direct naar inhoud van 4.3 Monumenten en archeologie
Plan: Sloetsweg/Bellinckhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0056-0301

4.3 Monumenten en archeologie

4.3.1 Monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.

Er bevinden zich geen bijzondere, karakteristieke, beschermenswaardige of beschermde objecten op de locatie die door dit plan aangetast (kunnen) worden.

4.3.2 Archeologie

De in 2007 aangepaste Monumentenwet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied.

Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de “Archeologische Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen” van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in figuur 4. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0056-0301_0006.jpg"

Figuur 4: Archeologische waarden in het bestemmingplan Sloetsweg

Op de Archeologische waardenkaart van Hengelo ligt in een zone met een middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandwelvingen en –vlakten. Voor deze gebieden geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 40 cm over een oppervlak van meer dan 500 m2. In 2008 is door ARCADIS een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5). Voor zover boringen niet op dikke baksteenpuinlagen stagneerden kon uit de overige boringen worden opgemaakt dat de bodem tot een diepte van 125 tot 160 cm onder het maaiveld was geroerd en veel baksteenpuin bevatte. Onder het geroerde grondpakket werden in enkele boringen kleilagen aangetroffen.

De sterke bodemverstoring en de grote hoeveelheden puin hebben te maken met de voormalige baksteenfabriek die er tot in de jaren '80 van de 20e eeuw in een relatief laag gelegen terrein heeft gestaan. Vermoedelijk is het terrein rond de steenfabriek met baksteenproductieafval sterk opgehoogd.

Vanwege de van nature lage ligging van het terrein en de sterk bodemverstoring – er is binnen het plangebied waarschijnlijk ook klei afgegraven – zijn er geen archeologische vindplaatsen te verwachten. De conclusie hieruit is dat er bij bodemingrepen bij de herontwikkeling van het plangebied geen archeologische waarden aangetast worden.