direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0094-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Hart van Zuid is een 50 hectare groot gebied dat op basis van het Masterplan Hart van Zuid een verouderd industrieel gebied transformeert tot een vitaal nieuw stadsdeel met gemengd gebruik. Wonen en vernieuwde of nieuwe bedrijvigheid en voorzieningen als het ROC van Twente zijn de nieuwe functies. Het eens zo gesloten gebied verandert in een open en dynamisch stedelijk gebied met een grote afwisseling aan functies en een diversiteit aan bewoners en bezoekers. De oorspronkelijke oriëntatie op het (industrie-) spoor maakt plaats voor een oriëntatie op een nieuwe laan, de Laan Hart van Zuid.

Het gebied Hart van Zuid ligt in het zuidelijke stadsdeel van Hengelo. Het noorden van het gebied grenst aan het Hengelose centrum. Het zuidelijke deel grenst aan het bedrijventerrein ter weerszijden van het Twentekanaal. De noordelijke begrenzing van het plan wordt gevormd door de Stationsomgeving van het Centraal Station Twente. In oost-west richting verbindt Hart van Zuid de woonwijken Berflo Es en Wildrinkshoek. Het Tuindorp 't Lansink daarbinnen is als één van de meest geliefde woonmilieus van Twente een belangrijke inspiratiebron.

Structuurdrager van het plan Hart van Zuid is de Laan Hart van Zuid. Deze laan is in meerdere opzichten van wezenlijke betekenis voor het plan. De laan verbindt als verkeersader de Rijksweg A35 aan de zuidzijde van de stad met het Centraal Station Twente in het centrum van de stad. Daarmee is de laan tevens een nieuwe invalsweg voor Hengelo.

Het profiel is zo ontworpen dat door de situering, het aantal en de soort bomen langs het tracé daadwerkelijk een laan ontstaat. De Laan Hart van Zuid is daarmee ook de drager van de groenstructuur. De groene uitstraling wordt versterkt door de aanleg van een nieuwe beek, voor een deel direct langs de laan.

Ook de bebouwing is gerelateerd aan de laan. Vanaf het bedrijventerrein neemt de bebouwing richting het centrum in hoogte en intensiteit toe. Vanaf de laan naar de aansluitende woonwijken neemt de bebouwing af in hoogte en intensiteit. Alle aansluitingen op de laan worden zorgvuldig vormgegeven als straten in een stedelijk gebied. De Hengelosestraat vormt een inspiratiebron voor het ontwerp van de Laan Hart van Zuid. De bestaande Hengelose invalswegen als de Bornsestraat zijn de referenties in verkeerskundig opzicht. Tot dit profiel behoren ook de vrij liggende voet- en fietspaden.

De Laan Hart van Zuid is de ruggengraat van de transformatie van de voormalige fabrieksterreinen tussen het station Hengelo en het Twentekanaal. Naast een comfortabele nieuwe entree van de stad, is de laan deel van de nieuwe identiteit van 'Hart van Zuid' en daarmee van Hengelo. De laan verbindt niet alleen het centrum van Hengelo met de snelweg, de laan verbindt ook de buurten aan weerszijden. De laan maakt van de verzameling projecten het 'Hart van Zuid'. Zowel de beleving van de laan in de lengterichting als de ruimtelijke kwaliteit in de dwarsrichting, inclusief de aansluiting van de zijstraten, zijn dus relevant.

In het vigerende bestemmingsplan Hart van Zuid is slechts een deel van de Laan Hart van Zuid opgenomen. Om de doortrekking van de Laan Hart van Zuid en de daarbij behorende reconstructies/aanpassingen van wegaansluitingen/kruisingen mogelijk te maken is het noodzakelijk het bestemmingsplan te herzien. Er is voor gekozen om hiervoor twee bestemmingsplannen te maken. Het bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Noordelijk Deel en het bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk Deel.

Het bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de grenzen van de bestemmingsplannen Bedrijventerrein Noordelijke Kanaalzone, Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o., Hengelo Zuid - Berflo Es e.o., de noordzijde van de Breemarsweg en het tracé van het zuidelijke deel van de Laan Hart van Zuid en het verlengde daarvan, de Boekelosebrug en een deel van de Boekeloseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0001.png"

Afbeelding 1.2 Globale begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

1.3.1 Algemeen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de onderstaande bestemmingsplannen.

Naam   Nummer   Raad   GS  
Bedrijventerrein Twentekanaal   NL.IMRO.0164.BP0009-0301   02-07-2013   nvt  
Boekeloseweg en Toermalijnstraat   NL.IMRO.0164.BP0041-0301   09-11-2011   nvt  
Berflo Es   20174   18-03-1958   03-06-1958  
Berflo Es en Wilderinkshoek, partiële wijziging   49-11-95A   21-09-1976   13-09-1977  
1.3.2 Bedrijventerrein Twentekanaal

Het deel van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal dat nu nog geldt voor het plangebied (rood omkaderd in afbeelding 1.3.2), kent aan de gronden de bestemming Verkeer- Verblijfsgebied toe en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middel (binnen kom). Tevens geldt voor een deel van de gronden de dubbelbestemming Leiding- Gas. Als laatste kent het bestemmingsplan aan de gronden de gebiedsaanduidingen 'zoutwinning' en 'geluidgezoneerd industrieterrein' toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0002.png"

1.3.3 Boekeloseweg en Toermalijnstaat

Het deel van het bestemmingsplan Boekeloseweg en Toermalijnstaat dat nu nog geldt voor het plangebied, kent aan de gronden de bestemmingen Verkeer- Verblijfsgebied en Water toe. Tevens gelden voor een deel van de gronden de dubbelbestemmingen Leiding- Gas en Waterstaat-Keur. In het zuidelijk deel is verder nog de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding te vinden in het verlengde van de Boortorenweg. deze dubbelbestemming kent grotendeels een overlap met de dubbelbestemming ten behoeve van een gasleiding. Tevens liggen de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - radar' en deels ook 'zoutwinning' in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Als laatste ligt de functieaanduiding 'brug' ter hoogte van de Boekelosebrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0003.png"

1.3.4 Berflo Es

Het deel van het bestemmingsplan Boekeloseweg en Toermalijnstaat dat nu nog geldt voor het plangebied, kent aan de gronden de bestemmingen 'industrie' en 'water' toe. Tevens is in het noorden van het plangebied een invulling toegestaan met woningen. Dit plan is partieel gewijzigd in 1976 (zie ook paragraaf 1.3.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0004.png"

1.3.5 Berflo Es/Wilderinkshoek, partiële wijziging

In 1976 heeft de gemeenteraad van Hengelo een partiële herziening vastgesteld omdat de invulling van het terrein ter plaatse van de herziening gewijzigd was. Deze herziening wijzigde het voorheen geldende plan op een aantal punten, waaronder een invulling met een rij garageboxen, de aanpassing waarbij een geprojecteerde spoorlijn van Stork (van de fabriek destijds naar de insteekhaven) direct naast de al bestaande spoorlijn werd toegestaan en is een werkplaats toegestaan achter een bestaand bedrijf aan de Breemarsweg. In de afbeelding van de herziening is in rood het globale plangebied van voorliggend bestemmingsplan weergegeven, voor zover dat ligt binnen het plangebied van de herziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0005.png"

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ruimtelijke karakteristiek

Het plangebied valt uiteen in een aantal deelgebieden met elk een eigen karakter. Het meest zuidelijke deel, van de kruising van de Boekeloseweg met de Boortorenweg tot aan het punt waarop het tracé van de Boekeloseweg verlaten wordt, heeft het karakter van een hoofdverkeersroute. Dit is één van de hoofdinvalsroutes van Hengelo. Het deel ten noorden daarvan, van het punt waarop het tracé van de Boekeloseweg verlaten wordt tot aan de Wethouder Kampstraat, maakt deel uit van een bedrijventerrein dat nu nog braakligt tot de Laan wordt aangelegd. Het meest noordelijke deel, tussen de Wethouder Kampstraat en de Breemarsweg, heeft het karakter van een woongebied.

2.2 Verkeer en infrastructuur

In het plangebied zijn in de huidige situatie alleen nog twee ontsluitingswegen aanwezig; de Wethouder Kampstraat en de Ketelmakerij. De eerstgenoemde weg dient alleen ter ontsluiting van een aantal aan die straat gelegen woningen. De tweede weg dient ter ontsluiting van ringontsluiting ten behoeve van de bedrijven die gelegen zijn en zich nog gaan vestigen op de Noordelijke Kanaalzone.

2.3 Water

Het plangebied wordt doorkruist door het Twentekanaal. Dit kanaal heeft een grote economische waarde. Veel bedrijven op het bedrijventerrein Twentekanaal aangrenzend aan het kanaal maken gebruik van het kanaal. In het noordelijke deel van het plangebied zal de laan Hart van Zuid de Omloopleiding kruisen. Deze watergang wordt heringericht zodat de watergang gaat voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water. Deze hebben betrekking op de chemische aspecten en ecologische functie van de watergang. Bij de verdere detaillering van de kruising van de Laan Hart van Zuid met de Omloopleiding wordt overleg gevoerd met het waterschap.

2.4 Groen

Het groen in het deel van het plangebied tussen de kruising met de Boortorenweg en de Boekelosebrug bestaat uit de met gras ingezaaide wegbermen en een afschermende bomenrij tussen de weg en het terrein van de Container Terminal Twente dat westelijk van het plangebied ligt.

2.5 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

2.5.1 Hogedrukgastransportleidingen

Door het plangebied heen loopt een hogedrukgastransportleiding langs de Boortorenweg en het verlende daarvan. Ter hoogte van de kruising van de Boortorenweg met de Boekeloseweg splitst een gasleiding zich af in noordelijke richting. Deze gasleiding volgt ruwweg de loop van de Boekeloseweg / Boekelosebrug en verlaat het plangebied waar de Boekeloseweg dit doet om vervolgens in het noorden van het plangebied nog 2 maal het plangebied te doorkruisen. Zie voor de ligging van de gasleidingen afbeelding 2.5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0006.png"

Afbeelding 2.5.1 Ligging gasleidingen in het globale plangebied (let op de oriëntatie van de afbeelding)

2.5.2 Hoogspanningsleidingen

In het zuiden, langs de Boortorenweg en het verlengde daarvan, kruist een hoogspanningsleiding het plangebied. Deze leiding ligt in dezelfde leidingenstrook als de gasleiding in het zuiden van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0007.png"

Afbeelding 2.5.2 Ligging hoogspanningsleidingen in het globale plangebied (let op de oriëntatie van de afbeelding)

2.5.3 Overige nutsvoorzieningen

Daarnaast komen in het openbare gebied verschillende kleinere nutsvoorzieningen voor evenals kleinschaligere leidingen ten behoeve van huizen.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Laan Hart van Zuid

3.1.1 Algemeen

De nieuwe Laan Hart van Zuid gaat de verbindende schakel vormen tussen de A35 van en naar het Centraal Station van Twente in Hengelo. De Laan Hart van Zuid heeft een drievoudige functie: als doorstroomas HOV, als Stadsfietsroute (welke moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen wat betreft directheid, veiligheid en comfort, aantrekkelijkheid en samenhang) en als onderdeel van de hoofdwegenstructuur (gebiedsontsluitingsweg). De ringstructuur rond de binnenstad blijft gehandhaafd.

De Laan Hart van Zuid wordt in hoofdzaak uitgevoerd als rijbaan voor verkeer in twee richtingen. Aan weerzijden van de weg worden vrijliggende fietspaden aangelegd. Het kruispunt van de Laan Hart van Zuid met de Breemarsweg wordt voorzien van een verkeersregelinstallatie (VRI), waarbij de bus prioriteit geniet ten opzichte van het overige verkeer. Er wordt geen vrijliggende busbaan gerealiseerd.

3.1.2 Ontwerpuitgangspunten
3.1.2.1 Continue profielen

De Laan Hart van Zuid is een 50 km weg. Dit betekent dat de weg een stroomfunctie heeft voor alle verkeersmodaliteiten. Op de kruispunten krijgt de bus prioriteit, waardoor de laan ook het OV-karakter krijgt. Zoveel mogelijk continuïteit in verhardingen, bandenlijnen en in afstanden tussen de bomenrijen zijn voor het hele tracé het uitgangspunt.

3.1.2.2 Zijstraten

De aansluitende straten zijn 30 km straten en sluiten met een inrit-constructie aan op de laan. Andere 50 km wegen, zoals de Breemarsweg, krijgen op de kruispunten opstelvakken voor het afslaand verkeer.

3.1.2.3 Doorgaande fietsstructuur

Er zijn vrijliggende fietspaden langs het hele tracé. De afstanden tot de rijbaan, de bomenrijen en de voetpaden verschillen per tracédeel.

3.1.2.4 Herkenbaarheid door verlichting en materialisering

De rijbaan van de Laan Hart van Zuid wordt met asfalt verhard, de fietspaden langs de gehele laan worden in rood asfalt uitgevoerd. De voetpaden worden uitgevoerd in de standaard betontegels van 30 bij 30 centimeter. Langs de hele laan wordt het verlichtingsarmatuur met de gebogen mast toegepast, als herkenning als HOV-as.

3.1.2.5 Brug over het Twentekanaal

Er komt een nieuwe brug over het Twentekanaal die de huidige Boekelosebrug vervangt. Een lichte knik in het tracé van de opritten zorgt voor verrassend zicht op de brug. De beide opritten zijn verwant met de opritten elders over de Twentekanalen; de laanbeplanting gaat relatief dicht bij de rijbaan mee omhoog naar de brug.

3.1.2.6 Duurzaamheid/ innovatie

Het maken van een intensief gebruikt stuk stad op een verouderd industriegebied, dat goed bereikbaar is voor zowel autoverkeer als openbaar vervoer, als langzaam verkeer is één van de centrale doelstellingen van het project Hart van Zuid. In plaats van steeds meer Twents landschap aan te wenden voor verstedelijking, zijn de partners, gemeente Hengelo en Van Wijnen, de lastige opgave aangegaan een verouderd fabrieksterrein te transformeren tot een modern en dynamisch gebied en dit opnieuw in te richten en te gebruiken voor nieuwe functies. Uitgangspunt hierbij is het behoud van waardevolle elementen uit het verleden. De achterliggende gedachte is ook, dat daarmee de positie van de binnenstad van Hengelo versterkt of op zijn minst niet verder onder druk komt door verdergaande uitdijing.

De duurzaamheid van Hengelo als geheel is in het geding bij het Hart van Zuid. De laan is in deze ontwikkeling de kern. De neiging de functies van een stad (klassiek: wonen, werken, verkeer en recreatie) steeds meer te scheiden, liefst met geluidwallen en groenzones, wordt omgekeerd. Menging van functies, contact, dichtheid, drukte en variatie zijn woorden die passen bij (binnen-)stedelijke herstructureringsprojecten, overal in West-Europa. Deze ontwikkeling vindt reeds gedurende een aantal decennia plaats. De Laan Hart van Zuid is een symbool van de beoogde integratie. Verkeer, groen, recreatie en dicht daarbij: wonen en werken, samenbrengen in één aantrekkelijke stedelijke openbare ruimte is de opgave. Dit samenbrengen en integreren in plaats van uiteenleggen is -in dit geval, op deze plek in Twente- een toonbeeld van innovatie en duurzaamheid.

3.2 Verkeer en infrastructuur

3.2.1 Kruising Laan Hart van Zuid - Breemarsweg

De Breemarsweg is een 50 km weg zoals de Laan Hart van Zuid. Het gaat hier om een kruising van gelijkwaardige routes. De fietssuggestiestroken langs de Breemarsweg worden zorgvuldig aangesloten op de vrijliggende fietspaden langs de Laan Hart van Zuid. Het kruispunt Breemarsweg - Laan Hart van Zuid wordt voorzien van meerdere opstelstroken op zowel de Breemarsweg als op de Laan Hart van Zuid. De lengte van de opstelstroken is afhankelijk van de verkeersintensiteit.

3.2.2 Kruising Laan Hart van Zuid - Ketelmakerij - Havenstraat

De ring om het nieuwe Storkterrein wordt aan de voet van de noordelijke brugoprit ter hoogte van de Havenstraat aangesloten op de Laan. Het kruispunt wordt vormgegeven als voorrangskruispunt, waarbij de Laan Hart van Zuid voorrang heeft op de Ketelmakerij en de Havenstraat. Er wordt geen verkeersregelinstallatie geplaatst. Ter plaatse wordt de laanbeplanting onderbroken en geeft zicht te geven op het nieuwe complex van Stork, een waterpartij en een bijzondere boom, bijvoorbeeld een rode beuk, om deze plek te accentueren. Er is bij deze kruising een bushalte voorzien aan beide zijden van de rijbaan. De bus stopt in een halteplaats naast de rijbaan, waardoor verkeer op de Laan Hart van Zuid ongehinderd kan doorrijden.

3.2.3 Brug Twentekanaal

Het Twentekanaal wordt gekruist met een nieuwe brug. Een kleine knik in het tracé brengt de brug in het zicht van de passant. Op de taluds wordt de laanbeplanting aangebracht.

3.2.4 Kruising Boekeloseweg- Boortorenweg

Hier betreft het de aansluiting van een 50 km weg op een industrieterrein. De inrichting van het kruispunt wordt gekenmerkt door vrij liggende fietspaden en boomgroepen van eiken.

3.2.5 Kruising Laan Hart van Zuid - Wethouder Kampstraat

Het zuidelijke deel van de Laan Hart van Zuid doorsnijdt de Wethouder Kampstraat. Ter hoogte van dit kruispunt wordt een fietsoversteek gerealiseerd over de Laan hart van Zuid. Er komt geen ontsluiting voor autoverkeer tussen de Laan Hart van Zuid en de Wethouder Kampstraat. Er dergelijk kruispunt voor autoverkeer bevindt zich te dicht op de aansluiting met de Breemarsweg, waardoor uitwisseling van verkeer niet veilig en zonder stremming voor doorgaand verkeer kan plaatsvinden. Ook wordt hierdoor sluipverkeer voorkomen dat de verkeersregelinstallatie op het kruispunt Breemarsweg – Laan Hart van Zuid eventueel wil vermijden.

3.2.6 Boekeloseweg

In de huidige situatie vorm de Boekeloseweg de schakel tussen de Boekelosebrug en de Breemarsweg. Nadat de Laan hart van Zuid is gerealiseerd, wordt dit de nieuwe verbindingsweg tussen de Boekelosebrug en de Breemarsweg. De Boekeloseweg wordt afgewaardeerd en krijgt geen aansluiting op de Laan hart van Zuid. De Boekeloseweg wordt afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer ter hoogte van de Wethouder Kampstraat. Het kruispunt Boekeloseweg – Breemarsweg wordt tevens afgewaardeerd, waarbij de bestaande verkeersregelinstallatie wordt verwijderd.

3.3 Water- en groenstructuur

De Laan Hart van Zuid vormt de belangrijke drager in de groenstructuur in het plan Hart van Zuid. De laan staat voor verbinding en continulteit. Het verbindt de grote groenelementen, de stadsrand, het gebied rond de Omloopleiding en het park rond het Vereenigingsgebouw. De stadsrand krijgt door de verbinding met het stedelijk gebied een duidelijker functie als uitloopgebied, het gebied rond de Omloopleiding krijgt door de verbinding met het woongebied een duidelijke functie als recreatie en wandelroute.

De waterstructuur wordt gevormd door een nieuw aan te leggen beek die de Omloopleiding en de Berflobeek verbindt. De waterstructuur in het plangebied Hart van Zuid is integraal onderdeel van een verbeteringsplan voor de waterhuishouding in het totale zuidelijke stadsdeel op basis van duurzaam waterbeheer.

De groen- en waterstructuur versterken elkaar, vergroten de aantrekkingskracht van de openbare ruimte en versterken de algehele ruimtelijke kwaliteit in het zuidelijk stadsdeel. De laanbeplanting kent een hoofdindeling in drieën. Vanaf de Diamantstraat tot aan de Boortorenweg bestaat de beplanting uit eiken. Dit wegvak voert over het bedrijventerrein met een kenmerkende grootschalige bebouwing. Het wegvak tussen brug en de centrumring heeft een beplanting met linden.

De opritten van de nieuwe brug over het Twentekanaal hebben een beplanting met linden, die op de taluds worden geplant. De bomen gaan als het ware mee de brug op zoals dat karakteristiek is voor veel bruggen over het TwentekanaaL De beek volgt het tracé in het noordelijk deel van de laan. Zichtlijnen naar het water vanaf voet- en fietspaden tussen rijbaan een beek zijn leidend voor de dimensionering van het beekprofiel. Dit profiel wordt zo natuurlijk mogelijk vormgegeven.

De beek langs de laan sluit in het zuiden, ter plaatse van de Ketelmakerij en het nieuwe Storkterrein, aan op de heringerichte Omloopleiding en de gerevitaliseerde groenzone.

3.4 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

Aangezien de ligging van de Boekeloseweg door de aanleg van de Laan Hart van Zuid wijzigt, zal het tracé van de in paragraaf 2.5.1 genoemde hoofdgastransportleiding ook wijzigen. Voorliggend bestemmingsplan anticipeert op deze wijziging door de dubbelbestemming voor de gasleiding te bepalen aan de hand van het nieuwe tracé van de gasleiding.

Hoofdstuk 4 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.2 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

4.1.3 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 vastgesteld. Het vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de diverse daarop gebaseerde beleidsdocumenten. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en het veiligstellen van strategische watervoorraden. Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie artikel 5.1).

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hierin is de provinciale visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel weergegeven en zijn de onderwerpen benoemd die de provincie tot haar belang rekent. De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is één van de instrumenten die provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

In 2009 is de Omgevingsvisie vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie op onderdelen geactualiseerd. Op 3 juli 2013 hebben Provinciale Staten deze actualisatie van de Omgevingsvisie vastgesteld welke op 1 september 2013 in werking is getreden.

4.2.1.1 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel welkegebaseerd is op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd.

De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen daaraan nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat de ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt.

In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en de te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ' hoe ' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0008.png"


Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

4.2.2 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving')

Indien het concrete initiatief aan de hand van het uitvoeringsmodel wordt getoetst aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving') ontstaat het volgende beeld.

4.2.2.1 Generieke beleidskeuzes

Het bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel maakt het doortrekken van de Laan Hart van Zuid mogelijk. Het betreft hier niet een stedelijke functie als genoemd in artikel 2.1.1, onder g. van de Omgevingsverordening. In dat artikel wordt alleen gesproken van functies met de bijbehorende infrastructuur en niet over infrastructuur als zelfstandige functie. Ongeacht dat gemotiveerd zou kunnen worden dat het bij voorliggend plan niet gaat om een stedelijke ontwikkeling als genoemd in artikel 2.1.1, onder j. van de Omgevingsverordening, is het plan toch getoetst aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening, de SER-ladder voor de Stedelijke omgeving. Ingevolge dit artikel voorzien bestemmingsplannen uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt;

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt is te maken door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

De Omgevingsverordening verstaat hieronder gronden anders dan die welke benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen. Aangezien het plangebied op grond van de geldende bestemmingsplannen al ingevuld kan worden met stedelijke functies, hoeft niet te worden voldaan aan de SER-ladder. Er is immers geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden.

Artikel 2.14.5 van de Omgevingsverordening schijft voor dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op essentiële waterlopen die als zodanig zijn aangegeven, voorzien binnen stroken van 100 meter aan weerzijden van deze essentiële waterlopen niet in nieuwe ontwikkelingen die:

  • de functie van deze waterlopen voor de waterafvoer beperken;
  • de toekomstige verruiming van de waterloop ten behoeve van afvoer en berging van water onmogelijk maken.

Binnen het plangebied is het Twentekanaal aangemerkt als essentiële waterloop. Het plan voorziet niet in ontwikkelingen die de functie van de waterloop voor de waterafvoer in negatieve zin beïnvloedden. Het plan voorziet in het doortrekken van de Laan Hart van Zuid en in de plaatsing van een nieuwe Boekelosebrug waarbij de beide landhoofden ter plaatse van de brug terugliggen. De waterafvoer zal dus eerder in gunstige zin beïnvloed worden.

4.2.2.2 Ontwikkelingsperspectieven, ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5 lid 3 uit de Omgevingsverordening)

Het plangebied met de daarvoor geldende ontwikkelingsperspectieven is weergegeven in afbeelding 4.2.2.2. Daarop is te zien dat voor het plangebied meerdere ontwikkelingsperspectieven gelden. Het betreffen daarbij de perspectieven 'bedrijventerrein' en 'woonwijk'. Het laatstgenoemde perspectief geldt voor het Twentekanaal en de woningen ten noorden van ruwweg de Wethouder Kampstraat. Voor het overige geldt het ontwikkelingsperspectief bedrijventerrein. Voor het plangebied zijn de volgende twee ontwikkelingsperspectieven in de Omgevingsvisie Overijssel neergelegd: 'Steden als motor - bedrijventerrein' en 'Steden als motor - woonwijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0009.png"

Afbeelding 4.2.2.2: uitsnede kaart omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Verder wordt het plangebied doorkruist door een tweetal watergangen; de Omloopleiding en het Twentekanaal. Laatstgenoemde wordt ook aangemerkt als vaarweg en ten zuiden ervan is nog een spoor aanwezig. Beide waterlopen worden aangemerkt als waterlopen uit de Kaderrichtlijn Water.

Steden als motor

Dit ontwikkelingsperspectief omvat de steden. De ambitie Brede waaier aan woon-, werk en mixmilieus is hier de belangrijkste kwaliteitsambitie.

De binnensteden leggen de basis voor de identiteit van de steden. Veel stedelijke voorzieningen winkels, cultuur, openbaar vervoer) zijn hier te vinden. Behoud en gebruik van historisch erfgoed versterkt die identiteit en maakt de toeristische aantrekkingskracht groter. We benutten hier kansen voor grootstedelijke woonmilieus die aantrekkelijk zijn voor de "creatieve klasse". Rond de binnensteden liggen de diverse woonwijken en bedrijventerreinen elk met hun eigen woon-, werk- of gemengd milieu. Herstructurering van de woon-, werk- en voorzieningenmilieus moet deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.

Stedelijke ontwikkeling stemmen we af op kenmerken van het watersysteem. In laaggelegen gebieden houden we in bouw en evacuatieplannen rekening met risico's op overstroming en wateroverlast.

De steden kennen veelal gebieden met bijzondere condities voor specifieke functiecombinaties en identiteiten. Zo zijn er in veel stedelijke gebieden havengebieden en oude industriecomplexen die zeer geschikt zijn als aantrekkelijke stadskwartieren gebruikmakend van de bestaande bebouwing. Deze gebieden bieden vestigingskansen voor kennisintensieve maakindustrie of innovatieve MKB'ers die belang hebben bij een goede positionering ten opzichte van binnensteden en kennisinstellingen.

Voor de bedrijventerreinen geldt dat dit alleen van toepassing is voor bestaande bedrijventerreinen en harde plannen. Hier is ruimte voor herstructurering van bestaande monofunctionele werkmilieus. Voor 'woonwijk' geldt dat hier ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

Conclusie

Samenvattend betekent het hiervoor genoemde dat de ontwikkeling waar het bestemmingsplan in voorziet, niet in strijd is met het provinciaal beleid.

4.2.2.3 Gebiedskenmerken (artikel 2.1.5 lid 2 uit de Omgevingsverordening Overijssel)

De derde en laatste stap is de toets van de ontwikkeling aan de gebiedskenmerken en stelt de vraag aan de orde hoe de ontwikkeling op een goede wijze kan worden ingepast ('HOE'-vraag). Hierbij is artikel 2.1.5 uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Ingevolge artikel 2.1.5 lid 2 uit de Omgevingsverordening dient inzichtelijk gemaakt te worden op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier lagen benadering die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd en op welke wijze de 'Catalogus gebiedskenmerken' is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing.

De gebiedskenmerken volgens de Omgevingsvisie zijn gegroepeerd in vier lagen:

  • 1. de natuurlijke laag;
  • 2. de laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • 3. de stedelijke laag;
  • 4. de lust- en leisurelaag.

De natuurlijke laag gaat over “in en op de bodem”. De laag van het agrarische cultuurlandschap gaat over het “grootschalig gebruik en inrichting van de bodem". De stedelijke laag gaat over “bebouwing en infrastructuur”. De lust- en leisurelaag gaat over “beleving, toerisme, cultuurhistorie en landgoederen”.

Voor het plangebied Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel zijn de volgende twee lagen van toepassing: de 'Natuurlijke laag' en de 'Stedelijke laag'. De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de lust- en leisurelaag zijn op dit plangebied niet van toepassing.

Natuurlijke laag

Voor de natuurlijke laag geldt dat het bestemmingsplangebied aangemerkt wordt als 'dekzandvlakte'. In de 'Catalogus Gebiedskenmerken' geldt voor deze laag de norm dat dekzandvlakten en ruggen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. In de richtinggevende uitspraak staat dat als ontwikkelingen plaatsvinden, deze bijdragen aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem.

Alhoewel het aangemerkt is als dekzandvlakte, is er op dit moment geen sprake van bestaande hoogteverschillen in het plangebied als gevolg van de natuurlijke vorming van het landschap. Het plangebied maakt immers deel uit van het stedelijk gebied van Hengelo. Het enige hoogteverschil dat nu bestaat, is een kunstmatig hoogteverschil doordat de Boekelosebrug hoger ligt dan het omringende gebied.

Verder is er in het zuiden van het plangebied een 'natte laagte' aanwezig in de vorm van de Strootbeek. Hiervoor geldt de norm dat het waterpeil niet lager mag zijn dan voor graslandgebruik noodzakelijk is. In het plangebied is geen sprake van graslandgebruik. Derhalve wordt aan de norm voldaan. In de richtinggevende uitspraak staat dat Beekdalen en laagtes een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek. Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

De Strootbeek in het plangebied zal worden heringericht waarbij er meer ruimte voor de beek zal ontstaan. Daarmee wordt voldaan aan dit onderdeel van de omgevingsverordening.

Stedelijke laag

Het plangebied heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' de volgende kenmerken; 'bebouwingsschil 1900-1955', 'woonwijken 1955-nu', 'bedrijventerreinen 1955-nu', 'kanalen en vaarten' en 'spoor'.

Voor 'bebouwingsschil 1900-1955' geldt de richtinggevende uitspraak dat;

  • als herstructurering, inbreiding en toevoeging van bebouwing plaats vinden in de individueel ontwikkelde stadswijken van de bebouwingsschil 1900 - 1955, dan dragen deze bij aan behoud, versterking en vernieuwing van de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling. Ontwikkelingen voegen zich in maat, schaal en ritme naar de omliggende bebouwing.
  • Als herstructurering etc. plaats vindt in de tuindorpen en fabriekswijken, dan voegt de vernieuwde/nieuwe bebouwing zich in de structuur van de bebouwde massa en groenstructuur, gericht op behoud van eenheid en eenduidigheid, met oog voor details.
  • Hergebruik / reanimatie industrieel en religieus erfgoed.

Omdat het gaat om de sloop van woningen ten gunste van de aanleg van een belangrijke verkeersontsluiting van Hengelo, wordt niet voorzien in behoud, versterking en vernieuwing van de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling.

Voor 'woonwijken 1955-nu' geldt de richtinggevende uitspraak dat;

  • als ontwikkelingen plaats vinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.

In het kader van het doortrekken van de Laan Hart van Zuid is er geen sprake van nieuwe bebouwing, waardoor de richtinggevende uitspraak geen betrekking heeft op het voorliggende bestemmingsplan.

Voor 'bedrijventerreinen 1955-nu' geldt de richtinggevende uitspraak dat;

  • als ontwikkelingen plaats vinden op of rond bedrijventerreinen, dan dragen deze bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie, met respect voor het verstedelijkingspatroon. Actieve kwaliteitsborging via beheer van bebouwing, uitgegeven (parkeer- en opslag-) terreinen en openbare ruimte. Benutten bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten op bedrijventerreinen.
  • Toepassen park-management (energie, parkeren, water, groen).

Het doortrekken van de Laan Hart van Zuid draagt onder andere bij aan een betere verbinding van het bedrijventerrein Twentekanaal met de omgeving. Los daarvan is het een ontwikkeling die het bedrijventerrein overstijgt.

Voor 'kanalen en vaarten' geldt de richtinggevende uitspraak dat;

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in de directe omgeving van kanalen en vaarten, dan dragen deze, voor zover nog aanwezig, bij aan de functie van deze kanalen en vaarten als dragers van verkeer over water.
  • Als ontwikkelingen plaats vinden aan kanalen en vaarten, dan dragen deze bij aan verdere versterking van hun rustige en voorname karakter, behoud en versterking van het watererfgoed als identiteitsdragers en herstel van continuïteit – ook van de begeleidende landschappelijke structuren – waar nodig.

Voorliggende ontwikkeling voorziet in een verbreding van het Twentekanaal ter hoogte van het plangebied. De bestaande landhoofden bij de Boekelose zullen met de komst van een nieuwe brug over het Twentekanaal terug worden gelegd.

Voor 'sporen' geldt de richtinggevende uitspraak dat;

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in de stationsomgeving, dan dragen deze bij aan versterking van de ‘brandpunt’- werking van stations. Aandachtspunten: bereikbaarheid van stationsgebieden, vergroting van de kwaliteit van publieke ruimtes en benutting van erfgoed en architectonische waarden. Grotere stationsomgevingsprojecten zijn integrale gebiedsopgaven.

Voorliggende ontwikkeling voorziet niet direct in een ontwikkeling in de stationsomgeving. Derhalve hoeft geen rekening gehouden te worden met de richtinggevende uitspraak. Ten aanzien van de aanleg van de gehele Laan Hart van Zuid geldt dat één van de doelen het vergroten van de bereikbaarheid van het station in Hengelo is. De gehele ontwikkeling voldoet derhalve wel aan de richtinggevende uitspraak.

De lust- en leisurelaag

Het plangebied heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'lust- en leisurelaag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap

Het plangebied heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'laag van het agrarisch cultuurlandschap' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de gebiedskenmerken zich in algemene zin niet verzetten tegen de voorgenomen ontwikkeling. Alleen voor het kenmerk 'bebouwingsschil 1900-1955' wordt niet voldaan aan de richtinggeven de uitspraken voor het kenmerk. Van richtinggevende uitspraken mag ingevolge artikel 2.1.5 lid 8 van de Omgevingsverordening worden afgeweken mits voldoende gemotiveerd is dat de kwaliteitsambitie zoals aangegeven in de Catalogus Gebiedskenmerken in gelijke mate gerealiseerd wordt. Met de aanleg van de Laan Hart van Zuid, en dan specifiek door de versterking van de groen- en de waterstructuur die met deze ontwikkeling plaatsvindt, wordt de ruimtelijke kwaliteit van het zuidelijke stadsdeel van Hengelo verbeterd. Voorliggend plan raakt verder slechts een beperkt gebied met het kenmerk 'bebouwingsschil 1900-1955', te weten 7 woningen en een aantal garageboxen. Een drietal van deze woningen is overigens gebouwd in 1975, waardoor het kenmerk 'bebouwingsschil 1900-1955' niet van toepassing lijkt.

4.2.3 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;

Om deze opgaven uit te voeren is een viertal kernprojecten geformuleerd. Hart van Zuid maakt onderdeel uit van Vitale wijken: Hengelo-Zuid. Daarin staat de aanleg van de Laan Hart van Zuid expliciet vermeld. Door de nieuw aan te leggen hoofdontsluiting wordt de bereikbaarheid van het centrum en het Centraal Station Twente sterk verbeterd.

4.3.2 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.

De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.

4.3.3 GroenPlan Hengelo 2013 (GGP)

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

4.3.4 verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) (2013-2017)

Op 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad het vGRP 2013-2017 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het vGRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht, vanwege de meestentijds hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen,
    vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie,
    omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen;
  • Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's voorkeur;
    • 1. afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
    • 2. bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
    • 3. bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn:
    • 1. regenwaterhergebruik op individuele schaal;
    • 2. directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen.
  • Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is:
    • 1. een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers.
  • De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers.
  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
    Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf.
    De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
    In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.

Per project moet in overleg met de afdeling wegen, groen en water van de gemeente en met het waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.

4.3.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee al gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
4.3.6 Nota Autoparkeren (2008-2012)
4.3.6.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

4.3.6.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 – 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones worden de ontheffingen gratis verstrekt. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones zullen ontheffingen worden verstrekt tegen betaling. Gekozen wordt voor vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft. Ook hiervoor was nagenoeg geen draagvlak.

4.3.7 Toegankelijkheid

Het te hanteren beleid aangaande toegankelijkheid is weergegeven in de nota Verleiden, verplichten en voorthelpen. Bevordering toegankelijkheid gebouwen en omgeving (2007). Dat is een verdieping van het Bouwbesluit. Dit beleid is gebaseerd op toepassing van de NEN 1814 en de meest recente uitgave CROW (richtlijn integrale toegankelijkheid openbare ruimte).

Voor het waarborgen van dit beleid dient dit in alle fasen van bouw en ontwikkeling van gebouwen, waaronder woningen, en buitenruimte te worden meegenomen.

4.3.8 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

4.3.9 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de regio en in Hengelo worden uitgevoerd, staan beschreven in het rapport "RUP gedragsbeïnvloeding: op weg naar een permanente verkeerseducatie in Zuid-Twente (periode 2004-2006)". De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

4.3.10 Erfgoedverordening (2010)

Op 21 september 2010 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2010 Gemeente Hengelo' vastgesteld. Met de erfgoedverordening 2010 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening (Monumentenwet art. 38) regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

4.3.11 Welstandsnota

Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zij hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).

4.3.12 Hengelo Verduursamen; Duurzaamheidsagenda 2012-2016

In deze Duurzaamheidsagenda staat het veranderproces naar een duurzame en toekomstbestendige stad centraal. Het gaat om een essentiële verandering van het Hengelose sociaal-economisch systeem naar een systeem dat anders en zuiniger omgaat met zijn grondstoffen, dat draait op hernieuwbare energiebronnen, en waarin maatschappelijke en ecologische waarden even belangrijk zijn als economische waarden. Voor een verandering van een traditionele economie naar een duurzame economie is een beweging noodzakelijk waarin belangenafweging op lange termijn belangrijker is dan korte termijn winst. Dit alles gaat zowel op voor de bedrijven, organisaties en instellingen als voor de burgers cq consumenten.

De meeste aandacht leek lange tijd uit te gaan naar een defensieve aanpak, gericht op vermindering van de milieubelasting. De laatste jaren zien we zien echter een belangrijke stroming ontstaan die zich baseert op nieuwe inzichten, kennis en technologie. Die opereert vanuit het besef dat het denken in samenhangende ketens (wat heeft effect op wat) noodzakelijk is om effectief te zijn en èchte oplossingen te vinden.

Het is onze gezamenlijke opgave te zoeken naar maatregelen die ervoor zorgen dat onze samenleving vitaal blijft, zowel economisch gezien (profit) als waar het gaat om de gezondheid van mensen (people) en die van de natuur (planet). Zo kunnen we bijvoorbeeld zoeken naar manieren om lucht- en water- en bodemkwaliteit te verbeteren. We kunnen manieren vinden om de stad te vergroenen en de biodiversiteit in de stad te laten toenemen. Dit heeft niet alleen waarde voor de natuur, maar heeft ook een positief effect op de inwoners van Hengelo. We kunnen onze producten opnieuw leren ontwerpen zodat alle materialen na gebruik demontabel zijn en weer hernieuwbare grondstof worden. We kunnen zoeken naar alternatieven voor toxische materialen zodat de omgeving schoon blijft en producten goed zijn voor onze gezondheid. We kunnen inzetten op nieuwe technologie voor het opwekken van hernieuwbare energie. We kunnen op zoek naar nieuwe werkvormen waar mensen naast hun kwaliteiten ook hun behoeften in mogen brengen en waar de potentie van mensen volledig tot zijn recht kan komen.

Zo kan Hengelo op weg naar een duurzame en toekomstbestendige stad in 2030 en daarmee een bijdrage leveren aan de gewenste voorbeeldfunctie van Twente op het gebied van technologie en innovatie.

Het natuurlijk systeem van de aarde is steeds sterker door menselijk handelen beïnvloed en daardoor in een kritische situatie terechtgekomen. De vitaliteit van natuurlijke mondiale systemen zoals het klimaatsysteem en de grote ecosystemen is in het geding. Voor een belangrijk deel wordt dat veroorzaakt door onze eigen levensstandaard die er voor zorgt dat we meer voedselproductieruimte innemen, meer energie verbruiken, meer materie verbruiken en meer schoon water consumeren dan verantwoord is. Ook de groeiende wereldbevolking en de groeiende welvaart in niet-westerse delen van de wereld draagt daaraan bij.

De C2C principes die wij daarbij inhoudelijk hanteren zijn ;
Voorkomen van schaarste door grondstoffen terug te brengen in biologische of technische kringlopen

  • Voorkomen van schade door gebruik van toxische stoffen zoveel mogelijk te vermijden of niet in de leefomgeving te laten lekken als afval, uitstoot of emissie
  • Gebruik maken van hernieuwbare of oneindige energiebronnen als biomassa, zon, wind en aardwarmte
  • Stimuleren van biodiversiteit o.a. door vitaliseren van bodem, water en lucht
  • Stimuleren van diversiteit in mensen, kwaliteiten, expertise, ideeën, en innovatieve oplossingen.

Uitgaande van de eerder genoemde C2C principes willen we de verandering in Hengelo inzetten vanuit 3 invalshoeken;

  • Economie,
  • Klimaat en energie
  • Leefomgeving - natuur, water, biodiversiteit

· Wat we nodig hebben om te veranderen is educatie, creativiteit en innovatie. We hebben niet alleen technische innovatie nodig, maar ook innovatieve business- en verdienmodellen, nieuwe creatieve financiële constructies, nieuwe multidisciplinaire samenwerkingsverbanden en cross-sectorale verbindingen.

4.3.13 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

4.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets

5.1.1 Algemeen

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

5.1.2 Het watersysteem in Hart van Zuid

Water stroomt van hoog naar laag. Het Industrieplein gelegen achter het Centraal Station Twente ligt zo'n anderhalve meter lager dan de Omloopleiding aan de zuidzijde van het plangebied. Tevens loopt het terrein af van oost naar west. Op het laagste punt, direct ten westen van de Europatunnel, gaat de Berflobeek onder de spoordijk door. Dit is het punt waar het watersysteem van Hart van Zuid op aansluit.

In het profiel van de Laan Hart van Zuid is een centrale waterloop opgenomen die zorgt voor de zichtbare waterafvoer van het plangebied. De naam van deze waterloop is Balksbeek, genoemd naar de oude Balktsleiding die voorkomt op een kaart uit 1930. Het overtollige water wordt in deze waterloop verzameld en afgevoerd. Ten tijden van droogte voert de beek water aan om tekorten in de bodem aan te vullen. Om te voorkomen dat in droge perioden de Balksbeek droog valt wordt een verbinding gemaakt met de Omloopleiding aan de zuidzijde van het plangebied. Dit garandeert een constante doorstroming van de nieuwe waterloop.

Regenwater dient niet via het riool naar de waterzuivering afgevoerd te worden. Dit overbelast het systeem, terwijl het regenwater zelf relatief schoon is. Regenwater dat op gebouwen en verharding valt wordt daarom afgekoppeld en zoveel mogelijk middels een infiltratievoorziening met graspassage geïnfiltreerd in de bodem (wadi). Een graspassage heeft een bewezen hoog zuiverend rendement. Middels een overloopconstructie wordt overtollig hemelwater geloosd op oppervlaktewater.

Het regenwater stroomt zichtbaar af, zodat voor een ieder duidelijk is wat er mee gebeurt. Deze zichtbaarheid maakt mensen bewust van het systeem en dit helpt bij het schoon houden van het water. Foutieve aansluitingen worden hiermee voorkomen.

Het regenwater wordt zo lang mogelijk in het gebied zelf vastgehouden. Het snel afvoeren geeft waterproblemen stroomafwaarts. Het regenwater wordt tijdelijk opgevangen om vervolgens geleidelijk weg te vloeien in de bodem of via de Balktsbeek naar de Berflobeek ter plaatse van de Europatunnel.

Het watersysteem is zo ingericht dat het water in de bodem weg kan zijgen in tijden dat de grondwaterstand laag is. Extreme droogte kan zo vaker voorkomen worden.

Hengelo Zuid kampt ook met hoge grondwaterstanden. In de herfst en winter zijn kelders en kruipruimten vochtig of staan onder water. Draineren is daarom een noodzaak. Middels het drainagesysteem in de openbare ruimte worden pieken in de grondwaterstanden afgevlakt.

De riolering in Hart van Zuid transporteert uitsluitend de zogenaamde “Droog Weer Afvoer” (dwa). Dit wil zeggen dat de riolering uitsluitend het echt vervuilde water van toilet, douche en bad en het keuken afvalwater transporteert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het regenwater, dat in de oude situatie ook op het (gemengde) riool werd geloosd, wordt in het gebied gebufferd en het overtollige water wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.

5.1.3 De centrale waterloop in de Laan Hart van Zuid.

Zoals in paragraaf 5.1.2 reeds vermeld, is voor de hoofdwaterafvoer van het gebied Hart van Zuid gekozen voor een watergang (Balktsbeek) in het profiel van de Laan Hart van Zuid. Doordat het water centraal ligt, is de afwatering van de omliggende gebieden, zowel aan de westzijde als aan de oostzijde, het eenvoudigste te regelen.

De centrale waterloop heeft aan beide zijden een groen talud. Om het waterpeil in de Balktsbeek tussen de Omloopleiding en de Berflobeek bij het station op peil te houden zijn/worden een aantal stuwtjes in de waterloop opgenomen. Deze stuwtjes worden op een speelse wijze uitgevoerd zodat de beleving van het water toeneemt.

In de Balktsbeek kan hierdoor tevens een deel van de waterberging worden opgenomen.

Het deel van de beek tussen de Breemarsweg en het Esrein is reeds gerealiseerd. Dit deel van de beek is in beheer en onderhoud bij het waterschap Vechtstromen. Ook het nog te realiseren deel van de waterloop valt onder de keur van het waterschap. Hiertoe heeft reeds in een vroegtijdig stadium overleg plaatsgevonden met het waterschap, in het kader van de wettelijk verplichte watertoets.

Bijzondere aandacht bij de realisering van de Laan Hart van Zuid verdient de kruising met de Omloopleiding en het inrichten van het inlaatwerk in de Omloopleiding ten behoeve van de watertoevoer voor de Balktsbeek. Ook hiervoor heeft in een vroegtijdig stadium overleg plaatsgevonden met het waterschap Vechtstromen.

5.1.4 Verleggen Strootbeek

Vanwege de realisatie van de nieuwe brug over het Twentekanaal met bijbehorend talud en bijbehorende toe- en afritten, is het noodzakelijk dat de Strootbeek tussen de Boortorenweg en het Twentekanaal wordt verlegd. Een deel van deze verlegging is reeds gerealiseerd. Het resterende deel kan worden uitgevoerd als een deel van de aanwezige bebouwing van AKZO is gesloopt. De noodzakelijke gronden voor de verlegging van de Strootbeek zijn reeds verworven.

5.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de realisatie van eventuele toekomstige plannen kan het nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

Aangezien meerdere gebouwen gesloopt moeten worden en groenstructuren verwijderd worden, is - om inzicht te krijgen in de antwoorden op bovenstaande vragen - in augustus 2014 een Quickscan Flora- en Faunawet uitgevoerd voor zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van de Laan Hart van Zuid (zie bijlage 1). De conclusie van dit onderzoek is dat, met de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, negatieve effecten op vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter niet op voorhand uitgesloten worden. Nader onderzoek naar deze soorten (soortgroepen) is uitgevoerd in juli 2015 (zie bijlage 2 bij voorliggend plan). Uit dit onderzoek blijkt dat negatieve effecten op vleermuizen, gierzwaluw en overige beschermde soorten (waaronder steenmarter) met de voorgenomen werkzaamheden niet zijn te verwachten. Het aanvragen van een ontheffing is voor deze diersoorten niet noodzakelijk. In het zuidelijk deel is binnen het plangebied een verblijfplaats van huismus aanwezig onder de pannen van een rijtjeswoning. Tijdelijke negatieve effecten op huismussen zijn met de voorgenomen maatregelen niet uit te sluiten. In verband met het verstoren en vernielen van een verblijfplaats is het aanvragen van een ontheffing voor huismus noodzakelijk. Deze is op 1 september 2015 aangevraagd en op 16 november verleend. De ontheffing is als bijlage 3 bij de toelichting van voorliggend plan gevoegd.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

5.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

5.3.2 Archeologie; beleid

De in 2007 aangepaste Monumentenwet, een wijziging op de Monumentenwet 1988 en de de Bro, art. artikel 3.6.1 lid 2, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. De gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, moeten rekening houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. De gemeente Hengelo heeft een eigen archeologiebeleid waarin de uitgangspunten van het Rijksbeleid zijn overgenomen. Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

5.3.3 Archeologie; het plangebied
5.3.3.1 Verwachtingswaarden

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0010.png"

Afbeelding 5.3.3.1: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Hengelo is in het plangebied een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde aanwezig. Het gaat hier om een natuurlijke dekzandrug waarop na de middeleeuwen een dik plaggendek is ontstaan. Dergelijke zogenaamde oude bouwlanden (essen) zijn van oudsher geschikte gronden voor bewoning en landbouw. Deze dekzandrug ligt in een gebied beekdalgronden die van nature veel minder voor bewoning en landbouw geschikt waren en daarom een lage archeologische verwachtingswaarde hebben. Voor zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek verricht te worden indien bodemingrepen dieper dan 40 cm over een oppervlak van meer dan 2500 m2 zijn te voorzien.

5.3.3.2 Archeologisch onderzoek

In 2011 is er door Grontmij een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (Grontmij Archeologische Rapporten 1048). Het betrof een verkennend booronderzoek dat als bijlage 4 bij voorliggend bestemmingsplan is gevoegd. Op grond van de resultaten daarvan werd door Grontmij geconcludeerd dat met name de reeks met boringen langs de westrand van het onderzochte gebied de bodem sterk geroerd is vanwege graafwerken. Gezien de ligging van de nieuwe weg, strak langs de westgrens van het door Grontmij onderzochte gebied en de staat van het terrein volgens een recente luchtfoto (afbeelding 5.3.5.1), is het bijzonder aannemelijk dat de bodem ter plaatse van de nieuwe weg tussen de Wethouder Kampstraat en het Twentekanaal eveneens sterk is geroerd. Op grond van deze aanname wordt door de regio-archeoloog een archeologisch vooronderzoek niet nodig geacht.

Tussen de Wethouder Kampstraat en de Breemarsweg ligt het tracé van de nieuwe weg in een zone waar nog geen vooronderzoek is uitgevoerd. Op de archeologische verwachtingskaart ligt dit deel van het geplande tracé in een zone met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Door SOB-Research is in februari 2015 een karterend booronderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek is als bijlage 5 bij voorliggend plan gevoegd. Op grond van de gegevens uit de boringen blijkt dat het onderzochte deel van het tracé tussen de genoemde wegen sterk is geroerd en dat de kans op de aanwezigheid van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen daardoor als zeer gering wordt geacht. Op grond daarvan is door de regio-archeoloog beoordeeld dat er hier geen verder onderzoek nodig is.

Geconcludeerd kan worden dat er binnen het gehele tracé van het zuidelijke deel van de Hart van Zuidlaan een lage kans is dat er behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Verder archeologisch onderzoek is niet nodig.

Dat laat onverlet dat bij eventuele toevalsvondsten bij grondwerken altijd nog volgens artikel l 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007), een melding van de desbetreffende vondsten gedaan moet worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in casu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

In de verbeelding van het bestemmingsplan hoeft geen rekening gehouden te worden met archeologische waarden door middel van een aanduiding of medebestemming.

Voor de gemeente Hengelo is een inventarisatie uitgevoerd naar locaties waar conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig kunnen zijn (CE-bodembelastingkaart (Riel Explosive Advice & Services Europe B.V., 2011) Ter plaatse van de aanduiding met de letter Z in afbeelding 5.3.3.1 moet een Duitse luchtdoelstelling ter verdediging van de Boekelose brug aanwezig zijn geweest. Hiervan kunnen in de bodem nog sporen aanwezig zijn. Direct langs de noordzijde van de huidige Wethouder Kampstraat lage loopgraven en stellingen (aanduiding AA). Mogelijk wordt de zone met loopgraven bij de aanleg van de nieuwe weg doorsneden.

5.3.3.3 Vertaling naar planregels

Op grond van het voorgaande hoeft in de verbeelding van het bestemmingsplan geen rekening gehouden te worden met archeologische waarden door middel van een aanduiding of medebestemming. Wellicht dat de resultaten van het karterend booronderzoek hier nog verandering in gaan brengen.

5.3.4 Cultuurhistorie; beleid

Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

5.3.5 Cultuurhistorie; het plangebied
5.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt ingeklemd in een gebied dat door ontwikkelingen in de afgelopen decennia vanuit het oorspronkelijke agrarische landschap grondig is getransformeerd van een landelijk gebied naar een bedrijvengebied met bijbehorende infrastructuur. Alleen in het plangebied bevond zich tot vrij recente tijden een open gebied waarin een op een wat hogere dekzandrug een bouwland lag, omgeven door weilanden. Dit gebied werd 'het Balkt' genoemd. De gronden waren in de 19e eeuw in bezit van en gebruik door de boeren van het aan de noordzijde gelegen en verdwenen erve Ter Balkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0094-0301_0011.png"

Afbeelding 5.3.5.1: Luchtfoto plangebied (in rood) in 2014

5.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

In de jaren negentig van de vorige eeuw is het gebied vanwege andere ontwikkelingen bewerkt (vermoedelijk egalisaties). Daarmee is ook het laatste stukje van het oorspronkelijke oude hoevenlandschap verdwenen.

5.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Binnen het plangebied Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel zijn geen rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig.

5.3.5.4 Vertaling naar planregels

In het plangebied en de directe omgeving zijn geen kenmerken, objecten en structuren aanwezig met cultuurhistorische waarden. Vanwege de afwezigheid van cultuurhistorische waarden gelden geen aanbevelingen.

5.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening en vormt zodoende ook een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is opgenomen als bijlage 6 bij het voorliggende bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel. In deze paragraaf zijn de conclusies uit de milieuaspectenstudie opgenomen. Voor een uitgebreide motivering wordt verwezen naar genoemde bijlage.

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Omdat er zich in het plangebied geen bedrijven kunnen vestigen is een toets niet noodzakelijk of mogelijk. Ten aanzien van bedrijven en milieuzonering zijn er dus geen beperkingen.

5.4.2 Bodem

Het genoemde plangebied is op historisch en verkennend niveau onderzocht. Binnen het plangebied bevinden zich diverse verontreinigingen in de bodem. Ter plaatse van enkele deellocaties zal nog nader bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Tijdens de ontwikkeling van het terrein zullen de aanwezige verontreinigingen indien nodig worden gesaneerd. Afhankelijk van de aanpak zal hiervoor de voorgeschreven procedure worden gevolgd en de benodigde toestemming van bevoegd gezag worden verkregen.

5.4.3 Geluid

De akoestische situatie is op dit moment in beeld gebracht. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige
bestemmingen mogelijk gemaakt. Wel zullen er hogere grenswaarden moeten worden aangevraagd
voor bestaande woningen vanwege de aanleg van een nieuwe weg en het verleggen van een weg. Het
ontwerp hiervan dient gelijktijdig in procedure te gaan met dit ontwerpbestemmingsplan. Dit is gebeurd. De besluiten zullen gelijktijdig worden genomen. De bewoners die het aangaat, zullen worden betrokken bij de verdere uitwerking en bij het vaststellen van eventueel noodzakelijke maatregelen.
Om het geluid van de nieuwe weg in de aangrenzende tuinen, Wethouder Kampstraat 15, Balktsweg 10 t/m 18, af te schermen en om te voldoen aan de ontheffingscriteria van het geluidbeleid t.w. een geluidluwe achterzijde die voldoet aan maximaal 48 dB, wordt er voorzien in een tweetal schermen van 2,5 meter hoogte.

5.4.4 Externe veiligheid

Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het Bevi en zijn geen Bevi-bedrijven toegestaan. Ook ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van Bevi-bedrijven.

Over het zuidelijk deel van de Laan Hart van Zuid zal een beperkte hoeveelheid gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit deel van de Laan gaat mogelijk een aanvoerroute vormen voor enkele tankstations aan de Breemarsweg. Het ligt voor hand dat dit deel van de Laan ook onderdeel gaat vormen van de routering van LPG voor de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Breemarsweg. De doorzet van dit station is echter gelimiteerd tot maximaal 250 m3 per jaar; het aantal transportbewegingen met LPG zal daarom gering zijn. Daarnaast zal de aan- en afvoer naar het bedrijf Howden aan de Lansinkesweg waarschijnlijk via deze route gaan lopen.

Naast de bovengenoemde bedrijven vormt de Laan geen aan- of afvoerroute voor bedrijven die met substantiële hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken. De totale hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen zal daarom ook beperkt blijven. Zonder berekeningen kan worden gesteld dat er geen sprake zal zijn van een plaatsgebonden risicocontour en of van een significant groepsrisico.

Het bestemmingsplan maakt de aanleg van een weg mogelijk. Vanwege de aanleg van deze weg wordt de aanwezige gasleiding verlegt en komt grotendeels onder de weg te liggen. Met het programma CAROLA zijn veiligheidsberekeningen voor de gasleiding uitgevoerd. Zowel de bestaande leiding (6 inch) als de nieuwe leiding (4 inch) zijn meegenomen in de berekeningen. Uit de berekeningen blijkt dat de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico op de leiding ligt. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 x oriëntatiewaarde en beperkt verantwoord. Op basis van uitgevoerde berekeningen kan worden geconcludeerd dat de aardgasleiding geen knelpunt veroorzaakt. Voor de leidingen is een belemmeringen strook in de planregels en op de verbeelding opgenomen.

Een klein deel van het plangebied (nabij de Boortorenweg) wordt doorsneden door een ondergrondse 110 kV hoogspanningsleiding. Alhoewel deze leiding vanuit het externe veiligheidsaspect niet relevant is, dient er bij de ontwikkeling binnen het plangebied wel rekening gehouden te worden met de ligging. De leidingbeheerder dient op elk moment toegang tot de leiding te hebben in geval van reparaties. Gelet hierop is in het bestemmingsplan een vrijwaringszone van 2,5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding opgenomen. Binnen deze strook is in principe geen bebouwing toegestaan. Bij de planvorming is rekening gehouden met de ligging van deze leiding.

5.4.5 Luchtkwaliteit

Er is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Er zijn geen overschrijdingen van grenswaarden berekend. Omdat er wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden die gelden voor de luchtkwaliteit zijn er vanuit het milieuaspect luchtkwaliteit dan ook geen belemmeringen om het bestemmingsplan
vast te stellen.

5.4.6 Windhinder

Om windhinder te voorkomen dient de volgende regel te worden opgenomen in het plan. "Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 3.2.4 onder c en toe te staan dat een brug van maximaal 80 meter +NAP wordt opgericht, mits er door middel van een windhinderonderzoek wordt aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar windklimaat ter plaatse. Er is sprake van een aanvaardbaar windklimaat als minimaal voldaan wordt aan de normen van de NEN 8100 zoals opgenomen in de tabellen 1 ('kwaliteitsklasse C') en 2 (kwalificatie 'beperkt risico')."

5.4.7 Natura 2000

Het aanleggen van de twee ontbrekende delen van de Laan Hart van Zuid maakt de weg compleet. Dat er vervolgens sprake is van nieuwe wegdelen betekent niet dat er per saldo sprake is van een toename van de verkeersbewegingen. Het betreft uitsluitend een verplaatsing van verkeer binnen Hengelo. Voor de volledigheid zijn er toch berekeningen uitgevoerd met het programma AERIUS voor de jaren 2017 en 2029. Daarbij zijn het noordelijke, zuidelijke en het bestaande middendeel van de Laan Hart van Zuid ingevoerd als nieuwe weg. Omdat AERIUS rekent tot maximaal 3 km vanaf de bron en de natuurgebieden op grotere afstand zijn gelegen is de depositie berekent op circa 3 km vanaf de bron en op een aantal rekenpunten op kortere afstand. Uit de berekeningen blijkt dat de depositie op circa 3km zowel in 2017 als 2029 kleiner is dan 0,05 mol/ha/jr. Vanwege de grotere afstand zal ter plaatse van de natuurgebieden de depositie ook lager zijn dan 0,05 mol/ha/jr. De berekeningen zijn bijgevoegd in bijlage III. Omdat de depositie kleiner is dan 0,05 mol/ha/jr behoeft geen melding of vergunning te worden ingediend. Het aspect Natura 2000 vormt geen belemmering voor dit plan.

5.4.8 Brandweer en fysieke veiligheid

Er is een adviesvraag voorgelegd aan de Regionale Brandweer. De brandweer acht aanvullende maatregelen niet noodzakelijk.

5.4.9 Radarverstoringsgebied

Binnen het plangebied is geen bebouwing toegestaan met een hoogte van 102 meter+NAP. Gelet daarop vormt de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering voor het radarstation Twente.

5.4.10 MER

Voor het initiatief uit het bestemmingsplan 'Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel' is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als bijlage 7 bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd.

Het initiatief tot aanleg van de Laan Hart van Zuid is getoetst en beoordeeld aan de hand van de Europese criteria en relevante wet- en regelgeving. Naar aanleiding daarvan kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen activiteit niet zal leiden tot belangrijke nadelige milieueffecten. Er zijn geen specifieke milieurisico’s. Bij de beoordeling is de totale Laan betrokken.

Onderhavige ontwikkeling is tevens met een milieuaspectenstudie onderzocht op eventuele negatieve gevolgen. Wij zijn van mening dat er sprake is van eenzijdige en beperkte gevolgen voor het milieu ofwel geen aanzienlijke negatieve milieugevolgen, daarbij meegewogen dat het een binnenstedelijke locatie betreft waar reeds op basis van het nu geldende bestemmingsplan een veelheid aan ontwikkelingsmogelijkheden bestaat. Het initiatief is om die reden naar onze mening niet aan te merken als een project met aanzienlijke milieugevolgen, zoals bedoeld in het m.e.r.-besluit.

Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding een m.e.r.-beoordeling als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer uit te voeren. De milieuaspectenstudie en de conclusies, waarin alle relevante onderwerpen worden behandeld, zien wij mede als voldoende motivatie om te kunnen stellen dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten.

5.5 Economische uitvoerbaarheid

Het plangebied ligt binnen de exploitatiegrenzen van de grondexploitatie van de Zuidelijke Laan Hart van Zuid. De grondexploitatie van de Zuidelijke Laan is onderdeel van de per 1-1-2016 geactualiseerde grondexploitaties voor Hart van Zuid. De grondexploitaties van Hart van Zuid zijn op 4 oktober 2016 vastgesteld door de gemeenteraad.

Bepalend voor de economische uitvoerbaarheid is de vraag of de ruimtelijke mogelijkheden van het onderhavig bestemmingsplan uitgevoerd kunnen worden binnen de financiële kaders zoals vastgelegd in de actuele grondexploitaties. Op basis van een toets aan de exploitatiegrenzen en het ruimtegebruik is vastgesteld dat de aanleg van de Laan Hart van Zuid gerealiseerd kan worden binnen de financiële kaders van de grondexploitatie Zuidelijke Laan Hart van Zuid. Het onderhavig bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 6 Het bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

In het plangebied wordt het zuidelijk deel van de doortrekking van de Laan van Zuid mogelijk gemaakt. Het betreft een onderdeel van de gebiedsontwikkeling van Hart van Zuid.

6.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

6.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.2.1 Verkeer

Op gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn wegen met een primaire functie ten behoeve van de verkeersdoorstroming toegestaan. Op de verbeelding zijn een aantal dwarsprofielen opgenomen, waar de situering van de as van de weg aan dient te voldoen. Er kan van de situering van de as worden afgeweken, mits de totale maat van de profielen gelijk blijft en de situatie voor wat betreft geluid door de afwijking niet verslechterd en geen afwijking geeft van de vastgestelde hogere grenswaarden.

De bestemming 'Verkeer' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming. Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd - onder voorwaarden - bij een omgevingsvergunning toe te staan dat wordt afgeweken van het de hoogte en de oppervlakte van een nutsgebouw.

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een verkeersbrug toegestaan van maximaal 15 meter hoog. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning toe te staan dat wordt afgeweken van de bouwhoogte van een brug tot een maximum van 80 meter +NAP. Aangezien de hoogte van het maaiveld ter plaatse van de brug varieert tussen de 16,5 en de 24 meter, is er, gelet op rechtszekerheid, voor gekozen om de maximale bouwhoogte van de brug vast te leggen ten opzichte van NAP. Voor verlening van deze vergunning dient wel met een windhinderonderzoek aangetoond te worden dat het verlenen van de vergunning niet leidt tot een onaanvaardbaar windklimaat ter plaatse. Wat als aanvaardbaar wordt gezien, is ook in de regels vastgelegd. Er moet na verlenen van de vergunning sprake zijn van een windhinderklimaat dat minimaal voldoet aan de normen van de NEN 8100 zoals opgenomen in de tabellen 1 ('kwaliteitsklasse C') en 2 (kwalificatie 'beperkt risico').

In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven voor welk gebruik het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken en opslag van goederen toe te staan.

Gelet op de akoestische maatregelen die getroffen dienen te worden, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen binnen de bestemming teneinde de aanleg en instandhouding van geluidschermen te waarborgen. De locatie van de schermen is als bijlage bij de regels opgenomen en in de regels is opgenomen over welke technische eigenschappen de schermen dienen te beschikken.

6.3.2.2 Water

Op gronden met de bestemming 'Water' zijn waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds toegestaan. Het betreft in voorliggend plan onder andere de Strootbeek.

De bestemming 'Water' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.

Tevens is een fietsbrug toegestaan over de Strootbeek ter plaatse van de aanduiding 'brug'.

6.3.2.3 Water-Vaarweg

Voor het plangebied is de bestemming 'Water - Vaarweg' expliciet opgenomen voor het Twentekanaal. Op deze gronden zijn waterstaatsdoeleinden, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, drinkwatervoorziening, voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater en het behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden toegestaan.

De bestemming 'Water-Vaarweg' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een verkeersbrug toegestaan van maximaal 15 meter hoog. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning toe te staan dat wordt afgeweken van de bouwhoogte van een brug tot een maximum van 80 meter +NAP. Aangezien de hoogte van het maaiveld ter plaatse van de brug varieert tussen de 16,5 en de 24 meter, is er, gelet op rechtszekerheid, voor gekozen om de maximale bouwhoogte van de brug vast te leggen ten opzichte van NAP. Voor verlening van deze vergunning dient wel met een windhinderonderzoek aangetoond te worden dat het verlenen van de vergunning niet leidt tot een onaanvaardbaar windklimaat ter plaatse. Wat als aanvaardbaar wordt gezien, is ook in de regels vastgelegd. Er moet na verlenen van de vergunning sprake zijn van een windhinderklimaat dat minimaal voldoet aan de normen van de NEN 8100 zoals opgenomen in de tabellen 1 ('kwaliteitsklasse C') en 2 (kwalificatie 'beperkt risico').

In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven voor welk gebruik het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken en opslag van goederen toe te staan.

6.3.2.4 Leiding - Gas (dubbelbestemming)

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' (dubbelbestemming) is, naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan, een gasleiding van maximaal 6 inch en een maximale druk van 40 bar toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Het is verboden om bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren die een risico kunnen inhouden voor de gasleiding. Burgemeester en wethouders kunnen onder bepaalde voorwaarden bij verlening van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden afwijken van dit verbod.

6.3.2.5 Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)

Op gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)' is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een ondergrondse hoogspanningsleiding toegestaan.

In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden. Eén van de voorwaarden betreft het voorafgaand aan het bij een omgevingsvergunning afwijken inwinnen van advies van de leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning wordt enkel verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

6.3.2.6 Waterstaat - Keur (dubbelbestemming)

Gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur (dubbelbestemming) zijn, naast voor de overige aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan. Binnen het plangebied is de keur van toepassing op de gronden langs de waterloop langs de Laan Hart van Zuid tussen de Breemarsweg en de Wethouder Kampstraat en de Strootbeek.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop en vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de watergang.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De Anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

6.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

6.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

6.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

6.3.3.5 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.

6.3.3.6 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

6.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

6.4 Handhaving van het plan

6.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.4.2 Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit"

In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Wijkzaken, veiligheid en leefomgeving (WVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.

Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.

Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

6.5 Retrospectieve toets

6.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

6.5.2 Plangebied

Het plangebied betreft een grotendeels nieuw te ontwikkelen gebied met een nagenoeg geheel nieuwe invulling. De bestemmingen zijn gekozen, gebaseerd op die nieuwe invulling. Er zijn binnen het plangebied dan ook geen strijdige situaties ontstaan.

6.6 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

6.6.1 Inspraak

Conform artikel 150 van de Gemeentewet heeft de raad een inspraakverordening vastgesteld. In die verordening is onder andere aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke- en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid betrokken worden. Na voorafgaande publicatie in het Hengelo's Weekblad op 6 januari 2015 heeft het voorontwerp bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel van 7 januari 2015 tot en met 17 februari 2015 ter inzage gelegen. Deze publicatie heeft ook op de internetpagina van de gemeente Hengelo gestaan. Daarnaast kon men de stukken raadplegen op internet. Aandacht is geschonken aan de wijze waarop en hoe men kan reageren op het voorontwerp bestemmingsplan.

Op 20 januari 2015 was er een informatiebijeenkomst georganiseerd over het voorontwerp bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel in combinatie met het voorontwerp bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Noordelijk deel. Tijdens de bijeenkomst konden belangstellenden de beide voorontwerpen bekijken, vragen stellen en opmerkingen kenbaar maken. De avond is door ongeveer 100-150 personen bezocht. Een kennisgeving van deze avond heeft plaatsgevonden in het Hengelo's weekblad en is verder in de vorm van een uitnodigingsbrief huis-aan-huis verspreid.

Binnen de termijn zijn twee zienswijzen ingediend tegen het voorontwerpbestemmingsplan. Deze zijn samengevat en van reactie voorzien in bijlage 8 van voorliggend plan, de Nota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel.

6.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, is vooroverleg gevoerd met de provincie en andere overleginstanties. Hierbij is een termijn aangegeven waarbinnen instanties kunnen reageren. Deze termijn is gelijk aan de termijn waarop zienswijzen tegen het plan ingediend konden worden, dus tot en met 17 februari 2015. Mocht een reactie voor deze datum uitblijven, dan wordt men geacht met het voorontwerp bestemmingsplan in te stemmen. Van zes instanties is een reactie ontvangen. Deze zijn samengevat en van reactie voorzien in bijlage 8 van voorliggend plan, de Nota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel.

6.6.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel' van de gemeente Hengelo is op 31 mei 2016 gepubliceerd voor een inzagetermijn van 1 juni tot en met 12 juli 2016. Tijdens de terinzagelegging bleek echter dat de milieukundige onderzoeken ontbraken die als bijlage bij de milieuaspectenstudie hadden moeten zijn gevoegd. Deze ontbraken ook in de besluitvorming van dat plan. Om dat gebrek te herstellen, is het ontwerpbestemmingsplan opnieuw aan het college voorgelegd met als enige wijziging het toevoegen van de onderzoeken die voorheen ontbraken. Gelet op het voeren van een adequaat en inzichtelijk beheer van digitale bestemmingsplannen, is er sprake van versie 2 van het ontwerpbestemmingsplan Laan Hart van Zuid, zuidelijk deel. Het unieke identificatienummer van het plan wijzigt hierdoor van 'NL.IMRO.0164.BP0094-0201' naar 'NL.IMRO.0164.BP0094-0202'. Deze tweede versie van het ontwerpbestemmingsplan is op 28 juni 2016 gepubliceerd voor een inzagetermijn van 29 juni tot en met 9 augustus 2016. Naast de gebruikelijke, wettelijk verplichte, publicaties is een rectificatie van deze termijn huis-aan-huis verspreid en zijn indieners van een inspraakreactie hiervan per brief op de hoogte gesteld. Gedurende deze periode zijn 4 zienswijzen ingediend. In de als bijlage 9 bij de toelichting van voorliggend plan gevoegde Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel zijn deze zienswijzen gebundeld, samengevat en van een antwoord voorzien.

6.6.4 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.