direct naar inhoud van 4.3 Monumenten, archeologie en cultuurhistorie
Plan: Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0042-0301

4.3 Monumenten, archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP), 2 archeologische gemeentelijke monumenten en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.

Binnen het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. bevinden zich de volgende monumenten:

Adres: Type gebouw / bouwwerk: Type monument:

Breemarsweg 270 School GM

Industriestraat 35 Ter Braak GM

4.3.2 Archeologie; beleid

De in 2007 aangepaste Monumentenwet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. De gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten. Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in onderstaande figuur. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0042-0301_0004.jpg"

archeologische verwachtingskaart

4.3.3 Archeologische waarden

Verwachtingswaarden

Binnen het plangebied zijn meerdere verwachtingszones aanwezig. Een groot deel van het plangebied heeft een middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandwelvingen. Er zijn in het noordelijk deel en langs de noordoostelijke rand van het plangebied enkele kleine zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit betreft dekzandkoppen waarop een esdek ligt. Doorgaans zijn dit gronden die voor de vorming van de esdekken in de middeleeuwen en vroegere perioden altijd gunstige condities voor bewoning en eenvoudige landbouw boden en daarom ook vaak archeologische vindplaatsen bevatten.

Bekende vindplaatsen en monumenten

Archeologische vindplaatsen of terreinen met een archeologische waarde zijn er uit het gebied niet bekend. De dichtstbijzijnde vindplaats ligt op circa 280 m ten noorden van het plangebied (ARCHIS-waarnemingsnummer 2777). Het gaat om vondsten die waarschijnlijk duiden op de aanwezigheid van een grafveld uit de eerste helft van de Vroege Middeleeuwen. Gezien de afstand is het niet waarschijnlijk dat deze vindplaats zich tot in het onderhavige plangebied uitstrekt.

4.3.4 Onderzoeken in het plangebied

Ten oosten van het plangebied heeft een inventariserend onderzoek plaatsgevonden in het kader van de sanering van het EMGA-terrein (ARCHIS onderzoeksmelding 457262). Bij dit onderzoek zijn geen archeologische waarden aangetoond vanwege de diepe bodemverstoring in dit gebied. Ook direct ten noorden van het plangebied is een onderzoek uitgevoerd (Lansinkveld, (ARCHIS onderzoeksmelding 16925). Ook bij dit onderzoek zijn geen archeologische waarden aangetoond.

4.3.5 Archeologiebeleid in het bestemmingsplan

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart geldt een onderzoeksplicht indien bij bodemingrepen dieper dan 40 cm wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 250 m2 bij een hoge archeologische verwachting en bij meer dan 500m2 bij een middelhoge verwachting. Vrijstelling van archeologisch onderzoek geldt voor bodemingrepen met oppervlaktes en dieptes die onder de bovengenoemde diepte- en oppervlaktegrenzen liggen. De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan met de medebestemming "archeologische waarde middelhoog" en "archeologische waarde hoog" worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels. Voor deze bestemmingen dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen.

4.3.6 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan. De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.7 Cultuurhistorische inventarisatie in het bestemmingsplangebied

Historische ontwikkeling van het plangebied

Tot in ver in de 20e eeuw lag het plangebied buiten de bebouwde kom van Hengelo en maakte het deel uit van de marke Woolde. Het zuidelijke deel van het plangebied bestond uit woeste gronden en weiland. Deze gronden maakten deel uit van het gebied 'de Breemorsch' dat zoals de naam al aangeeft een 'mors-'of 'mars-' gebied vormde. Dergelijke gebieden waren lage en natte moerassige gebieden waarin veel van de woeste gronden van de marke Woolde lagen.

Het noordelijke deel omvatte een kleinschalige blokvormige verkaveling van bouwland en graslandpercelen en een cluster van boerderijen. Deze verkaveling kan tot ver in de Middeleeuwen terug gaan. De bouwlanden met de karakterstieke smalle kavelverdeling is waarschijnlijk in de middeleeuwen ontstaan. Het voormalige erve Ten Kathe wordt in laatmiddeleeuwse registers al genoemd. De overige boerderijen zullen later zijn ontstaan. Opvallend is het voorkomen van een vijver of meertje. De niet agrarische bebouwing komt aan het einde van de 19e eeuw op gang langs de toen bestaande wegen in het gebied. Aan het einde van de 19e eeuw is er een steenbakkerij in het gebied gevestigd die later aanzienlijk zal groeien.

In de loop van de 20e eeuw raakt het plangebied meer en meer bebouwd en raakt het binnen de bebouwde kom van Hengelo. Afgezien van enkele wegen waarvan de Industriestraat, Boekelosestraat en de Looweg teruggaan op oude wegen, is er van de landelijke structuren uit de 19e eeuw weinig meer terug te vinden in het huidige stedelijke gebied.

Historische geografische kenmerken

De eerder genoemde wegen zijn in het plangebied nog aanwezig maar deze vormen geen bijzondere cultuurhistorische waarde in het plangebied. De Breemarsweg is in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd als onderdeel van een ontsluiting van het gebied de Breemorsch. Ook de historische boerderijen zoals die tot in de 19e eeuw aanwezig waren zijn geheel verdwenen alsmede de steenbakkerij. De oorspronkelijke verkaveling is gaandeweg de 20e eeuw grotendeels aangepast en niet meer herkenbaar in de stedelijke inrichting van het plangebied.