direct naar inhoud van 5.1 Water
Plan: Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0043-0301

5.1 Water

5.1.1 Beeksysteem de Bornsebeek

Het beeksysteem de Bornsebeek stroomt door zowel het stedelijk als het landelijk gebied in Borne en Hengelo. Het omvat de volgende beken c.q. watergangen: Bornsebeek, Woolderbinnenbeek, Omloopleiding, Elsbeek en Berflobeek (vanaf de waterzuivering in Hengelo tot aan de Bornsebeek). De Omloopleiding stroomt deels door het plangebied Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. (rood omlijnd deel op de afbeelding hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0043-0301_0005.jpg"

Stroomgebied Bornsebeek, Omloopleiding

Het waterschap Regge en Dinkel heeft de opgave om voor eind 2015 het waterlichaam Bornsebeek te herontwikkelen conform de Europese Kader Richtlijn Water (KRW). De KRW heeft tot doel het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand in alle wateren in 2015. In het Waterbeheerplan van het Waterschap Regge en Dinkel zijn de zogenaamde KRW-lichamen definitief onderscheiden, de doelen voor de goede toestand gedefinieerd en de maatregelen benoemd om die toestand te bereiken.

Het waterlichaam Bornsebeek is één van de drieëndertig waterlichamen in Twente. Voor de Bornsebeek zijn de opgaven vanuit de KRW vertaald in een laag ambitieniveau, waarbij aan beide zijden minimaal 2,5 meter of eenzijdig minimaal 5 meter natuurvriendelijke oever gerealiseerd dient te worden.

De ruimte voor de beek wordt gevonden in aangrenzende groengebieden. Ter hoogte van de grotere aangrenzende groengebieden zijn mogelijkheden om flauwe, natuurvriendelijke oevers te maken. In de meeste gevallen is dit aan één kant van de beek. Het is wenselijk om het hele groengebied qua uitstraling bij de beek te betrekken. Een en ander zal worden uitgewerkt in een inrichtingsplan waarbij maatwerk noodzakelijk is.

5.1.2 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht. Op 11 november 2010 is de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets wordt de normale procedure gevolgd.

Mochten in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied dan gelden daarvoor in principe onderstaande beleidsregels.

Algemeen

  • Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied dient bij de keuze voor de locatie rekening gehouden te worden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
  • Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan.
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten.
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteistdoelstellingen van het waterschap Regge en Dinkel leidend.
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.