direct naar inhoud van 5.4 Milieu
Plan: P&R garage Gieskesstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0068-0301

5.4 Milieu

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Bij zowel de ruimtelijke ordening als bij het milieubeleid is een belangrijk uitgangspunt het waarborgen een goede kwaliteit van het leefmilieu. Een van de instrumenten daarbij is milieuzonering: via het ruimtelijk spoor aanhouden van een voldoende afstand tussen potentieel milieubelastende functies en gevoelige functies. De afstand moet zodanig zijn dat ter plaatse van gevoelige functies het goede woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd zonder dat dat leidt tot onevenredige inspanningen bij potentieel milieubelastende inrichting. De basiszoneringslijst (bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009) adviseert minimaal aan te houden afstanden van verschillende categorieën van milieubelastende bestemmingen enerzijds en milieugevoelige bestemmingen anderzijds.

Een parkeergarage is geen gevoelige functie. Een minimale afstand tot milieubelastende functies is daarom niet aan de orde. De garage is gelegen nabij het stadscentrum van Hengelo. In de nabijheid zijn daarom geen activiteiten aanwezig die ontoelaatbare hinder veroorzaken voor de gebruikers van de parkeergarage.

De basiszoneringslijst adviseert een minimale afstand van 30 meter tot gevoelige functies. In de directe omgeving van de toekomstige parkeergarage zijn geen woonbestemmingen of andere gevoelige functies aanwezig. Daarbij is geen rekening gehouden met de delen van de Hofstede MTS en de bijbehorende vigerende bestemming die voorlopig in stand blijven. Een schoolgebouw is in beginsel wel een gevoelige functie. Het gebouw staat leeg en zal, voor zover nu valt te voorzien, niet opnieuw als school in gebruik worden genomen. Op dit moment vormt de bestemming van de naastgelegen percelen dan ook geen beperking voor de realisering van een parkeergarage. Omgekeerd vormt de parkeergarage wel een belemmering voor een nieuwe bestemming van de naastgelegen percelen: bij de realisering van nieuwe bestemmingen op het perceel van de voormalige school zal rekening gehouden moeten worden met de aanwezigheid van de parkeergarage.

5.4.2 Bodem

De bestemming van een deel van het terrein van de voormalige Hofstede MTS wordt gewijzigd naar het gebruik 'bovengrondse parkeergarage'. Voor deze voorgenomen bestemmingswijziging is onderstaande bodemtoets uitgevoerd.


Door het adviesbureau Arcadis zijn twee bodemonderzoeken uitgevoerd. Dit zijn:

  • verkennend bodemonderzoek, kernmerk 110304/OF4/186/000479/bv, d.d. 21 juli 2004 (bijgevoegd als bijlage);
  • nader bodemonderzoek, kenmerk 076636902A-concept, d.d. 27 september 2012 (bijgevoegd als bijlage)

De onderzoeken zijn uitgevoerd rondom de gebouwen. Inpandig zijn geen boringen verricht. Dit houdt in dat ter plaatse van de geplande ontwikkeling (nieuwbouw garage) geen onderzoek is uitgevoerd.

Uit het uitgevoerde onderzoek komt naar voren, dat naast de geplande ontwikkeling een olieverontreiniging aanwezig is. Deze olieverontreiniging is naar alle waarschijnlijkheid ook onder het pand aanwezig. Onduidelijk is wat de omvang van de verontreiniging is. Doordat het gebouw er nog staat, kon de verontreiniging niet worden afgeperkt.

Naast deze olieverontreiniging worden geen andere verontreinigingen verwacht ter plaatse van de geplande ontwikkeling.

Doordat de bestemming (school) naar een minder gevoelig gebruik (garage) gaat, is aanvullend onderzoek naar de bodemkwaliteit onder het huidige pand niet noodzakelijk.

Conclusie bodemtoets

Ter plaatse van de nieuw te bouwen garage is de bodemkwaliteit niet zondermeer geschikt. Na sloop van het pand zal nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar de aard en omvang van de olieverontreiniging in de grond en het grondwater. Vervolgens zal deze gesaneerd moeten worden. Het saneringsplan zal moeten worden beschikt voordat deze uitgevoerd mag worden.


Niet Gesprongen Explosieven

Het plangebied is verdacht op de aanwezigheid van Niet Gesprongen Explosieven (NGE). Bij werkzaamheden in verdachte gebieden kunnen beheersmaatregelen nodig zijn om de arbo- en openbare veiligheid te waarborgen.

Geadviseerd wordt om in dit geval de specifieke risico's van de voorgenomen werkzaamheden in relatie tot de te verwachten NGE in beeld te brengen. Dit kan door middel van het uitvoeren van een Projectgebonden Risicoanalyse (PRA). In een PRA blijkt of er bij de geplande ontwikkeling onaanvaardbare risico's optreden en welke beheersmaatregelen er dienen te worden getroffen. Deze beheersmaatregelen kunnen bestaan uit het heel specifiek opsporen van eventueel aanwezige Conventioneel Explosief (CE), het toepassen van afschermende maatregelen of het aanpassen van het ontwerp.

5.4.3 Geluid

In de directe omgeving bevinden zich geen geluidgevoelige objecten. Ook is het zeer onaannemelijk dat de parkeergarage zorg zal dragen voor een zodanige toename van de verkeersintensiteit op de toe leidende wegen dat hierdoor de geluidbelasting met 2 dB (een reconstructie van de weg zoals bedoeld in de Wet geluidhinder). Dit aspect vormt daarom geen beperking voor het plan.

5.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen).

De externe veiligheidsrisico's worden bepaald door enerzijds de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De externe veiligheids normering rond transportassen is vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de normering voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het Bevi zijn aangewezen: inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is en WRO-besluiten en Wet milieubeheer besluiten waarbij het Bevi moet worden toegepast. In de circulaire worden de WRO-besluiten en verkeersbesluiten aangewezen waarbij de circulaire moet worden toegepast.

In het Bevb staat aangegeven voor welke buisleidingen het Bevb geldt.

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden:

  • het plaatsgebonden risico; dit is een wettelijke risicocontour waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd;
  • het groepsrisico; dit is een maat voor de kans dat een aantal personen tegelijkertijd door een calamiteit wordt getroffen. Het groepsrisico kent geen wettelijke norm, maar een zogenoemde oriëntatiewaarde. Het groepsrisico moet worden vergeleken met deze oriëntatiewaarde.


Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoorwegemplacement ( Bevi-inrichting vanwege het vergunde rangeren met gevaarlijke stoffen) en binnen het invloedsgebied van het doorgaande spoor waarover eveneens gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Het emplacement beschikt over een milieuvergunning d.d. 16 april 2012 en inwerking getreden op 2 juli 2012. De wettelijk plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt binnen het terrein van de inrichting en vormt om deze reden geen beperking voor het plan.

Het berekende groepsrisico ten gevolge van de vergunde activiteiten is niet onaanzienlijk en ligt hoger dan de oriëntatiewaarde. Bij de bepaling van het groepsrisico is rekening gehouden met aanwezigheid van Hofstede MTS en het aantal aanwezigen (leerlingen) dat daar bij hoort. Door voorliggend plan neemt het aantal aanwezigen in de dagperiode af. In het model was voor het betreffende deel van het gebouw rekening gehouden met gemiddeld 150 aanwezigen. Voor de parkeergarage is rekening gehouden met gemiddeld 10 aanwezigen in de dagperiode en gemiddeld 5 aanwezigen in de nachtperiode. Het gevolg is een geringe afname van het berekende groepsrisico (zie onderstaande plaatjes)

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0068-0301_0008.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0068-0301_0009.jpg"  
Berekende groepsrisico ten gevolge van vergunning emplacement inclusief aanwezigheid Hofstede MTS   Berekende groepsrisico ten gevolge van vergunning emplacement waarbij deel van de Hofstede MTS is vervangen door parkeergarage.  


Het externe veiligheidsrisico ten gevolge van het verwachte doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Momenteel ligt het wetsontwerp Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen bij de Eerste Kamer. Naar verwachting treedt dit wetsvoorstel op 1 januari 2012 in werking. Dit wetsvoorstel gaat een risicoplafond leggen aan het vervoer van gevaarlijke stoffen over het doorgaande vervoer. Het groepsrisico kan op grond daarvan niet gaan toenemen. Voor de bevolkingsgegevens in de berekeningen geldt ook hiervoor dat voor de bestaande situatie nog rekening is gehouden met de huidige bestemming (de Hofstede MTS) en dat door de realisering van de parkeergarage het groepsrisico afneemt.

Van belang is dat de parkeergarage in het geval van dreigende calamiteiten vluchtroutes kent, die gericht zijn van het spoor af. Voor wat betreft voorschriften en maatregelen die erop zijn gericht om het groepsrisico in de toekomst verder te verminderen en de maatregelen ter voorbereiding van bestrijding en beperking van een calamiteiten, wordt verwezen naar de groepsrisicoverantwoording in de overwegingen bij de vergunning van het emplacement. Ten behoeve van de realisering van de parkeergarage zijn geen extra, aanvullende, maatregelen noodzakelijk.

5.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) van de Wet milieubeheer in werking getreden. Deze wet geeft grenswaarden voor concentraties in de buitenlucht van diverse stoffen. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide en fijn stof.

De Wet luchtkwaliteit is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit dienen bestuursorganen rekening te houden met deze grenswaarden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.


In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in Betekenende Mate' (NIBM) en de ministeriele regeling NIBM van 30 oktober 2007 zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip niet in betekenende mate is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof. Voor bepaalde projecten is met getalsmatige grenzen vastgelegd tot waar deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Parkeergarages worden hierin niet genoemd. Wel worden genoemd kantoorgebouwen. Voor kantoorgebouwen is de grens gelegd bij een bruto vloeroppervlak (bvo)van 100.000 m2 in combinatie met één toegangsweg. De parkeerbehoefte van een kantoorgebouw ligt tussen de 1,2 en 1,9 per 100 m2 bvo, afhankelijk van het aantal bezoekers. Een kantooroppervlak met een bvo van 100.000 m2 komt dus overeen met tussen de 1200 en 1900 parkeerplaatsen. Het te realiseren parkeergebouw zit hier met een capaciteit van 285 parkeerplaatsen ruim onder. Een deel van de parkeercapaciteit betreffen P&R-parkeerplaats ten behoeve voor het naastgelegen station, dit zullen over het algemeen parkeerders zijn die relatief lang verblijven, vergelijkbaar met parkeren bij kantoor gebouwen. Voor het andere deel zal het aantal autobewegingen per parkeerplaats, gelet op de ligging waarschijnlijk groter zijn dan bij een kantoorgebouw. Gelet op het grote verschil met de parkeercapaciteit bij 100.000 m2 bvo kantooroppervlak is niet aannemelijk dat het aantal parkeerbewegingen bij deze parkeergarage daar bovenuit komt. Bovendien zal het parkeergebouw maar slecht in beperkte mate zorg dragen voor extra verkeersbewegingen: er worden geen publieksaantrekkende functies toegevoegd.


Het voorgaande overwegende, kan er op goede gronden van worden uitgegaan dat wordt voldaan aan het criterium 'niet in betekenende mate bijdragen'. Voor de parkeergarage zelf worden krachtens het Activiteitenbesluit eisen gesteld aan emissies naar de lucht. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen knelpunt voor dit plan.