direct naar inhoud van Regels
Plan: Veegplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0084-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Veegplan Buitengebied van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0084-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.4 aan-huis-verbonden-beroep:

een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de aan-huis-verbonden-beroep woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanbouw aan stacaravan / chalet:

een bouwkundige toevoeging aan een stacaravan / chalet in de vorm van een luifel, veranda en dergelijke ten behoeve van het recreatieve gebruik van de stacaravan en welke niet wordt gebruikt als verblijfsruimte en waarin zich geen sanitaire voorzieningen bevinden;

1.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.8 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.9 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.10 aanlegvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.11 agrarisch bedrijf / agrarische bedrijfsvoering:

een bedrijf/bedrijfsvoering, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder begrepen het fokken van dieren;

1.12 agrarisch bouwvlak:

een op de verbeelding zodanig aangegeven bebouwingsoppervlak, waarop de agrarische bedrijfsbebouwing is geconcentreerd;

1.13 ambachtelijke bedrijvigheid:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.14 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.15 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.16 bab:

de Wet geurhinder en veehouderij (art. 3 lid 2 en art. 14) maakt onderscheid tussen "gewone" burgerwoningen en burgerbewoning van voormalige bedrijfswoningen en van woningen die zijn gerealiseerd in het kader van het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen en/of slopen van agrarische bebouwing (rood voor rood-regeling of beleid inzake vrijkomende agrarische bebouwing). Om te voorkomen dat burgerbewoning van voormalige bedrijfswoningen en van nieuwe woningen op (voormalige) agrarische percelen naastgelegen agrarische bedrijven "op slot" zet, zijn deze nieuwe burgerwoningen voor wat betreft de bescherming tegen geurhinder gelijk gesteld met agrarische bedrijfswoningen. Overweging hierbij is dat bewoners van dergelijke nieuwe burgerwoningen de afwijkende bescherming tegen geurhinder mee kunnen wegen in hun beslissing om deze woningen al dan niet te betrekken. Deze afwijkende normstelling geldt alleen voor woningen die op of na 19 maart 2000 (de datum van 19 maart 2000 is opgenomen, omdat op die datum de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' in werking is getreden. Op grond van deze regeling werd woningrealisering in ruil voor agrarische bedrijfsbeëindiging mogelijk) zijn gebouwd of op of na die datum zijn opgehouden deel uit te maken van een veehouderij. Om duidelijk te maken dat voor deze woningen een, voor wat betreft de bescherming tegen geurhinder, afwijkend wettelijk regime geldt, worden deze woningen in het bestemmingsplan Buitengebied aangeduid met 'specifieke vorm van wonen - bab' (bescherming agrarische bedrijfswoning). Een 'bab-woning' heeft ingevolge de 'Wet geurhinder en veehouderij' (Wgv) dus dezelfde status als een agrarische bedrijfswoning. Dat wil zeggen dat vaste afstanden gelden tussen een intensief veehouderijbedrijf en de 'bab-woning', te weten ten minste 50 meter als de 'bab-woning' in het buitengebied is gelegen;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijgebouw bij stacaravan / chalet:

een vrijstaand gebouw bij een stacaravan / chalet, welke dient als opslag van tuingereedschap, tuinmeubelen, fietsen en dergelijke ten behoeve van het recreatieve gebruik van de stacaravan / het chalet en niet wordt gebruikt als verblijfsruimte en waarin zich geen sanitaire voorzieningen bevinden;

1.22 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwvlak gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;

1.23 boomkwekerij:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op de productie - door middel van het planten (in container) en (op)kweken - van bomen, coniferen, heesters en andere houtgewassen;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een (bouw)perceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 chalet:

een chalet is, mede gelet op de afmetingen, niet bestemd om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen. Indien wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden is er nog sprake van een chalet:

  • het chalet mag niet opgebouwd worden uit een door steen opgemetselde buitenwand;
  • permanente bewoning van het chalet is niet toegestaan;
  • het chalet bestaat uit niet meer dan één bouwlaag;
1.32 bestaand:
  • 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  • 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.33 containerteelt:

het kweken van bomen, coniferen, heesters en andere houtgewassen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage;

1.34 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;

1.35 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 dienst- of bedrijfswoning:

een (gedeelte van een) gebouw, noodzakelijk voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, belast met het beheer van en/of toezicht op het krachtens deze regels toegelaten (agrarisch) bedrijf of instelling;

1.38 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.39 diepploegen:

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 meter, ten behoeve van het agrarisch gebruik;

1.40 differentiatielijn:

aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;

1.41 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten van de EHS;

1.42 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.43 erker:

een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan een gevel van een woning;

1.44 evenemententerrein:

terrein voor periodieke en/of meerdaagse evenementen, zoals bijvoorbeeld 'Schoolfeesten Oele', 'Pinksterfeesten Becum' en sportevenementen;

1.45 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.46 extensiveringsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt;

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 gekoppeld agrarisch bouwvlak:

een gekoppeld agrarisch bouwvlak bestaat uit maximaal twee - onderling niet aaneengesloten - percelen die op de verbeelding door de figuur "relatie" tezamen worden aangemerkt als zijnde één (agrarisch) bouwvlak;

1.49 geluidgevoelige functies:

functies als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.50 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.51 geluidsbelasting in dB:

de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken;

1.54 hervestiging van een intensieve veehouderij(tak):

de vestiging van een nieuw op te richten of van elders te verplaatsen bedrijf op een bestaand agrarisch bouwvlak;

1.55 het op hobbymatige basis houden van dieren:

het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 12 NGE;

1.56 het verharden van gronden:

onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.57 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.58 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een (bouw)perceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.59 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een café, bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven alsmede erotisch getinte vermaaksfuncties ;

1.60 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

Voor de definiëring van het begrip intensieve veehouderij is aangesloten op de milieuwetgeving. Ruwweg is intensieve veehouderij het houden van dieren in stallen (meest voorkomend: varkens, pluimvee, kalveren, stieren, nertsen). In het plangebied is de intensieve veehouderij met name gericht op varkenshouderij, vleesstieren en kalverhouderij;

1.61 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.62 kas:

een gebouw, bestemd voor het kweken van gewassen etc., waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.63 lage, niet menstoegankelijke tunnels:

niet verankerde, niet menstoegankelijke kas- dan wel platglasconstructie van maximaal 1,5 meter hoog;

1.64 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.65 landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van levende en niet-levende natuur;

1.66 maatschappelijke voorzieningen:

medische, sociale, educatieve, culturele en religieuze voorzieningen, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, met uitzondering van een seksinrichting;

1.67 manege:

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony’s binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;

1.68 minicamping (kleinschalig kamperen):

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 25 kampeermiddelen;

1.69 nevenfuncties:

activiteiten die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwvlak;

1.70 NGE:

Nederlandse Grootte Eenheid is een norm die wordt gebruikt voor de bepaling van de bedrijfsomvang van landbouwbedrijven;

1.71 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen en niet of slechts in ondergeschikte mate afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond;

1.72 nieuwvestiging van een intensieve veehouderij:

in het bestemmingsplan een nieuw agrarisch bouwvlak opnemen voor de vestiging van een nieuw van elders te verplaatsen bedrijf of geheel nieuw te starten bedrijf;

1.73 omschakeling naar een intensieve veehouderij:

het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een intensieve veehouderij;

1.74 ontheffing:

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.75 permanente bewoning:

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;

1.76 plattelandswoning:

een bedrijfswoning zoals bedoeld in artikel 1.1. eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting die ook door derden bewoond mag worden;

1.77 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.78 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.79 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.80 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.81 Reconstructieplan Salland-Twente:

een plan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

1.82 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.83 recreatiewoning:

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan enóf chalet zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, voor recreatieve doeleinden bewoond te worden. Permanente bewoning van de recreatiewoning, chalet of vakantiehuisje is niet toegestaan;

1.84 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.85 sloopvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 sub b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.86 stacaravan:

een stacaravan is, mede gelet op de afmetingen, niet bestemd om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen. Indien wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden is er nog sprake van een stacaravan:

  • onder de stacaravan dient een origineel as/wielstelsel aanwezig te zijn;
  • de stacaravan dient binnen 48 uur te verwijderen te zijn van zijn standplaats/locatie en mag niet nagelvast aan de bodem verankerd zijn d.m.v. een fundering en/of verbonden door palen;
  • de stacaravan mag niet opgebouwd worden uit een door steen opgemetselde buitenwand;
  • permanente bewoning van de stacaravan is niet toegestaan;
1.87 sterlocatie intensieve veehouderij:

een bestaand agrarisch bouwvlak binnen een verwevingsgebied waar een perspectiefvol bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd, dat over voldoende omgevingsruimte beschikt om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve tak tot minimaal 140 nge kan groeien;

1.88 teeltondersteunende kassen:

kassen waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteit;

1.89 teeltondersteunende voorzieningen:

uitgespreid afdekmateriaal, afdekmateriaal met ondersteunende constructie (lage, niet menstoegankelijke tunnels) bestemd voor en bedoeld als tijdelijke ondersteuning van vollegrondse-, fruit-, bloemen- en boomteelt;

Deze voorzieningen zijn uitsluitend functioneel in het groeiseizoen en worden na het groeiseizoen verwijderd. Een groeiseizoen beslaat de maanden maart tot en met oktober;

1.90 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.91 uitbreiding van een intensieve veehouderij:

vergroting van de aanwezige agrarische bebouwing al of niet gepaard gaand met een verruiming van het bouwvlak;

1.92 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.93 verwevingsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;

1.94 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-/uit- en bijgebouwen op de begane grond;

1.95 voorgevel:

voor wat betreft de realisatie van aan-/uit- en bijgebouwen wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.96 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

1.97 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.98 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.99 woning / wooneenheid:

(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie / een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden (inclusief inpandige stal/deel);

1.100 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.101 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten;

2.2 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de oppervlakte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

2.3 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwvlak;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onder bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwvlak:

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwvlak aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;

2.10 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1;
  • c. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (nummer)' en weergegeven in bijlage 2;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', ook voor boomteelt;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en 'houtwal', ook voor het instandhouden van landschapswaarden en houtwallen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', ook voor een recreatiewoning;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', ook voor het instandhouden van cultuurhistorische waarden;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' ook uitsluitend voor (veld)schuren;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', ook voor nutsvoorzieningen;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8; 
  • r. tuinen, erven en terreinen;
  • s. groenvoorzieningen;
  • t. wegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwvlak;
  • b. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' is uitsluitend een (veld)schuur toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit(en) mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen bedragen, dan wel het bestaande oppervlak indien deze meer bedraagt;
  • h. in afwijking van het gestelde in 3.1, geldt voor agrarische bedrijven:
    • 1. dat nieuwvestiging en hervestiging van een intensieve veehouderij(tak), omschakeling naar intensieve veehouderijen alsmede de uitbreiding hiervan binnen het extensiveringsgebied niet is toegestaan;
    • 2. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1, gelegen binnen het extensiveringsgebied uitsluitend toegestaan is in het kader van dierwelzijn en veterinaire gezondheid;
    • 3. dat het (deel van het) agrarische bouwvlak, dat gebruikt wordt ten behoeve van een bestaande intensieve veehouderij(tak), als bedoeld in sub 1. tot en met 2., maximaal 10% mag worden uitgebreid met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • indien en voor zover deze uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid en
      • uitgegaan wordt van de aanwezige (vergunde) veestapel;
    • 4. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 2. tot en met 3., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening;
    • 5. dat nieuwvestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied niet is toegestaan;
    • 6. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1 gelegen binnen het verwevingsgebied binnen het bestaande bouwvlak is toegestaan;
    • 7. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 6., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, waarbij geldt dat de omvang van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare mag bedragen;
    • 8. dat (her)vestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied op een locatie anders dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1 niet is toegestaan;
    • 9. in afwijking van het bepaalde in sub 7. kan aan een intensief veehouderijbedrijf een bouwvlak groter dan 1,5 hectare worden toegekend, mits het gaat om de start of de uitbreiding van de niet-intensieve tak van een gemengd bedrijf of de niet agrarische tak.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het gestelde in 3.2.2 onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • d. in afwijking van het gestelde in 3.2.2 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2e bedrijfswoning' twee bedrijfswoningen toegestaan / aanwezig;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • g. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • h. herbouw van bestaande bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het agrarisch bedrijf worden opgericht, waarbij geldt dat:
    • 1. terrein- en erfafscheidingen vanaf de voet gemeten maximaal 1 meter hoog mogen zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 2. mestsilo's maximaal 8,5 meter hoog mogen zijn;
    • 3. overige silo's maximaal 15 meter hoog mogen zijn;
    • 4. antenne's maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter hoog mogen zijn;
  • b. buiten het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals afrasteringen ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • c. buiten het bouwvlak en/of op percelen ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" zijn teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels en hagelschermen toegestaan, met dien verstande dat het een tijdelijke voorziening - alleen toegestaan tijdens het groeiseizoen - ten behoeve van seizoensgebonden teelten dient te betreffen; de hoogte van de tunnels mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. het bouwen van sleufsilo's, buiten het agrarisch bouwvlak, is niet toegestaan;
  • e. ten behoeve van het recreatief medegebruik is het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels en dergelijke met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Voor alle in deze bestemming opgenomen ontheffingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de ontheffing alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

3.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van het bepaalde in 3.2.1 onder b. teneinde een beperkte overschrijding van het agrarisch bouwvlak door agrarische bebouwing toe te staan, mits:
    • 1. de overschrijding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de overschrijding niet meer bedraagt dan 20 meter, gerekend vanuit de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • b. van het bepaalde in 3.2.2 onder a. teneinde een tweede agrarische bedrijfswoning op een agrarisch bouwvlak toe te staan. Een tweede agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang van minimaal 120 nge aanwezig is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de inhoud van de tweede bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 3. de voorgevel van de tweede agrarische bedrijfswoning dient, voor zover mogelijk, ter hoogte van de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning te worden geplaatst;
    • 4. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de eerste bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 meter;
    • 5. de geluidbelasting op de gevel vanwege wegverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
    • 6. de geluidbelasting op de gevel vanwege railverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
  • c. van het bepaalde onder 3.2.2 onder h. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van de voorgeschreven goot-, bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 2 meter mogen worden vergroot. Indien de vergroting meer bedraagt dan 10% van de toegestane hoogte, deze vergroting uit- sluitend kan worden toegestaan indien de hogere goot- en of bouwhoogte noodzakelijk is ter uitvoering van wetgeving in het kader van de milieu- en/of bouwregelgeving dan wel het dierenwelzijn;

  • e. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. van de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
  • g. teneinde sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen toe te staan op een agrarisch bouwvlak. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
    • 1. de ontheffingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op de percelen waar ontheffing is verleend ten behoeve van het kleinschalig kamperen;
    • 2. er dient bij voorkeur gebruik te worden gemaakt van bestaande gebouwen;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • h. van het bepaalde in 3.2.3 onder b. teneinde het bouwen van gebouwtjes in de vorm van schuilstallen en dergelijke te kunnen toestaan, mits voldaan wordt aan de criteria uit de 'Beleidsnotitie schuilstallen' zoals opgenomen in bijlage 12.
  • i. van het bepaalde in 3.2.3 onder d. teneinde het oprichten van sleufsilo's buiten de agrarische bouwpercelen toe te staan, mits:
    • 1. het oprichten van een sleufsilo buiten het agrarische bouwvlak noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de sleufsilo direct aangrenzend aan het agrarisch bouwvlak wordt opgericht;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de onderhavige sleufsilo's niet meer bedraagt dan 500 m2;
    • 4. de bebouwingshoogte niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • j. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde als nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf, extensieve vormen van recreatie, dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, functies met een recreatief karakter en agrarisch verwante activiteiten toe te staan, die enige relatie hebben met het buitengebied. Voor het toestaan van nevenactiviteiten gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de nevenactiviteiten vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
    • 3. indien sprake is van verblijfsrecreatieve activiteiten in de vorm van bed en break-fastvoorzieningen en/of verbouw tot appartementen geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en voor zover het appartementen betreft, maximaal 5 appartementen zijn toegestaan; De maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 5. de belangen van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden aangetast;
    • 6. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • k. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde bestaande bedrijfsgebouwen bij een bestaand agrarisch bedrijf te gebruiken voor opslag, stalling van caravans, boten, vouwwagens of kampeerwagens. Voor het toestaan gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking van de activiteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 3. bij opslag dient dit milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
    • 4. de ontheffing betreft maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing;
    • 5. opgeslagen goederen mogen niet ter plekke worden verkocht;
  • l. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 3.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord;
  • m. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf toe te staan, mits voldaan wordt aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 6.
3.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalig kamperen

Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, als bedoeld in artikel 2 juncto 1 sub f. van de verordening op de verblijfsrecreatie, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op gronden gelegen op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het kamperen uitsluitend is toegestaan binnen de periode 15 maart t/m 31 oktober;
  • c. het slechts kampeermiddelen betreft met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • d. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • e. indien de kampeermiddelen worden geplaatst op gronden direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • f. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • g. afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen voorwaarden worden gesteld met het oog op de cultuurhistorische-, landschappelijke of natuurwaarde van het gebied. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de functie van het betreffende gebied. Deze functie mag niet wezenlijk worden aangetast.
3.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde producten van het agrarisch bedrijf;
  • d. voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. het in gebruik nemen van vrijkomende en vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de VAB-criteria, zoals opgenomen in bijlage 6.
3.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

3.7 Aanlegvergunning
3.7.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" en "houtwallen":
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • b. het aanbrengen van mestplaten, folie- en waterbassins buiten het agrarisch bouwvlak;
  • c. het aanbrengen van verhardingen, met uitzondering van de aanleg van kavel- en koepaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een maximale breedte van 3 meter;
  • d. het aanbrengen van houtopstanden, niet zijnde boomteelt;
  • e. boomteelt, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt".

De onder a. tot en met e. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

3.7.2 Uitzondering

Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke plaatsvinden binnen het agrarisch bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
3.7.3 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Voor alle in deze bestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de wijziging alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

3.8.1 Wijzigingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch" wijzigen ten behoeve van vergroting of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de vergroting/vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; omtrent het noodzakelijkheidscriterium kan advies worden gevraagd aan een ter zake deskundige;
    • 2. indien dit in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is kan de vergroting plaatsvinden door middel van het toekennen van een gekoppeld bouwvlak;
    • 3. bij zowel vergroting als vormverandering dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 4. de vergroting/vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
    • 5. bij vergroting van het agrarische bouwvlak dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de Natuurbeschermingswet;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch" voor zover voorzien van agrarisch bouwvlak wijzigen in de bestemming "wonen", waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor wonen kan worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning (inclusief inpandige stal/deel/bijgebouw) mag niet worden vergroot;
    • 2. de agrarische verschijningsvorm mag – voor zover nog herkenbaar - niet worden aangetast;
    • 3. de bestaande situering mag niet worden gewijzigd;
    • 4. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning; indien sprake is van het amoveren van voormalige bedrijfsgebouwen kan een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 100 m2 vermeerderd met 20% van de bebouwde oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2; indien er op het perceel cultuurhistorisch waardevolle panden aanwezig zijn, die vanwege hun cultuurhistorische waarde niet mogen worden gesloopt, worden deze panden niet meegerekend bij de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen;
    • 5. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5. is woningsplitsing toegestaan met dien verstande dat:
      • woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij panden waarvan de inhoud minimaal 1000 m3 bedraagt;
      • het pand mag worden gesplitst in maximaal 2 woningen;
      • de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
      • per woning mogen vrijstaande bijgebouwen van totaal max. 100 m2 worden gebouwd; de voormalige bedrijfsgebouwen dienen, voor zover de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt overschreden te worden geamoveerd;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch" voor zover voorzien van een agrarisch bouwvlak wijzigen in de bestemming "Wonen" teneinde deelname aan de rood voor rood regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Rood voor Rood criteria, zoals opgenomen in bijlage 5.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch" voor zover voorzien van een agrarisch bouwvlak wijzigen in de bestemming "Wonen", "Wonen-Landhuis" met eventueel de dubbelbestemmming "Waarde-Landgoed" teneinde deelname aan de nieuwe landgoederen regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Nieuwe Landgoederen criteria, zoals opgenomen in bijlage 7.
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)" wijzigen en toestaan dat het betreffende perceel als sterlocatie wordt aangewezen, mits voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 10 én het perceel is gelegen in het verwevingsgebied;
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch" wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen.
3.8.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 3.8.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.

3.9 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1;
  • c. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (nummer)' en weergegeven in bijlage 2;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', ook voor boomteelt;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', ook voor een evenemententerrein;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en 'houtwal', ook voor het instandhouden van landschapswaarden en houtwallen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' ook voor een recreatiewoning;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', ook voor het instandhouden van cultuurhistorische waarden;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', ook voor activiteiten van de hobbyclub van de AKZO (houtbewerking, hobbymatig onderhouden van auto's);
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur', ook uitsluitend voor (veld)schuren;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', ook voor parkeervoorzieningen;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', ook voor kinderdagopvang;
  • t. ter plaatse van de aanduiding ' antennemast', ook voor 'één telecommunicatiemast ten behoeve van het ontvangen en/of zenden van radio- en/of televisie- en/of telefoniesignalen';
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', ook voor een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;
  • w. tuinen, erven en terreinen;
  • x. groenvoorzieningen;
  • y. wegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • z. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwvlak;
  • b. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' is uitsluitend een (veld)schuur toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt. In afwijking hiervan mag de bouwhoogte van de (veld)schuur de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte bedragen;
  • g. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit(en) mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen bedragen, dan wel het bestaande oppervlak indien deze meer bedraagt. In afwijking hiervan mag ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' maximaal 300 m2 worden gebruikt ten behoeve van kinderdagopvang;
  • h. in afwijking van het gestelde in 4.1, geldt voor agrarische bedrijven:
    • 1. dat nieuwvestiging en hervestiging van een intensieve veehouderij(tak), omschakeling naar intensieve veehouderijen alsmede de uitbreiding hiervan binnen het extensiveringsgebied niet is toegestaan;
    • 2. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1, gelegen binnen het extensiveringsgebied uitsluitend toegestaan is in het kader van dierwelzijn en veterinaire gezondheid;
    • 3. dat het (deel van het) agrarische bouwvlak, dat gebruikt wordt ten behoeve van een bestaande intensieve veehouderij(tak), als bedoeld in sub 1. tot en met 2., maximaal 10% mag worden uitgebreid met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • indien en voor zover deze uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid en
      • uitgegaan wordt van de aanwezige (vergunde) veestapel;
    • 4. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 2. tot en met 3., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening;
    • 5. dat nieuwvestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied niet is toegestaan;
    • 6. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1 gelegen binnen het verwevingsgebied binnen het bestaande bouwvlak is toegestaan;
    • 7. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 6., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, waarbij geldt dat de omvang van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare mag bedragen;
    • 8. dat (her)vestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied op een locatie anders dan de locaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1 niet is toegestaan;
    • 9. in afwijking van het bepaalde in sub 7. kan aan een intensief veehouderijbedrijf een bouwvlak groter dan 1,5 hectare worden toegekend, mits het gaat om de start of de uitbreiding van de niet-intensieve tak van een gemengd bedrijf of de niet agrarische tak.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het gestelde in 4.2.2 onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • d. in afwijking van het gestelde in 4.2.2 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2e bedrijfswoning' twee bedrijfswoningen toegestaan / aanwezig;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • g. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt ;
  • h. herbouw van bestaande bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfwoning(en);
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het agrarisch bedrijf worden opgericht, waarbij geldt dat:
    • 1. terrein- en erfafscheidingen vanaf de voet gemeten maximaal 1 meter hoog mogen zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 2. mestsilo's maximaal 8,5 meter hoog mogen zijn;
    • 3. overige silo's maximaal 15 meter hoog mogen zijn;
    • 4. antenne's maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter hoog mogen zijn;
  • b. buiten het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals afrasteringen ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" zijn buiten het bouwvlak en/of op percelen teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels en hagelschermen toegestaan, met dien verstande dat het een tijdelijke voorziening - alleen toegestaan tijdens het groeiseizoen - ten behoeve van seizoensgebonden teelten dient te betreffen; de hoogte van de tunnels mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. het bouwen van sleufsilo's, buiten het agrarisch bouwvlak, is niet toegestaan;
  • e. ten behoeve van het recreatief medegebruik is het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels en dergelijke met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag een telecommunicatiemast worden opgericht waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 meter.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 4.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Voor alle in deze bestemming opgenomen ontheffingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de ontheffing alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

4.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van het bepaalde in 4.2.1 onder b. teneinde een beperkte overschrijding van het agrarisch bouwvlak door agrarische bebouwing toe te staan, mits:
    • 1. de overschrijding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de overschrijding niet meer bedraagt dan 20 meter, gerekend vanuit de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • b. van het bepaalde in 4.2.2 onder a. teneinde een tweede agrarische bedrijfswoning op een agrarisch bouwvlak toe te staan. Een tweede agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang van minimaal 120 nge aanwezig is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de inhoud van de tweede bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 3. de voorgevel van de tweede agrarische bedrijfswoning dient, voor zover mogelijk, ter hoogte van voorgevel van de bestaande bedrijfswoning te worden geplaatst;
    • 4. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de eerste bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 meter;
    • 5. de geluidbelasting op de gevel vanwege wegverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
    • 6. de geluidbelasting op de gevel vanwege railverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
  • c. van het bepaalde onder 4.2.2 onder h. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van de voorgeschreven goot-, bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 2 meter mogen worden vergroot. Indien de vergroting meer bedraagt dan 10% van de toegestane hoogte, deze vergroting uit- sluitend kan worden toegestaan indien de hogere goot- en of bouwhoogte noodzakelijk is ter uitvoering van wetgeving in het kader van de milieu- en/of bouwregelgeving dan wel het dierenwelzijn;

  • e. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. van de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
  • g. teneinde sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen toe te staan op een agrarisch bouwvlak. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
    • 1. de ontheffingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op de percelen waar ontheffing is verleend ten behoeve van het kleinschalig kamperen;
    • 2. er dient bij voorkeur gebruik te worden gemaakt van bestaande gebouwen;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • h. van het bepaalde in 4.2.3 onder b. teneinde het bouwen van gebouwtjes in de vorm van schuilstallen en dergelijke te kunnen toestaan, mits voldaan wordt aan de criteria uit de 'Beleidsnotitie schuilstallen' zoals opgenomen in bijlage 12.
  • i. van het bepaalde in 4.2.3 onder d. teneinde het oprichten van sleufsilo's buiten de agrarische bouwpercelen toe te staan, mits:
    • 1. het oprichten van een sleufsilo buiten het agrarische bouwvlak noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de sleufsilo direct aangrenzend aan het agrarisch bouwvlak wordt opgericht;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de onderhavige sleufsilo's niet meer bedraagt dan 500 m2;
    • 4. de bebouwingshoogte niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • j. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde als nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf, extensieve vormen recreatie, dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, functies met een recreatief karakter en agrarisch verwante activiteiten toe te staan, die enige relatie hebben met het buitengebied. Voor het toestaan van nevenactiviteiten gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de nevenactiviteiten vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
    • 3. indien sprake is van verblijfsrecreatieve activiteiten in de vorm van bed en break-fastvoorzieningen en/of verbouw tot appartementen geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en voor zover het appartementen betreft, maximaal 5 appartementen zijn toegestaan; De maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 5. de belangen van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden aangetast;
    • 6. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • k. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde bestaande bedrijfsgebouwen bij een bestaand agrarisch bedrijf te gebruiken voor opslag, stalling van caravans, boten, vouwwagens of kampeerwagens. Voor het toestaan gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking van de activiteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 3. bij opslag dient dit milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
    • 4. de ontheffing betreft maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing;
    • 5. opgeslagen goederen mogen niet ter plekke worden verkocht;
  • l. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 4.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord;
  • m. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf toe te staan, mits voldaan wordt aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 6.
4.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Kleinschalig kamperen

Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, als bedoeld in artikel artikel 2 juncto 1 sub f. van de verordening op de verblijfsrecreatie, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op gronden gelegen op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het kamperen uitsluitend is toegestaan binnen de periode 15 maart t/m 31 oktober;
  • c. het slechts kampeermiddelen betreft met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • d. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • e. indien de kampeermiddelen worden geplaatst op gronden direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • f. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • g. afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen voorwaarden worden gesteld met het oog op de cultuurhistorische-, landschappelijke of natuurwaarde van het gebied. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de functie van het betreffende gebied. Deze functie mag niet wezenlijk worden aangetast.
4.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde producten van het agrarisch bedrijf;
  • d. voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 4.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. het in gebruik nemen van vrijkomende en vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de VAB-criteria, zoals opgenomen in bijlage 6.
4.6.2 Procedure van ontheffing

Vervallen.

4.7 Aanlegvergunning
4.7.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op de tot 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" en "houtwallen":
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • b. het aanbrengen van mestplaten, folie- en waterbassins buiten het agrarisch bouwvlak;
  • c. het aanbrengen van verhardingen, met uitzondering van de aanleg van kavel- en koepaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een maximale breedte van 3 meter;
  • d. het aanbrengen van houtopstanden, niet zijnde boomteelt;
  • e. boomteelt, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt".

De onder a. tot en met e. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

4.7.2 Uitzondering

Het onder 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke plaatsvinden op een agrarisch bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
4.7.3 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Voor alle in deze bestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de wijziging alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

4.8.1 Wijzigingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden" wijzigen ten behoeve van vergroting of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de vergroting/vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; omtrent het noodzakelijkheidscriterium kan advies worden gevraagd aan een ter zake deskundige;
    • 2. indien dit in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is kan de vergroting plaatsvinden door middel van het toekennen van een gekoppeld bouwvlak;
    • 3. bij zowel vergroting als vormverandering dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 4. de vergroting/vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
    • 5. bij vergroting van het agrarische bouwvlak dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de Natuurbeschermingswet.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "wonen", waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor wonen kan worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning (inclusief inpandige stal/deel/bijgebouw) mag niet worden vergroot;
    • 2. de agrarische verschijningsvorm mag – voor zover nog herkenbaar - niet worden aangetast;
    • 3. de bestaande situering mag niet worden gewijzigd;
    • 4. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning; indien sprake is van het amoveren van voormalige bedrijfsgebouwen kan een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 100 m2 vermeerderd met 20% van de bebouwde oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2; indien er op het perceel cultuurhistorisch waardevolle panden aanwezig zijn, die vanwege hun cultuurhistorische waarde niet mogen worden gesloopt, worden deze panden niet meegerekend bij de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen;
    • 5. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5. is woningsplitsing toegestaan met dien verstande dat:
      • woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij panden waarvan de inhoud minimaal 1000 m3 bedraagt;
      • het pand mag worden gesplitst in maximaal 2 woningen;
      • de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
      • per woning mogen vrijstaande bijgebouwen van totaal max. 100 m2 worden gebouwd; de voormalige bedrijfsgebouwen dienen, voor zover de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt overschreden te worden geamoveerd;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Wonen" teneinde deelname aan de rood voor rood regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Rood voor Rood criteria, zoals opgenomen in bijlage 5;
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden" ter plaats van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Wonen", "Wonen-Landhuis" met (eventueel) de dubbelbestemmming "Waarde-Landgoed" teneinde deelname aan de nieuwe landgoederen regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Nieuwe Landgoederen criteria, zoals opgenomen in bijlage 7;
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)" wijzigen en toestaan dat het betreffende perceel als sterlocatie wordt aangewezen, mits voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 10 én het perceel is gelegen in het verwevingsgebied;
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden" wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen.
4.8.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 4.8.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.

4.9 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1;
  • c. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (nummer)' en weergegeven in bijlage 2;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', ook voor boomteelt;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', ook voor een evenemententerrein;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en 'houtwallen', ook voor het instandhouden van landschapswaarden en houtwallen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' ook voor een recreatiewoning;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', ook voor het instandhouden van cultuurhistorische waarden;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' ook uitsluitend voor (veld)schuren;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'silo' ook voor een mestfoliebassin;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' ook voor een plattelandswoning;
  • t. tuinen, erven en terreinen;
  • u. groenvoorzieningen;
  • v. wegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • w. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwvlak;
  • b. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' is uitsluitend een (veld)schuur toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit(en) mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen bedragen, dan wel het bestaande oppervlak indien deze meer bedraagt;
  • h. in afwijking van het gestelde in 5.1, geldt voor agrarische bedrijven:
    • 1. dat nieuwvestiging en hervestiging van een intensieve veehouderij(tak), omschakeling naar intensieve veehouderijen alsmede de uitbreiding hiervan binnen het extensiveringsgebied niet is toegestaan;
    • 2. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1 gelegen binnen het extensiveringsgebied uitsluitend toegestaan is in het kader van dierwelzijn en veterinaire gezondheid;
    • 3. dat het (deel van het) agrarische bouwvlak, dat gebruikt wordt ten behoeve van een bestaande intensieve veehouderij(tak), als bedoeld in sub 1 tot en met 2, maximaal 10% mag worden uitgebreid met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • indien en voor zover deze uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid en
      • uitgegaan wordt van de aanwezige (vergunde) veestapel;
    • 4. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 2. tot en met 3., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening.
    • 5. dat nieuwvestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied niet is toegestaan;
    • 6. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1 gelegen binnen het verwevingsgebied binnen het bestaande bouwvlak is toegestaan;
    • 7. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 6., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, waarbij geldt dat de omvang van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare mag bedragen;
    • 8. dat (her)vestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied op een locatie anders dan de locaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1 niet is toegestaan;
    • 9. in afwijking van het bepaalde in sub 7. kan aan een intensief veehouderijbedrijf een bouwvlak groter dan 1,5 hectare worden toegekend, mits het gaat om de start of de uitbreiding van de niet-intensieve tak van een gemengd bedrijf of de niet agrarische tak.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het gestelde in 5.2.2 onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • d. in afwijking van het gestelde in 5.2.2 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2e bedrijfswoning' twee bedrijfswoningen toegestaan / aanwezig;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • g. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt ;
  • h. herbouw van bestaande bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfwoning(en);
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het agrarisch bedrijf worden opgericht, waarbij geldt dat:
    • 1. terrein- en erfafscheidingen vanaf de voet gemeten maximaal 1 meter hoog mogen zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 2. mestsilo's maximaal 8,5 meter hoog mogen zijn;
    • 3. overige silo's maximaal 15 meter hoog mogen zijn;
    • 4. antenne's maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 6 meter hoog mogen zijn;
  • b. buiten het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals afrasteringen ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'silo' uitsluitend een mestfoliebassin mag worden gerealiseerd waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen ;
  • c. buiten het bouwvlak en/of op percelen zijn ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels en hagelschermen toegestaan, met dien verstande dat het een tijdelijke voorziening - alleen toegestaan tijdens het groeiseizoen - ten behoeve van seizoensgebonden teelten dient te betreffen; de hoogte van de tunnels mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. het bouwen van sleufsilo's, buiten het agrarisch bouwvlak, is niet toegestaan;
  • e. ten behoeve van het recreatief medegebruik is het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels en dergelijke met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 5.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

Voor alle in deze bestemming opgenomen ontheffingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de ontheffing alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

5.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van het bepaalde in 5.2.1 onder b. teneinde een beperkte overschrijding van het agrarisch bouwvlak door agrarische bebouwing toe te staan, mits:
    • 1. de overschrijding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de overschrijding niet meer bedraagt dan 20 meter, gerekend vanuit de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • b. van het bepaalde in 5.2.2 onder a. teneinde een tweede agrarische bedrijfswoning op een agrarisch bouwvlak toe te staan. Een tweede agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang van minimaal 120 nge aanwezig is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de inhoud van de tweede bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 3. de voorgevel van de tweede agrarische bedrijfswoning dient, voor zover mogelijk, ter hoogte van de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning te worden geplaatst;
    • 4. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de eerste bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m;
    • 5. de geluidbelasting op de gevel vanwege wegverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
    • 6. de geluidbelasting op de gevel vanwege railverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
  • c. van het bepaalde onder 5.2.2 onder h. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van de voorgeschreven goot-, bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 2 meter mogen worden vergroot. Indien de vergroting meer bedraagt dan 10% van de toegestane hoogte, deze vergroting uit- sluitend kan worden toegestaan indien de hogere goot- en of bouwhoogte noodzakelijk is ter uitvoering van wetgeving in het kader van de milieu- en/of bouwregelgeving dan wel het dierenwelzijn;

  • e. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. van de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
  • g. teneinde sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen toe te staan op een agrarisch bouwvlak. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
    • 1. de ontheffingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op de percelen waar ontheffing is verleend ten behoeve van het kleinschalig kamperen;
    • 2. er dient bij voorkeur gebruik te worden gemaakt van bestaande gebouwen;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • h. van het bepaalde in 5.2.3 onder b. teneinde het bouwen van gebouwtjes in de vorm van schuilstallen en dergelijke te kunnen toestaan, mits voldaan wordt aan de criteria uit de 'Beleidsnotitie schuilstallen' zoals opgenomen in bijlage 12;
  • i. van het bepaalde in 5.2.3 onder d. teneinde het oprichten van sleufsilo's buiten de agrarische bouwpercelen toe te staan, mits:
    • 1. het oprichten van een sleufsilo buiten het agrarische bouwvlak noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de sleufsilo direct aangrenzend aan het agrarisch bouwvlak wordt opgericht;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de onderhavige sleufsilo's niet meer bedraagt dan 500 m2;
    • 4. de bebouwingshoogte niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • j. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde als nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf, extensieve vormen van recreatie, dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, functies met een recreatief karakter en agrarisch verwante activiteiten toe te staan, die enige relatie hebben met het buitengebied. Voor het toestaan van nevenactiviteiten gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de nevenactiviteiten vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
    • 3. indien sprake is van verblijfsrecreatieve activiteiten in de vorm van bed en break-fastvoorzieningen en/of verbouw tot appartementen geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en voor zover het appartementen betreft, maximaal 5 appartementen zijn toegestaan; De maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 5. de belangen van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden aangetast;
    • 6. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • k. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde bestaande bedrijfsgebouwen bij een bestaand agrarisch bedrijf te gebruiken voor opslag, stalling van caravans, boten, vouwwagens of kampeerwagens. Voor het toestaan gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking van de activiteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 3. bij opslag dient dit milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
    • 4. de ontheffing betreft maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing;
    • 5. opgeslagen goederen mogen niet ter plekke worden verkocht;
  • l. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 5.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord;
  • m. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf toe te staan, mits voldaan wordt aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 6.
5.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Kleinschalig kamperen

Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, als bedoeld in artikel artikel 2 juncto 1 sub f. van de verordening op de verblijfsrecreatie, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op gronden gelegen op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het kamperen uitsluitend is toegestaan binnen de periode 15 maart t/m 31 oktober;
  • c. het slechts kampeermiddelen betreft met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • d. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • e. indien de kampeermiddelen worden geplaatst op gronden direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • f. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • g. afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen voorwaarden worden gesteld met het oog op de cultuurhistorische-, landschappelijke of natuurwaarde van het gebied. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de functie van het betreffende gebied. Deze functie mag niet wezenlijk worden aangetast;
  • h. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  • i. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar het kleinschalig kamperen plaatsvindt, maar ook de te verwachtten uitstraling die daarvan uitgaat.
5.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde producten van het agrarisch bedrijf;
  • d. voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. het in gebruik nemen van vrijkomende en vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, mits, wordt voldaan aan de VAB-criteria, zoals opgenomen in bijlage 6.
5.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

5.7 Aanlegvergunning
5.7.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op de tot 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" en "houtwallen":
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • b. het aanbrengen van mestplaten, folie- en waterbassins buiten het agrarisch bouwvlak;
  • c. het aanbrengen van verhardingen, met uitzondering van de aanleg van kavel- en koepaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een maximale breedte van 3 meter;
  • d. het aanbrengen van houtopstanden, niet zijnde boomteelt;
  • e. boomteelt, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt".

De onder a. tot en met e. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

5.7.2 Uitzondering

Het onder 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke plaatsvinden op een agrarisch bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
5.7.3 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 5.7.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Voor alle in deze bestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de wijziging alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

5.8.1 Wijzigingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" wijzigen ten behoeve van vergroting of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de vergroting/vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; omtrent het noodzakelijkheidscriterium kan advies worden gevraagd aan een ter zake deskundige;
    • 2. indien dit in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is kan de vergroting plaatsvinden door middel van het toekennen van een gekoppeld bouwvlak;
    • 3. bij zowel vergroting als vormverandering dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 4. de vergroting/vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
    • 5. bij vergroting van het agrarische bouwvlak dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de Natuurbeschermingswet.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "wonen", waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor wonen kan worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning (inclusief inpandige stal/deel/bijgebouw) mag niet worden vergroot;
    • 2. de agrarische verschijningsvorm mag – voor zover nog herkenbaar - niet worden aangetast;
    • 3. de bestaande situering mag niet worden gewijzigd;
    • 4. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning; indien sprake is van het amoveren van voormalige bedrijfsgebouwen kan een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 100 m2 vermeerderd met 20% van de bebouwde oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2; indien er op het perceel cultuurhistorisch waardevolle panden aanwezig zijn, die vanwege hun cultuurhistorische waarde niet mogen worden gesloopt, worden deze panden niet meegerekend bij de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen;
    • 5. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5. is woningsplitsing toegestaan met dien verstande dat:
      • woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij panden waarvan de inhoud minimaal 1000 m3 bedraagt;
      • het pand mag worden gesplitst in maximaal 2 woningen;
      • de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
      • per woning mogen vrijstaande bijgebouwen van totaal max. 100 m2 worden gebouwd; de voormalige bedrijfsgebouwen dienen, voor zover de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt overschreden te worden geamoveerd.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Wonen" teneinde deelname aan de rood voor rood regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Rood voor Rood criteria, zoals opgenomen in bijlage 5;
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Wonen", "Wonen-Landhuis" met eventueel de dubbelbestemmming "Waarde-Landgoed" teneinde deelname aan de nieuwe landgoederen regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Nieuwe Landgoederen criteria, zoals opgenomen in bijlage 7;
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)" wijzigen en toestaan dat het betreffende perceel als sterlocatie wordt aangewezen, mits voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 10 én het perceel is gelegen in het verwevingsgebied;
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen.
5.8.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 5.8.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.

5.9 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - (nummer)' en weergegeven in bijlage 3;
  • b. productiegebonden detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', ook voor de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;
  • j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • k. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan het oppervlak zoals weergegeven in bijlage 3;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen.
6.2.2 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwvlak;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het gestelde in 6.2.2 onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfwoning toegestaan;
  • d. in afwijking van het gestelde in 6.2.2 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2e bedrijfswoning' twee bedrijfswoningen toegestaan / aanwezig;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • g. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt ;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • i. herbouw van bestaande bedrijfwoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen, vanaf de voet gemeten, mag maximaal 1 meter bedragen, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 6.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in 6.2.1 onder b. teneinde het bestaande bebouwde oppervlak te vergroten, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte met maximaal 15% mag worden vergoot, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 250 m2;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toenemen en past binnen de bestaande ontsluitingssituatie;
    • 3. de uitbreiding dient milieuhygiënisch aanvaardbaar is voor de omgeving;
    • 4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • b. van de voorgeschreven goot-, bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • c. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
  • e. van het bepaalde onder 6.2.2 onder i. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de bedrijfswoning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • f. van het bepaalde in deze bestemming teneinde bestaande bedrijfsgebouwen te gebruiken voor opslag, stalling van caravans, boten, vouwwagens of kampeerwagens. Voor het toestaan gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de bedrijfsvoering;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking van de activiteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 3. bij opslag dient dit milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
    • 4. de ontheffing betreft maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing;
    • 5. opgeslagen goederen mogen niet ter plekke worden verkocht;
  • g. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 6.1 onder j., mits de waterbeheerder is gehoord.
6.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteit;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie in ter plaatse geteelde producten van het bedrijf;
  • d. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • e. het gebruik voor andere doeleinden dan de in artikel 6.1 beschreven bedrijfsactiviteit.
6.6 Ontheffing van de gebruiksregels
6.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.5 ten behoeve van:

  • bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Inrichtingen (bijlage 11), mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft.
6.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijzigingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Bedrijf" wijzigen in de bestemming "Agrarisch", "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden", "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden", met agrarisch bouwvlak en de regels van het desbetreffende artikel van toepassing verklaren, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er dient sprake te zijn van een vestiging van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf; omtrent de volwaardigheid dient advies te worden gevraagd van een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. het nieuw te bestemmen agrarisch bouwvlak dient zoveel mogelijk afgestemd te zijn op hetgeen daadwerkelijk voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is, doch mag maximaal 1 hectare omvatten;
    • 3. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
    • 4. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden voortvloeiend uit de betreffende agrarische bestemmingen.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Bedrijf" wijzigen in de bestemming "Wonen", mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot;
    • 2. de bestaande situering mag niet worden gewijzigd;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning; indien sprake is van het amoveren van voormalige bedrijfsgebouwen kan een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 100 m2 vermeerderd met 20% van de bebouwde oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2;
    • 4. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder 4. is woningsplitsing toegestaan met dien verstande dat:
      • woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij panden waarvan de inhoud minimaal 1000 m3 bedraagt;
      • het pand mag worden gesplitst in maximaal 2 woningen;
      • de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
      • per woning mogen vrijstaande bijgebouwen van totaal max. 100 m2 worden gebouwd; de voormalige bedrijfsgebouwen dienen, voor zover de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt overschreden en behoudens de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, te worden geamoveerd;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen via een wijziging een andersoortig niet-agrarisch bedrijf toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats;
    • 2. buitenopslag is niet toegestaan;
    • 3. detailhandel is niet toegestaan;
    • 4. de milieubelasting is geringer dan de bestaande bedrijfsactiviteit; het bedrijf dient te zijn vermeld in categorie 1 en 2 van de Staat van Inrichtingen (bijlage 11) dan wel qua milieubelasting gelijkwaardig te zijn aan deze categorieën.
6.7.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 6.7.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.

6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecadoeleinden voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen:

Horecavoorziening   Adres   Maximaal bebouwd oppervlak (m2)  
Café, pension De Zevenster   Haaksbergerstraat 123   600  
Beckum Palace Zalencentrum / Kings Wok   Haaksbergerstraat 166   3500  

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. ondersteunende horeca;
  • h. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', ook voor parkeervoorzieningen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de in de tabel onder 7.1, sub a. aangegeven maximaal bebouwde oppervlakte voor gebouwen mag niet worden overschreden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt ;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt.
7.2.2 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt ;
  • e. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt ;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • g. herbouw van bestaande bedrijfwoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en).
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 7.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van het bepaalde in 7.2.1 onder b. teneinde het bestaande bebouwde oppervlak te vergroten, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte met maximaal 15% mag worden vergoot, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 250 m2;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking niet mag toenemen;
    • 3. de uitbreiding milieuhygiënisch aanvaardbaar is voor de omgeving;
    • 4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • b. van de voorgeschreven goot- en bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • c. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van het bepaalde onder 7.2.2 onder g. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de bedrijfswoning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • e. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 7.1 onder h., mits de waterbeheerder is gehoord.
7.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteit;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
  • d. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • e. het gebruik voor andere doeleinden dan de in artikel 7.1 onder a. beschreven horeca-activiteiten, met dien verstande dat het gebruik van de gebouwen ten behoeve van discotheken en dancings niet is toegestaan.
7.6 Ontheffing van de gebruiksregels
7.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

7.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, verenigingsleven, educatie, cultuur;
  • b. het behoud van en het geven van voorlichting over de cultuurhistorische waardevolle watermolen;
  • c. voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, eveneens bestemd voor de volgende activiteiten:

Adres
 
Feitelijke bedrijvigheid  
Oldenzaalsestraat 603   Kinderdagopvang  
Oldemeulenweg 4   Watermolen  
Vöckersweg 24   Oelerschooltje  
Wolfkaterweg 34   Zorgboerderij, hobbymatig agrarisch  

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • k. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;

met de daarbij behorende:

  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 20%, dan wel het bestaande bebouwingspercentage indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 8.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van de voorgeschreven goot- en bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 8.1 onder k., mits de waterbeheerder is gehoord.
8.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteit;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
  • d. het gebruik voor woondoeleinden.
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels
8.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 8.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

8.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

8.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en natuurwaarden van beboste gronden, heidegebied, rietvelden, hooilanden, moerasgebiedjes en schraalgrasvelden;
  • b. ecologische verbindingszone;
  • c. bosbouw en houtproductie;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', ook voor scoutingactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hondenvereniging' ook voor een hondenvereniging;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', ook voor een recreatiewoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. wegen en paden;
  • i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • j. waterstaatsdoeleinden;
  • k. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik;
  • l. recreatief, religieus en educatief medegebruik;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', ook voor nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd, dit met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en 'verenigingsleven'. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' geldt het volgende:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 3. de inhoud mag niet meer bedragen dan 200 m3;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse is een gebouw toegestaan ten dienste van de scoutingactiviteiten, met een oppervlakte van maximaal 30 m2;
    • 2. voorts zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, zoals banken, hoogzitters, uitkijktorens etc. met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de bouw van ecotunnels, faunapassages, uittreeplaatsen en andere bouwwerken ten behoeve van de ecologische verbindingszone is toegestaan.
9.2.3 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in 9.2.1 en 9.2.2 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 9.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

9.4 Ontheffing van de bouwregels
9.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van het bepaalde in 9.2.1 teneinde het bouwen van gebouwtjes in de vorm van schuilhutten, materiaalbergingen en dergelijke te kunnen toestaan, mits voldaan wordt aan de criteria uit de 'Beleidsnotitie schuilstallen' zoals opgenomen in bijlage 12;
  • b. van het bepaalde in 9.2.2 onder a. voor een hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter;
  • c. van het bepaalde in 9.2.2 onder b. voor een hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 meter;
  • d. de in dit lid genoemde ontheffingen worden slechts verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de natuurwetenschappelijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied waarop de bestemming 'Natuur' van toepassing is;
  • e. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 9.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord.
9.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. lawaaisporten;
  • c. voor zover het betreft de gronden ter plaatse van een nadere aanduiding (als bepaald in 9.1) het gebruik voor andere activiteiten dan ter plaatse ingevolge de aanduiding is toegestaan.
9.6 Ontheffing van de gebruiksregels
9.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 9.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

9.7 Aanlegvergunning
9.7.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot 'Natuur' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het ontgronden, diepwoelen, diepploegen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 3. het aanbrengen van verhardingen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
    • 5. het aanleggen van inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers;
    • 6. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van beken, sloten of daarmee gelijk te stellen waterlopen;
    • 7. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
    • 8. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
    • 9. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
    • 10. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
    • 11. het aanbrengen van drainage;
    • 12. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
  • b. Het onder a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van natuur- en bosbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhouden beheer van leidingen;
    • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning is verleend;
    • 3. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden van de gronden;
    • 2. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de Ontgrondingenwet;
    • 3. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de Flora en Faunawet.
9.7.2 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 9.7.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (dag)recreatieve voorzieningen voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen:

Adres   Dagrecreatieve voorziening  
Twekkelerweg 323 - 331   Attractiepark "De Waarbeek"  
Twekkelerweg ong.   Parkeren "De Waarbeek"  

met daaraan ondergeschikt:

  • b. vergader/congresruimten;
  • c. onderhoudsruimten voor attracties;
  • d. attracties ten behoeve van de (dag)recreatieve voorziening;
  • e. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbijbehorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 20%, dan wel het bestaande bebouwingspercentage indien deze meer bedraagt;
  • d. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 120 en met meer dan 450 bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen geen gebouwen worden opgericht.
10.2.2 Attracties

Binnen deze bestemming mogen attracties / attractietoestellen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de bouwhoogte mag maximaal 20 meter bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
10.2.3 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2e bedrijfswoning' twee bedrijfswoningen toegestaan;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;.
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. herbouw van bestaande bedrijfwoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en antennes mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,5 meter bedragen.
  • d. de bouwhoogte van antennes, speelattributen en sportveldvoorzieningen mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van een parkeerterrein worden gebouwd zoals erfafscheidingen, verlichtingsmasten etc.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 10.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten van gebouwen, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de bouwhoogte van attracties, antennes en verlichtingsmasten;
  • d. het bepaalde onder 10.2.3 onder g. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de bedrijfswoning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • e. het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 10.1 onder f., mits de waterbeheerder is gehoord.
10.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor doeleinden anders dan bepaald in 10.1;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
  • d. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
10.6 Ontheffing van de gebruiksregels
10.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 10.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

10.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (verblijfs)recreatiebedrijven voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen:

Adres   Recreatiebedrijf   Max. aantal recreatie- woningen   Max. aantal stacaravans / chalets   Max. m2 gemeenschap- pelijke voorzieningen / excl. bedrijfswoning  
Wolfkaterweg 34-36   Erve Wolfkotte   35   85   1750  
Twekkelerweg 329 - 331   Camping De Waarbeek   --   110   350  
Kettingbrugweg 50 en 60   Camping De Zwaaikom   --   215   1500  

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kampeermiddelen, zoals stacaravans / chalets;
  • c. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • d. gebouwen ten behoeve van gezamenlijke voorzieningen zoals receptie, kampwinkel, bergruimten, sanitaire voorzieningen, sport en spelvoorzieningen etc.;
  • e. horecavoorzieningen (waaronder niet begrepen een discotheek);
  • f. een 'bedrijfswoning' uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;

met de daarbijbehorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van de gemeenschappelijke voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrens;
  • b. de in de tabel onder 11.1 sub a. aangegeven maximale oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen mag niet worden overschreden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
11.2.2 Recreatiewoningen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' recreatiewoningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het in de tabel onder 11.1 sub a. aangegeven maximale aantal recreatiewoningen mag niet worden overschreden;
  • b. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • d. de inhoud van een recreatiewoning mag maximaal 350 m3 bedragen;
  • e. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de recreatiewoningen moeten vrijstaand worden gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder d. en f. mogen maximaal 4 geschakelde recreatiewoningen worden gebouwd met een inhoud van maximaal 600 m3.
11.2.3 Plaatsen van chalets

Bij het plaatsen van chalets dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. het in de tabel onder 11.1 sub a. aangegeven maximale aantal chalets mag niet worden overschreden;
  • b. de oppervlakte van een chalet mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • c. bij een chalet mag maximaal één vrijstaand bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 6 m2;
  • d. aan een chalet mag maximaal één luifel of veranda worden bevestigd, waarbij de oppervlakte van de luifel of de veranda niet meer mag bedragen dan 40 m2;
  • e. de bouwhoogte van een chalet mag niet meer bedragen dan 4 meter.
11.2.4 Plaatsen van stacaravans

Bij het plaatsen van stacaravans dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. het in de tabel onder 11.1 sub a. aangegeven maximale aantal stacaravans mag niet worden overschreden;
  • b. de oppervlakte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • c. bij een stacaravan mag maximaal één vrijstaand bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 6 m2;
  • d. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
11.2.5 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3 dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • c. de bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 120 en met meer dan 450 bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • g. herbouw van bestaande bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
11.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsmasten en antennes mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • d. voor zwembaden dient een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van minimaal 25 meter in acht genomen te worden.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 11.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

11.4 Ontheffing van de bouwregels
11.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten van gebouwen met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. de voorgeschreven maximale oppervlakte en inhoud van vrijstaande recreatiewoningen met dien verstande dat deze maximaal 10% mogen worden vergroot;
  • c. het vergroten van de oppervlakte van gebouwen (gemeenschappelijke voorzieningen) met maximaal 15%;
  • d. de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
  • f. het bepaalde onder 11.2.5 onder g. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de bedrijfswoning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • g. het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 11.1 onder g., mits de waterbeheerder is gehoord.
11.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor doeleinden anders dan bepaald in 11.1;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
  • d. voor horecadoeleinden, behoudens horeca als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
  • e. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
11.6 Ontheffing van de gebruiksregels
11.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

11.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

11.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken. 

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten en daarbijbehorende horeca, voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, bestemd voor de volgende activiteiten:

Adres   Activiteit   Maximaal bebouwd oppervlak (m2)  
Enschedesestraat 381   Golfbaan   2950  
Boekeloseveldweg ong. (sectie K. nr. 635)   Boogschietbaan   50  
Twekkelerweg 337   Paintball   50  
Twekkelerweg 311   Veldsportcomplex   1500  
Oldenzaalsestraat 518   Veldsportcomplex   1500  

  • b. gebouwen ten behoeve van de bestemming sport, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals een kantine;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. maatschappelijke voorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat kleine gebouwtjes ten dienste van de bestemming, zoals dug-outs, materiaalbergingen, kassa's etcetera, met een oppervlakte van maximaal 20 m2 tevens buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de in de tabel onder 12.1 sub a. aangegeven maximale bebouwde oppervlakte mag niet worden overschreden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 8 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt ;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 10o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt.
12.2.2 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen geen bedrijfswoningen worden opgericht.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 25 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes, speelattributen en sportveldvoorzieningen mag ten hoogste 15 meter bedragen.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 12.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

12.4 Ontheffing van de bouwregels
12.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van het bepaalde in 12.2.1 onder b. teneinde het maximaal toegestane bebouwde oppervlak te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
    • 1. de bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergoot, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 250 m2;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen;
    • 3. de uitbreiding dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn voor de omgeving;
    • 4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • b. van de voorgeschreven goot- en bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • c. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van de bouwhoogte van verlichtingsmasten, antennes, speelattributen en sportveldvoorzieningen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 40 meter mag bedragen;
  • e. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 12.1 onder e., mits de waterbeheerder is gehoord.
12.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik voor doeleinden anders dan bepaald in artikel 12.1;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • d. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
  • e. het gebruik voor woondoeleinden.
12.6 Ontheffing van de gebruiksregels
12.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 12.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

12.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. straten en paden;
  • c. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. bermen;
  • j. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' ook voor railverkeer;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'brug' ook voor ;

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen uitlsuitend niet voor bewoning bestemde gebouwtjes voor openbare diensten of voor overheids- of semi-overheidsinstellingen of daarmee gelijk te stellen lichamen (gasdrukregel- en meetstations zijn hieronder niet begrepen) worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag maximaal 15 m2 bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van abri's maximaal 6 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeer en verlichting mag maximaal 8 meter bedragen.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 13.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

13.4 Ontheffing van de bouwregels
13.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 13.1 onder j., mits de waterbeheerder is gehoord.
13.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
13.6 Ontheffing van de gebruiksregels
13.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 13.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

13.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, voet en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. bermen;
  • e. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.
  • i. wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen uitlsuitend niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, maximaal 10 meter bedragen.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, maximaal 10 meter meter bedragen.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 14.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

14.4 Ontheffing van de bouwregels
14.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 14.1 onder e., mits de waterbeheerder is gehoord.
14.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterbeheer;
  • c. waterberging;
  • d. waterlopen met bijbehorende taluds;
  • e. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. behoud en ontwikkeling van landschappelijke- en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. bermen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. recreatieve voorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. kademuren;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 15.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

Artikel 16 Water - Vaarweg

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatsdoeleinden in de vorm van een kanaal ten behoeve van het scheepvaartverkeer en een sluizencomplex;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' ook voor een sluizencomplex;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. waterbeheer;
  • e. waterberging;
  • f. waterlopen met bijbehorende taluds;
  • g. drinkwatervoorziening;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. behoud en ontwikkeling van landschappelijke- en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. bermen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. recreatieve voorzieningen;
  • m. kunstwerken;
  • n. kademuren;

met de daarbij behorende:

  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van het waterstaatkundig beheer worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 650 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt ;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • e. op deze gronden is het oprichten van een bedrijfswoning niet toegestaan.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 16.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

16.4 Ontheffing van de bouwregels
16.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten van gebouwen met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter
  • d. van het bepaalde in 16.2.1 onder a. teneinde het bestaande bebouwde oppervlak te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
    • 1. de bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergoot, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 250 m2.
16.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van woonboten.
16.6 Ontheffing van de gebruiksregels
16.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 16.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

16.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - (nummer)' en weergegeven in bijlage 4, met dien verstande dat:
      • de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bab', ook voor woningen die beschouwd worden als (agrarische) bedrijfswoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rvr', ook voor een woning opgericht middels deelname aan de rood voor rood regeling;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab', ook voor een woning opgericht middels deelname aan de VAB-regeling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis', uitlsuitend voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', ook voor een bed & breakfastvoorziening;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • i. het hobbymatig houden van dieren;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • l. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij behorende:

  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één woning worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het maximum aantal wooneenheden het op de verbeelding aangegeven aantal bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwvlak;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt. In afwijking hiervan mag de inhoud van een hoofdgebouw de ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' aangegeven maximale inhoud bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 120 en niet meer dan 550 bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • g. in afwijking van het bepaalde in 17.2.1 onder f. mag van de vereiste dakhelling worden afgeweken ten behoeve van het aanbrengen van een plat dak, indien en voor zover het gedeelte plat dak niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het desbetreffende gebouw;
  • h. herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1. t/m 3. is herbouw van bestaande woningen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab';
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
17.2.2 Aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 2,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te zijn gelegen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van een aan-/uitbouw, bijgebouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een aan-/uitbouw dient minimaal 2 meter minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw te bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van antennes mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 17.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

17.4 Ontheffing van de bouwregels
17.4.1 Ontheffing met betrekking tot hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met dien verstande dat:

de goot- en bouwhoogte met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangepast;
  • c. het bepaalde onder 17.2.1 onder h. teneinde herbouw van een woning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan en/of af te wijken van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en) mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn en/of de afwijkende bouwwijze stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de afwijkende bouwwijze en/of door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de woning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • d. het bepaalde in 17.2.2 onder b. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m2, mits;
    • 1. deze ontheffingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van eigen gronden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde in 17.2.2 onder b. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mits:
    • 1. bij vervanging boven de in lid 17.2.2 onder b. toegestane 100 m2, ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m2;
    • 2. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw ten hoogste 350 m2 zal bedragen;
    • 3. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 17.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord;
  • g. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde hergebruik van vrijkomende (voormalige agrarische bedrijfs)gebouwen en het bijbehorende erf toe te staan, mits voldaan wordt aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 6;
  • h. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed en break-fastvoorzieningen en/of verbouw tot appartementen toe te staan. Voor het toestaan gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats;
    • 2. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2 en voor zover het appartementen betreft, maximaal 5 appartementen zijn toegestaan; De maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 3. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 4. de belangen van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden aangetast.
17.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
    • 2. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
    • 3. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroeps- of kleinschalige bedrijfsactiviteit gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwvlak;
    • 2. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
    • 3. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende aan-/uit- of bijgebouwen voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 4. er mag geen sprake zijn van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
    • 5. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.
17.5.2 Kleinschalig kamperen

Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, als bedoeld in artikel artikel 2 juncto 1 sub f. van de verordening op de verblijfsrecreatie, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op gronden gelegen op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het slechts kampeermiddelen betreft met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • c. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • d. indien de kampeermiddelen worden geplaatst op gronden direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • e. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • f. afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen voorwaarden worden gesteld met het oog op de cultuurhistorische-, landschappelijke of natuurwaarde van het gebied. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de functie van het betreffende gebied. Deze functie mag niet wezenlijk worden aangetast;
  • g. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  • h. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar het kleinschalig kamperen plaatsvindt, maar ook de te verwachtten uitstraling die daarvan uitgaat.
17.6 Ontheffing van de gebruiksregels
17.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 17.5:

  • a. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw;
    • 2. er maximaal twee kamers gerealiseerd wordt;
    • 3. er geen keukenblok in de wooneenheden worden gemaakt;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. ten behoeve van het stallen van caravans, boten, vouwwagens en kampeerwagens, mits:
    • 1. de verkeersaantrekkende werking afgestemd is op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 2. de opslag milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
    • 3. de ontheffing maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing betreft;
    • 4. de opgeslagen goederen niet ter plekke worden verkocht;
  • c. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
17.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 Wijzigingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Wonen" wijzigen teneinde het aantal woningen per bouwvlak te vermeerderen (woningsplitsing), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de inhoud van de te splitsen woning minimaal 1000 m3 bedraagt;
    • 2. er mag geen uitbreiding plaatsvinden van de bebouwde oppervlakte of van de inhoud van de te splitsen woning;
    • 3. indien een voormalige boerderij wordt gesplitst, mogen de inpandige stalgedeelten onderdeel uitmaken van de woning(en);
    • 4. de te splitsen woning mag niet gesitueerd zijn binnen een stankcirkel van een of meer agrarische bedrijven;
    • 5. het aantal woningen mag na splitsing niet meer bedragen dan twee;
    • 6. de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
    • 7. de overtollige (voormalige bedrijfs)gebouwen dienen te worden geamoveerd;
    • 8. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor bedrijfsontwikkeling van de omliggende (agrarische) bedrijven voortvloeiend uit de milieuwetgeving;
    • 9. de woningsplitsing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Wonen" wijzigen, teneinde een gedeelte van een woning om te zetten in appartementen voor verblijfsrecreatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. gedeeltelijke omzetting van de woning in appartementen voor verblijfsrecreatie is toegestaan indien er sprake is van een rijks- of gemeentelijk monument waarvan de inhoud minimaal 1000 m3 bedraagt; permanente bewoning van de appartementen is niet toegestaan;
    • 2. er mag geen uitbreiding plaatsvinden van de bebouwde oppervlakte of van de inhoud van de te splitsen woning;
    • 3. indien een voormalige boerderij gedeeltelijk wordt omgezet, mogen de inpandige stalgedeelten gebruikt worden voor appartementen voor verblijfsrecreatie;
    • 4. de om te zetten woning mag niet gesitueerd zijn binnen een stankcirkel van een of meer agrarische bedrijven;
    • 5. het aantal appartementen mag na omzetting niet meer bedragen dan twee;
    • 6. de maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 7. de overtollige (voormalige bedrijfs)gebouwen dienen te worden geamoveerd;
    • 8. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende (agrarische) bedrijven voortvloeiend uit de milieuwetgeving;
    • 9. de gedeeltelijke omzetting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden', 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden', wijzigen ten behoeve van vergroting of vormverandering van dat bouwvlak met de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de vergroting/vormverandering vindt direct aansluitend plaats aan het bestaande bouwvlak;
    • 2. de perceelsoppervlakte mag door de wijziging slechts marginaal vergroot worden, waarbij uitgangspunt is dat de perceelsoppervlakte gelijk blijft;
    • 3. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
    • 4. de vergroting/vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
17.7.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 17.7.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.

17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.  

Artikel 18 Wonen - Landhuis

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Landhuis’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huisverbonden beroep;
  • b. beheer, onderhoud en instandhouding van een landgoed;
  • c. activiteiten ten behoeve van beheer, onderhoud en ontwikkeling;
  • d. beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, gewassen en houtopstanden;
  • e. behoud, beheer en herstel van landschappelijke en ecologische waarden
  • f. dagrecreatief medegebruik;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. het hobbymatig houden van dieren;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. indien het het oprichten van een nieuwe woning betreft dient te worden voldaan aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 7;
  • c. per bouwvlak mag maximaal één woning worden gebouwd. Indien wordt voldaan aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 7 mag sprake zijn van twee zelfstandige eenheden "achter de voordeur" binnen één landhuis, mits het landhuis en het omringende terrein maar zo zijn vormgegeven èn onderhouden worden dat ze een eenheid vormen;
  • d. de inhoud van een hoofdgebouw dient minimaal 1000 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze minder bedraagt;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen;
  • g. herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte zoals bestaand mag bedragen.
18.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van bijgebouw en overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 7 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van antennes mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 18.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

18.4 Ontheffing van de bouwregels
18.4.1 Ontheffing met betrekking tot hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met dien verstande dat:

de goot- en bouwhoogte met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. het bepaalde onder 18.2.1 onder g. teneinde herbouw van een woning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de woning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • c. het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 18.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord.
  • d. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde extensieve vormen van recreatie, dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen en functies met een recreatief karakter toe te staan, die enige relatie hebben met het buitengebied. Voor het toestaan gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats;
    • 2. indien sprake is van verblijfsrecreatieve activiteiten in de vorm van bed en break-fastvoorzieningen en/of verbouw tot appartementen geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en voor zover het appartementen betreft, maximaal 5 appartementen zijn toegestaan; De maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 3. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 4. de belangen van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden aangetast.
18.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
    • 2. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
    • 3. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroeps- of kleinschalige bedrijfsactiviteit gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwvlak;
    • 2. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
    • 3. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende aan-/uit- of bijgebouwen voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 4. er mag geen sprake zijn van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
    • 5. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.
18.5.2 Kleinschalig kamperen

Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, als bedoeld in artikel artikel 2 juncto 1 sub f. van de verordening op de verblijfsrecreatie, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op gronden gelegen op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het slechts kampeermiddelen betreft met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • c. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • d. indien de kampeermiddelen worden geplaatst op gronden direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • e. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • f. afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen voorwaarden worden gesteld met het oog op de cultuurhistorische-, landschappelijke of natuurwaarde van het gebied. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de functie van het betreffende gebied. Deze functie mag niet wezenlijk worden aangetast;
  • g. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  • h. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar het kleinschalig kamperen plaatsvindt, maar ook de te verwachtten uitstraling die daarvan uitgaat.
18.6 Ontheffing van de gebruiksregels
18.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18.5:

  • a. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw;
    • 2. er maximaal twee kamers gerealiseerd wordt;
    • 3. er geen keukenblok in de wooneenheden worden gemaakt;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
18.6.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

18.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.  

Artikel 19 Leiding - Brandstof

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van brandstofleidingen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 19.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

19.4 Ontheffing van de bouwregels
19.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 19.2.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en) mogen worden opgericht, mits:

  • hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).
19.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

19.5 Aanlegvergunning
19.5.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot Leiding - Brandstof bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. het diepwoelen, diepploegen, verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, waaronder rietbeplanting, en het bebossen van gronden
    • 3. het aanbrengen van verhardingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • b. Het in 19.5 onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leiding;
    • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
    • 3. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 19.5 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 19.5 onder a. wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
19.5.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 19.5.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van:

  • een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmerende strook ter breedte van 4 meter (regionale transportleiding) of 5 meter (hoofdtransportleiding) aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitlsuitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 20.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 20.2.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en) mogen worden opgericht, mits:

  • hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat en het geen kwetsbare objecten binnen de belemmeringenstrook betreffen; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).
20.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

20.5 Aanlegvergunning
20.5.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot Leiding - Gas bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. diepploegen;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, waaronder rietbeplanting;
    • 3. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 7. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 8. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 9. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 10. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen.
  • b. Het in 20.5 onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leiding;
    • 2. welke voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
    • 3. welke mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
    • 4. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
    • 5. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in 20.5 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 20.5 onder a. wordt vooraf schriftelijk het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
20.5.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 20.5.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoogspanningsleidingen.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van hoogspanningsmasten mag ten hoogste 65 meter bedragen, met uitzondering van gebieden waarvoor een beperking van de bouwhoogte geldt.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 21.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

21.4 Ontheffing van de bouwregels
21.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 21.2.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en) mogen worden opgericht, mits:

  • hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).
21.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

21.5 Aanlegvergunning
21.5.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanning bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. het diepwoelen, diepploegen, verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
    • 2. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen, waaronder rietbeplanting, en het bebossen van gronden;
    • 3. het aanbrengen van verhardingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 6. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Het in 21.5 onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leiding;
    • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
    • 3. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 21.5 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 21.5 onder a. wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
21.5.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 21.5.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsverbindingen.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
22.3 Nadere eisen
22.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 22.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

22.4 Ontheffing van de bouwregels
22.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 22.2.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en) mogen worden opgericht, mits:

  • hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).
22.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

22.5 Aanlegvergunning
22.5.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. het diepwoelen, diepploegen, verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, waaronder rietbeplanting, en het bebossen van gronden;
    • 3. het aanbrengen van verhardingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
  • b. Het in 22.5 onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leiding;
    • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
    • 3. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 22.5 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 22.5 onder a. wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
22.5.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 22.5.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming een rioolpersleiding met een vrijwaringszone ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen;
23.3 Nadere eisen
23.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 23.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

23.4 Ontheffing van de bouwregels
23.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 23.2.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en) mogen worden opgericht, mits:

  • hiertegen uit hoofde van de bescherming van de rioolpersleiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).
23.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

23.5 Aanlegvergunning
23.5.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot Leiding - Riool bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. het diepwoelen, diepploegen, verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 3. het aanbrengen van verhardingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
  • b. Het in 23.5 onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leiding;
    • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
    • 3. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in 23.5 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 23.5 onder a. wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
23.5.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 23.5.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 24 Waarde - Aardkundig waardevol

24.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van aardkundige waarden.

24.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van aardkundige waarden;
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 24.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
24.3 Ontheffing van de bouwregels
24.3.1 Ontheffing bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing te verlenen van het bepaalde in 24.2 onder a. indien op basis van onafhankelijk deskundig onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de aardkundige waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden.

24.3.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

24.4 Aanlegvergunning
24.4.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Aardkundig waardevol zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod als bedoeld in 24.4.1 onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de aardkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Het verbod, als bedoeld in 24.4.1 onder a., is niet van toepassing indien:
    • 1. op basis van onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen aardkundige waarden aanwezig zijn;
    • 2. de werken of werkzaamheden:
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
      • behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
      • ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
24.4.2 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid
24.5.1 Wijziging dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • de dubbelbestemming Waarde - Aardkundig waardevol geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
      • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
      • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
24.5.2 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 24.5.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.1 van het plan.

Artikel 25 Waarde - Archeologie hoog

25.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 25.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 2500 m².
25.3 Ontheffing van de bouwregels
25.3.1 Ontheffing bouwwerken
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing te verlenen van het bepaalde in 25.2 onder a. met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  • b. Ontheffing als bedoeld in 25.3 onder a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
25.3.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

25.4 Aanlegvergunning
25.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod als bedoeld in 25.4.1 onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Het verbod, als bedoeld in 25.4.1 onder a., is niet van toepassing indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 2500 m2;
    • 3. de werken of werkzaamheden:
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
      • behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
      • ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
25.4.2 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.4 van het plan.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid
25.5.1 Wijziging dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
      • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
      • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
25.5.2 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 25.5.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.1 van het plan.

Artikel 26 Waarde - Archeologie middel

26.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 26.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 5000 m².
26.3 Ontheffing van de bouwregels
26.3.1 Ontheffing bouwwerken
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing te verlenen van het bepaalde in 26.2 onder a. met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  • b. Ontheffing als bedoeld in 26.3.1 onder a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
26.3.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

26.4 Aanlegvergunning
26.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middel zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod als bedoeld in 26.4.1 onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Het verbod, als bedoeld in 26.4.1 onder a., is niet van toepassing indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 5000 m2;
    • 3. de werken of werkzaamheden:
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
      • behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
      • ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
26.4.2 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.4 van het plan.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Wijziging dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middel geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
26.5.2 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 26.5.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.1 van het plan.

Artikel 27 Waarde - Archeologie zeer hoog

27.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie zeer hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 27.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
27.3 Ontheffing van de bouwregels
27.3.1 Ontheffing bouwwerken
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing te verlenen van het bepaalde in 27.2 onder a. met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  • b. Ontheffing als bedoeld in 27.3 onder a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
27.3.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

27.4 Aanlegvergunning
27.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie zeer hoog zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod als bedoeld in 27.4.1 onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Het verbod, als bedoeld in 27.4.1 onder a., is niet van toepassing indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de werken of werkzaamheden:
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
      • behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
      • ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
27.4.2 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.4 van het plan.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid
27.5.1 Wijziging dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • de dubbelbestemming Waarde - Archeologie zeer hoog geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
      • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
      • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
27.5.2 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 27.5.1 is de procedure van toepassing 39.1 zoals vermeld in artikel van het plan.

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorisch pad

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorisch pad' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische paden.

28.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

28.3 Nadere eisen
28.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 28.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

28.4 Ontheffing van de bouwregels
28.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 28.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in artikel 28.2 en toestaan dat de in de andere voorkomende bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).

28.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

28.5 Aanlegvergunning
28.5.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op de voor 'Waarde - Cultuurhistorisch pad' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het verleggen van het pad;
  • b. het aanbrengen van verhardingen;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren;

De onder a. tot en met b. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

28.5.2 Uitzondering

Het onder 28.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke plaatsvinden op een agrarisch bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
28.5.3 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 28.5 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 29 Waarde - Ecologie

29.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.

29.2 Bouwregels

Alvorens een besluit kan worden genomen tot het verlenen van de in artikel 3 tot en met artikel 18 opgenomen ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden, dient advies te worden verkregen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van natuur en landschap, waaruit blijkt dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied. Dit geldt echter uitsluitend voor ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden die bouwvlak overschrijdend zijn (vergroting / vormverandering van een agrarisch bouwvlak, het oprichten van sleufsilo's buiten het agrarisch bouwvlak en dergelijke).

Artikel 30 Waarde - Landgoed

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Landgoed’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een landgoed al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mantelzorg en/of sociaal-culturele doeleinden;
  • b. aan- en uitbouwen, (bij)gebouwen en overkappingen ten behoeve van het landgoed;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • d. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages wordt nagestreefd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden welke zijn beschreven in bijlage 8;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. agrarisch medegebruik;
  • g. dagrecreatief medegebruik;
  • h. terreinen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. wegen en paden;
  • k. parkeervoorzieningen
  • l. water;

met de daarbijbehorende:

  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en). Hiervoor zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).

30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en). Hiervoor zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).

30.3 Nadere eisen
30.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
30.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 30.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

Artikel 31 Waarde - Waardevol reliëf

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Waardevol reliëf' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van het waardevol reliëf.

31.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor gronden gelegen binnen een bestaand bouwvlak.

31.3 Nadere eisen
31.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
31.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 31.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

31.4 Ontheffing van de bouwregels
31.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 31.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in artikel 31.2 en toestaan dat de in de andere voorkomende bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).

31.4.2 Procedure ontheffing

Vervallen.

31.5 Aanlegvergunning
31.5.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op de voor 'Waarde - Waardevol reliëf' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het diepwoelen, diepploegen, verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • d. het verwijderen van houtopstanden;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden, niet zijnde boomteelt;

De onder a. tot en met e. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

31.5.2 Uitzondering

Het onder 31.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke plaatsvinden op een agrarisch bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
31.5.3 Procedure aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 31.5 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

Artikel 32 Waterstaat - Waterbergingsgebied

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor waterberging en waterbeheer met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers.

32.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op gronden met de bestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied" uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterberging en waterbeheer worden gerealiseerd.

32.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 32.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits daardoor het functioneren van het gebied als waterbergingsgebied niet onevenredig wordt belemmerd.

32.4 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het ontgronden, diepwoelen, diepploegen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 3. het aanbrengen van verhardingen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
    • 5. het aanleggen van inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers;
    • 6. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van beken, sloten of daarmee gelijk te stellen waterlopen;
    • 7. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
    • 8. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
    • 9. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
    • 10. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
    • 11. het aanbrengen van drainage;
    • 12. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
  • b. Het onder a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van natuur- en bosbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhouden beheer van leidingen;
    • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning is verleend;
    • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De onder a. genoemde aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden van de gronden;
    • 2. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de
      Ontgrondingenwet;
    • 3. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de Flora en Faunawet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 33 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige regels;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 35 Algemene gebruiksregels

35.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

35.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte , dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
  • c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
35.3 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of ontheffing vereist is en deze is verleend.

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels

36.1 geluidzone - industrie
36.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor industrie.

36.1.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal geluidsgevoelige functies.

36.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
a Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

b Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 36.1.3 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.1 van het plan.

36.2 geluidzone - vliegveld (... ke)
36.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - vliegveld (... ke)' geldt dat die gronden - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor vliegveld Twente.

36.2.2 Bouwregels

In afwijking van het overige in dit plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige gebouwen te bouwen tussen de geluidsbron en de bijbehorende 35-ke lijn zoals aangeduid op de verbeelding.

36.2.3 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 36.2.2 teneinde het bouwen van nieuwe woningen, op gronden gelegen binnen de 35-45 ke-zone, toe te staan. Het bouwen van nieuwe woningen binnen de 35-45 ke-zone is alleen toegestaan indien er sprake is van een grondgebonden karakter van de woning (bedrijfswoning). Voor gronden gelegen binnen de 45 ke-zone en de geluidsbron (vliegveld Twente) kan geen ontheffing worden verleend voor het bouwen van nieuwe woningen.

36.2.4 Procedure ontheffing

Vervallen.

36.3 luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel
36.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' geldt dat die gronden - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de invliegfunnel van vliegveld Twente.

36.3.2 Bouwregels

Onverminderd hetgeen in de regels van de mede op deze gronden liggende bestemmingen is bepaald is het, in verband met de invliegfunnel van het vliegveld Twente, verboden bouwwerken binnen de invliegfunnel op te richten met een grotere hoogte dan op bijlage 8 (Funnelkaart) in meters boven N.A.P. is aangegeven. Ten aanzien van windturbines en windmolens geldt dat de rotorhoogte c.q. de wiekhoogte, dus niet de mast c.q. gebouwhoogte, bepalend is. De aangegeven hoogte mag eveneens niet worden overschreden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, reclameborden en dergelijke.

36.4 milieuzone - intrekgebied
36.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

36.4.2 Bouwregels
a Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen.
36.4.3 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de waterbeheerder, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de bodem en het grondwater geen bezwaar bestaat, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 36.4.2 onder a en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in artikel 36.4.2 onder b en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).

36.4.4 Procedure ontheffing

Vervallen.

36.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde daaromtrent in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden'.

36.6 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde daaromtrent in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden'.

36.7 vrijwaringszone - bodemdaling
36.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - bodemdaling' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn ter voorkoming van bodemdaling.

36.7.2 Bouwregels

Onverminderd hetgeen in de regels van alle bestemmingen is bepaald is het bouwen van bouwwerken etc. slechts toelaatbaar indien wordt voldaan aan het gestelde in bijlage 9 (bodemdalingprotocol).

36.8 vrijwaringszone - radar
36.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming van de radarsystemen van vliegveld Twenthe.

36.8.2 Bouwregels

Onverminderd hetgeen in de regels van alle bestemmingen is bepaald ten aanzien van de hoogte van bouwwerken is de bouw van bouwwerken hoger dan 30 meter (zoals telecommunicatiemasten, hoogspanningsmasten, windmolens) slechts toelaatbaar indien uit overleg met het Ministerie van Defensie is gebleken dat hiertegen uit het oogpunt van bescherming van het functioneren van de diverse radarsystemen van de Koninklijke Luchtmacht geen bezwaar bestaat. Ten aanzien van windturbines en windmolens geldt dat de rotorhoogte c.q. de wiekhoogte, dus niet de mast c.q. gebouwhoogte, bepalend is. De aangegeven hoogte mag eveneens niet worden overschreden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, reclameborden en dergelijke.

36.9 overige zone - zoutwinning
36.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoutwinning' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de winning van steenzout en andere daarmee samenhangende delfstoffen.

36.9.2 Bouwregels

Toegestaan is het bouwen van boortorentjes en/of zouthuisjes, waarbij aan het volgende dient te worden voldaan:

  • a. de bebouwde oppervlakte per bouwwerk mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
36.9.3 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 36.9.2 teneinde het bouwen van overige gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde (bv. pompstations en dergelijke) toe te staan.

36.9.4 Procedure ontheffing

Vervallen.

Artikel 37 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsregels voor het bouwen van tunnels (zoals fiets- en koetunnels) voor zover noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering en of uit verkeersoogpunt;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter.

Artikel 38 Algemene wijzigingsregels

38.1 Algemene wijzigingsbevoegheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd;
  • d. het wijzigen van de bestemming van een perceel, teneinde deelname aan de rood voor rood regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Rood voor Rood criteria, zoals opgenomen in bijlage 5;
  • e. het wijzigen van de bestemming van een perceel, teneinde hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf toe te staan, mits voldaan wordt aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 6;
  • f. het wijzigen van de bestemming van een perceel, teneinde deelname aan de nieuwe landgoederen regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Nieuwe Landgoederen criteria, zoals opgenomen in bijlage 7.
38.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 38.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.

Artikel 39 Algemene procedureregels

39.1 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.

39.2 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
  • b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.
39.3 Ontheffing

Vervallen

39.4 Aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning is artikel 3.18 Wro van toepassing.

Artikel 40 Overige regels

40.1 Afstand bebouwing tot wegen en vaarwegen
  • a. Voor de nieuw op te richten bebouwing op de langs de hierna genoemde wegen en vaarweg (Twentekanaal) gelegen gronden, moeten in ieder geval de volgende afstanden in acht worden genomen:

(Vaar)wegen   Afstand  
Rijkswegen   100 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan; bij op- en afritten geldt een afstand van 50 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan.  
Provinciale wegen   25 meter uit de as van de rijbaan;  
Overige verharde wegen   15 meter uit de as van de rijbaan;  
Onverharde wegen   10 meter uit de as van de rijbaan;  
Twentekanaal   75 meter uit hart van het Twentekanaal in landelijk gebied en 50 meter in stedelijk gebied.  

  • b. Bij wegen met twee hoofdverkeersbanen wordt de afstand voor bebouwing gemeten vanuit de lijn lopende op gelijke afstand van de assen van beide verkeersbanen.
  • c. Bij aansluiting van wegen moeten uitzichthoeken worden vrijgehouden van bebouwing.
40.2 Ontheffing afstand tot wegen en vaarwegen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 40.1, mits vooraf toestemming is verkregen van de (vaar)wegbeheerder.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 41 Overgangsrecht

41.1 Overgangsrecht bouwwerken
41.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
41.1.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 41.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dat lid met maximaal 10%.

41.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 41.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

41.2 Overgangsrecht gebruik
41.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

41.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 41.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

41.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 41.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

41.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 41.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 42 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het  Veegplan Buitengebied.