direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hengelo Noord, Slangenbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0112-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Voor het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek heeft de gemeenteraad op 20 maart 2007 een bestemmingsplan vastgesteld. Voorliggend plan is de actualisatie van het bestemmingsplan uit 2007.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek is op de afbeelding hieronder aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Beneluxlaan, Kalmarstraat, Topweg, Salamanderstraat, Vleermuisstraat, Deurningerstraat, Parelmoervlinder, Hageheld, Duizendpoot en Sprinkhaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0001.png"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

  • Hengelo Noord, vastgesteld op 20 maart 2007;
  • Kamerbewoning, vastgesteld op 6 juli 2010;
  • Broek Noord, Noordelijke rand en woonvelden, vastgesteld op 21 januari 2014.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Geschiedenis van het gebied

Met de stadsuitbreiding ten noorden van de rijksweg A1 is gestart in de tweede helft van de zeventiger jaren. Zo is de Hasseler Es gebouwd rond de voormalige buurtschap Hasselo, welke is ontstaan op de zogenaamde oude ontginningen ten noorden van Hengelo.

Het gebied waarin de wijk Slangenbeek is gebouwd behoorde tot de zogenaamde nieuwe ontginningen. Bij het opstellen van de stedenbouwkundige plannen van zowel de Hasseler Es als de Slangenbeek is uitgegaan van de aanwezige landschappelijke elementen, zoals onder andere het bekensysteem, de bestaande wegen- en kavelstructuur en de karakteristieke boom- en houtwallen.

Als reactie op de eentonige naoorlogse wijken werd destijds gezocht naar meer variatie in de wijken waarbij de menselijke maat uitgangspunt moest worden. De opgave was het realiseren van herbergzame wijken, veilig, knus en gezellig. Pas in 1987 kreeg de gemeente Hengelo toestemming van de Raad van State om de wijk Hasseler Es uit te breiden met circa 900 woningen in het gebied Roershoek. In 1990 gaf de provincie aan, nadat de prognoses waren bijgesteld, dat er behoefte was om een nieuwe wijk te realiseren, met een omvang van ten minste 2000 woningen (Vossenbelt e.o.).

In de afgelopen jaren is in het noordelijk deel van het plangebied, ten westen van de Deurningerstraat, een nieuwe buurt, Het Broek herrezen. Het meest zuidelijk gelegen deel hiervan, Broek Zuid genaamd, is inmiddels gerealiseerd (met uitzondering van de kavel op de kop van het centraal gelegen groene gebied, De Strip).

Het noordelijk deel van Het Broek, Broek Noord, is ook reeds voor een groot deel gerealiseerd en voor het overige deel in aanbouw of in planvorming / ontwikkeling.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

In de jaren '80 en '90 ontstond behoefte aan woonbuurten waar meer aandacht aan architectuur en stedenbouw werd geschonken. Bovendien werd in de opzet van deze wijken meer rekening gehouden met de reeds aanwezige landschappelijke kenmerken. Zo ontstonden de buurten Vossenbelt, Roershoek en Het Broek die voor een deel zijn gekoppeld aan de bestaande wegen en het bekensysteem.

De structuur van de wijk Slangenbeek is geënt op de rationele verkavelingsstructuur van het onderliggende landschap. De wijk is rijk vormgegeven in architectonische en stedenbouwkundige zin en heeft veel openbare ruimte, water en groen. De centrale voorzieningen zijn goed bereikbaar. Zeer waardevol zijn de aaneengesloten centrale open ruimtes in de wijk.

In de wijk is gestreefd naar een menging van de diverse woningcategorieën en woningtypen. Grote, met elkaar verbonden parkachtige ruimtes zijn de structuurdragers van de wijk. Deze ruimtes worden begrensd door woningen. De stijlen van de bebouwing zijn divers waarbij per buurtje de stedenbouwkundige opzet en architectuur verschillen. De eenheid in de wijk wordt voornamelijk gevormd door de stedenbouwkundige opzet van straten, pleinen en groene singels. Voornamelijk grondgebonden woningen, met op markante plekken appartementenblokken. De kavels zijn niet groot. De bewoners bakenen hun terrein af met stevige, soms hoge erfafscheidingen. Soms zijn deze mee ontworpen, vaak ook niet. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt dan ook op enkele plaatsen geweld aangedaan door deze individueel gerealiseerde erfafscheidingen van geringe kwaliteit.

2.3 Verkeer en infrastructuur

In het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) zijn de beleidsuitgangspunten voor de verkeersthema's (openbaar vervoer, auto, fiets, voetganger, hulpdiensten, parkeren en hoofdwegenstructuur) vastgelegd. Bij een eventuele actualisatie van het GVVP gelden uiteraard de meest recente uitgangspunten als leidraad.

Auto

Rondom het plangebied Slangenbeek liggen de gebiedsontsluitingswegen Beneluxlaan en Deurningerstraat. Vanaf deze wegen is het plangebied goed ontsloten en is er een goede aansluiting op het landelijke hoofdwegennet en de overige wijken van Hengelo. Naast de genoemde gebiedsontsluitingswegen zijn nagenoeg alle straten in het plangebied aangewezen als 30 km/uur-zone (verblijfsgebied). Uitzondering hierop is de Kopenhagenstraat waarop een maximumsnelheid geldt van 50 km/uur. Deze maakt namelijk onderdeel uit van de busroute door het plangebied.

Openbaar vervoer

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de Hoogwaardig Openbaar vervoer (HOV) doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. Het plangebied Slangenbeek is goed ontsloten per bus. Door het plangebied ligt grotendeels een vrijliggende busbaan. Hiermee zijn er vanuit het plangebied goede directe verbindingen met omliggende wijken, de binnenstad van Hengelo en het centraal station.

Fiets

Het plangebied Slangenbeek beschikt over een kwalitatief hoogwaardig fietsnetwerk bestaande uit een fijnmazig netwerk van vrijliggende fietspaden door de wijk. Binnen de verblijfsgebieden heeft de fiets op de belangrijkste fietsverbindingen voorrang op het autoverkeer. De belangrijkste fietsverbindingen zijn onder andere de Topweg, Roershoekpad en het Broekmedenpad. In het GVVP zijn deze verbindingen gedefinieerd als stadsfietsroutes.

Verkeersveiligheid

Alle verblijfsgebieden in het plangebied zijn ingericht als 30 km/uur zone. Zoals ook in andere delen van Hengelo wordt de verkeerssituatie rond de basisscholen tijdens het halen en brengen van de schoolkinderen, zowel door ouders als omwonenden, vaak als problematisch ervaren. Ten aanzien van deze problematiek is het beleid van de gemeente er vooral op gericht om in samenwerking met de scholen het autogebruik bij ouders te ontmoedigen en het fietsgebruik te stimuleren.

2.4 Wonen

De wijk Slangenbeek is één van de recentere uitbreidingswijken van Hengelo. Het merendeel van de woningvoorraad in de wijk Slangenbeek is in de jaren negentig gebouwd. De Roershoek is destijds als eerste ontwikkeld, gevolgd door de Vossenbelt.

Ruim 80% van de woningen is in particulier eigendom. De woningvoorraad bestaat grotendeels uit ruime eengezinswoningen vooral van het type vrijstaand en twee-onder-één-kap en in mindere mate uit rijwoningen en appartementen. De voorraad van de woningcorporatie bestaat overwegend uit rijwoningen en in mindere mate uit appartementen.

Het Broek vormt de laatste ontwikkeling van de wijk Slangenbeek. De eerste deelgebieden zijn inmiddels afgerond, maar deze buurt is nog volop in ontwikkeling. De gebieden binnen Het Broek die nog niet ontwikkeld zijn, worden buiten het voorliggende bestemmingsplan gelaten. De planologische inzichten ten aanzien van de ontwikkeling van dit gebied zijn gewijzigd (programma, functies). Om die reden is het één op één herbestemmen van de bouwmogelijkheden in dit gebied niet gewenst. Te zijner tijd zal een apart plan in procedure worden gebracht voor de resterende ontwikkellocaties in Het Broek.

Aan de Bronforelstraat bevindt zich nog een ontwikkellocatie van Welbions (Kop van de Strip). Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van laagbouw en een hoogteaccent (ter afronding van het blok). In het woningbouwprogramma is de ontwikkelingsruimte voor deze locatie teruggebracht van dertig naar tien woningen. Concreet betekent dit dat het hoogteaccent (vooralsnog) niet is opgenomen in het woningbouwprogramma. Welbions is momenteel bezig met planvorming rond deze locatie en gesprekken over de beoogde invulling lopen momenteel.

2.5 Winkels en horeca

In de wijk Slangenbeek bevindt zich een wijkwinkelcentrum uit 2001. Dit wijkwinkelcentrum beschikt over voorzieningen die zijn afgestemd op de behoefte van de inwoners uit de wijk Slangenbeek. Het gaat hier om voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen. Er zijn twee supermarkten gevestigd. Daarnaast zijn winkels in levensmiddelen, persoonlijke verzorging en een reisbureau aanwezig. In het winkelcentrum is sprake van één daghorecavoorziening (een pizzeria). In het aangrenzende wijkgebouw is eveneens een daghorecavoorziening gevestigd (cafetaria).

Naast een wijkwinkelcentrum bevindt zich elders in de wijk ook een kleine voorzieningenstrip, waaronder ook detailhandel (fietsenwinkel). In de rest van de wijk bevinden zich geen solitaire winkel- of horecavoorzieningen.

2.6 Werken / bedrijven

Binnen het plangebied zijn enkele kleinschalige bedrijfjes gevestigd, maar er zijn geen bedrijventerreinen aanwezig. Buiten de bedrijfjes is er dan ook nauwelijks bedrijvigheid in het plangebied te vinden.

2.7 Voorzieningen

2.7.1 Onderwijs

In het plangebied bevinden zich vier basisscholen; de Europaschool, de Telgenkamp, de Horizon en de Rank.

De Europaschool is een openbare basisschool en heeft in het schooljaar 2016-2017 168 leerlingen.

De Telgenkamp is de katholieke basisschool in het plangebied en heeft 550 leerlingen verspreid over twee locaties; de Luxemburgstraat en de Wezelstraat. Op de locatie aan de Wezelstraat zit ook basisschool De Horizon, dit is een school voor nieuwkomers in de leeftijd van 4 tot en met 13 jaar, die in Nederland onderwijs willen of moeten volgen.

De Rank tenslotte is een protestant-christelijke school en heeft 380 leerlingen.

De scholen in deze wijk krijgen volgens de meest recente prognose de komende jaren te maken met een leerlingendaling.

2.7.2 Gezondheidszorg

In het plangebied zijn tal van voorzieningen te vinden op het gebied van gezondheidszorg. Zoals huisartsen, tandartsen, een apotheek en medisch centrum.

2.7.3 Maatschappelijke voorzieningen en wijkorganen

In het plangebied is de wijkraad Slangenbeek actief. Daarnaast zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals het wijkcentrum Slangenbeek, een ontmoetingsruimte in 'de Bastion', scouting en dergelijke.

2.7.4 Religie en levensbeschouwing

In het gebied is geen kerk aanwezig.

2.8 Sport en recreatie

In het plangebied zelf, dan wel in de direct aangrenzende omgeving, zijn op zich voldoende sportvoorzieningen (onder andere een sporthal) aanwezig. Voor de sportmogelijkheden kan men aansluiten bij de diverse sportverenigingen. De openbare ruimte als domein voor de meer recreatieve sporter wordt steeds belangrijker en past in de trend van het ongeorganiseerde en ongebonden sporten. Een adequate inrichting voor die sporter draagt rechtstreeks bij aan de participatie- en leefbaarheidsdoelstellingen van het algemene beleid van de gemeente Hengelo.

2.9 Groen- en waterstructuur

Karakter van het gebied

De opbouw van de woonwijken ten noorden van de A1 is geënt op de verkavelingsstructuur van het onderliggende landschap. Veel oorspronkelijke elementen zijn in de woonomgeving ingepast. Oude bosjes en bomenrijen vormen nog altijd het landschappelijke decor van de woongebieden en brengen zo samenhang in de buurten. De beken, die van oost naar west stromen, vormen belangrijke structuurdragers.

Het groene karakter van de wijk Slangenbeek wordt gekenmerkt door parkachtige ruimtes en waterpartijen. Plassen en beken hebben op veel plekken flauwe oevers, waar oevervegetaties kans krijgen zich te ontwikkelen. Ook zijn vistrappen aangelegd. Om het water koel en vorstvrij te houden zijn plassen dieper gemaakt dan de vijvers-oude-stijl. De groene structuur in de wijk wordt versterkt door bomenrijen langs de woonstraten. Samen vormen ze een netwerk in het woongebied, die in de randen van de wijken overgaat in het agrarisch buitengebied.

De Hasselerbeek en de Hesbeek vloeien, komende vanuit het oosten, samen in de Broekvijver, om zich verder voort te zetten in de Slangenbeek. Deze beek slingert zich eerst door het Broekpark in de woonbuurt Het Broek. Het langgerekte park is mede als natuurspeelterrein ontworpen. Loodrecht op het natuurlijke Broekpark ligt een strak vormgegeven groenzone, de Strip. Broekpark en Strip vormen samen een groen kruis, met twee sferen en gebruiksvormen. Westelijk van de busbaan ligt de woonbuurt Vossenbelt.

Hier gaat de Slangenbeek over in de Vossenbeek. Belangrijk element in de wijk is het waterpark Vossenbelt met de (schier-)eilanden. De Vossenbeek verlaat de wijk bij de Beneluxlaan. Aan de overzijde, bij de Kristenbosweg, loopt de beek langs een natuurplas, die op de beek afwatert. Daarna buigt de beek naar het zuiden af naar het bedrijventerrein Westermaat.

Ten zuiden van de buurt Vossenbelt ligt de woonbuurt Roershoek. Tussen beide buurten ligt het groene park Slangenbeek, met een grote waterpartij. Ook door de buurt Roershoek lopen twee belangrijke groenzones van oost naar west. De ene zone loopt vanaf de Deurningerstraat via het Roershoekpad, de Topweg, de Larvikstraat-Stavangerstraat en de Kalmarstraat tot aan de Beneluxlaan. Dit is een route voor langzaam verkeer. Meer naar het zuiden loopt de beekzone van de Tijertsbeek, met kleine en grotere waterpartijen.

Groenplan en hoofdgroenstructuur

In april 2013 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende 'kaart hoofdgroenstructuur' vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones. De hoofdgroenstructuur is belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer.

Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang, dat individuele belangen overstijgt. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarom is het belangrijk dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor de stad en de wijken als geheel.

In de hoofdgroenstructuur worden in principe geen ingrepen gedaan die de groene functie (ecologisch en ruimtelijk) schaden. Ruimtelijke ingrepen in de hoofdgroenstructuur moeten nadrukkelijk worden afgewogen tegen het belang van groen. Nieuwe ontwikkelingen in de openbare ruimte worden waar mogelijk benut om de groene functie te versterken.

De groene gebieden en verbindingszones in Slangenbeek zorgen voor herkenbaarheid en oriëntatie, schaduw en verkoeling, biodiversiteit, schuil- en nestelgelegenheid voor vogels, vlinders, insecten en andere dieren, en ontspanning voor bewoners.

Relaties plangebied en omgeving

Het plangebied heeft, door de groene verbindingen en doorgaande waterlopen, relaties met het agrarische buitengebied. Dit is niet alleen van groot belang voor de ecologische verbindingen, maar ook voor de landschappelijke belevingswaarde. Aan de zuidwestzijde grenst het plangebied aan het natuur- en waterrijke Weusthagpark. Dit park vormt een waardevol uitloopgebied voor de wijkbewoners en heeft eveneens ecologische en ruimtelijke relaties met de wijk. Natuurlijke gebieden en zones vormen een samenhangend geheel; verbindingen worden waar mogelijk in stand gehouden en verder ontwikkeld.

2.10 Spelen

In de wijk Slangenbeek wonen relatief veel kinderen en jongeren. Van alle Hengeloërs is 23% jonger dan 19 jaar. In de wijk Slangenbeek is dit 31%. Goede speelmogelijkheden zijn daarom belangrijk. Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte, als formele speelruimte die is ingericht met speeltoestellen. De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2016.

Speelbeleid

De gemeente stelt in de speelnota dat kinderen recht hebben op vrij spel. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. Buiten spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van fysieke, creatieve en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren.

Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa's en oma's ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

Formele speelruimte

De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogeheten verzorgingsgebied markeert.

De inrichting met speeltoestellen wordt voortdurend getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.

Formele speelruimte kan worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Groen' alsmede binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'. In de wijk Slangenbeek zijn de formele speelplekken goed gespreid per buurt aangelegd.

Informele speelruimte

In de openbare ruimte mag in principe overal gespeeld worden, daar waar dat redelijkerwijs mogelijk is. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat daarbij om zowel de formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als om informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden).

Het plangebied kent, door het groene karakter, veel oppervlakte aan informele speelruimte. Deze wordt, evenals de formele speelruimte, gevonden binnen de bestemming 'Groen' en binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Woonstraten met een 30 km-zone, voetpaden, stoepen en pleintjes zijn dan ook vaak geschikt als informele speelruimte.

2.11 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

In het plangebied bevinden zich een waterleiding en een hoogspanningsleiding.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het Rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn dertien rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden en zijn de zogenaamde 'treden' komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro. Het betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldende bestemmingsplan voor het plangebied wordt herzien. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan.

3.1.2 Nationaal Waterplan (2016 - 2021)

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.4).

3.1.3 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

3.2.1.1 Sturingsfilosofie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0002.png"

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie.

Normstellend: randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in onze omgevingsverordening.

Waar – ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Richtinggevend: ruimte voor lokale afweging

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe – gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Hierbij worden vier lagen onderscheiden; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van beleving.

Norm, richting of inspiratie

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van afgeweken worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Men kan, bij het maken van een plan, hierdoor geïnspireerd worden, maar dit hoeft niet.

3.2.1.2 Omgevingsvisie met betrekking tot Hengelo Noord, Slangenbeek

In de Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes genoemd die voortzetting van het huidige gebruik van de gronden in Hengelo Noord, Slangenbeek belemmeren of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vereisen.

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Hengelo Noord, Slangenbeek is in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied is aangemerkt als 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Het gaat hier om bestaand woongebied, waar ruimte is voor herstructurering en transformatie. In de stedelijke omgeving zijn ook enkele bijzondere gebiedscondities te vinden die specifieke kansen met zich meebrengen. Voor een deel van het plangebied geldt dit ook. Daar is vanuit het ontwikkelingsperspectief voor de stedelijke omgeving sprake van een 'bijzondere gebiedsconditie', te weten het 'stadsrandgebied', die specifieke kansen met zich meebrengt en waar, als er naast de inmiddels geplande woon- en werklocaties nog behoefte ontstaat, nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het stadsrandgebied te verhogen en de landschappelijke structuur in dit gebied te versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0003.png"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied en spelen in bestaand gebied geen rol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0004.png"

Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

De laag van het agrarisch cultuurlandschap is bij uitstek een gebruikslandschap. Deze laag is alleen op het noordelijk deel van het plangebied van toepassing. Hier is sprake van de typering 'Jong heide- en broekontginningslandschap'. Kenmerkend voor het jong heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0005.png"

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: Jong heide- en broekontginningslandschap

Het plangebied is in de stedelijke laag aangewezen als 'woonwijken 1955-nu'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0006.png"

Stedelijke laag: woonwijken 1955 - nu

De laag van de beleving kent voor een deel van het plangebied het gebiedstype 'stads- en dorpsrandgebieden'. De stadsrand is een overgangsgebied waar recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad aansluiten op de binnenstedelijke structuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0007.png"

Laag van de beleving: Stads- en dorpsrandgebieden

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt herzien. Nieuwe (niet) risicovolle ontwikkelingen worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

Intrekgebied

Een deel van het plangebied is gelegen in een intrekgebied, dat planologisch wordt beschermd vanuit de verordening. Binnen intrekgebieden kunnen nieuwe niet-risicovolle functies worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand-still principe. In het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is het intrekgebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - intrekgebied'.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Woonvisie 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0008.png"

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.

Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld in het geval er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar er, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.

Als er sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van tien jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.

Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).

Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.

In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen om de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen, daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Daarover staat het volgende in het afwegingskader:

Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.

Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.

3.3.3 Nota Archeologie (2010)

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland vijftien jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van omgevingsvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar zich archeologische resten (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2.

3.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018 Gemeente Hengelo' vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.5 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Beleid in het kort

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer (gaan) verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

Doelgericht winkelen

Winkels voor gerichte non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er worden geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

3.3.6 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

3.3.6.1 Aanbod vrijetijdsvoorzieningen in Hengelo

Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en de directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo, omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.

3.3.6.2 Visie vrijetijdseconomie Hengelo

Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.

Hengelo heeft de volgende missie:

Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.

Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:

De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.

Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.

3.3.7 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie en besproken met de externe groene partners. Een kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

3.3.8 Nota Snippergroen 2015

In 2013 heeft de gemeenteraad de Nota Snippergroen 2013 vastgesteld. Deze nota had tot doel om beleidsregels te bieden waarmee op een transparante wijze beoordeeld kan worden wat snippergroen is en of een strook gemeentelijk openbaar groen in aanmerking komt voor verkoop of het in gebruik geven (groenuitgifte). Dit gemeentelijke groen noemen we 'snippergroen'.

In 2014 heeft het college in het coalitieakkoord (2014-2018) bij het onderwerp 'snippergroen' het volgende gesteld. 'Een deel van de dossiers die hebben geleid tot enige onrust, gaat niet over het gebruik van snippergroen, maar over illegaal grondgebruik. Onze grondhouding is, dat we in die gevallen proberen een oplossing te vinden via bijvoorbeeld verkoop of verhuur'.

Op basis van deze wens van het college, is de Nota Snippergroen 2013 geactualiseerd; het nieuwe beleid betreft een versoepeling ten aanzien van de handhaving op illegaal grondgebruik. De versoepeling van het beleid biedt bewoners nu mogelijkheden om situaties die grenzen aan het eigen perceel, waarbij het gemeentelijk openbaar groen vóór de peildatum 11 maart 2013 illegaal in gebruik is genomen én nog niet is hersteld, te legaliseren.

De gekozen peildatum is het moment waarop er luchtfoto's zijn gemaakt van Hengelo ten tijde van de vaststelling van het Groenplan, de Hoofdgroenstructuur en de nota Snippergroen 2013. De luchtfoto's van 11 maart 2013 geven in veel situaties een duidelijk beeld van het gebruik van de grond om te beoordelen of al dan niet sprake is van illegaal grondgebruik.

In situaties waarbij het gemeentelijk openbaar groen in de hoofdgroenstructuur, grenzend aan het eigen perceel, vóór de peildatum illegaal in gebruik is genomen én nog niet is hersteld, kan het gebruik alleen worden gelegaliseerd middels een groenuitgifteovereenkomst. De bewoner houdt hiermee het gebruiksgenot van de grond. Door het stellen van voorwaarden in deze overeenkomst, blijft het groene karakter van het betreffende perceel (en de wijk) gewaarborgd. De bestaande illegale situaties in de hoofdgroenstructuur worden in principe dus niet verkocht. Verkoop is immers onomkeerbaar, en door verkoop ontstaan er meer mogelijkheden om schuttingen of bouwwerken te plaatsen. Hiermee is tegemoet gekomen aan de wensen van de Wijkraad Hasseler Es en externe groenpartners.

Illegale situaties die (opnieuw) zijn ontstaan ná de peildatum, komen niet in aanmerking voor legalisatie. Tegen recentere en toekomstige gevallen van illegaal grondgebruik (die na de 11 maart 2013 zijn ontstaan) zal dus handhavend worden opgetreden. Illegaal grondgebruik is en blijft immers ongewenst. Als bewoners geen gebruik willen maken van de mogelijkheid tot legalisatie, dan wordt de grond teruggenomen en opnieuw ingericht als openbaar groen. Dit geldt ook als de bewoner niet wil voldoen aan de groenuitgiftevoorwaarden.

In specifieke situaties kan het college besluiten om af te wijken van de werkwijze zoals is beschreven in de Nota Snippergroen 2015. Deze specifieke situaties zijn aangeduid als 'complexe situatie', om aan te geven dat het een bijzondere situatie betreft die om een eigen aanpak vraagt. In die gevallen waar een afwijking van het beleid nodig of wenselijk is, zal het college een separaat besluit nemen.

Op 30 september 2015 heeft de gemeenteraad de Nota Snippergroen 2015 vastgesteld.

Snippergroen in het plangebied

Inwoners kunnen bij de gemeente een schriftelijk verzoek indienen om een stukje snippergroen te kopen. Valt het verzoek binnen de voorwaarden dan ontvangt men een aanbieding. Zie ook de 'Nota Snippergroen 2015'.

Alle verkochte stukken snippergroen in het plangebied (akte gepasseerd bij de notaris) hebben de bestemming 'Wonen' gekregen.

3.3.9 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bijvoorbeeld in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe de volgende beleidsregels:

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd. Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is;
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot);
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag;
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.10 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de veertien Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie-/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.3.11 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.11.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én voor de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone.

Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota 'Evaluatie parkeerbeleid' en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.11.2 Evaluatie parkeerbeleid (2010)

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is in die periode veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 – 2012, zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook versneld een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraudegevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones worden ontheffingen verstrekt tegen betaling conform de door de gemeenteraad vastgestelde legesverordening. Gekozen is voor vraagvolgend beleid in de (schil)wijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk of buurt, waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren in de binnenstad afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak, maar ook heerste er veel onduidelijkheid onder bezoekers. Ook betaald parkeren op de koopzondag is recentelijk (2016) afgeschaft, uitgezonderd de parkeergarages.

3.3.12 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een  geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

3.3.13 Uitvoeringsnota Fietsen (2003 - 2006)
3.3.13.1 Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

3.3.13.2 Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

3.3.14 Horecavisie Hengelo 2016

De nieuwe "Horecavisie Hengelo 2016" legt nog meer de nadruk op het versterken van de horeca in het centrum. In het centrum moeten de verschillende soorten horeca zich meer gaan clusteren waarbij rekening gehouden moet worden met conflicterende functies zoals wonen. Het college wil een exploitatievergunning invoeren die regels bevat voor het exploiteren van een horecabedrijf. Nieuwe horeca zal slechts in bijzondere gevallen worden toegestaan. Er zijn beperkte uitbreidingsmogelijkheden in het midden en hogere segment. Ook buiten het centrum zal alleen in bijzondere gevallen nieuwe horeca worden toegestaan.

3.3.15 Nota Economisch beleid (2003)

In november 2003 is de nota 'Economisch beleid' vastgesteld. Hierin worden strategische keuzes gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei.

Voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

3.3.16 Kunst en cultuurvisie 2014 - 2020

In de Kunst en cultuurvisie 2014-2020 is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Versterken van de culturele identiteit van Hengelo en zorgdragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Tevens stimuleren van het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen. Tevens kansen geven aan kunstenaars om in Hengelo te werken of hun werk te presenteren.

3.3.17 Prostitutiebeleid (2005)

Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming, heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is, in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd.

De vestigingen van de huidige seksinrichtingen blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder het overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.

In het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek is geen seksinrichting aanwezig.

3.3.18 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.18.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:

Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken;
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap;
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel).
3.3.18.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. Hierbij wordt ingezet op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

3.3.19 Welstandsnota (2018)

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel), materiaal- / kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes) en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen / locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; één met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en één met het toetsingsniveau.

3.3.20 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

Het plangebied kent een redelijk tot goed aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen (zie ook paragraaf 2.10).

3.3.21 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidweringseis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

3.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied geldende beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is op 7 augustus 2017 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.

De keur van het waterschap Vechtstromen is van toepassing op:

  • de Vossenbeldleiding / Vossenbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6);
  • waterpark Vossenbelt (oppervlaktewaterlichaam 15-6-0005);
  • de Hasselerbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6-1);
  • de Hesbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6-2);
  • de Slangenbeek (oppervlaktewaterlichaam 16-3);
  • de Tijertsbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6-4);
  • de vijver aan de Rabatstraat (oppervlaktewaterlichaam 15-6-4-3);
  • de Rouwenerbeek (oppervlaktewaterlichaam 16-3-0005).

De keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen (met daarbij een aantal voorwaarden met betrekking tot het verlenen van een omgevingsvergunning, zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur).

Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
  • Bij het stedenbouwkundig plan is water duidelijk het ordenend principe voor het plan. Water vormt daarmee een belangrijk aspect.
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
  • De maximale hoeveelheid te lozen water wordt genormeerd in l/s/ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid in mm per tijdseenheid. Binnen het beheergebied van waterschap Vechtstromen is de geldende normering per regio verschillend vastgesteld.
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelgoot - straatgoot - wadi.
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend.
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

4.2 Natuurwetgeving

Wet Natuurbescherming

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet Natuurbescherming (WNb). Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie of Omgevingsdienst komen te liggen. De Wet Natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en hun leefgebieden, en de bescherming van houtopstanden.

Bescherming van Natura 2000-gebieden

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op ongeveer twee kilometer afstand van het plangebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Voor alle gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De kern van de bescherming is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen worden gebracht.

Bescherming van soorten

In hoofdstuk 3 van de Wet Natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij om het waarborgen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Wanneer dat het geval is moeten tijdig passende compenserende of mitigerende maatregelen worden getroffen, of dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Wanneer door maatregelen en/of eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor mogelijk aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen, moet een omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming' of een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen worden aangevraagd bij het daartoe bevoegde gezag.

De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle in het wild voorkomende dieren en planten. Daarom is in artikel 1.11 van de wet zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten moet voorkomen, beperken of ongedaan dient te maken, in die volgorde.

Conclusie

Aangezien het plangebied een beheersmatig karakter kent, worden negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten en de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden niet verwacht.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie; beleid

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied.

Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is in paragraaf 4.3.2.1 weergegeven. In februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld (zie paragraaf 3.3.3).

4.3.2 Archeologie; het plangebied
4.3.2.1 Verwachtingswaarden

Het archeologische verwachtingsbeeld in het plangebied is sterk bepaald door de geomorfologische situatie waarin twee beken van oost naar west in beekdalen door het plangebied lopen. In het oostelijk deel van het plangebied liggen aan weerszijden van die beken enkele dekzandkoppen waarop in het verleden oude bouwlanden zijn aangelegd. Gezien de grootte gaat het vermoedelijk om kampontginningen. Het overige deel van het plangebied ligt in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandhoogtes aanwezig waren. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen, maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde.

Binnen het plangebied ligt een aantal deels verdwenen boerderij-erven die reeds aan het einde van de late middeleeuwen vermeld worden. Oudere voorgangers van deze erven, uit de volle middeleeuwen of de vroege middeleeuwen, lagen doorgaans in de directe nabijheid van de vermelde erven. De archeologische resten en sporen daarvan kunnen nog aanwezig zijn. Rond deze erven is een bufferzone opgenomen die een hoge archeologische verwachting heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0009.png"

Uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart

4.3.2.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn archeologische vindplaatsen gemeld in het landelijk datasysteem ARCHIS. Deze liggen in het oostelijk deel van het plangebied. Het gaat om vindplaatsen uit meerdere perioden vanaf de Steentijd tot de Late Middeleeuwen.

Terrein van hoge archeologische waarde

Ten noorden van de Duizendpoot ligt een terrein van hoge archeologische waarde (zie afbeelding hierna). Bij diverse onderzoeken tussen 2005 en 2011 is gebleken dat zich hier grafheuvels en een grafveld uit de IJzertijd en een nederzetting uit de Romeinse tijd heeft bevonden. Het gebied met de sporen hiervan ligt grotendeels op een dekzandrug waarvan een deel door woningbouw en wegenaanleg is geroerd. In het belang van de archeologische monumentenzorg is het nog resterende deel van het terrein aangeduid als een terrein van hoge archeologische waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0010.png"

Terrein van hoge archeologische waarde

Het staat buiten kijf dat sprake is van een waardevolle vindplaats met sporen en resten uit meerdere perioden. De vindplaats is echter reeds voor een deel bebouwd in de periode waarin nog geen onderzoeksverplichtingen golden en er bovendien, of ook als gevolg daarvan, ook nog geen informatie over de ter plaatse aanwezige archeologische waarden was.

De nog onbebouwde delen van de vindplaatsen zullen alsnog worden ontwikkeld tot woongebied. Het staat daarmee vast dat daarmee de archeologische vindplaats zeer sterk wordt aangetast en dat daardoor de archeologische waarde van de vindplaats als verloren kan worden aangemerkt. Gezien de voorgenomen bouwplannen is daarom het opgraven van de vindplaats de enige optie. Dit houdt in dat alle aanwezige sporen en vondsten zo goed mogelijk worden gedocumenteerd tijdens de opgraving en zorgvuldig worden uitgewerkt in een wetenschappelijk onderzoeksrapport.

Per deelgebied:

Deelgebied 1:

Geen ontwikkelingen. Geen archeologisch onderzoek.

Deelgebied 2 en 3:

Voor de bouw van woningen is vanwege de erfgoedverordening in principe archeologisch onderzoek verplicht en dient als voorwaarde bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen. Gezien de individuele aanvragen gaat het dan steeds om separate bodemingrepen ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen. Die zullen niet groter zijn dan 2500 m2 in het grondvlak. Aan de vergunningaanvragers kan dus geen verplichting tot archeologisch onderzoek worden opgelegd.

Deelgebied 4:

Voor de bouw van woningen is vanwege de erfgoedverordening in principe archeologisch onderzoek verplicht en dient als voorwaarde bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen. Alle woningen in dit gebied worden gerealiseerd door een projectontwikkelaar en qua bodemverstoring komt het hele bouwplan ruim boven de vrijstellingsgrens van 2500 m2. Omdat met de bouw van tientallen woningen feitelijk de gehele archeologische vindplaats teniet wordt gedaan dient de vindplaats binnen dit bouwplan geheel opgegraven te worden.

Planologisch-juridisch zijn er twee kaders waarbinnen onderzoek afgedwongen kan worden:

  • 1. Vanwege de erfgoedverordening is archeologisch onderzoek verplicht bij bodemingrepen van meer dan 2500 m2.
  • 2. Bij een bestemmingsplanherziening is archeologisch onderzoek verplicht indien bodemingrepen zijn te voorzien van meer dan 2500 m2.

Ad 2.

Doordat al voldoende vooronderzoek voor dit gebied is uitgevoerd en daarmee ook de archeologische waarden vast staan, hoeft geen aanvullend vooronderzoek uitgevoerd te worden. Wel dient op de verbeelding en in de regels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' opgenomen te worden met een verplichting tot het uitvoeren van een opgraving als voorwaarde bij de omgevingsvergunning voor bouwen.

Aangezien na opgraving de archeologische waarde niet meer aanwezig is, kan er ook voor worden gekozen de dan nodeloze dubbelbestemming niet op te nemen. Dan is het echter wel absoluut noodzakelijk dat in een overeenkomst met de ontwikkelaar een verplichting tot archeologische opgraving wordt vastgelegd.

4.3.2.3 Uitgevoerde onderzoeken

Er zijn tussen 2005 en 2009 meerdere onderzoeken uitgevoerd in het hiervoor genoemde gebied ten noorden van de Duizendpoot en verder in oostelijke richting tot aan de Deurningerstraat. Dit heeft geleid tot aanwijzingen voor de betreffende vindplaatsen. Ten behoeve van toenmalige voorgenomen ontwikkelingen in het gebied Kristenbos is in 2006 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd waarvan de begrenzing net over de Beneluxlaan ligt. Deze zone is niet onderzocht, maar zal grotendeels geroerd zijn.

4.3.2.4 Vertaling naar planregels

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2010 gelden onderzoeksverplichtingen voor terreinen die binnen de bufferzone van een historisch erf vallen en voor zones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde. De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan door middel van de bestemmingen "Waarde - Archeologie bufferzone", "Waarde - Archeologie Hoog" en "Waarde - Archeologie Middel" worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels en dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uitkomen. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure kan archeologisch onderzoek gevraagd worden indien de te verwachten bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen liggen. Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.

Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen:

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde: type bufferzone

In de zones van het plangebied die binnen de bufferzone van een historisch erf vallen dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 250 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde

In zones met een hoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 2500 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

  • Zones met een middelhoge verwachtingswaarde

In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

4.3.3 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappelijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.4 Cultuurhistorie; het plangebied
4.3.4.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied lag grotendeels in de Marke Hasselo. Tot begin jaren negentig van de vorige eeuw bestond het plangebied nog uit een agrarisch landschap. Op oudere topografische kaarten is te zien dat het westelijke en noordelijke deel vooral uit (natte) heide (De Vossebelt) en lage broekgronden bestond (Het Broek). Tot in het midden van de 19e eeuw waren het grotendeels woeste gronden binnen de Marke Hasselo waarvan vrijwel zeker het oudst bewoonde gebied op en rond de Hasseler Es lag. Historische bronnen vermelden al erven in de 10e eeuw en archeologische vondsten onder de Hasseler Es duiden al op erven uit de 6e – 7e eeuw.

De vele dekzandkoppen zijn waarschijnlijk pas in de late middeleeuwen als bouwlandkamp ontgonnen, in een latere occupatiefase met latere erfstichtingen.

De Marke vormde een min of meer bestuurlijke organisatie, maar binnen de Marke waren er doorgaans weer buurtschappen van clusters boerderijen te onderscheiden, vaak genaamd als –hoek en naar een van de erven in de buurtschap. Het oostelijke en noordoostelijke gebied omvatte de toenmalige buurtschappen Roershoek en een deel van de Middelhoek. Deze buurtschappen liggen in een gebied dat in ieder geval in de late middeleeuwen al een grotendeels gecultiveerd gebied vormde met een fijnmazig mozaïek van bouwlandkampen op de hogere dekzandkoppen, clusters van erven en in de lagere delen weiden en hooilanden (maten). Het gebied werd van oost naar west doorsneden door beekdalen van de Hasselerbeek / Slangenbeek / Vosbeek en de IJsbaanbeek.

Vanaf het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw is het plangebied nagenoeg volledig getransformeerd in een stedelijk woongebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0301_0011.png"

Situatie aan het eind van de 19e eeuw

4.3.4.2 Historisch geografische kenmerken

De meeste oude historisch-geografische structuren en cultuurhistorische elementen zijn verdwenen. Wat rest zijn nog enkele wegenstructuren en groene elementen die nog aan het oude agrarische landschap refereren. Daarbij kan ook de Slangenbeek nog genoemd worden die in de stedenbouwkundige opzet nog goed zichtbaar is. De nog resterende boerenerven zijn grotendeels veranderd in woonerven zonder agrarische functies.

4.3.4.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), circa 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan drie met de status voorgedragen), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene / de Noork.

Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink circa 500 karakteristieke objecten aangewezen. Voor deze objecten is in het bestemmingsplan een sloopregeling opgenomen, wat wil zeggen dat de objecten alleen onder voorwaarden kunnen worden gesloopt. Behoud is echter de insteek. De Monumentencommissie heeft een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.

In het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek bevinden zich geen monumenten of karakteristieke panden.

4.3.4.4 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd (zie bijlage 1 Standaard Milieuaspectenstudie bij de toelichting) en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, lucht en geluid. De samenvattende conclusie volgt hierna.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te voorkomen dat knelpunten ontstaan tussen bedrijvigheid en gevoelige functies (zoals wonen), moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden. In de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering worden voor een groot aantal activiteiten zoneringsafstanden geadviseerd. Deze VNG-uitgave wordt algemeen geaccepteerd als richtlijn voor de aan te houden afstanden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat milieuzonering niet is bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan. Aan de hand van deze richtlijn zijn de bedrijfsactiviteiten in- en rondom het plangebied geïnventariseerd.

In het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek bevindt zich één bedrijf dat zwaarder is dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Dit bedrijf is nader beoordeeld en levert geen knelpunt op.

Verder is de situatie met betrekking tot kinderdagcentrum De Toermalijn nader beschouwd. In de directe nabijheid van de Toermalijn is een woning gelegen. Dit is een op grond van het thans geldende bestemmingsplan bestaande legale situatie. Bestaand legaal gebruik dient in beginsel overeenkomstig dat gebruik worden bestemd, tenzij dit een planregeling met zich brengt die vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dermate onaanvaardbaar is dat de betreffende bestemmingen niet kunnen blijven voortbestaan. De bestaande situatie is nader in ogenschouw genomen, mede naar aanleiding van klachten van de eigenaren van de woning.

Voor De Toermalijn (die op grond van de actuele versie van de VNG-uitgave valt onder milieubelastingcategorie 2) zou een richtafstand gelden van 30 meter voor het aspect geluid. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Dat betekent echter niet dat in dit geval sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening die niet bestemd kan worden conform de huidige situatie.

Als uitkomst van een mediationtraject is op de erfgrens tussen de Toermalijn en de woning, door de Toermalijn een kapschuur/geluidscherm gebouwd. Om de akoestische effecten van dit geluidscherm te beoordelen is, door Alcedo bv, een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Kinderdagcentrum De Toermalijn, Akoestisch onderzoek naar het effect van de gerealiseerde afscherming, rapportnr. 20165552.R01,V01, d.d. 31 mei 2016). Uit het onderzoek blijkt dat de huidige situatie met geluidscherm niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Uit het onderzoek blijkt dat de situatie voor de naastgelegen woning akoestisch gezien aanzienlijk gunstiger is dan de fictieve situatie waarin de woning zich op 30 meter afstand van de terreingrens zou bevinden. In paragraaf 2.2 van de milieuaspectenstudie onder de kop “Kinderdagcentrum De Toermalijn” wordt onderbouwd dat op grond van het onderzoek ook kan worden geconcludeerd dat de akoestische gevolgen voor de woning aanvaardbaar zijn. In de huidige situatie met geluidscherm is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening. Middels een voorwaardelijke verplichting (instandhoudingsverplichting) in de regels wordt de aanwezigheid van een geluidscherm gewaarborgd.

Buiten het plan Hengelo Noord, Slangenbeek is een aantal bedrijven aanwezig met een richtafstand die zich uitstrekt tot over woningen binnen het plangebied. In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond deze bedrijven sprake is van een knelpunt. Dit is niet het geval. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat een bedrijf inpasbaar is en de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan en het betreft een categorie 3 bedrijf of zwaarder, is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven. Géén van de onderzochte bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek specifiek rekening gehouden moet worden.

Bedrijventerreinwoning

Op twee percelen gelegen aan de Topweg (nr. 38 en nr. 42) en op een perceel gelegen aan de Berlijnstraat 22 bevinden zich (voormalige) bedrijfswoningen die als “gewone” woning in gebruik zijn. Voor zover bekend zijn er geen klachten en kunnen de woningen worden beschouwd als goed ingepast en is er, gelet op de aard van de omgeving, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarom is er voor gekozen om de categorie “bedrijventerreinwoning” op te nemen.

Deze categorie is als volgt gedefinieerd: “Een woning niet behorend bij een inrichting, maar die qua bescherming tegen geluidhinder wordt gelijkgesteld met een bedrijfswoning”. Door deze aanduiding is er geen onderscheid met bedrijfswoningen en vormen de woningen voor omliggende bedrijven of voor het bedrijf waar de woning voorheen bij hoorde geen extra belemmering.

4.4.2 Bodem

Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Omdat binnen het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

4.4.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld. Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

Wegverkeerslawaai

Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is een conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zones van wegen mogelijk gemaakt. Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Railverkeerslawaai

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek ligt niet binnen het invloedsgebied van spoorlijnen. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen geluidgezoneerde industrieterreinen. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

Luchtvaartlawaai

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek valt niet binnen de wettelijke geluidzone van het vliegveld Twente Airport. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.4 Externe veiligheid

Risicovolle bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Ook zijn in de nabijheid van het plangebied geen Bevi-bedrijven aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van spoortrajecten waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ook ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van wegen die zijn aangewezen voor het transport van routeplichtige stoffen.

Nabij het plangebied is een binnenstedelijke weg aanwezig waarover gevaarlijke stoffen getransporteerd kunnen worden. De weg vormt geen aanvoerroute voor bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden verwerkt en is niet aangewezen als route waarover routeplichtige stoffen vervoerd mogen worden. Gelet hierop kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voor deze weg niet relevant is.

Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig die van invloed zijn op het plangebied.

Hoogspanningsleidingen

Aan de westzijde en noordwestzijde van het plangebied ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding. Deze leiding ligt grotendeels buiten het plangebied, maar ligt voor een klein deel ook in het plangebied. Voor deze leiding geldt een belemmerde strook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Binnen deze strook liggen geen gevoelige objecten.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.

4.4.6 Milieueffectrapportage

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaand aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een MER-rapportage gemaakt moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Een MER-beoordeling is daarom niet noodzakelijk.

4.4.7 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden en hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. Omdat binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de ongestoorde werking van de radar, vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is een actualisatieplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Hengelo Noord uit 2007. Geconstateerde omissies zijn in het voorliggende plan aangepast. Voor een aantal locaties waar sinds 2007 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is bedoeld voor de agrarische bedrijfsvoering en hobbymatige agrarische activiteiten. Op gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

5.3.2.2 Bedrijf

Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven toegestaan die in de bij de regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) zijn toegestaan. Dit zijn bedrijven van categorie 1 en 2.

Bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid.

5.3.2.3 Bos

onder andere aan de Reimersdennenweg zijn enkele percelen aanwezig die (deels) bestemd zijn tot 'Bos'. Gebouwen mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegestaan.

5.3.2.4 Gemengd

Binnen de bestemming 'Gemengd' is een verzameling van stedelijke bestemmingen toegestaan, zoals bijvoorbeeld detailhandel, kantoren, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening. Wonen is uitsluitend toegestaan op de verdiepingen. Horeca 1 activiteiten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de al bestaande horecagelegenheid (Straatsburg 68).

5.3.2.5 Groen

De groenvoorzieningen/groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als 'Groen'. Op gronden met deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelplekken, speelterreinen, sport-, spel- en jeugdvoorzieningen, waterberging, watergangen, waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan.

5.3.2.6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. In het plangebied hebben de aanwezige medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening, echter met uitzondering van medische geluidgevoelige functies, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen deze bestemming gekregen. Horeca 1 activiteiten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de al bestaande horecagelegenheid (Straatsburg 7).

5.3.2.7 Sport

De manege aan de Slangenbeekweg is bestemd tot 'Sport'. Op deze gronden zijn gebouwen en voorzieningen ten behoeve van de manege toegestaan. Ondergeschikte horeca, zoals een kantine is eveneens toegestaan.

De aanwezige bedrijfswoning is specifiek aangeduid.

5.3.2.8 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk binnen deze bestemming.

5.3.2.9 Verkeer-Verblijfsgebied

Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' worden veelal woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/u gereden mag worden.

5.3.2.10 Water

Belangrijke waterlopen en waterpartijen hebben de bestemming 'Water' gekregen. Gebouwen, anders dan nutsvoorzieningen, mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

5.3.2.11 Wonen

De bestemming 'Wonen' is opgenomen om de bestaande woningbouw als zodanig in het plan te bestemmen. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn verschillende woonvormen toegestaan. Verder is het toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen.

Binnen de bestemming Wonen zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is meer dan 40 m2 in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale goot- en bouwhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen. De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.

De zorgappartementen op de kop van de vijver zijn aangeduid als 'zorgwoning'.

5.3.2.12 Leiding - Hoogspanning

Op gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een ondergrondse hoogspanningsleiding toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

5.3.2.13 Leiding - Water

Op gronden met de bestemming 'Leiding - Water' is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een hoofdtransportleiding voor drinkwater toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

5.3.2.14 Waarde - Archeologie bufferzone

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie bufferzone' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.15 Waarde - Archeologie hoog

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.16 Waarde - Archeologie middel

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middel' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.17 Waterstaat - Keur

De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Keur' zijn mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies ingewonnen te worden van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

5.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.5 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.

5.3.3.6 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een wijziging van het plan.

5.3.3.7 Overige regels

In dit artikel zijn regels opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

5.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Retrospectieve toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt.

De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is.

De wijzigingen specifiek per adres zijn opgenomen in bijlage 4.

5.6 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.6.1 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Hengelo Noord, Slangenbeek' heeft in het kader van de inspraak van 28 november 2018 tot en met 8 januari 2019 ter inzage gelegen in het stadskantoor. Daarnaast kon men de stukken raadplegen op internet. Op dinsdag 27 november 2018 heeft een inloopavond plaatsgevonden in het Wijkcentrum Slangenbeek. Tijdens deze inloopavond kon men het voorontwerp bestemmingsplan bekijken, vragen stellen en opmerkingen maken. Deze avond is bezocht door circa veertig personen.

Binnen de termijn zijn vijf inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien in het 'Verslag inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek'.

5.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Hengelo Noord, Slangenbeek' is in het kader van het overleg als
bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan onder andere het waterschap, de Provincie Overijssel, de Gasunie, Vitens, Het Oversticht en de Natuur- en Milieuraad
Hengelo. Dit concept gaf voor het Ministerie van Defensie, Rijkswaterstaat en de provincie geen aanleiding tot het indienen van een zienswijze, het maken van opmerkingen of anderszins te reageren.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat deze instanties instemmen met het plan.

5.6.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek heeft van 4 september tot en met 15 oktober 2019 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn twee schriftelijke zienswijzen ingediend. In de 'Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek', die als bijlage 5 bij de toelichting is gevoegd, zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.

5.6.4 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.