direct naar inhoud van 5.4 Milieu
Plan: Lange Wemen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0049-0301

5.4 Milieu

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dienen de ontwikkelingsbehoeften en belangen integraal af te worden gewogen: welke ruimtelijke behoeften worden bij voorkeur waar en op welke wijze ingevuld. Milieuzonering is daarbij één van de hulpmiddelen.

Hiervoor is een onderzoek met betrekking tot milieuzoneringen van de aanwezige functies verricht (zie bijlage 5.

In het (nieuwe) “Groene boekje” is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De richtafstanden van de belastende activiteiten worden vertaald naar milieuzones. Milieuzones geven gebieden aan waar bepaalde ontwikkelingen mogelijk of juist ongewenst zijn.

Lange Wemen

De omgeving van het gebied Lange Wemen kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. Immers direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In een gemengd gebied kunnen de richtafstanden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met een afstandsstap worden verlaagd.

Bestaande functies/ bedrijven in omgeving plangebied

De aanwezige bedrijven in de directe nabijheid van het plangebied zijn geïnventariseerd met behulp van het milieubedrijvenbestand van de gemeente Hengelo. Het betreft hoofdzakelijk cafés, restaurants en detailhandel. Er zijn drie bedrijven aanwezig nabij het plangebied waarvoor een richtafstand geldt, namelijk Stichting Innocent, Foto Bertelink en Foto-Video Center. Voor allen geldt een richtafstand van 10 meter. De milieuzones van de drie bedrijven reiken niet tot in het plangebied

Functiemenging binnen het plangebied

Het gebied Lange Wemen wordt (her-)ontwikkeld tot een gemengd gebied. Binnen dit gebied worden milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd.

Binnen gebieden met functiemenging is gekozen voor een andere categorie-indeling. Er wordt onderscheid gemaakt in activiteiten die:

  • aanpandig aan woningen kunnen plaatsvinden (categorie A). De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. In deze categorie valt onder andere detailhandel, kantoren, restaurants, cafés en snackbars.
  • bouwkundig afgescheiden van woningen kunnen plaatsvinden (categorie B). Dit betreft bijvoorbeeld supermarkten en warenhuizen.
  • Bouwkundig afgescheiden activiteiten die gezien de verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de stedelijke hoofdinfrastructuur vragen (categorie C). In deze categorie valt een parkeergarage.

In het plan Lange Wemen zijn in hoofdzaak categorie A activiteiten gepland. Aanpandig wonen wordt vanuit de eisen uit het bouwbesluit voldoende beschermd. Bij de vestiging van een supermarkt in het plangebied zal specifiek aandacht worden besteed aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat van woningen in de directe omgeving van het plan.

De aanwezige parkeergarage wordt uitgebreid. De ontsluiting van de parkeergarage wordt niet gewijzigd. Hierdoor blijft een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur gewaarborgd. Er worden geen woningen gerealiseerd nabij de toegang naar de parkeergarage.

Horeca, terrassen en wonen

Langs het Burg. Jansenplein wordt de vestiging van horeca met bijbehorende terrassen mogelijk gemaakt. Boven de horecabedrijven zijn woningen gepland. Zoals hiervoor bij functiemenging beschreven is het mogelijk om in een gebied met functiemenging horeca aanpandig van woningen te realiseren. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn hierbij toereikend. Het bouwbesluit stelt echter geen eisen aan de mogelijke overlast vanwege terrassen. Om te zorgen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat zal er bij het ontwerp rekening worden gehouden met de indeling van de woningen (bv. slaapkamers aan de geluidluwe zijde) en de aanwezigheid van geluidwerende ventilatievoorzieningen

5.4.2 Bodem

In verband met de beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater).

In opdracht van de gemeente Hengelo heeft ARCADIS Nederland BV, medio 2008 een verkennend en actualiserend bodemonderzoek conform de NEN 5740 uitgevoerd (10 november 2008).Bijlage 6 Verkennend en actualiserend bodemonderzoek

Het doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele milieuhygiënische bodemkwaliteit. Hiermee dient te worden vastgesteld of de bodem milieuhygiënisch gezien geschikt is voor de beoogde toekomstige functie.

In het verleden zijn binnen het plangebied en in de nabijheid diverse bodemonderzoeken uitgevoerd.

Op basis van de beschikbare onderzoeksresultaten is bekend dat binnen het plangebied op onderstaande deellocaties sprake is van bodemverontreiniging of restverontreinigingen:

  • Tankstation Oldenzaalsestraat
  • Deldenerstraat
  • Wemenstraat 10 (chemische wasserij)

Conclusies

De conclusies van het onderzoek zijn onderstaand weergegeven.

  • Uit het vooronderzoek is gebleken dat binnen het gebied diverse bekende verontreinigingen aanwezig zijn: tankstation Oldenzaalsestraat, tankstation Deldenerstraat en voormalige chemisch wasserij Wemenstraat 10.
  • In de bodem zijn tot een diepte van circa 2,5 m-mv (veel) bijmengingen met olie, puin, baksteen, kolen en/of slakken aangetroffen.
  • De vaste bodem ter plaatse van het voormalige tankstation aan de Deldenerstraat is (sterk) verontreinigd. Naar schatting is circa 150 m2 vaste bodem sterk verontreinigd. Het grondwater is hier maximaal licht verontreinigd.
  • In het grondwater ter plaatse van het voormalige tankstation aan de Oldenzaalsestraat zijn tot boven de interventiewaarde verhoogde concentraties aangetoond.
  • Het diepe grondwater ten westen van de chemische wasserij is sterk verontreinigd met vinylchloride. De vaste bodem ter plaatse is niet verontreinigd met VOCl. De omvang van de grondwaterverontreiniging is niet in beeld.
  • Ter plaatse van de ondergrondse tanks aan de Burg. Jansenplein 15-17 is een matige verontreiniging met minerale olie aangetoond in de vaste bodem. De verontreiniging is niet afgeperkt. De kwaliteit van het grondwater is ter plaatse van het hoogst aangetoonde gehalte niet vastgesteld. Stroomopwaarts is het grondwater licht verontreinigd.
  • Ter plaatse van de aangetroffen teerstukjes in de vaste bodem tussen het stadhuis en de Deldenerstraat is de bodem sterk verontreinigd met minerale olie en PAK. Strikt genomen dient afperkend onderzoek plaats te vinden. Aangezien de aangetoonde gehaltes vermoedelijk zijn veroorzaakt door de teerstukjes en het feit dat in de onderliggende laag van een van de boringen geen sterke verontreiniging is aangetoond, wordt aangenomen dat de verontreiniging plaatselijk en beperkt van omvang is.
  • De vaste bodem buiten de bekende of aangetroffen (sterke rest-)verontreinigingen is over het algemeen licht verontreinigd, voormoedelijk vooral veroorzaakt door de vele bijmengingen in het gebied.
  • Het onderzochte ondiepe grondwater is binnen het gehele onderzoeksgebied licht verontreinigd, met uitzondering van peilbuis 402-1, waar benzeen in een concentraties boven de tussenwaarde is aangetoond.

De omvang van de volgende verontreinigingen zijn niet (volledig) in beeld gebracht. Volgens de Wet bodembescherming dient de ernst en eventuele risico's van de bodemverontreiniging(en) te worden onderzocht ter plaatse van de:

  • (sterke) grond- en grondwaterverontreiniging aan de Burg. Jansenplein 15-17;
  • (matige) grondwaterverontreiniging benzeen ter plaatse van peilbuis 402;
  • (sterke) grondwaterverontreiniging vinylchloride nabij Wemenstraat 10 (chemische wasserij).

De omvang van deze verontreinigingen wordt vooruitlopend op de uitvoering onderzocht en afhankelijk van de ernst en risico's wordt al dan niet een saneringsplan opgesteld. Voor de overige verontreinigingen geldt dat deze nader in het werk worden onderzocht en eventuele maatregelen getroffen

Bij het afperken van de verontreinigingen met minerale olie in de vaste bodem wordt aanbevolen om af te perken tot aan de gehalten die door B&W van de gemeente Hengelo zijn vastgesteld in de Bodemkwaliteitskaart.

Voor de reeds bekende verontreinigingen (tankstation Deldenerstraat en tankstation Oldenzaalsestraat) geldt waarschijnlijk dat hier in het verleden reeds een beschikking voor is afgegeven, waarin de risico's en spoedeisenheid is bepaald. De gemeente kan mogelijk besluiten deze beschikkingen te herzien op grond van de nieuwe onderzoeksresultaten uit dit rapport.

Tenslotte zijn tijdens het bodemonderzoek geen inpandige boringen uitgevoerd. Dit betekent dat de bodemkwaliteit onder deze panden nu niet bekend is en nog aanvullend dient te worden vastgesteld (na de sloop, maar voor te realiseren nieuwbouw).

5.4.3 Explosieven

Uit het rapport van Vooronderzoek van de EOD naar Niet Gesprongen Explosieven (EOD; werkorder 20061215; 8 mei 2007) Bijlage 7 Rapport van Vooronderzoek van de EOD, blijkt dat voor een deel van het plangebied geldt dat mogelijk blindgangers aanwezig zijn. Het betreft het gebied gelegen tussen de Oldenzaalsestraat en de Wemenstraat waar het winkelcentrum met parkeergarage Thiemsbrug en de panden aan Wemenstraat 19 t/m 61 aanwezig zijn.

Bij graafwerkzaamheden/ sonderingen/etc. dient een gecertificeerd bedrijf het gebied eerst bomvrij te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0049-0301_0024.jpg"

5.4.4 Geluid
5.4.4.1 Wegverkeerslawaai

Algemeen

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect “geluid”. In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

Met betrekking tot het aspect wegverkeerslawaai kan worden opgemerkt dat in de Wet geluidhinder de verplichting is opgenomen om bij de opstelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidbelasting vanwege de weg op de gevels van geprojecteerde woningen en andere geluidsgevoelige objecten. Deze onderzoeksverplichting geldt in principe voor alle wegen. Afhankelijk van bepaalde omgevingssituaties zijn daartoe in de Wet geluidhinder zones van een bepaalde breedte aangegeven waarbinnen, zonder nader akoestisch onderzoek, geen geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd.

Conclusie onderzoek:

Voor het plangebied Lange Wemen is door Arcadis de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de geprojecteerde woningen in beeld gebracht (ARCADIS, kenmerk 075348248:A/B02013.000150, 16 februari 2011). Bijlage 8 Akoestisch onderzoek Wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit

Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij een groot aantal beoordelingspunten overschreden wordt. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van de Deldenerstraat/Oldenzaalsestraat bedraagt 58 dB. De maximale grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. De overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vinden plaats aan de gevel van gebouw C2 direct gericht aan de Deldenerstraat/Oldenzaalsestraat tot ongeveer halverwege het gebouw C2 de Burgemeester Jansenstraat in.

Vanwege de geconstateerde overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dienen de effecten van bron en/of overdrachtsmaatregelen beschouwd te worden. Uit berekeningen volgt dat met de bronmaatregel dunne deklagen A een reductie van circa 2 dB behaald wordt en met de bron-maatregel dunne deklagen B een reductie van circa 3 dB ten opzichte van de autonome situatie (toekomst zonder maatregelen). Dergelijke reducties zijn niet genoeg om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het toepassen van overdrachtsmaatregelen (schermen/wallen) is in een dergelijke binnenstedelijke situatie niet gewenst. Het verder onderzoeken van dergelijke maatregelen is daarom achterwege gelaten.

Indien het toepassen van maatregelen niet mogelijk/gewenst is vanwege bijvoorbeeld stedenbouwkundige of financiële aard en er sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde kunnen er onder bepaalde voorwaarden tot de maximale grenswaarde (in dit geval 63 dB) hogere waarden vastgesteld worden.

Het wel of niet kunnen verkrijgen van de hogere waarden is afhankelijk van het hogere waarden beleid van de gemeente. Binnen het geluidsbeleid van de gemeente Hengelo is het verkrijgen van een hogere waarde zonder meer mogelijk indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de ambitiewaarde die voor het betreffende gebied geldt. In het geluidbeleid van de gemeente Hengelo is het wegvak Deldenerstraat/Oldenzaalsestraat benoemd als verkeerszone. Voor verkeerszones geldt een ambitiewaarde van 58 dB en een plafondwaarde van 63 dB. Voor Binnenstads- en Winkelgebieden geldt een ambitiewaarde van 53 dB en een plafondwaarde van 63 dB.

Uit het onderzoek volgt dat ter plaatse van de woningen/appartementen nergens binnen het plangebied de ambitiewaarde wordt overschreden.

Voor de woningen waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden wordt een hogere waarden procedure gevoerd. Het gaat hierbij om de volgende hogere waarden:

Locatie   Hogere waarde   aantal  
C2 Oldenzaalsestraat 3e bouwlaag   58 dB   8  
C2 Oldenzaalsestraat 4e bouwlaag   58 dB   8  
C2 Burg.Jansenstraat 3e bouwlaag   56 dB   6  
C2 Burg.Jansenstraat 4e bouwlaag   55 dB   6  

5.4.4.2 Spoorweglawaai

Het plangebied Lange Wemen valt buiten de wettelijke zone van de spoorlijnen Hengelo – Almelo en Hengelo – Oldenzaal. Spoorweglawaai is daarom geen belemmering voor de ontwikkelingen.

5.4.4.3 Industrielawaai

Er liggen geen gezoneerde industrieterreinen in de directe omgeving van het plangebied. Het aspect industrielawaai is daarom geen belemmering voor de ontwikkelingen in Lange Wemen.

5.4.4.4 Luchtvaartlawaai

Rond de luchthaven Twente geldt een geluidszonering. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen de zone zijn voorwaarden van toepassing. Buiten de zone zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk zonder belemmering. Het plangebied Lange Wemen ligt geheel buiten de zone van het Vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

5.4.5 Externe veiligheid

Het op 27 oktober 2004 in werking getreden Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe het bevoegd gezag moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het besluit het plaatsgebonden risico vast en dient het groepsrisico verantwoord te worden.

Voor de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig waar het aspect externe veiligheid van belang is. Het gebied valt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar en is bovendien niet gelegen in enig invloedsgebied van het groepsrisico.

Buisleidingen

In of in de directe omgeving van het plangebied liggen geen buisleidingen ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen

Weg, water en spoor

Het externe veiligheidsbeleid van het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen waarin dit beleid verder is uitgewerkt en verduidelijkt.

In onderhavig plan wordt niet voorzien in verkeersbewegingen welke onder de noemer 'vervoer gevaarlijke stoffen' vallen. De wegen in de omgeving van het plangebied zijn niet aangewezen als route waarover routeplichtige stoffen mogen worden vervoerd. Het is mogelijk dat incidenteel gevaarlijke stoffen over de wegen worden getransporteerd. Echter de hoeveelheden zijn zo gering dat zonder verdere berekening kan worden gesteld dat de plaatsgebonden risicocontour niet buiten de wegen zal liggen en het groepsrisico verwaarloosbaar klein is.

Vervoer per water of spoor is in de directe omgeving van het plangebied niet aan de orde.

5.4.6 Radarverstoringsgebied

Voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van militaire- en burgerluchtvaart, staan verspreid over Nederland een aantal militaire- en burgerradarstations. Objecten in een gebied rond een radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld dat de gezamenlijke radarstations opbouwen. Het volledige grondgebied van de gemeente Hengelo valt binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Twente. Onderzoek is noodzakelijk bij objecten hoger dan 45 meter (t.o.v. hoogte maaiveld ter plaatse van de radar) binnen het radarverstoringsgebied. Binnen het plangebied Lange Wemen bevinden zich geen bouwwerken met een zodanige hoogte dat ze van invloed zijn op verstoring van het radarbeeld.

5.4.7 Invliegfunnel

De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken waarvan de hoogte oploopt tot 45 m. In elke baanrichting ligt een landingsvlak en een startvlak waarvan de hoogte oploopt met 1:50. Omdat het beginpunt van beide vlakken verschillend kan zijn (afhankelijk van de ligging van de landingsdrempel) kunnen beide vlakken verschoven ten opzichte van elkaar liggen. Dit laatste is een wijziging ten opzichte van de funnel zoals die tot nu toe werd gebruikt, daar lagen het start- en naderingsvlak op elkaar. De toegestane hoogtes gelden ten opzichte van de hoogte van de desbetreffende landingsdrempel. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van de funnel. De funnel heeft derhalve geen consequenties voor het bestemmingsplan. Een weergave van de funnels van het vliegveld is als Bijlage 9 Kaart invliegfunnel en ICHS bijgevoegd.

5.4.8 Inner Horizontal and Conical Surface

Het Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) wordt gerekend vanaf elk van de landingsdrempels en is gelegen boven de omgeving van het luchtvaartterrein en sluit aan op de funnel. Het IHCS bestaat uit een horizontaal vlak dat gelegen is op een hoogte van 45 m met en straal van 4 km rond de landingsdrempel, met aansluitend een conisch vlak waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5% over een afstand van 2 km tot een hoogte van 145 m. Het IHCS wordt gemaakt voor elke landingsdrempel. De toegestane hoogten van het IHCS gelden ten opzichte van de laagste landingsdrempel van het luchtvaartterrein.

In het gebied van de funnel en het IHCS mogen geen objecten staan die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte. Bestaande objecten met een grotere hoogte resulteren in restricties op het vliegen. Nieuwe strijdigheden met de maximaal toelaatbare hoogte worden niet toegestaan. Om dit te borgen dienen de maximum toelaatbare hoogtes te worden opgenomen in de betreffende bestemmingsplannen.

Het hele plangebied valt binnen het IHCS. De maximaal toelaatbare hoogte bedraagt 130-150 meter boven NAP. De toegestane bouwhoogte op basis van het bestemmingsplan blijft hier ruimschoots onder. Een weergave van de ICHS van het vliegveld is als Bijlage 9 Kaart invliegfunnel en ICHS bijgevoegd.

5.4.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) in werking getreden. Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal regelingen van kracht geworden. Het betreft de volgende regelingen:

  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling projectsaldering;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit;
  • Besluit gevoelige bestemmingen;
  • Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet Luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Vanaf 1 januari 2015 geldt voor NO2 een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van 40 ug/m3. Voor PM10 geldt vanaf 1 juni 2011 een grenswaarde voor de jaar-gemiddelde concentratie van 40 ug/m3.

De kritische componenten NO2 en PM10 zijn doorgerekend voor het plangebied (rapport Arcadis, 075348248:A/B02013.000150, 16 februari 2011). De berekeningen zijn uitgevoerd voor de jaren 2011, 2015 en 2020. Voor alle jaren is de verkeersintensiteit van 2022 gebruikt. Uit de berekeningen blijkt dat er geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 optreden. Ook voor het aantal overschrijdingsdagen van het 24-uursgemiddelde voor PM10 treden geen overschrijdingen op.

In Nederland zijn de stoffen NO2 en PM10 maatgevend bij de toetsing aan de wettelijke grenswaarden. Overschrijdingen van de andere stoffen (zwaveldioxide, lood, benzeen en koolmonoxide) komen in Nederland nagenoeg niet meer voor. Gezien de berekende ruime onderschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 zal er geen sprake zijn van overschrijding van de grenswaarden van de andere stoffen. Het onderzoeken van de overige stoffen is daarom achterwege gelaten.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat het milieuaspect luchtkwaliteit de ontwikkeling van het plan Lange Wemen niet in de weg zal staan.

5.4.10 Brandweer en fysieke veiligheid

Fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) daadwerkelijke incidenten, ongelukken en rampen. Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan in geval van een incident zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een goede bereikbaarheid van gebieden evenals de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening. Een goede bereikbaarheid van inwoners van een wijk is ook nog op een andere manier van belang. In geval van een zwaar ongeval of ramp is het noodzakelijk om de bevolking in de omgeving zo snel mogelijk te kunnen informeren en adviseren ('ramen en deuren sluiten'). Via het sirenenet kan de bevolking worden bereikt en erop worden geattendeerd om de radio of televisie in te schakelen (de zogenaamde 'rampenzender').

Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van de blusstof 'water'. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen moeten van tevoren maatregelen getroffen worden. Deze maatregelen worden aangeduid als 'de bluswatervoorziening'.

Sinds 1999 is voortdurend overleg met de waterleidingbedrijven om de balans te vinden tussen het leveren van kwalitatief goed drinkwater en bluswater. De kwaliteitseisen zijn echter zodanig dat de brandkraan op het drinkwaterleidingnet als bluswatervoorziening niet meer mogelijk is. In de periode 2005 tot 2007 is onderzoek gedaan naar de bluswatervoorziening door de regio's Twente, Ijssel-Vecht en Friesland. Dit onderzoek is uitgewerkt in het Sahara rapport.

Concreet is er behoefte aan met name een bluswatervoorziening bij branden welke met het lage-druk-systeem worden bestreden. Als norm wordt 120 m3/uur voor één tankautospuit gehanteerd. Voor de eerste bluswatervoorziening (bestrijden met hoge-druk) kan worden volstaan met een 15m3 tankwagen of gelijkwaardige hoeveelheid bluswater. Deze doet tevens dienst als buffer bij opschaling. Als maat van deze 1e bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het object wordt maximaal 40m gerekend.

Bereikbaarheid

Aan de hand van een analyse van enige honderden branden in woningen in Nederland zijn gegevens verkregen over de relatie tussen de opkomsttijd van de brandweer en het verloop (en de gevolgen) van branden. In de Handleiding brandweerzorg (Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer, 1992) zijn de resultaten opgenomen van onderzoek naar de relatie tussen opkomsttijd en de volgende onderwerpen:

  • De ontwikkeling van schade;
  • De kans op dodelijke slachtoffers; en
  • De kans op het slagen van reddingen.

Samengevat blijkt de opkomsttijd van de brandweer sterk van invloed te zijn op de schade die ontstaat bij brand, de kans op dodelijke slachtoffers door brand en op het slagen van reddingen bij brand. Een vergelijkbaar verhaal is van toepassing op hulpverleningen (verkeers- en bedrijfsongevallen met veelal beknellingen) en voor ongevalbestrijding. Ook hiervoor geldt: de kortste opkomsttijd geeft de grootste kans op het beperken van het aantal, het overleven en het herstel van slachtoffers.

Een goede bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft een belangrijke invloed op de effectiviteit van het brandweerwerk en daarmee op de veiligheid van de burgers. Onder een goede bereikbaarheid wordt verstaan dat gebouwen, binnen de hiervoor gestelde brandweerzorgnormen, te bereiken zijn via minstens twee onafhankelijke wegen.

De bereikbaarheid van het verzorgingsgebied wordt samengevat gekenmerkt en gewaarborgd door:

  • Het hanteren van uitrukroutes (vrije routes voor hulpverleningsdiensten)
  • Positionering van kazernes ten opzichte van de objecten en het gebruik van deze objecten

Voor het verzorgingsgebied van Hengelo worden uitrukroutes gehanteerd waarin minimale verkeersremmende maatregelen zijn opgenomen zodat de vrije doorgang van de brandweer is gewaarborgd. Deze routes worden vastgesteld en bijgesteld in het brandweerbeleidsplan.

Rondom en binnen het plangebied Lange Wemen dienen opstelplaatsen te worden gerealiseerd voor de brandweer zodat zij met materieel en personeel een incident kunnen bestrijden. Dit wordt in het "Inrichtingsplan openbare ruimte" meegenomen.