direct naar inhoud van 5.2 Flora en fauna
Plan: Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0043-0301

5.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten, dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • Welke beschermde plant- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

Voor het plangebied als geheel zijn geen natuurgegevens bekend. Wel zijn er plaatsgebonden natuuronderzoeken uitgevoerd voor ontwikkelingsterreinen binnen het bestemmingsplangebied. Zo is bijvoorbeeld het Brouwerijterrein op natuurwaarden onderzocht. Hieruit kan een algemeen beeld voor het hele plangebied gedestilleerd worden.

Oude bedrijventerreinen kemerken zich door ruderale vegetaties, tredplanten, zoomvegetaties langs afscheidingen en soms planten op oude muren als muurvaren. Vooroorlogse woningen bieden broedplekken voor gierzwaluwen en huismussen. Rond gebouwen en boompartijen fourageren vleermuizen als ruige dwergvleermuis en laatvlieger; de vleermuizen huizen 's zomers in (oude) bebouwing. Landgebonden zoogdieren in de woon- en werkomgeving zijn konijn, mol, marters en muizen. Tuinen en plantsoenen trekken allerlei zangvogels als mezen en vinken. In de bosjes bij de sportvelden broeden vogels als grote, bonte specht en boomklever. De Berflobeek is redelijk visrijk met soorten als blankvoorn, rietvoorn, brasem, zeelt en zelfs het zeldzame bermpje, een klein beekvisje. De beek is voor amfibieën echter weinig aantrekkelijk, omdat het water snel stroomt en er weinig oevervegetatie is.

Op basis van de flora- en faunawet wordt vooraf, bij een eventuele ontwikkeling in het gebied dat eventueel ontwikkeld wordt, een flora- en fauna-onderzoek gehouden. Met deze natuurgegevens wordt in de planvorming en bij werkzaamheden rekening gehouden. De ontwikkeling van gebieden geeft ook natuurkansen. Door versterking van groenstructuren ontstaan vliegroutes voor vogels en vleermuizen. Natuurlijk beekherstel en –aanleg biedt meer leefgebied voor amfibieën. In gebouwen kunnen verblijfsruimten voor vleermuizen, gierzwaluwen en mussen ondergebracht worden.