig moeten worden opgelost. Dit geldt eveneens voor bergingen en andere vormen van stalling.
De overige delen van de kavel buiten het bouwvlak zullen zoveel mogelijk aansluiten bij de ecologische kwaliteit van de aanwezige groenzone. De ligging van de locatie aan de Omloopleiding en de hoofdgroenstructuur maakt dit tot een bijzondere opgave. Het beeld van een “robuust gebouw met zijn voeten in het groen” geeft een goed beeld van de visie van de plek.
Erfafscheiding
Bijzondere aandacht gaat uit naar de vormgeving van de erfafscheidingen. Hekken mogen niet worden toegepast als erfafscheiding, het terrein moet onderdeel zijn van de grotere groenstructuur. Dit is ingegeven door de bijzondere ligging van het plangebied en de gestelde eisen aan de beeldkwaliteit waarbij alzijdigheid van het gebouw, de groene randen van de kavel en de zichtbaarheid langs diverse zichtlijnen en uiteindelijk de hoge ambitie voor deze plek. Omdat het gebouw in het groen staat lopen de erfafscheidingen langs de randen van het bouwvlak en zijn vormgegeven in de architectuur van het gebouw. De toegang aan de Ketelmakerij is visueel vormgegeven als onderdeel van het gebouw. We willen dat de parkeerplaats en het laden en lossen grotendeels uit het zicht plaatsvindt.
Op sporen van het verleden
Zoals uit de omschrijving van het verleden is op te maken, is dit een gebied dat de nodige transformaties heeft doorgemaakt. Het industriële verleden en het erfgoed uit deze periode zijn nog maar deels afleesbaar in het gebied. Het verloop van de oude spoorlijn kan een inspiratie zijn in de vormgeving van het gebouw of de inrichting van de kavel of openbare ruimte. De route tussen de woningen van de Wethouder Kampstraat is opvallend en refereert naar het industriële verleden van Hengelo en in het bijzonder Stork.
Openbare ruimte
Het plangebied is onderdeel van het nieuwe industriële erf van Hart van Zuid, waar ook de locatie van Stork Thermeq onderdeel van uit maakt. Hierin worden robuuste materialen gebruikt die tegen een stootje kunnen, cortenstaal en betonplaten, een degelijke betonklinker die waar mogelijk waterdoorlatend is. Samenhang in vormgeving en materiaalgebruik met de locatie van Stork Thermeq is van belang.
Het plangebied is goed bereikbaar door alle soorten verkeer. Door de ligging nabij de Laan hart van Zuid, kan snel worden ontsloten richting de autosnelweg. Hiernaast voorziet de Laan hart van Zuid in vrijliggende fietspaden en voetpaden, waardoor het plangebied ook goed kan worden bereikt door langzaam verkeer. Direct naast het plangebied bevindt zich een bushalte die door Hoogwaardig Openbaar Vervoer (buslijn 59) op een hoog frequente wijze wordt bediend. `
Het plangebied maakt een ontwikkeling mogelijk die een verkeersaantrekkende werking heeft. Voor gemotoriseerd verkeer dient het plangebied ontsloten te worden op de Ketelmakerij. Een directe ontsluiting op de Laan Hart van Zuid is vanwege de belangrijke verkeersfunctie van de Laan hart van Zuid niet toegestaan. Een entree voor langzaam verkeer is wel toegestaan vanaf de zijde van de Laan Hart van Zuid. Langs de Laan Hart van Zuid ligt al een vrijliggende fietspad en voetpad.
De parkeerbehoefte dient volledig op eigen terrein te worden opgelost. Hiervoor wordt de ruimte aan de westzijde van het plangebied voorzien. Aan de oostzijde van het plangebied, de zijde van de Laan hart van Zuid, mogen geen parkeervoorzieningen worden gerealiseerd voor auto's. Het aantal parkeerplaatsen dient minimaal overeenkomstig te zijn met de parkeernormen uit de Nota Autoparkeren Hengelo.
Binnen het plangebied kan één bedrijfsgebouw worden gerealiseerd. Binnen dat gebouw kunnen meerdere bedrijven gevestigd zijn.
Het hemelwater van het verharde oppervlak van het plangebied (bestratingen en dakoppervlak) wordt gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer. Het hemelwater wordt in het plangebied geborgen en vertraagd afgevoerd naar de Omloopleiding van het waterschap Vechtstromen. De waterbergingscapaciteit bedraagt minimaal 30 mm.
De droogweerafvoer kan worden afgevoerd middels de bestaande gemengde riolering die in de onmiddellijke omgeving van het plangebied ligt.
Teneinde hoge grondwaterstanden af te toppen wordt geadviseerd om drainage op de kavels aan te leggen. Teveel aan grondwater kan worden afgevoerd naar de Omloopleiding.
Een zone langs de Boekeloseweg maakt deel uit van de hoofdgroenstructuur; de situatie is hier echter gewijzigd. Het gebied krijgt een nieuwe invulling. Het noordelijk deel is bouwkavel. Het zuidelijk deel, uitlopend in een punt, krijgt een nieuwe groene invulling met daarin verspreide bomen. Tevens is voorzien in een laanbeplanting langs de Boekeloseweg. Hiermee krijgt het gebied een gelijkwaardige invulling ten opzichte van de oude situatie. In de nieuwe situatie zal beoordeeld worden waar en hoe de hoofdgroenstructuur opnieuw zal worden aangeduid.
Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.
Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
Duurzaam economisch groeipotentieel;
Sterke en gezonde steden en regio's;
Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 5.1).
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. De provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening worden actueel gehouden met een jaarlijkse actualisatieronde. Eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden dan verwerkt. Provinciale Staten hebben de Actualisatie 2018-2019 op 13 november 2019 gewijzigd vastgesteld. De Actualisatie is 1 december 2019 in werking getreden.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening heeft de status van:
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:
De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.
De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de in het voorliggende plan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voorzien in diverse typologieën woningen. Deze typologieën zijn niet alleen afgestemd met geinteresseerden, maar voldoen ook aan de laatste duurzaamheidseisen. Daarmee is het een toekomstbestendig plan waarbinnen het ook mogelijk is om door te groeien.
Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. Aangezien het voorligende plangebied voorziet in een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen het stedelijk gebied van Hengelo wordt aan deze beleidskeuze voldaan.
De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Meer informatie hierover is in voorliggend plan opgenomen in paragraaf 4.1.3.
Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Driehoek Laan Hart van Zuid-Boekeloseweg-Ketelmakerij is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied heeft als ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.
Afbeelding 3: Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Specifieker is het plangebied gekenschetst als 'Bedrijventerreinen: '. De voorliggende ontwikkeling past daar binnen.
Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
In de huidige situatie is sprake van een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. De ontwikkeling moet worden aangemerkt als gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.
De ontwikkeling wordt ook afgestemd op de kenmerken van het watersysteem. Een nadere onderbouwing daarvan is opgenomen in paragraaf 5.1.
De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:
Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.
Afbeelding 4: Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen
Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Het plangebied is echter gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Het natuurlijk reliëf is in het plangebied verdwenen toen het onderdeel ging uitmaken van het bestaand stedelijk gebied. Er zijn dan in het plangebied ook geen hoogteverschillen meer aanwezig die beter zichtbaar en beleefbaar kunnen worden gemaakt.
De stedelijke laag is de laag van Bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen zijn georganiseerd op basis van uitgegeven kavels aan bedrijven. Het zijn meestal monofunctionele werkgebieden met een ‘no nonsense’ karakter en vaak krappe openbare ruimtes. De gebieden zijn ingericht en bebouwd op basis van een beperkte set aan kwaliteitsregels. De terreinen zijn veelal volledig gericht op autobereikbaarheid en hermetisch van karakter en liggen los van de woonwijken en het buitengebied. Er zijn veel verschillen in uitstraling en ambitieniveau per terrein. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.
Afbeelding 5: Laag van de stedelijke laag: Bedrijventerreinen
De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.
Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.
Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.
De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.
In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
Parkeernormering (motorvoertuigen)
Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.
De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.
Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.
Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.
Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.
Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.
Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.
Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.
Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.
In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.
Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.
Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.
November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.
Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd. De vestigingen van de huidige seksinrichting blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.
Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.
Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.
Voor de Kaneelzone West, waarvan dit bestemmingsplan een onderdeel is, is een beeldkwaliteitplan (Kanaalzone West) gemaakt dat gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan in procedure wordt gebracht.
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.
De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.
Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).
Diverse oorzaken, waaronder veroudering en veranderende eisen van (en aan) bedrijven, hebben er toe bijgedragen dat er op Twentekanaal situaties zijn ontstaan die de kwaliteit van het terrein aantasten. Dit kan tot gevolg hebben dat zich negatieve ontwikkelingen gaan voordoen, zoals het vertrekken van bedrijven of het verlies van werkgelegenheid. Met de juiste maatregelen kunnen deze ontwikkelingen in positieve zin worden bijgebogen.
Een masterplan, met daaraan gekoppeld een uitvoeringsprogramma moet een bijdrage leveren aan de doelstelling dat Twentekanaal ook in de toekomst een strategische rol blijft spelen in het ruimtelijk-economisch functioneren van Hengelo. In dit kader is in 2004 het Masterplan verbetering Bedrijventerrein Twentekanaal opgesteld. In 2011 zijn het masterplan en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma geactualiseerd.
De hoofddoelen uit het (geactualiseerde) masterplan zijn:
Het masterplan heeft daarbij een richtinggevend karakter. Vanuit het masterplan komen een aantal hoofdthema's naar voren. De belangrijkste thema's met een relatie voor het bestemmingsplan zijn:
Herstructurering wordt in het masterplan genoemd als een instrument om te komen tot een invulling van het bedrijventerrein die beter aansluit bij de huidige eisen. De uitvoering van herstructureringsmaatregelen (door gemeente en bedrijven) zal uiteindelijk resulteren in circa 65 ha netto ruimtewinst voor uitgifte aan nieuwe bedrijven dan wel uitbreiding van bestaande bedrijven. Daarvan is in 2017 bij benadering 50 ha gerealiseerd en uitgegeven.
Cultureel erfgoed is tegenwoordig meer dan alleen de monumenten. Archeologie, funerair erfgoed, religieus en agrarisch erfgoed, maar ook cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het culturele erfgoed.
We bedoelen dan het culturele erfgoed in de ruimtelijke en gebiedsgerichte zin. De vernieuwde monumentenzorg richt zich op voorkantsturing, kennisvergaring, analyse en cultuurhistorische afweging vooraf in planprocessen.
Vanaf 2010 heeft de modernisering in de monumentenzorg voor nieuwe inzichten gezorgd: van behoud en conservering naar behoud door ontwikkeling. Herbestemming is hierbij het toverwoord in deze tijd van toenemende leegstand. Herbestemming is algemeen goed geworden en nu, anno 2017, vindt er een verschuiving plaats naar behoud door bewustwording.
De gemeente Hengelo vindt haar cultureel erfgoed belangrijk en wil haar kernkwaliteiten in de toekomst behouden. Hengelo is in het heden en verleden stad van verbindingen, de centrale plek in deze regio: het spoorwegnetwerk en de postweg van Deventer naar Münster liepen via Hengelo. De voormalige E8 die via de Deldenerstraat en de Europatunnel werd verbonden met het industriële hart van de stad.
Nu zijn Hart van Zuid en het Twentekanaal als drukke transportader hier het bewijs van. Hengelo; hart van Twente! Hengelo is de stad van het industriële erfgoed, zoals Tuindorp 't Lansink, maar zeker ook stad van de wederopbouwperiode. Het is nu juist deze wederopbouwperiode waar het Rijk al zijn aandacht aan besteedt. De bouwwerken uit deze periode staan onder grote druk, terwijl ze de basis hebben gevormd voor de nieuwe welvaartsstaat van na de Tweede Wereldoorlog. Dat Hengelo hoog scoort met twee belangrijke wederopbouwgebieden (binnenstad en Klein Driene) en drie rijksmonumenten (stadhuis, Europatunnel en Raphaëlkerk) bewijst dat de gemeente Hengelo nog iets bijzonders in handen heeft wat onze identiteit versterkt: Hengelo; wederopbouwstad van nationaal belang!
In juni 2021 heeft Buck Consultants de rapportage 'Inzicht en advies kantorenmarkt Enschede, Hengelo en Almelo' uitgebracht. Deze rapportage is in opdracht van de Provincie Overijssel uitgevoerd en geeft verdiepend inzicht in de drie kantorenmarkten en geeft tevens strategische aanbevelingen voor een gezonde en toekomstgerichte ontwikkeling. Deze rapportage is in een bestuurlijk overleg tussen de Provincie Overijssel en de gemeenten Enschede, Hengelo en Almelo in december 2021 besproken. Zij hebben met daarbij met de rapportage ingestemd.
Uit deze kantorenanalyse kan worden geconcludeerd dat het ontwikkelperspectief zeer gunstig is voor een kantorenlocatie als Hart van Zuid. Kantoorgebruikers zullen volgens deze kantorenanalyse namelijk de voorkeur geven aan binnenstedelijke stationslocaties, zoals Hart van Zuid, omdat deze locaties beschikken over een levendige omgeving en een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer. Met de verruiming van het bestemmingsplan met een kantoorfunctie op de locatie Ketelmakerij/Boekeloseweg spelen wij in op een mogelijke kantoorontwikkeling in Hart van Zuid.
Bovendien sluit een mogelijke kantoorontwikkeling op Hart van Zuid naadloos aan bij een aanbeveling van het onderzoek om de kantoorontwikkeling te concentreren in een regionaal focusgebied, aangezien Hart van Zuid hieronder wordt gerekend in deze kantorenanalyse. Volgens Buck Consultants moet in de regionale focusgebieden gewerkt worden aan het versterken van de vestigingsmilieus, hetgeen -onder andere- gerealiseerd kan worden door het toevoegen van multifunctionele gebouwen en flexibele kantoorconcepten. Omdat er sprake is van een verschuiving van de vraag van formele (monofunctionele) kantoorlocaties naar meer (multifunctionele) centrale locaties kan het niet zo zijn dat een kansrijke kantoorontwikkeling (op een kansrijke focuslocatie als Hart van Zuid) geblokkeerd wordt omdat er elders in Hengelo sprake is van leegstand van verouderde monofunctionele kantoren. Aan de leegstand van diverse leegstaande monofunctionele kantoren wordt, in overleg met de vastgoedeigenaren, hard gewerkt om deze qua kantoorfunctie te transformeren naar bijvoorbeeld wonen.
Belangrijk is om bij een mogelijke kantoorontwikkeling op de locatie Ketelmakerij/Boekeloseweg in Hart van Zuid in te zetten op het, eerder genoemde, toevoegen van multifunctionele gebouwen of flexibele kantoorconcepten en hierbij de kantoorfunctie bijvoorbeeld te koppelen aan light industrial. Light industrial gaat onder andere over de combinatie van kantoorrruimte met lichte maakindustrie of laboratoriumruimte. Buiten het feit dat dit een sterk groeiend vastgoedsegment betreft (Vastgoedjournaal, 2021) sluit men door de koppeling met light industrial aan op de historie van Hart van Zuid en het economische DNA van de regio, waardoor er een impuls kan worden gegeven aan de levendigheid van het gebied.
Algemeen
Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.
Afbeelding 6: Nieuwe Energie Hengelo
Hengelose doelstellingen
Klimaatadaptatie
Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan klimaatadaptatie. In het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.
Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.
Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:
Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Het hemelwater van het verharde oppervlak van het plangebied (bestratingen en dakoppervlak) wordt gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer. Het hemelwater wordt in het plangebied geborgen en vertraagd afgevoerd naar de Omloopleiding van het waterschap Vechtstromen. De waterbergingscapaciteit bedraagt minimaal 30 mm.
De droogweerafvoer kan worden afgevoerd middels de bestaande gemengde riolering die in de onmiddellijke omgeving van het plangebied ligt.
Teneinde hoge grondwaterstanden af te toppen wordt geadviseerd om drainage op de kavels aan te leggen. Teveel aan grondwater kan worden afgevoerd naar de Omloopleiding.
Het waterschap Vechtstromen kan met deze maatregelen instemmen.
Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie, waarin de activiteit zich plaatsvindt, komen te liggen. De bescherming van soorten is verdeeld in drie categorieën: soorten van de Vogelrichtlijn, soorten van de Habitatrichtlijn en overige soorten.
Daarnaast geldt voor alle soorten de zorgplicht. De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle dieren en planten. De mens moet daar zorgvuldig mee omgaan. Daarom is de zorgplicht in artikel 1.11 van de wet opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten:
Voor het plangebied is de NDFF en onze eigen databank met onderzoeken geraadpleegd. Op basis van deze gegevens worden beschermde soorten niet verwacht. En ook op basis van het huidige gebruik en biotoop lijkt het uitgesloten dat hier beschermde soorten aanwezig zijn.
Effecten op beschermde plant- en diersoorten worden dan ook uitgesloten. De realisatie en uitvoering van het plangebied is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 7.
Afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde met het plangebied globaal rood omlijnd.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
Het plangebied ten westen en zuiden van de Ketelmakerij ligt binnen een zone met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding 7). Geomorfologisch gezien ligt het plangebied grotendeels in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandopduikingen aanwezig waren. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde. De archeologische resten liggen vaak vlak onder het maaiveld en zijn daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn hierdoor vaak minder goed geconserveerd.
Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<400 m) van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend.
In het plangebied zelf is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. In het verleden zijn in de nabijheid van het plangebied twee onderzoeken uitgevoerd. Direct ten noorden van de Ketelmakerij, tussen de Wethouder Kampstraat en de Breemarsweg is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de oorspronkelijke bodemopbouw in het plangebied voor het grootste gedeelte verstoord was. Ook direct ten oosten van de Ketelmakerij (STORK-terrein) is bij een veldonderzoek geconcludeerd dat de bodemopbouw grotendeels verstoord was. Dit was specifiek het geval voor de randzone van het onderzochte gebied dat tegen het huidige plangebied aanligt.
Op basis van de resultaten van het nabij uitgevoerde veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat de archeologische verwachting binnen het huidige plangebied bijgesteld kan worden naar laag.
Vanwege de lage archeologische verwachting die op basis van de omringende veldonderzoeken aan het plangebied kan worden toegekend, worden er geen intacte archeologische resten meer verwacht. Er hoeven dan ook geen planregels opgenomen worden ten aanzien van de archeologie. Uiteraard geldt er te allen tijde de meldingsplicht conform Erfgoedwet artikel 5.10.
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
Het plangebied ligt in de voormalige marke Woolde. Als onderdeel van de gemeente Hengelo viel de marke Woolde onder het richterambt Delden. Tot het begin van de 19e eeuw maakte het plangebied deel uit van de woeste gronden in het buitengebied van Hengelo. Op de eerste kadastrale kaart (circa 1832, afbeelding 8) is te zien dat het plangebied uit nog niet in cultuur gebracht heidegebied bestond.
Afbeelding 8: Situatie van het plangebied rond 1832 (globaal blauw omlijnd).
In de eerste helft van de 20e werd het gebied verkaveld en bebouwd met grootschalige industrie. Daarmee verdween het oorspronkelijke verkavelingspatroon. Er zijn dan ook geen elementen meer bewaard gebleven van voor 1950.
Zoals vermeld zijn er geen historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied meer aanwezig.
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 3 met de status voorgedragen), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink circa 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit. Binnen het plangebied zijn geen van deze elementen aanwezig.
Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.
Voor het plangebied op de hoek van de Ketelmakerij en Laan Hart van Zuid wordt een nieuw bestemmingsplan gemaakt voor de bouw van een bedrijfslocatie.
In het onderdeel vormvrije mer-beoordeling wordt gemotiveerd waarom er bij dit plan geen sprake is van zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dat voorafgaand aan het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Tevens zijn de milieuaspecten onderzocht die samenhangen met de inpassing van het plan in de omgeving: de toetsing aan milieuregelgeving en de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De milieuaspectenstudie is als bijlage 1 Vormvrije mer beoordeling en milieuaspectenstudie bij de toelichting gevoegd.
Wettelijk kader
Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein" (kolom 1 van onderdeel D 11.3 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst een milieueffectrapportage (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten de criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn worden betrokken.
Het plangebied heeft op dit moment de bestemming "industrie".
De omvang van dit project ligt ruim onder de drempelwaarden genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.3 van de bijlage bij het Besluit mer, waarboven een formele mer-beoordeling nodig is.
Op grond van artikel 7.19 Wet milieubeheer moet het bevoegd gezag voorafgaand aan de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan beslissen of er vanwege belangrijke nadelige milieugevolgen van het plan een milieueffectrapport nodig is. Bij deze afweging moet rekening worden gehouden met de relevante criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn:
Locatie en kenmerken van het plan
Het plangebied betreft het braakliggende terrein gelegen op de hoek van de Ketelmakerij en Laan Hart van Zuid. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 2700 m2. Het terrein ligt op dit moment braak. Op grond van het vigerende bestemmingsplan heeft het terrein de bestemming industrie. Vanwege de ouderdom van het huidige bestemmingsplan is een nieuw bestemmingsplan nodig.
Beoordeling en motivering
Met het plan wordt de bouw van een bedrijfsgebouw gefaciliteerd. Voor wat betreft de aspecten verkeer, geluid, luchtkwaliteit, ecologie, bodem en water zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. De (lokale) milieugevolgen worden onderzocht in de milieuaspectenstudie (hoofdstuk 3). De betreffende grond ligt braak. In de toelichting van het bestemmingsplan worden beschreven:
Het bouwbesluit stelt in afdeling 5.2 eisen aan de milieubelasting van de toe te passen bouwmaterialen. Om die reden is het niet aannemelijk dat er als gevolg van de toe te passen bouwmaterialen belangrijke nadelige milieugevolgen zijn te verwachten. Op grond van de gaswet is het niet toegestaan om het nieuw te bouwen bedrijfspand aan te sluiten op het aardgasnet. In de gebruiksfase zal dan ook weinig verbranding van brandstoffen plaatsvinden en is de emissie van stikstofoxiden gering. Vanwege de omvang van het gebouw en de afstand tot een Natura 2000 gebied (circa 4,5 km) kan zonder verdere berekening worden aangenomen dat stikstofdepositie tijdens de bouwfase en de gebruiksfase niet relevant is voor dit plan.
Conclusie
Gelet op:
wordt geconcludeerd dat het plan naar verwachting geen zodanig belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van woningen en andere gevoelige functies ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te kunnen voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering). De VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009; verder genoemd de VNG-richtlijn) geeft algemeen geaccepteerde richtlijnen voor zoneringsafstanden bij nieuwe ruimtelijke plannen. Als wordt voldaan aan de geadviseerde afstanden tussen een bedrijf en een gevoelige functie, mag er in zijn algemeenheid van worden uitgegaan dat een bedrijf in redelijkheid aan de milieuregels kan voldoen en dat ontoelaatbare (milieu)hinder bij woningen en andere gevoelige functies wordt voorkomen.
In de VNG-uitgave wordt aan de hand van de zogenoemde Standaard Bedrijfsindeling (SBI) voor milieubelastende activiteiten aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de milieucategorie waarin een bedrijf of activiteit geplaatst wordt.
Als aan de richtafstanden kan worden voldaan mag worden verondersteld dat bedrijven kunnen voldoen aan de milieueisen en ontoelaatbare hinder wordt voorkomen.
Binnen het plangebied zijn uitsluitend categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan. Bij deze categorie hoort een maximale richtafstand van 30 meter. De werkelijke afstand tot woningen of gevoelige bestemmingen is groter dan 30 meter.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarom geen knelpunt voor dit plan.
Ten behoeve van de bestemmingswijziging is voor het plangebied De Driehoek een bodemonderzoek uitgevoerd. Het betreft een verkennend bodemonderzoek (Gecombineerd bodem-, asfalt- en Funderingsonderzoek Driehoek - Boekeloseweg Hengelo; Tauw; R002-1276085DEU-V01-mwl-NL; 16 juli 2020). Dit bodemonderzoek is bij de toelichting gevoegd als bijlage 3 Bodemonderzoek Driehoek-Boekeloseweg. Op basis van dit bodemonderzoek kan de conclusie worden getrokken dat er op het terrein een bodemverontreiniging aanwezig is. Het betreft een bodemverontreiniging met zink. Voordat de locatie gebruikt kan worden voor het beoogde gebruik (bedrijven) zal deze daarvoor geschikt gemaakt moeten worden. Voor de ingebruikname zal een bodemsanering moeten worden uitgevoerd. De wijziging van het gebruik kan pas ingaan wanneer het bevoegd gezag Wet bodembescherming (gemeente Hengelo) heeft ingestemd met het uitgevoerde sanering (beschikking op de evaluatie van de bodemsanering). Op basis van het nu uitgevoerde onderzoek, met inachtneming van de saneringsverplichting, kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal het bevoegd gezag Wet bodembescherming moeten instemmen met de uitgevoerde sanering (beschikking op evaluatierapportage). Deze voorwaarde betreft het gehele plangebied van het onderhavige bestemmingsplan.
De 'Nota geluid' van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:
Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.
De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen.
Wegverkeerslawaai
De ontwikkelingen welke het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet geluidgevoelig. Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet relevant voor dit plan.
Industrielawaai
Het plangebied ligt binnen de zone van het geluidgezoneerde industrieterrein Twentekanaal. Zodra bekend is welk bedrijf zich wil vestigen zal een zonetoets plaatsvinden en kunnen eventueel maatregelen worden voorgeschreven i.h.k.v. de milieuregelgeving.
Bedrijventerrein Twentekanaal is geluidgezoneerd. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding 9. Begrenzing industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder, ondanks dat zich niet overal grote lawaaimakers kunnen vestigen.
Dit betekent dat de geluidbelasting op de gevel van woningen (in het gebied ten noorden van het bedrijventerrein maar binnen de zone) door industrielawaai niet hoger mag zijn dan 55 dB(A). Buiten de zone mag het geluidniveau door industrielawaai niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor enkele woningen geldt een ontheffing tot 56 dB(A) en voor één woning tot 57 dB(A). Activiteiten buiten de inrichtingen (bijvoorbeeld vrachtverkeer op de openbare weg) vallen niet onder industrielawaai maar onder wegverkeerslawaai. De gemeente Hengelo zorgt er voor dat er blijvend wordt voldaan aan deze geluidniveaus op de gevels van woningen binnen de zone. In bijlage VI bij de Milieuaspectenstudie is een kaart van de geluidzone en de geluidbelasting weergegeven. Opgemerkt dient te worden dat dit een theoretisch opgetelde geluidbelasting is. De werkelijke geluidbelasting zal in de praktijk lager uitvallen. Verschillen van 2 – 5 dB(A) zijn mogelijk.
Het is belangrijk vast te stellen dat het gehele plangebied waar zich bedrijven kunnen vestigen onderdeel uit maakt van een industrieterrein in de zin van de wet Geluidhinder. Ook al kunnen zich er geen grote lawaaimakers vestigen het terrein is toch onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein. Dit is in het belang van de omgeving en doet recht aan de feitelijke situatie.
De afweging voor geluidhinder van industrieterreinen op grond van de Wet geluidhinder is beperkt: deze gaat alleen over het gemiddeld geluidniveau, niet over bijvoorbeeld pieklawaai, laag frequent geluid of het verkeer van en naar inrichtingen. Daarom moet het aspect geluid in het kader van een ruimtelijk besluit zelfstandig worden beoordeeld.
Railverkeerslawaai
Zoals bij wegverkeerslawaai al aangegeven zijn de activiteiten binnen het plangebied niet geluidgevoelig. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet relevant voor dit plan.
Luchtvaartlawaai
Luchtvaartlawaai is niet relevant voor het plangebied.
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.
De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle bedrijven
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle bedrijven met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt nabij de Laan Hart van Zuid. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd, vooral motorbrandstoffen. De hoeveelheden zijn echter beperkt. Gelet op de hoeveelheden zal er geen sprake zijn van een 10-6 voor het plaatsgebonden risico of van een relevant groepsrisico.
Buisleidingen
Nabij het plangebied is een hoge druk aardgastransportleiding aanwezig. De aardgasleiding langs de Laan Hart van Zuid betreft een leiding met een druk van 40 bar en een diameter van 4 inch. Op de leiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van artikel 14 Bevg in verbinding met artikel 5 van de Regeling externe veiligheid geldt een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de buisleiding. Deze strook moet sowieso vrij van bebouwing blijven
Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar die ligt buiten de leiding. Het plaatsgevonden risico geeft dan ook belemmeringen die verder gaan de belemmerde strook.
Op grond van artikel 12 lid 1 van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarmee een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding worden verantwoord. De groepsrisicoverantwoording houdt onder meer in:
Op grond van artikel 12 derde lid Bevb zijn de elementen genoemd onder 2. hierboven niet van toepassing als het groepsrisico minder is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dat is hier aan de orde. Het groepsrisico is berekend en de hoogte blijkt vrijwel nihil, dus minder dan 10% van de oriëntatiewaarde. Op grond van het Bevb is het daarom niet verplicht om andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen of mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico te overwegen.
De elementen genoemd onder 3. hierboven m.b.t de rampenbestrijding en de zelfredzaam moeten wel in de verantwoording worden meegenomen.
Daarnaast moet op grond van artikel 12 lid 2 Bevb de regionale brandweer in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen over de elementen genoemd onder 3.
Op 14 juli 2021 heeft de brandweer advies uitgebracht (kenmerk 2021-D17801). De brandweer adviseert daarin:
Het eerste advies van de brandweer volgen wij niet. Het ruimtebeslag en de stedenbouwkundige gevolgen van een afstand van 25 meter zijn onevenredig groot afgezet tegen het zeer kleine groepsrisico dat berekend wordt en ook afgezet tegen de omstandigheid, zoals in het voorgaande beschreven, dat vanwege het zeer beperkte groepsrisico op grond van het Bevb het niet nodig is om deze afwegingen te maken. Daar komt nog bij dat het niet onwaarschijnlijk is dat er in de toekomst gesproken zal gaan worden over de noodzaak voor de instandhouding van de aardgasleiding. De activiteiten van Stork/Siemens en later VDL waarvoor de gasleiding met genoemde capaciteit en druk nodig was, zijn inmiddels beëindigd. Hij dient nu alleen nog als gastoevoer voor verwarmingsdoeleinden; hiervoor is veel minder capaciteit en druk nodig.
Wij zullen deze afwegingen met de brandweer bespreken.
De andere twee adviezen volgen wij wel. Het plan voorziet er in dat er vluchtwegen van de leiding af aanwezig zijn. Het advies rond de werkzaamheden is voor een belangrijk deel geborgd in de beperkingen die gelden in de belemmerde strook.
In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen die het bevoegd gezag bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten in de besluitvorming moet betrekken.
Indien het project:
is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.
Uit de meest recente rekenresultaten in de monitoringstool blijken de jaargemiddelde concentraties rondom het plangebied voor fijn stof en stikstofdioxide onder de 20 ug/m3 te liggen. De concentraties zijn hiermee ruimschoots kleiner dan de grenswaarde (40 ug/m3) voor beide stoffen.
Zonder verdere berekeningen kan worden gesteld dat de activiteiten binnen het plangebied niet zullen leiden tot een overschrijding van de grenswaarden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.
Het plangebied ligt op ruim 4,5 kilometer van het Lonnekermeer, een Natura 2000-gebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebie-den die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
Het gebouw zal niet op het aardgasnet worden aangesloten. In de gebruiksfase zal de stikstofemissie als gevolg van stoken en koken op aardgas dan ook nihil zijn. Vanwege de omvang van de ontwikkelingen in het plangebied en de afstand tot een Natura2000 gebied kan zonder verdere berekening worden aangenomen dat er zowel tijdens de aanlegfase als gebruiksfase geen sprake zal zijn van stikstofdepositie.
Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid:
Het maaiveld in het plangebied bedraagt circa 20 meter boven NAP. Het gebouw heeft een maximale hoogte van 25 meter. De maximale bouwhoogtes vanwege radarverstoring en vliegveiligheid worden hiermee niet overschreden. De bouwregels en de afwijkingsbevoegdheid staan geen bouwhoogtes toe die strijdig zijn met bovengenoemde hoogtebeperkingen.
De ontwikkeling van het bestemmingsplan heeft geen vergroting van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg.
Artikel 3.1.6 lid 1 sub f Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een bestemmingsplan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn toegelicht. Daaronder wordt ook de financiële uitvoerbaarheid begrepen.
Het plangebied ligt binnen de exploitatiegrenzen van de grondexploitaties van Hart van Zuid en is volledig in bezit van de gemeente Hengelo. De grondexploitaties van Hart van zuid worden gedekt door een voorziening. De grondexploitaties zijn herzien per 1.1.2022. De herziening van de grondexploitaties is op 13 juli 2022 vastgesteld door de gemeenteraad.
De ruimtelijke mogelijkheden van het onderhavige bestemmingsplan kunnen uitgevoerd worden binnen de actuele financiële kaders van de grondexploitaties van Hart van Zuid en de daarvoor getroffen voorziening.
Kostenverhaal is niet aan de orde, zodat geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.
Alle werkzaamheden zijn uitvoerbaar binnen de planperiode van 10 jaar. De (financiële) uitvoerbaarheid is daarmee voldoende onderbouwd.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
Op de gronden met de bestemming Bedrijf zijn bedrijven overeenkomstig de Bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijf' onder de categorieën 1 en 2 toegestaan. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan. Tuinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke worden aangemerkt als zijnde ondergeschikt aan de bestemming.
De bestemming 'Bedrijf' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak gesitueerd. De toegestane boven- en ondergrondse gebouwen dienen binnen dit bouwvlak opgericht te worden. Voor ondergrondse parkeervoorzieningen is een uitzondering opgenomen. Deze mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gerealiseerd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ook worden opgericht buiten het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie zijn geluidsgevoelige gebouwen en/of terreinen uitgesloten. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de toegestane hoogte en het bebouwingspercentage.
In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven dat het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken ten behoeve van onder andere bewoning, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, de opslag en verkoop van vuurwerk, opslag van gevaarlijke stoffen en detailhandel (uitgezonderd productiegebonden detailhandel).
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bij recht toegestane bedrijven en toestaan dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst behorende bij dit artikel óf zijn opgenomen in één categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.
Op de gronden met de bestemming Groen is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelterreinen, sport-, spel en jeugdvoorzieningen en waterberging, watergangen en waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan. Gelet op het toenemende belang van waterberging is ook de afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater toegestaan binnen de bestemming.
De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn veelal bedoeld voor woonstraten, woonerven, voet- en fietspaden. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/uur mag worden gereden.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
Hier zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.
Het voorontwerp bestemmingsplan Driehoek Laan Hart van Zuid-Boekeloseweg-Ketelmakerij is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan ondermeer de Provincie Overijssel, het Waterschap, de Gasunie en de Brandweer.
Van de Provincie Overijssel is een reactie ontvangen dat zij kunnen instemmen met het plan en dat het past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid. De Gasunie geeft aan dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Van andere instanties is geen reactie ontvangen Er wordt vanuit gegaan dat zij kunnen instemmen met het plan.
Het ontwerp bestemmingsplan Driehoek Laan Hart van Zuid-Boekeloseweg-Ketelmakerij heeft, na publicatie in de Staatscourant en het Hengelo's weekblad, van 9 november tot en met 20 december 2022 ter inzage gelegen. Een ieder kon in deze periode zienswijzen indienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.