direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, omgeving Kristenbos
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0136-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

In het overgrote deel van het plangebied geldt nog een bestemmingsplan uit 1974. Er zijn de afgelopen jaren meerdere procedures gestart om het bestemmingsplan voor dit gebied te herzien. Om uiteenlopende redenen hebben deze procedures niet geleid tot een onherroepelijk bestemmingsplan voor het gebied.

Om bij de in werking treding van de Omgevingswet te kunnen beschikken over een actueel bestemmingsplan is voorliggend actualisatie bestemmingsplan opgesteld. Het is grotendeels een conserverend plan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd, maar wel met de nodige flexibiliteitsbepalingen. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Ontwikkelingen die wel worden meegenomen in dit bestemmingsplan zijn het mogelijk maken van pot- en containerteelt binnen de agrarische gebiedsbestemming en de verplaatsing van beide vergunde bedrijfswoningen binnen het bestaande bedrijfsperceel van de plantengroothandel waarbij beide bedrijfswoningen ook gebruikt mogen worden voor kamerverhuur/kamerbewoning.

Het bestemmingsplan Buitengebied, omgeving Kristenbos bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Buitengebied, omgeving Kristenbos is op de onderstaande afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Bornsedijk, Veergoorsdijk, Kristenbosweg, Beneluxlaan, Scandinaviëlaan en de Hesselerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0001.png"

Afbeelding: Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen gelden momenteel 3 plannen. Ten eerste geldt het bestemmingsplan Buitengebied 1974 (vastgesteld door de raad op 3 december 1974 en goedgekeurd door GS op 10 februari 1976). Op het perceel Bornsedijk 101 geldt het bestemmingsplan Bornsedijk 101, vastgesteld door de raad op 26 april 2011. Daarnaast is met het oog op een logische planbegrenzing een deel van de rotonde in de Beneluxlaan (ter hoogte van de Parijsstraat-Kopenhagenstraat) meegenomen in het plangebied. Op deze gronden geldt het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek, vastgesteld op 7 oktober 2020.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Geschiedenis van het gebied

Globaal zijn drie gebieden te onderscheiden: de oude ontginningen aan de oostzijde (Hasseler Es), de oude ontginningen aan de westzijde (Stroom Es) en de jonge ontginningen daartussen, doorsneden door beekdalen. Het plangebied is onderdeel van de jonge ontginningen. De Kristenbosweg en de Mekkelhorstweg zijn oude wegen waarlangs ontginningen hebben plaats gevonden.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

In de huidige situatie is het plangebied hoofdzakelijk in gebruik als productiegebied voor akker- en tuinbouw. Het gebied ligt op een overgangszone van jong heideontginningslandschap en een landschap van kampenontginningen met plaatselijke essen. In het plangebied liggen onder andere een plantengroothandel, een boomkwekerijbedrijf, een huidverzorgingspraktijk/schoonheidssalon 'Villa Vital', een paardenhouderij en een aantal woningen.

Hierna zijn afbeeldingen opgenomen die een globale impressie geven van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0002.png"

Afbeelding: Overzicht foto-locaties plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0003.png"

Afbeelding: Foto ingang plantengroothandel (1) en akker- en tuinbouw op hoek Mekkelhorstweg-Hesselerweg (2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0004.png"

Afbeelding: Foto (parkeer)terrein kwekerijbedrijf (3) en Vossenbeek gezien vanaf Kristenbosweg (4)

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0005.png"

Afbeelding: Foto plangebied gezien vanaf Kristenbosweg met op de achtergrond de paardenhouderij (5)

Zoals in de aanleiding al aangegeven is dit bestemmingsplan grotendeels een conserverend plan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd, maar wel met de nodige flexibiliteitsbepalingen. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Ontwikkelingen die wel worden meegenomen in dit bestemmingsplan zijn het mogelijk maken van pot- en containerteelt binnen de agrarische gebiedsbestemming en de verplaatsing van beide vergunde bedrijfswoningen binnen het bestaande bedrijfsperceel van de plantengroothandel waarbij beide bedrijfswoningen ook gebruikt mogen worden voor kamerverhuur/kamerbewoning.

2.3 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied wordt om- en ontsloten door een aantal wegen: de Beneluxlaan, de Scandinaviëlaan, de Hesselerweg, de Kristenbosweg, de Bornsedijk en de Veergoorsdijk. Aan de doorgaande wegen in het plangebied is een passende bestemming toegekend met dit bestemmingsplan.

2.4 Water

Binnen het plangebied stroomt de Vossenbeek (voormalige Vossenbeltleiding), zie ook foto 4 in paragraaf 2.2. Deze beek is onderdeel van de zogenaamde Stadsregge, het bekensysteem dat stedelijk water afvoert. Riooloverstorten en afspoeling van verhard oppervlak beïnvloeden de waterkwaliteit. De Vossenbeek doorsnijdt het plangebied deels en loopt daarna parallel aan de Mekkelhorstweg en via de bufferzone naar Bornsche Maten om daar vervolgens uit te monden in de Bornse Beek. Het tracé van de Vossenbeek kenmerkt zich door een recht, strak verloop. Daarnaast bevinden zich in het plangebied enkele sloten die voornamelijk een waterafvoerende functie hebben voor de aangrenzende percelen en een waterbassin ten behoeve van de plantengroothandel.

Aan de Vossenbeek is de bestemming 'Water' toegekend. Met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Keur' wordt het vanuit de Keur verplicht gestelde beperkingengebied weergegeven, deze dubbelbestemming ligt aan beide zijden 5 meter uit de insteek van de watergang.

2.5 Groen

De bestaande groenelementen in het plangebied bestaan voornamelijk uit groenelementen die de wegen en de Vossenbeek begeleiden en een perceel openbaar groen op de hoek Beneluxlaan-Scandinaviëlaan. Houtopstanden van enige omvang komen niet meer voor in het plangebied.

2.6 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

In het plangebied Kristenbos liggen een ondergrondse hoogspanningsleiding en een DPO leiding. Op onderstaande kaartje is de ligging hiervan aangegeven. In paragraaf 4.4.5 Externe veiligheid wordt ingegaan op de bijbehorende zoneringen en de invloed van deze leidingen op dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0006.png"

Afbeelding: Leidingen in plangebied

In dit bestemmingsplan is aan de ondergrondse hoogspanningsleiding de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' toegekend. De DPO leiding is bestemd als 'Leiding - Brandstof'. Beide dubbelbestemmingen voorzien in de instandhouding en bescherming van de betreffende leidingen.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI biedt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, daarbij moet gedacht worden aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen en geeft het richting op de vier prioriteiten; ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio’s en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden" komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland. In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op het aspect water in relatie tot het plangebied.

3.1.5 Toetsing van het plan aan het rijksbeleid

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Het opnieuw juridisch-planologisch vastleggen van de huidige situatie in het plangebied is niet in strijd met rijksbelangen.

Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven wordt met dit bestemmingsplan wel pot- en containerteelt mogelijk gemaakt op de agrarische gronden in het plangebied en voorziet dit plan in verplaatsing van en de mogelijkheid om beide vergunde bedrijfswoningen bij de plantengroothandel te mogen gebruiken voor kamerverhuur/kamerbewoning. Beide 'ontwikkelingen' vallen niet onder de reikwijdte van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Een nadere onderbouwing in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk. Voor het overige zijn er ook met deze ontwikkeling geen rijkbelangen gemoeid waardoor dit plan past binnen de nationale beleidskader.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang met een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. 'Rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in Overijssel zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

De 'Omgevingsverordening Overijssel' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0007.png"

Afbeelding: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie Overijssel
3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes (of)

Bij de afwegingen in de eerste stap 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen. Op de voor dit plan relevante artikelen uit de verordening wordt hierna nader ingegaan.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3)

De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Dit betekent dat de huidige feitelijke situatie opnieuw juridisch-planologisch wordt vastgelegd. Wel wordt met dit bestemmingsplan pot- en containerteelt mogelijk gemaakt binnen de agrarische gebiedsbestemming en wordt de mogelijkheid geboden om beide vergunde bedrijfswoningen bij de plantengroothandel te verplaatsen en te mogen gebruiken voor kamerverhuur/kamerbewoning. Pot- en containerteelt is een vorm van niet-grondgebonden agrarisch grondgebruik, dit betreft geen stedelijke functie maar een functie die thuishoort in de groene omgeving. De bedrijfswoningen zijn daarnaast al vergund, enkel wijzigt de locatie binnen het bestaande bij de plantengroothandel in gebruik zijnde bedrijfsperceel. Dit bedrijfsperceel maakt al geen onderdeel meer uit van de groene omgeving. Gelet hierop is met dit plan geen sprake van extra ruimtebeslag op de groene omgeving.

Ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5)

In het kader van dit artikel moet onderbouw worden dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Tevens moet inzichtelijk worden gemaakt op welke wijze uitvoering is gegeven aan het provinciaal uitvoeringsmodel en of de ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief.

Dit bestemmingsplan maakt als nieuwe ontwikkeling pot- en containerteelt mogelijk. Ook voorziet dit plan in de mogelijkheid om beide vergunde bedrijfswoningen bij de plantengroothandel te verplaatsen binnen het bestaande bedrijfsperceel en deze woningen te mogen gebruiken voor kamerverhuur/kamerbewoning. Pot- en containerteelt betreft een niet-grondgebonden agrarische activiteit die, qua type activiteit maar ook qua ruimtevraag, thuishoort in het buitengebied en vergelijkbaar is met reguliere agrarische activiteiten. Voor wat betreft de bedrijfswoningen is sprake van een vergunde situatie waarbij deze vergunde woningen op het bestaande bedrijfsperceel worden verplaatst en tevens gebruikt mogen worden voor kamerverhuur/kamerbewoning. Gelet op deze 'ontwikkelingen' wordt het niet reëel gevonden om een aanvullende kwaliteitsimpuls te verlangen. Daarnaast blijkt uit hierna dat dit plan past binnen het ter plaatse aanwezige ontwikkelingsperspectief en vormt het provinciaal uitvoeringsmodel de basis voor de opzet van deze paragraaf. Zoals blijkt uit de onderbouwing in deze paragraaf voldoet het plan aan het provinciaal beleid.

Intrekgebied met stedelijke functies (artikel 2.13.8)

Een deel van de gronden behorende bij de bestaande plantengroothandel en de aangrenzende gronden zijn aangemerkt als 'Intrekgebied met stedelijke functies'. In de verordening is voor deze gebieden opgenomen dat binnen deze intrekgebieden nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies kunnen worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe.

Zoals aangegeven is dit bestemmingsplan grotendeels conserverend van aard. Met het mogelijk maken van pot- en containerteelt, dit beslaat een zeer beperkt deel van het intrekgebied, is geen sprake van een grote of grootschalige risicovolle functie. Dit bestemmingsplan levert dan ook geen (extra) risico's op voor de drinkwatervoorziening en de bescherming daarvan.

3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor het plangebied is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied kent de volgende ontwikkelingsperspectieven:

  • Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap;
  • Stads- en dorpsrandgebieden (gedeeltelijk);
  • Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijven met een (boven)regionaal profiel (gedeeltelijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0008.png" Afbeelding: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart

Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap

Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem

Stads- en dorpsrandgebieden

De stads- en dorpsrandgebieden vormen de overgang tussen de Stedelijke en de Groene Omgeving, en zijn daarmee zowel entree van de stad als verbinding naar het buitengebied. Het vormgeven als entree van zowel de Groene als de Stedelijke Omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel.

Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijven met een (boven)regionaal profiel

Op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer is ruimte voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel. Deze logistieke voorkeurslocaties bieden grote kavels (greenfields) voor nieuwe vestigers en voldoende ruimte voor logistieke bedrijven die willen uitbreiden.

Toetsing van het plan aan het ontwikkelingsperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Dit bestemmingsplan legt grotendeels de huidige feitelijke situatie opnieuw juridisch-planologisch vast. Pot- en containerteelt is als nieuwe ontwikkeling meegenomen in dit bestemmingsplan. Ook voorziet dit plan in een verplaatsing van de vergunde bedrijfswoningen en de mogelijkheid om deze woningen te mogen gebruiken voor kamerverhuur/ kamerbewoning. Beide 'ontwikkelingen' zijn passend op deze locatie en daarmee passend binnen de ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectieven.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Natuurlijke laag

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van het gebiedskenmerk 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0009.png"

Afbeelding: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart natuurlijke laag

Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf.

Toetsing van het plan aan de natuurlijke laag

Het plangebied is in het verleden ontgonnen en in cultuur gebracht ten behoeve van de landbouw. Het natuurlijk reliëf is hiermee verdwenen waardoor er momenteel geen hoogteverschillen meer aanwezig zijn die beter zichtbaar en beleefbaar kunnen worden gemaakt. Gelet op de aard van dit bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat geen sprake is van strijdigheid met het gebiedskenmerk van de natuurlijke laag.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Op basis van de laag van het agrarisch cultuurlandschap is er sprake van 'jonge heide en broekontginningslandschap' en 'oude hoevenlandschap'. In het agrarisch cultuurlandschap gaat het om het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarisch cultuurlandschap; het palet van agrarische cultuurlandschappen versterken en contrasten tussen de landschappen behouden en ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0010.png"

Afbeelding: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart laag van het agrarisch cultuurlandschap

Ontwikkelingen in het agrarische ontginningsplandschap dragen bij aan het behoud en de versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en kenmerkende ruimtematen.

In het oude hoevenlandschap geldt dat ontwikkelingen bij moeten dragen aan het behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid. Voor de essen en esjes moet een beschermende bestemmingsregeling worden opgenomen gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.

Toetsing van het plan aan de laag van het agrarisch cultuurlandschap

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor het reëel is om een aanvullende kwaliteitsinvestering te verlangen. Aan de bestaande voor het cultuurlandschap kenmerkende structuren wordt geen afbreuk gedaan met dit bestemmingsplan.

Stedelijke laag

Het plangebied kent op basis van de stedelijke laag geen gebiedskenmerken, deze laag is dan ook niet van toepassing op dit plan.

Laag van de beleving

Op basis van de laag van de beleving is in het plangebied gedeeltelijk sprake van het gebiedskenmerk 'Stads- en dorpsranden'. Bij de laag van de beleving gaat het over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0011.png"

Afbeelding: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart laag van de beleving

De stads- en dorpsranden zijn overgangsgebieden. In de stads- en dorpsranden is de ambitie om woon-, werk- en recreatiemilieus te verbinden aan hun omgeving met landschappelijke structuren en routes. Plaatselijk is ruimte voor ontwikkelingen, mits deze voortbouwen aan de versterking van de stad-land relatie.

Toetsing van het plan aan de laag van de beleving

Daar waar sprake is van stads- en dorpsrand blijft de huidige feitelijke situatie ongewijzigd met dit bestemmingsplan. Wel wordt pot- en containerteelt mogelijk gemaakt binnen de agrarische gebiedsbestemming. Pot- en containerteelt is een aan het buitengebied gebonden activiteit die, gelet op de aard en opbouw van het gebied, passend is in het gebied. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat met dit plan de landschappelijke structuur wordt versterkt en een bijdrage wordt geleverd aan de overgang van stad naar land.

3.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Hengeloos Buiten

De gemeenteraad heeft op 7 oktober 2020 de omgevingsvisie Hengeloos Buiten vastgesteld. De omgevingsvisie Hengelo wordt gefaseerd opgesteld. De omgevingsvisie Hengeloos Buiten vormt de eerste fase. De tweede fase wordt gevormd door het visiegebied Binnenstad en Hart van Zuid. In de derde en laatste fase wordt een omgevingsvisie opgesteld voor het resterende stedelijke gebied. Voor het opstellen van de omgevingsvisie Hengeloos Buiten is sprake geweest van een open en transparant participatieproces. De samenleving is op verschillende momenten betrokken. De omgevingsvisie Hengeloos Buiten bestaat uit:

3.3.1.1 De visie op hoofdlijnen:

Voor de toekomstige ontwikkeling van het Hengelose buitengebied worden vier hoofddoelen centraal gesteld om als ontwikkelprincipe te hanteren:

  • 1. Versterken van het echte buitengevoel
  • 2. Meer mogelijkheden voor passende functies
  • 3. De juiste relaties onderling en met de stad
  • 4. Verbonden met ons verleden én met de toekomst
3.3.1.2 Visie op thema's

Op basis van de vraagstukken die met de samenleving zijn bepaald, zijn een zestal integrale thema's benoemd waar een gerichte visie op is ontwikkeld:

  • Beleef het land
  • Samenleven tussen stad en land
  • Productief buitengebied
  • Landschappen maken de stedenrij(k)
  • Toekomstvast
  • Regels voor ruimte
3.3.1.3 Visie op gebieden:

De visie op hoofdlijnen en visie op thema's zijn generiek en gelden voor het hele plangebied. Wel kan de visie op een bepaald thema in het ene gebied een groter belang hebben dan in het andere gebied. Zo is de visie per gebied ingekleurd en genuanceerd. Samen met de samenleving zijn de uitgangspunten vertaald naar de volgende vijf deelgebieden:

  • Hengelo - Noord
  • Woolde
  • Driene
  • Twekkelo
  • Oele/Beckum

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0012.png"

Afbeelding: Uitsnede visiekaart Hengelo - Noord

Zoals ook blijkt uit de visiekaart is in het kader van dit plan de visie op het deelgebied Hengelo - Noord, westelijk deel van belang. Het westelijke deelgebied wordt gedomineerd door kwekerij-activiteiten. We zien dit als de tuinen van de stad (in wording). Hier worden planten opgekweekt en tuinplannen gemaakt.

Het buitengebied grenst in Hengelo-Noord direct aan de woonwijken van de stad. Dit levert aantrekkelijke vergezichten vanuit de wijken naar het buitengebied. Omgekeerd levert het beeld een harde en zichtbare stadsrand op. Om het echte buitengevoel te versterken en de stadsrand aantrekkelijker in te passen, gaan we waar het mogelijk is inzetten op het toevoegen van landschappelijke elementen zoals houtwallen. Daarmee wordt het zicht op de stadsrand doorbroken met groene elementen en krijgt het landschap meer diepte.

3.3.1.4 Toetsing van het plan aan de Omgevingsvisie Hengeloos Buiten

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard, de visie verzet zich niet tegen het opnieuw vastleggen van de huidige feitelijke situatie in het gebied. Het mogelijk maken van pot- en containerteelt in het gebied past, aangezien dit gedeelte wordt gezien als de tuinen van stad, binnen de visie. Ook de verplaatsing van de vergunde bedrijfswoningen en het mogen inzetten van deze woningen voor de eigen werknemers van het bedrijf sluit hierop aan.

3.3.2 Nota Archeologie 2010

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.3 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018. Op de wijze waarop met erfgoed wordt omgegaan wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.4 Groenplan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

In het plangebied zijn diverse kavelsloten, de Vossebeek, een waterbassin, een natuurlijke bergingsvijver en enkele andere groenelementen aangewezen als onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Aan de elementen die in eigendom zijn bij de gemeente (openbaar groen op de hoek Luxemburglaan-Scandinaviëlaan en begeleidend groen langs Scandinaviëlaan) en het waterschap (Vossebeek en aftakking daarvan) is een passende bestemming 'Groen', 'Verkeer' (daar waar het groen de wegen begeleid) of 'Water' toegekend. Over de onderdelen van de groenstructuur die particulier eigendom zijn, heeft de gemeente geen zeggenschap. De invulling van de hoofdgroenstructuur op deze gronden is afhankelijk van de bereidheid van eigenaren. Andere invullingen van deze gronden is, mits natuurlijk passend binnen het geldend juridisch-planologisch kader, mogelijk.

3.3.5 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.5.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennisinstituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.5.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

In artikel 18.1 van de regels zijn regels opgenomen ten aanzien van het parkeren. In deze regels wordt verwezen naar de Nota autoparkeren en de daarin opgenomen parkeernormen.

3.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het geldende beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtsromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren. Er is een digitale watertoets uitgevoerd. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt gevolgd. Hierna is de waterparagraaf opgenomen die onderdeel uitmaakt van deze procedure.

Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan.
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
  • De maximale hoeveelheid te lozen water wordt genormeerd in l/s/ha. bij een maatgevende neerslaghoeveelheid in mm per tijdseenheid. Binnen het beheergebied van waterschap Vechtstromen is de geldende normering per regio verschillend vastgesteld.
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelgoot - straatgoot - wadi.
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend.
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

Het betreft hier een actualisatieplan, met een grotendeels conserverend karakter, dat niet voorziet in nieuwe grootschalige ontwikkelingen. De ontwikkelingen waarin dit plan wel voorziet zijn niet relevant in het kader van de waterhuishouding. Wel is aan de Vossenbeek en de zijtak langs de Kristenbosweg de bestemming 'Water' toegekend. Met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Keur' wordt het vanuit de Keur verplicht gestelde beperkingengebied weergegeven, deze dubbelbestemming ligt aan beide zijden 5 meter uit de insteek van de watergang.

4.2 Wet Natuurbescherming

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.2.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 4 kilometer afstand van het plangebied.

Natuurnetwerk Nederland 

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.

Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.

4.2.2 Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.

Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

4.2.3 Ruimtelijke ontwikkeling

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode of ontheffing.

  • Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
  • Een omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
  • Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
4.2.4 Advies voor het plangebied

Op basis van het aanwezige biotoop, het huidige gebruik, de resultaten uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en de eigen gemeentelijke databank met natuuronderzoeken worden negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten niet verwacht. De Wet natuurbescherming vormt derhalve geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Qua stikstofdepositie wordt opgemerkt dat het plangebied op ruim vier kilometer van het Lonnekermeer, een Natura 2000-gebied, ligt. Het plan maakt het mogelijk dat twee reeds vergunde bedrijfswoningen elders kunnen worden gebouwd. Het aantal verkeersbewegingen die samenhangen met de woningen neemt niet toe en zullen niet leiden tot een significante stikstofdepositie op het Lonnekermeer

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied.

4.3.1 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0013.jpg"

Afbeelding: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

4.3.2 Archeologie in het plangebied
4.3.2.1 Verwachtingswaarden

In het plangebied Kristenbos ligt binnen een zone met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaardes (zie kaart archeologische verwachtingswaarde). In de oostelijke helft gaat het daarbij om (relatief lage) dekzandwelvingen en vlaktes (middelhoge verwachtingswaarde). In het westelijke deel is een zone aangeduid als een dekzandrug (hoge verwachtingswaarde). Het tussenliggende gebied bestaat uit beekdalen en overige laagten (middelhoge verwachtingswaarde ten aanzien van specifieke sporen en vondsten).

4.3.2.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<150 m) van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend.

4.3.2.3 Uitgevoerd onderzoek

In 2006 is er door BAAC een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (BAAC-rapport 5-336). Het betrof een verkennend booronderzoek. Op grond van de resultaten daarvan werd door BAAC de volgende conclusie getrokken: "Het bureauonderzoek heeft geleid tot een verwachtingsmodel met een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden in het beekdal en de dekzandglooiingen. Aan de overgang van het beekdal naar de dekzandglooiingen kan echter een middelhoge verwachting worden toegekend op het aantreffen van bewoningssporen uit de steentijden. Deze vondsten en sporen kunnen worden verwacht binnen 50 cm beneden maaiveld in/op een intact bodemprofiel. Het verwachtingsmodel is getoetst door middel van een booronderzoek waarbij 194 boringen zijn uitgevoerd. De bodem in het plangebied bestaat voornamelijk uit beekeerdgronden. In enkele zones langs de rand van het plangebied zijn veldpodzolgronden aanwezig. De bodem in een groot deel van het plangebied is reeds verstoord. Het betreft de 8 hectare van 'Twenthe Plant' in het zuidoosten van het plangebied, het gebied ten noorden van de Kristenbosweg en het parkeerterrein van voormalig tuincentrum Boomkamp. Verder komen verspreid door het plangebied diverse bodemverstoringen voor die reiken tot in de C-horizont. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het veldonderzoek heeft geleid tot een bijstelling van de archeologische verwachting naar een lage archeologische verwachting voor het gehele plangebied."

BAAC adviseerde dat er geen verder archeologisch onderzoek nodig is vanwege de (toen) geplande ontwikkelingen. Op basis van de conclusies uit het rapport van BAAC is destijds door de provinciaal archeoloog aan de gemeente geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren en het plangebied voor wat betreft archeologische waarden vrij te geven.

Beoordeeld is of het uitgevoerde onderzoek nog actueel is. Gezien het laag-dynamische onderwerp en de constatering dat er in de tussentijd geen aanleidingen zijn geweest om aanvullend onderzoek uit te voeren, zijn de onderzoeken nog voldoende actueel.

4.3.2.4 Vertaling naar planregels

Vanwege het eerder uitgevoerd onderzoek is het plangebied op de Archeologische waarden- en verwachtingskaart van de Gemeente Hengelo als 'grootschalig onderzocht' aangemerkt (horizontale arcering in figuur: archeologische verwachtingswaarde), waarna het terrein is vrijgegeven dan wel het onderzoek definitief is afgerond. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Het opnemen van planregels dan ook geen vereiste.

4.3.3 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.4 Cultuurhistorie in het plangebied
4.3.4.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Op grond van historische bronnen blijkt dat het plangebied pas relatief laat is ontgonnen. Tot ver in de negentiende eeuw behoorde het gebied tot de woeste gronden van de Marke Hasselo en bestond het nagenoeg geheel uit heide met drassige laagten. Het maakte deel uit van een gebied dat Vossenbelt werd genoemd, vermoedelijk verwijzend naar een niet nader te traceren hogere dekzandrug (= -belt) (zie afbeelding situatie plangebied rond 1905).

Pas tegen het einde van de negentiende eeuw worden vanaf het meest westelijke deel van het plangebied percelen in cultuur gebracht en pas in de jaren dertig van de vorige eeuw lijkt het gebied geheel in hoofdzakelijk weidegebied te zijn omgezet. Het gebied kan dan ook worden aangemerkt als een jonge heideontginning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0014.jpg"

Situatie van het plangebied rond 1905 (rood omlijnd)

In grote lijnen zijn de hoofdvormen van de jonge ontginningen in de huidige percelering nog wel aanwezig maar deze vormen geen bijzondere structuur die als een cultuurhistorisch waardevol relict aangemerkt kan worden. Er zijn verder ook geen cultuurhistorische elementen en objecten binnen het gebied aanwezig.

4.3.4.2 Historisch geografische kenmerken

Zoals vermeld zijn enkele historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied aanwezig. Deze zijn echter niet als cultuurhistorisch waardevol aan te merken.

4.3.4.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld (W). Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit. Binnen het plangebied zelf zijn geen gebouwde monumenten en objecten aanwezig. Het erfgoed staat op de Cultuur Historische waardenkaart (www.hengelo.nl/cultuurwaarden).

4.3.4.4 Vertaling naar planregels

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
4.4.1.1 Algemeen

Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van woningen en andere gevoelige functies ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te kunnen voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering). De VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009; verder genoemd de VNG-richtlijn) geeft algemeen geaccepteerde richtlijnen voor zoneringsafstanden bij nieuwe ruimtelijke plannen.

4.4.1.2 Beoordeling

De bestemmingen in het plangebied betreffen bedrijf, wonen, verkeer, verkeer-verblijfsgebied (incl. opslag), agrarisch, bos, groen en water. De aard van de bedrijvigheid die is toegestaan is vergelijkbaar met wat in de uitgave Bedrijven en milieuzonering wordt aangeduid als groothandel in bloemen en planten en tuinbouw (kassen met verwarming). Voor deze activiteit wordt een afstand geadviseerd van 30 meter tot gevoelige functies zoals wonen. Het maatgevende aspect voor de afstand is het geluid.

In de agrarische bestemming bevindt zich een bouwvlak waarbinnen twee woningen zijn toegestaan. Een van die woningen betreft een voormalige bedrijfswoning en is bestemd als plattelandswoning. Intensieve veehouderij is niet toegestaan. Het agrarisch bouwvlak ligt op meer dan 100 meter van de dichtstbijgelegen woonbestemming. Naast het bouwvlak is een rijbak toegestaan. Deze ligt op ruim 60 meter van de woonbestemming.

Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan een bedrijventerrein waarop categorie 4.1 bedrijvigheid is toegestaan. Het meest bepalende aanwezige bedrijf is Eaton Industries aan de Europalaan 202. De geadviseerde afstand betreft 200 meter; het maatgevende aspect is geur. Voor geluid wordt een systematiek gehanteerd die vergelijkbaar is met geluidzoneerde industrieterreinen en is een geluidzone rond het terrein vastgelegd.

Binnen de geur-afstand en de geluidzone zijn geen gewone woonbestemmingen aanwezig. Een deel van de bedrijfsbestemming van Twenthe Plant ligt binnen deze afstand. Op dit deel zijn twee bedrijfswoningen geprojecteerd. Overeenkomstig het provinciale geurbeleid krijgt een bedrijfswoning voor wat betreft de geurhinder dezelfde bescherming als bedrijfspanden waarin werknemers aanwezig zijn. In voorliggende situatie betekent dit dat er geen sprake is van onaanvaardbare geurhinder. In de afgelopen jaren hebben zich voor zover bekend ook geen geurklachten voorgedaan.

De locatie voor de bedrijfswoningen ligt binnen een beleidsmatige, niet wettelijke, geluidzone. Deze zone, exclusief het geluid van Twenthe Plant, geeft op locatie een geluidbelasting van maximaal ca. 53 dB(A). Gelet op de normstelling uit het Activiteitenbesluit voor (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen (= 55 dB(A))en gelet op het gemeentelijke geluidbeleid (de geluidbelasting tot 55 dB(A) is toegestaan) is geluidbelasting tot 55 dB(A) voor bedrijfswoningen acceptabel. Dat betekent dan ook dat er ter plaatse van de locaties voor geen sprake is van een onevenredige verstoring van het woon- en leefklimaat dat past bij een bedrijfswoning. Evenmin zorgt een bedrijfswoning voor een onevenredig beperking van de bedrijfsmogelijkheden van Eaton en andere bedrijven in de omgeving.

De overige bedrijfsactiviteiten aan andere kant van de Scandinaviëlaan, zoals bio-energie-installatie en Galvano Hengelo, hebben geen invloedsgebied dat reikt tot over de locatie van de bedrijfswoning.

In de noordoostelijke hoek grenst het plangebied aan een veehouderijbedrijf op grondgebied van de gemeente Borne met vergunning voor het houden van onder andere vleesvarkens. De contour voor de wettelijke geur norm voor woningen buiten de bebouwde kom ligt op ruime afstand van de aanwezige woningen.

4.4.1.3 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4.2 Bodem

Dit bestemmingsplan heeft grotendeels betrekking op het conserveren van de bestaande situatie. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geven geen directe aanleiding tot het uitvoeren van een bodemonderzoek. Het aspect bodem vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4.3 Geluid
4.4.3.1 Algemeen

De 'Nota geluid, herziening 2015' van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • Wonen;
  • Binnenstad en winkelgebieden;
  • Industrie en bedrijven;
  • Buitengebied en stadsparken;
  • Verkeerszones.

Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.

De Wet geluidhinder (Wgh) definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen. In dit plan spelen de wettelijke zones rond industrieterreinen en spoorwegen geen rol.

4.4.3.2 Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de wettelijke zones van Scandinaviëlaan en Beneluxlaan, relatief drukke wegen. Het betreft evenwel een grotendeels conserverend plan. Wel van belang zijn de bedrijfswoningen die wordt mogelijk gemaakt binnen de wettelijke zone van de Scandinaviëlaan. Een bedrijfswoning is een geluidgevoelig object op grond van de Wet geluidhinder. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0136-0301_0015.png"

Afbeelding: Uitsnede uit het akoestisch model, in het oranje deel wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde overschreden

Het blijkt dat de geluidbelasting van de hoek van het bouwvlak waarin de bedrijfswoningen zijn toegestaan die het dichtst bij de Scandinaviëlaan met 51 dBA(A) hoger is dan de wettelijk voorkeursgrenswaarde. Om de bedrijfswoningen mogelijk te maken, moet het college dan ook een hogere grenswaarde vaststellen. De locatie ligt binnen verkeerszone langs de Scandinaviëlaan. Er wordt voldaan aan de ambitiewaarde binnen een verkeerszone. Het geluidbeleid vormt dan ook geen belemmering om een hogere grenswaarde vast te stellen. Een ontwerp-hogere grenswaarde besluit wordt tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

4.4.3.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4.4 Luchtkwaliteit

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen die het bevoegd gezag bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten in de besluitvorming moet betrekken.

Indien het project:

  • niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden en/of;
  • niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit en/of;
  • 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit en/of;
  • onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit;

is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.

Vanwege het grotendeels conserverende karakter van het plan draagt het plan niet in betekenende mate bij aan verslechtering de luchtkwaliteit.

4.4.5 Externe veiligheid
4.4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden bepaald enerzijds door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen.

4.4.5.2 Risicovolle bedrijven

Ten zuiden van het plangebied, aan de Scandinaviëlaan bevindt zich een bedrijf, Galvano Hengelo B.V., dat valt onder de werking het Bevi. Het bedrijf beschikt over een vergunning d.d. 9 augustus 2011. Bij de vergunningverlening is vastgesteld dat het bedrijf zodanige voorzieningen heeft getroffen dat redelijkerwijs geen ongevalsscenario's zijn te voorzien met dodelijke effecten buiten de inrichting. Er worden daarom geen plaatsgebonden risicocontour en geen groepsrisico berekend. Daarom wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde en is een groepsrisicoverantwoording niet aan de orde.

4.4.5.3 Vervoer gevaarlijke stoffen

De snelweg A1 ligt op ruime afstand. Over de wegen rond het plangebied vindt geen substantieel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit aspect speelt geen relevante rol. De regulier brandweerzorg volstaat.

4.4.5.4 Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

De defensie-brandstofleiding (de zogenoemde DPO-leiding) doorsnijdt het plangebied in de noordoost punt. De leiding wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het transporteren van brandstoffen in de klasse K2 en K3 (zoals kerosine en diesel). De leiding valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van dit besluit geldt een belemmerde strook van 5 meter aan weerswijzen van de leiding. Er geen sprake van een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar buiten de leiding. Gelet op de zeer geringe bevolkingsdichtheid rondom de leiding is er geen sprake van een relevant groepsrisico.

4.4.5.5 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4.6 Hoogspanningskabels en leidingen

Aan de oostkant, parallel aan de Beneluxlaan loopt een ondergrondse hoogspanningskabel (110 kV). Aan weerszijden van deze kabel geldt een zogenoemde belemmerde strook van 2 x 5 meter. Binnen deze strook zijn geen bouwwerken aanwezig of geprojecteerd.

4.4.7 Milieueffectrapportage

Er worden geen nieuwe activiteiten mogelijk gemaakt die worden genoemd in kolom 1 van de onderdelen C en D van het Besluit mer. Er is dan ook geen beoordeling nodig of er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die een milieueffectrapport nodig maken.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft een actualiserend bestemmingsplan dat grotendeels conserverend van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt geen kosten voor de gemeente met zich mee. Aangezien geen sprake is van een bestemmingsplan dat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk maakt, is er geen verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan of het sluiten van een overeenkomst om het kostenverhaal anderzins te verzekeren. Een nadere onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

Dit bestemmingsplan betreft grotendeels een conserverend en actualiserend plan waarin het huidige gebruik opnieuw juridisch-planologisch wordt vastgelegd. Ontwikkelingen die wel worden meegenomen in dit bestemmingsplan zijn het mogelijk maken van pot- en containerteelt binnen de agrarische gebiedsbestemming in het plangebied en het verplaatsen van beide vergunde bedrijfswoningen bij de plantengroothandel. Hierbij mogen deze woningen ook gebruikt worden voor kamerverhuur/kamerbewoning.

Het opnieuw juridisch-planologisch vastleggen van de bestaande situatie betekend echter niet dat dat bestemmingsplan in het geheel geen flexibiliteit biedt. Enige flexibiliteit qua bouw- en gebruiksmogelijkheden is in elk bestemmingsplan gewenst. Daarom zijn bijvoorbeeld de bouwvlakken waarbinnen de gebouwen moeten worden opgericht in de meeste gevallen iets ruimer gelegd dan uitsluitend om de bestaande bebouwing en is het plan voorzien van de nodige afwijkingsmogelijkheden. Qua bouwregels en bestemmingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek uit de bestemmingsplannen "Buitengebied" en "Veegplan Buitengebied".

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Agrarisch

De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor de agrarische bedrijfsvoering, een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal ter plaatse van de daarvoor bedoelde aanduiding, voor hobbymatige agrarische activiteiten en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pot- en containerteelt' ook voor boom- en pot- en containerteelt.

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de daarvoor bedoelde bouwvlakken, uitzondering hierop is het gebouw dat is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'opslag'. In de regels zijn onder andere een maximale goot- en/of bouwhoogte opgenomen voor gebouwen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn zowel binnen als buiten de bouwvlakken toegestaan, ook hiervoor geldt een maximale bouwhoogte.

Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden noodzakelijk.

5.3.2.2 Bedrijf - Plantengroothandel/boomkwekerij

De gronden behorende bij het bedrijf Twenthe Plant en Boomkamp Boomkwekerijen zijn bestemd tot Bedrijf - Plantengroothandel/boomkwekerij. Hierbinnen zijn de volgende activiteiten toegestaan: groothandel in bomen en planten, boomkwekerij, plantenkwekerij, pot- en containerteelt, planten cash en carry en groothandel in tuinbouwartikelen. Met aan afwijking kan het college van burgemeester en wethouder tevens bedrijvigheid toestaan die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is aan de toegestane bedrijfsactiveiten.

De bedrijfsgebouwen ten behoeve van de plantengroothandel/ boomkwekerij moeten worden opgericht binnen het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is buiten het bouwvlak het bestaande pomphuis toegestaan buiten het bouwvlak. Verder beschikt het bedrijf over een vergunning voor de bouw van twee bedrijfswoningen op het bedrijfsperceel. De bouw van deze woningen op de vergunde locaties is vanwege de huidige bedrijfsopzet niet logisch en niet meer gewenst. In dit bestemmingsplan is binnen het bedrijfsperceel een aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen, binnen dit aanduidingsgebied mogen beide bedrijfswoningen gebouwd worden. De ontsluiting kan dan plaatsvinden via de doodlopende Mekkelhorstweg. Daarnaast mogen beide bedrijfswoningen gebruikt worden voor kamerverhuur/kamerbewoning, concreet betekent dit dat het bedrijf haar werknemers hier eventueel dan ook kan huisvesten.

5.3.2.3 Bedrijf-Huidverzorgingspraktijk

Deze bestemming is toegekend aan de gronden waar "Villa Vital" is gevestigd. Dit is een schoonheidssalon/huidverzorgingspraktijk. Een dergelijk bedrijf is hier toegestaan, alsmede één bedrijfswoning. B&W kunnen afwijken en tevens toestaan dat bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten die vergelijkbaar zijn met een beautycentrum, schoonheidssalon, huidverzorgingspraktijk. Bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht binnen het bouwvlak, met in acht neming van het maximum bebouwd oppervlak. Daarnaast zijn binnen het bouwvlak de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning toegestaan.

5.3.2.4 Groen

De groenstrook tussen de Scandinaviëlaan en het bedrijf Twenthe Plant maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en is bestemd tot Groen. Er mogen bouwwerken geen gebouwen worden opgericht ten dienste van de bestemming. Verder zijn fietspaden toegestaan en een inrit naar de aanliggende bestemmingen.

5.3.2.5 Verkeer

De doorgaande wegen in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Er mogen bouwwerken geen gebouwen worden opgericht ten dienste van de bestemming.

5.3.2.6 Verkeer-Verblijfsgebied

Op de gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn wegen, straten, paden, voet en fietspaden toegestaan. De parallelweg/het fietspad langs de Scandinaviëlaan heeft deze bestemming gekregen evenals de bestaande parkeerplaats behorende bij het op Borns grondgebied gelegen Boomkamp Groenbedrijven. Er zijn bouwwerken geen gebouwen ten dienste van de bestemming toegestaan en ter plaatse van de aanduiding "opslag" binnen het bouwvlak een gebouw.

5.3.2.7 Water

De Vossenbeek en de aftakking van de Vossenbeek zijn bestemd tot Water. Binnen deze bestemming zijn waterlopen met bijbehorende taluds toegestaan. Er mogen bouwwerken geen gebouwen worden opgericht ten dienste van de bestemming.

5.3.2.8 Wonen

Bestaande woningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Wonen. Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan, met daarbij aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Het hobbymatig houden van dieren is hier toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" is een bestaand kantoor gevestigd (akoestisch onderzoeksbureau) en ter plaatse van het perceel Kristenbosweg 80 wordt kamerbewoning en kamerverhuur toegestaan. Voor alle woningen is het uitgangspunt een woning met een inhoud van maximaal 750 m3, met daarbij maximaal 100m2 aan aan-/uitbouwen en bijgebouwen. Indien de bestaande inhoud c.q. oppervlakte meer bedraagt geldt dit als maximum. Ook bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn toegestaan. Er zijn verschillende mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de bouwregels en de gebruiksregels.

5.3.2.9 Leiding - Brandstof

De defensie-brandstofleiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Brandstof. Alvorens gebouwd mag worden op gronden met deze dubbelbestemming dient eerst advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

5.3.2.10 Leiding - Hoogspanning

De ondergrondse hoogspanningsleiding in het gebied is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. Alvorens werken of werkzaamheden uitgevoerd mogen worden of gebouwd mag worden op gronden met deze dubbelbestemming dient eerst positief advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

5.3.2.11 Waterstaat - Keur

Op de gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur geldt dat deze tevens bestemd zijn voor het onderhoud van de naastgelegen watergang. Alvorens gebouwd mag worden op gronden met deze dubbelbestemming dient eerst advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduiding 'milieuzone - intrekgebied'. Een klein gedeelte van de gronden in het plangebied Buitengebied, omgeving Kristenbos zijn voorzien van deze aanduiding. Er wordt aangegeven dat die gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater. Er mag slechts worden gebouwd als de kwaliteit van het grondwater niet wordt geschaad. Voor het uitvoeren van een aantal werken of werkzwaamheden is een omgevingsvergunning vereist, die uitsluitend wordt verleend indien door die werken of werkzaamheden de grondwaterkwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

5.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.5 Overige regels

Hierin is geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd. Er wordt getoetst aan de Nota Autoparkeren. In de regeling is voor specifieke gevallen nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Verder verloop van de procedure

5.4.1 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;

2. het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzag. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.