direct naar inhoud van 5.4 Milieu
Plan: Strootbeekpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0022-0301

5.4 Milieu

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient er gekeken te worden of aan de ene kant de voorgenomen ontwikkeling een belemmering kan vormen voor in de nabijheid gelegen gevoelige functies als woningen, en aan de andere kant of omliggende bedrijven belemmerend kunnen zijn voor de voorgenomen functies in het plangebied. Dit onderzoek, geheten 'bedrijven en milieuzonering' vindt plaats aan de hand van de algemeen aanvaarde uitgangspunten uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering (2009)".

Gesteld kan worden dat er in het plangebied geen gevoelige functies als woningen of zorginstellingen mogelijk worden gemaakt. Eventuele belemmering van omliggende bedrijven op het plangebied is dan ook niet aan de orde.

Onderhavig bestemmingsplan maakt de vestiging van bedrijven mogelijk tot en met de categorie 4.2. Volgens de VNG-publicatie hebben bedrijven in deze categorie een milieuzone van maximaal 300 meter ten opzichte van een rustige woonwijk.

Aangezien het plangebied onderdeel uitmaakt van een geluidgezoneerd industrieterrein, is voor de geluidnormering de geluidzone bepalend. Uit akoestisch onderzoek is gebeleken dat bedrijven die voor het aspect 'geluid' een hindercontour van 300 meter hebben, binnen het plangebied niet mogelijk zijn. Deze bedrijfstypen zijn dan ook niet opgenomen in de Staat van Inrichtingen.

Op ongeveer 90 meter van het plangebied is aan de Rougoorweg 30 een recreatiewoning gelegen. Een dergelijke woning is een geurgevoelig object. Om een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de recreatiewoning te waarborgen is in de bestemmingsregels een regeling opgenomen die voorkomt dat in de directe omgeving van de recreatiewoning zich bedrijven kunnen vestigen met een te grote geurcontour. Op deze wijze wordt voldaan aan de uitgangspunten van een 'goede ruimtelijke ordening'.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect 'bedrijven en milieuzonering' de voorgenomen ontwikkeling op het Strootbeekpark geen belemmeringen oplevert.

5.4.2 M.e.r.- beoordeling

In hoeverre een bestemmingsplan m.e.r.(beoordelings)plichtig is, moet worden bepaald aan de hand van het Besluit Milieu-Effectrapportage 1994. In dat besluit zijn de gronden weergegeven op basis waarvan een plicht tot het opstellen van een planMER, besluitMER en/of m.e.r.beoordeling  ontstaat. Hieronder is weergegeven op basis van welke gronden uit het Besluit Milieu-Effectrapportage 1994 een mer(beoordelings)plicht voor het bestemmingsplan ontstaat of kan ontstaan.

  • 1. De uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein;

Uitbreiding/wijziging terrein meer dan 75 hectare (bruto) bedraagt. Volgens bijlage D van het Besluit Milieu-Effectrapportage 1994 (nummer 11.3) is het bestemmingsplan dan m.e.r.-beoordelingsplichtig.

  • 2. De toegestane activiteiten;

De toegestane activiteiten in het bestemmingsplan die m.e.r. .-(beoordelings)plichtig zijn.

  • 3. De gevolgen op de nabijgelegen Natura-2000 gebieden;

In het geval belangrijke negatieve effecten op de Natura-2000 gebieden niet zijn uit te sluiten dient een planMER te worden gemaakt. Om het concrete effect van de toegelaten mogelijkheden in het bestemmingsplan op de Natura-2000 gebieden te bepalen, dient een zogenoemde voortoets te worden verricht.

Het Besluit Milieu-Effectrapportage is per 1 april 2011 gewijzigd waardoor ook voor ontwikkelingen die beneden de drempelwaarden liggen, bezien dient te worden of een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Over het algemeen wordt een afstand van 3 km aangehouden om significante effecten te beoordelen. Daarbij zijn er op grond van het vigerende bestemmingsplan reeds uitgebreide industriële mogelijkheden en worden op basis van dit bestemmingsplan geen grote stofproducerende bedrijven mogelijk gemaakt. Tevens worden in dit bestemmingsplan geen MER-plichtige bedrijven toegestaan, en het dichtstbijgelegen Natura-2000 gebied (Lonnekermeer) op meer dan 4,5 kilometer afstand tot het plangebied is gelegen, kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijk negatief effect heeft op de Natura-2000 gebieden en dat een m.e.r.-beoordeling en/of een planMER niet noodzakelijk is.

5.4.3 Bodem

In opdracht van Strootbeekpark Ontwikkeling VOF is door Aveco de Bondt een historisch bodemonderzoek uitgevoerd van de projectlocatie gelegen aan de Boortorenweg-Boekeloseweg te Hengelo (hierna het plangebied).

Het historisch bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van het opstellen van onderhavig bestemmingsplan en het uitvoeren en coördineren van de hiervoor benodigde milieuplanologische onderzoeken ten behoeve van het plangebied.

Resumé bodemonderzoeksresultaten plangebied

Uit de diverse uitgevoerde bodemonderzoeken in het plangebied is gebleken dat de grond ter plekke licht verontreinigd is met kwik en HCH en licht tot matig verontreinigd met PAK. In één grondmonster is een gehalte aan kwik boven de interventiewaarde aangetoond. Op basis van de onderzoeksgegevens wordt ingeschat dat ter plaatse van de locatie minder dan 25 m3 volume grond verontreinigd is met gehalten boven de interventiewaarden.

In het grondwater zijn plaatselijk zware metalen (chroom, kwik en nikkel) met concentraties boven de interventiewaarden en HCH, aromaten en vluchtige chloorkoolwaterstoffen met concentraties boven de streefwaarden aangetoond. Op basis van de meest recente onderzoeksgegevens (2005), wordt echter verwacht dat er minder dan 100 m3 bodemvolume aan grondwater verontreinigd is in concentraties boven de interventiewaarden.

Voor de locatie geldt dat voor minder dan 25 m3 grond en 100 m3 grondwater de interventiewaarden worden overschreden. De locatie is door de gemeente Hengelo (als bevoegd gezag Wbb) derhalve beschikt als geval van niet ernstige bodemverontreiniging, waarvan de aanpak niet urgent (spoedeisend) is.

Opgemerkt wordt dat ondanks de afwezigheid van een saneringsurgentie (bij de huidige bestemming), er wel een saneringsnoodzaak bestaat voor de aangetoonde verontreiniging. Deze saneringsnoodzaak kan actueel worden bij herontwikkeling van het betreffende terreingedeelte. Bij de voorgenomen herontwikkeling (zie tekening 1) worden echter geen werkzaamheden uitgevoerd ter plaatse van de sterke verontreiniging (de huidige bestemming blijft daar hetzelfde).

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde historisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect 'bodem' voor de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering vormt. Wel zal bij een omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden conform de NEN 5740 ter plaatse van de nieuwbouwprojectie(s) en de slooplocaties.

Het historisch onderzoek is als bijlage 5 opgenomen.

5.4.4 Zoutcavernes

Onder het terrein van de Boeldershoek, de directe omgeving, en in Twekkelo vindt door Akzo zoutwinning plaats of heeft winning plaatsgevonden. De exploitatie van de zoutwinning in de Boeldershoek is reeds geruime tijd geleden beëindigd. Als gevolg van zoutwinning zijn ondergrondse holle ruimtes ontstaan, de zogenaamde zoutcavernes. Bij planvorming in dergelijke gebieden dient rekening gehouden te worden met eventuele verzakkingen en inklinkingen van de bodem als gevolg van de zoutwinning.

Akzo heeft een bodemdalingmodel ontwikkeld, waarmee met enige zekerheid kan worden bepaald of een instabiel wordende caverne op den duur bodemdaling of een zogenaamde sinkhole (instortingskrater) kan veroorzaken. In 2000 heeft Akzo onderzoek gedaan naar de risico's van verschillende zoutboringen. Op ongeveer 40 plaatsen (in het gehele winningsgebied) kon Akzo de vorming van sinkholes op termijn niet uitsluiten.

Een Stuurgroep Bodemdaling Boeldershoek (gemeente Enschede, gemeente Hengelo en Ministerie van Economische Zaken) heeft in 2002 geconcludeerd dat de kans op calamiteiten en grote bodemdaling boven oude zoutwinningen uitgesloten is. Wel zijn er beperkingen gesteld aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gebieden waar Akzo al 75 jaar zout wint.

Naar aanleiding van de verschillende onderzoeken is een bodemdalingkaart opgesteld die regelmatig wordt geactualiseerd op basis van voortschrijdend inzicht. De cavernes worden regelmatig gecontroleerd door het verrichten van akoestische holruimtemetingen. Mogelijke veranderingen van de cavernes zijn daardoor al in een vroeg stadium bekend. Als een caverne instabiel blijkt te zijn, duurt het nog zeker 15 jaar voordat aan het maaiveld bodemdaling van betekenis te verwachten is. Wanneer er dreiging van bodemdaling is kunnen er maatregelen getroffen worden, zoals het opvullen van de caverne.

In opdracht van Strootbeekpark Ontwikkeling VOF is door IFCO een onderzoek d.d. 10 december 2010 uitgevoerd naar mogelijk toekomstige bodemdalingen in het plangebied en de daarbij gepaard gaande consequenties voor de te realiseren bebouwing in het plangebied. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan per bedrijfskavel berekend worden welke specifieke constructieve en bouwtechnische aanpassingen noodzakelijk zijn, gelet op de te verwachten bodemdalingen. Het onderzoek is als bijlage 1 behorend bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Om de risico's te beheersen van eventuele ontwikkelingen op plekken waar bodemdaling aan de orde is, hebben de gemeenten Enschede en Hengelo een bodemdalingprotocol vastgesteld, dat wordt vertaald in de bestemmingsplanregels. Het bodemdalingprotocol is als bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

5.4.5 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Aangezien in het plangebied geen geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient enkel de geluiduitstraling van weg- en industrielawaai (railverkeerslawaai is ter plaatse niet aan de orde) van het bedrijventerrein welke naar buiten is gericht onderzocht te worden. Een klein gedeelte van het plangebied (een strook aan de oostzijde) heeft in het voor dat gedeelte vigerende bestemmingsplan de bestemmingen Agrarisch en Overig-Leidingstrook. De zonegrens is echter niet aangepast waardoor het gebied niet gedezoneerd is. In het gehele plangebied worden geen zogenaamde 'grote lawaaimakers' mogelijk gemaakt, echter gelet op de status van industrieterrein dient bij de planvorming rekening gehouden moet worden met de inpasbaarheid binnen het gemeentelijk zonemodel.

Door Aveco de Bondt is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai en industrielawaai, d.d. 6 januari 2010, opgesteld.

Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat:

  • op basis van de aan het plangebied toegekende geluidruimte binnen het gemeentelijk zonemodel binnen het plan bedrijven kunnen vestigen met een gemiddelde bedrijfcategorie 3.2. Het toestaan van bedrijven met hogere bedrijfscategorie is mogelijk maar gaat ten koste van de mogelijke geluidemissie van het overige deel van het plangebied;
  • de geluidemissie van te vestigen bedrijven getoetst wordt bij de omgevingsvergunning-aanvraag. De gemeente als zonebeheerder bepaald of de aangevraagde geluidruimte inpasbaar is binnen de zone. De geluidemissie die mogelijk is conform de verkoop-voorwaarden worden niet door de gemeente getoetst;
  • ondanks een (worse case) verkeersaantrekkende werking van het plan van circa 990 motorvoertuigen per etmaal dit geen gevolgen heeft voor de geluidbelasting op omliggende woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen. In de nabijheid van het plan en in de zone van de ontsluitende wegen zijn geen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat zondermeer 3.2 bedrijven (voor het aspect 'geluid') binnen het plangebied mogelijk zijn en dat 4.1 bedrijven onder voorwaarden tevens mogelijk zijn. Categorie 4.2 bedrijven zijn niet mogelijk binnen het gemeentelijk zonemodel en worden in dit bestemmingsplan voor het aspect 'geluid' dan ook niet mogelijk gemaakt.

Op basis van bovenstaande uitkomsten kan worden geconcludeerd dat er ten aanzien van het aspect 'geluid' geen belemmeringen bestaan. Het gehele onderzoek naar akoestiek is als bijlage 6 opgenomen.

5.4.6 Externe veiligheid

Ten behoeve van de bestemmingsplan herziening van het voormalig industriepark van Akzo Nobel is door Aveco de Bondt een quickscan externe veiligheid uitgevoerd. In deze quickscan (zie bijlage 7) is gekeken naar de mogelijke invloed van vervoer van gevaarlijke stoffen of het werken met gevaarlijke stoffen op de ontwikkeling. Aan de hand van de Risicokaart, de cRnvgs (circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is het volgende vastgesteld.

Inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied is een BRZO-bedrijf (Besluit Risico's Zware ongevallen) aangetroffen. Doordat het bedrijf gevaarlijke stoffen verwerkt heeft het een risicocontour. Er is vastgesteld dat de ontwikkelingen in het plangebied niet binnen de PR 10-6 contour zijn gelegen. Door de afstand van circa 500 meter valt de ontwikkeling ook buiten het invloedsgebied van het BRZO-bedrijf. Hiermee vormt het bedrijf geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

In de toetsing is geen rekening gehouden met de nieuwvestiging van bedrijven die een veiligheidsrisico met zich mee brengen. Het bestemmingplan zal de vestiging van bedrijven die een bijdragen leveren aan een verslechtering van de veiligheidssituatie, zoals BEVI bedrijven, niet toestaan. Hiermee wordt een verslechtering van de veiligheids situatie veroorzaakt door de plantontwikkeling als niet reëel beschouwd.

Transport

De voorgenomen ontwikkeling ter plaatse van het plangebied is getoetst aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Geconcludeerd kan worden dat zowel het Twentekanaal als het spoor en Rijkswegen op een dusnadige afstand tot het plangebied zijn gelegen dat deze geen relvante bijdrage leveren. De omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Boortorenweg en de Boekeloseweg is niet zodanig dat er sprake is van het veroorzaken van een substantieel risico.

Gasleiding

Op basis van het Bevb is vastgesteld dat een aardgastransportleiding met een diameter van 6 inch een invloedsgebied heeft van 70 meter. Ontwikkelingen buiten deze contour worden als niet relevant beschouwd. Aangezien de ontwikkeling zich voordoet het invloedsgebied is door Aveco de Bondt, aanvullend op de quickscan, een herberekening van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de uitgevoerde groepsrisicoberekening komen de volgende conclusies:

  • De Pr10-6 contour van de relevante buisleidingen ligt na planontwikkeling grotendeels op de buisleidingen. Voor enkele delen van buisleiding N-528-70 is er wel een Pr 10-6 contour vastgesteld. Een van de Pr contouren heeft ook direct invloed op het plangebied. Deze contour is maximaal 9 meter breed gemeten vanaf het hart van de buisleiding tot de contour grens. Hiermee komt de contour 4 meter buiten de vrijwaringszone te liggen en is daarmee van invloed op het plangebied. Binnen deze contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Op grond van de regels van onderhavig bestemmingsplan is het oprichten van gebouwen binnen deze Pr-contour niet mogelijk. Hierdoor vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. Inmiddels blijkt uit de meest recente informatie van de Gasunie dat deze Pr 10-6 contour op de leiding ligt. Hierdoor vormt deze contour geen aandachtspunt meer voor het plangebied.
  • De ontwikkeling heeft effect op het groepsrisico. De overschrijdingsfactor van de buisleiding N-528-70 van N.V. Nederlandse Gasunie, neemt door toedoen van de voorgenomen ontwikkeling toe van 0.019 tot 0.023. De maatgevende kilometer ligt na ontwikkeling tussen stationing 14940.00 en stationing 15940.00. Hiermee blijft het groepsrisico onder de oriëntatie waarde (van 1.0). Voor de andere buisleidingen die zijn beoordeeld in de onderhavige berekening, neemt de overschrijdingsfactor niet toe. Ook bij deze buisleidingen blijft het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde.

Verantwoording Groepsrisico gasleiding

In de nabijheid van het plangebied is een gasleiding (diameter 6 inch, druk 40 bar) aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.

Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR.

Het betreft de volgende situaties:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden; of
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde; of
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.


Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;
  • het GR per kilometer buisleiding tov de oriëntatiewaarde;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperken van rampen;
  • de mogelijkheid tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Vanwege dit plan zal het groepsrisico toenemen (van 0.019 naar 0.023 X oriëntatiewaarde), maar blijft nog ruimschoots onder de grens van 0,1 X oriëntatiewaarde. Er kan dus worden volstaan met een beperkte verantwoording. Conform het gestelde in het Bevb is de brandweer Twente om advies gevraagd mbt de verantwoording van het groepsrisico en de rampenbestrijding. Dit advies is op 1 augustus 2012 ontvangen.

Personendichtheid

Binnen het invloedsgebied van de gasleiding zijn diverse gebouwen gelegen. Het aantal personen binnen het invloedsgebied is weergegeven in de QRA. Daarnaast liggen er binnen het invloedsgebied een aantal wegen. Het gebruik van deze wegen levert een bijdrage aan het aantal personen binnen het invloedsgebied. Het is niet precies bekend om hoeveel personen het gaat. De verblijftijd van deze groep is in ieder geval (zeer) kort, waardoor de bijdrage aan het GR te verwaarlozen is.

GR per kilometer buisleiding

Het maximale GR per kilometer buisleiding bedraagt 0,023 X oriëntatiewaarde en is weergegeven in de QRA.

Bestrijding en beperking van rampen

De brandweer Twente heeft geadviseerd mbt de aspecten zelfredzaamheid en bestrijding en beperking van rampen. De aardgastransportleiding voldoet aan de geldende wet- en regelgeving. Er zijn voldoende bronmaatregelen getroffen om de risico's beperkt te houden. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet realistisch. Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten. Zoals aangegeven in het brandweeradvies zal de brandweer zich, bij een calamiteit, primair richten op het redden van mens en dier, ontruimen van het gebied en het bestrijden van secundaire branden. Hiervoor zijn geen extra maatregelen noodzakelijk.

Zelfredzaamheid

De personen binnen het invloedsgebied zijn zelfredzaam en kunnen zichzelf in veiligheid brengen bij een incident. Wel adviseert de brandweer een ontsluiting richting Rougoorweg op te nemen. Gezien de status van deze weg (zandweg) is, na overleg met de brandweer, besloten om deze ontsluiting op dit moment niet te realiseren.

Vanwege de herontwikkeling van het bedrijventerrein Strootbeekpark neemt het aantal aanwezigen toe. Het groepsrisico stijgt licht maar blijft kleiner dan 0,1X oriëntatiewaarde. Daardoor is het GR beperkt verantwoord. De situatie voldoet aan de geldende wet- en regelgeving en vormt geen knelpunt voor het plan.

Ondergrondse hoogspanningsleiding

Ter plaatse van de toekomstige ontsluitingsweg in het plangebied (van de Boortorenweg richting het zuiden) is een ondergrondse 110 kV hoogspanningsverbinding gelegen. Alhoewel deze leiding vanuit het externe veiligheidsaspect niet relevant is, dient er bij de ontwikkeling binnen het plangebied wel rekening gehouden te worden met de ligging. De leidingbeheerder dient op elk moment toegang tot de leiding te hebben in geval van reparaties. Gelet hierop is in het bestemmingsplan een vrijwaringszone van 2,5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding opgenomen waarbinnen bebouwing in principe niet is toegestaan. Bij de planvorming is tevens rekening gehouden met de ligging van deze leiding.

Conclusie

Op basis van de bovenstaande toetsing kan worden geconcludeerd dat, mits er niet binnen de Pr 10-6 contour van de buisleiding wordt gebouwd, er geen negatieve invloed is vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Aangezien de Pr-contour ter plaatse van het plangebied op de leiding ligt kan worden geconcludeerd dat er zich geen knelpunten voordoen op het gebied van externe veiligheid. De quickscan Externe veiligheid is opgenomen als bijlage 7, de groepsrisicioberekening naar de gasleiding (QRA) (en nieuwe PR 10-6 contouren) is als bijlage 8 bijgevoegd.

5.4.7 Luchtkwaliteit

Per 15 november 2007 is de gewijzigde Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. In de Wet luchtkwaliteit, welke in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm staat verwoordt, staan luchtkwaliteitseisen welke zijn gebaseerd op een viertal Europese richtlijnen. De luchtkwaliteitseisen in de Wet luchtkwaliteit zijn ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid en zijn weergegeven in de vorm van grenswaarden, richtwaarden en plandrempels voor diverse verontreinigde stoffen. Besluiten welke gekoppeld zijn aan de Wet luchtkwaliteit zijn ondermeer de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, het Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm) en het Besluit gevoelige bestemmingen.

Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van ruimtelijke plannen.

Deze voorwaarden zijn:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • d. een project is opgenomen binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.


De kritische parameters voor wat betreft de luchtkwaliteit zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof bedragen 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie. Voor fijn stof geldt daarnaast een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3, welke 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden. De overige stoffen zoals benzeen en koolmonoxide worden niet meegenomen in het onderzoek, daar de grenswaarden voor deze stoffen in Nederland niet meer worden overschreden.

Toetsing

Wanneer gekeken wordt naar de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan ten opzichte van de toekomstige bestemmingsplanmatige situatie kan worden geconcludeerd dat er in ieder geval geen toename is van mogelijkheden voor de vestiging van milieubelemmerende bedrijvigheid in het plangebied. Op grond van het huidige bestemmingsplan mag het plangebied voor maximaal 70% bebouwd worden ten behoeve van de bestemming Industrie waaronder onder meer fabrieken en andere bedrijfsmatige activiteiten behoren.

De grootste producenten van stikstof en fijn stof vallen in de bedrijfscategorie 5.1 en hoger en worden zodoende in onderhavig bestemmingsplan uitgesloten. In het vigerende bestemmingsplan wordt geen onderscheidt gemaakt in typologie en zwaarte van toegestane bedrijven.

In het nieuwe plan wordt een strook grond met een agrarische bestemming herontwikkeld tot bedrijventerrein. Deze extra vierkante meters bedrijventerrein kan ten opzichte van de huidige situatie een toenmame van de vervoersbewegingen betekenen.

De effecten op de luchtkwaliteit van de vergroting van het bedrijventerrein zijn middels de nibm-rekentool berekend. De toevoeging aan bedrijventerrein heeft een oppervlakte van circa 1,2 ha. Op grond van de CROW-kengetallen voor verkeersgeneratie (publicatie 256) levert een gemengd bedrijventerrein van een dergelijk oppervlakte een toename in het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal van circa 260 op (waarvan ongeveer 20% vrachtverkeer).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0022-0301_0009.jpg"
Afbeelding 5.1: NIBM-rekentool luchtkwaliteit

Op basis van de uitkomsten van de bijdrage van de vergroting van het bedrijventerrein aan de luchtkwaliteit kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan het normen 'niet in betekenende mate' waardoor nader onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.

5.4.8 Geur

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gevestigd, waarvoor in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsing van het initiatief aan geurnormen dient te worden uitgevoerd. De Wgv werpt geen belemmeringen op voor de vestiging van bedrijven in het plangebied. Tevens worden er in het plangebied ook geen geurgevoelige functies gerealiseerd.

Op ongeveer 90 meter van het plangebied is aan de Rougoorweg 30 een recreatiewoning gelegen. Een dergelijke woning is een geurgevoelig object. Om een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de recreatiewoning te waarborgen is in de bestemmingsregels een regeling opgenomen die voorkomt dat in de directe omgeving van de recreatiewoning zich bedrijven kunnen vestigen met een te grote geurcontour. Op deze wijze wordt voldaan aan de uitgangspunten van een 'goede ruimtelijke ordening'.

5.4.9 Brandweer en fysieke veiligheid

Over het aspect 'brandweer en fysieke veiligheid' heeft bij de totstandkoming van het plan overleg plaatsgevonden met de Brandweer cluster Midden Twente. Aangezien de concrete invulling van het plangebied en bijvoorbeeld de exacte ligging van de ontsluitingswegen in het plangebied nog niet gedetailleerd bekend is, kunnen er op dit gebied enkel randvoorwaarden met betrekking tot brandveiligheid en bereikbaarheid gegeven worden.

Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding d.d. september 2003.

Bij de uiteindelijke verkaveling en inrichting van het plangebied zal rekening gehouden worden met de gestelde eisen. In het vergunningentraject zal hierop getoetst worden. De handleiding is als bijlage 9 opgenomen.

5.4.10 Vliegveld Twente

Het plangebied is op circa 6 km gelegen van het vliegveld Twente. De ligging ten opzichte van het vliegveld brengt een aantal aspecten met zich mee die in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht vergen.

5.4.10.1 Geluid

Rondom vliegvelden liggen zones waarbinnen het geluidsniveau niet hoger mag komen dan een bepaalde eenheid, uitgedrukt in Ke (kosteneenheid). Een gedeelte van het plangebied is gelegen binnen de 35 Ke contour. Op onderstaande afbeelding is de 35 Ke-contour ingetekend op een luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0022-0301_0010.jpg" Afbeelding 5.2: 35 Ke contour vliegveld Twente

Een 35 Ke Contour kan een knelpunt veroorzaken indien er binnen deze zone geluidsgevoelige functies zoals woningbouw opgericht worden. Binnen het plangebied is het niet mogelijk nieuwe geluidsgevoelige functies op te richten. Derhalve vormt vliegtuiglawaai geen belemmering voor het bedrijventerrein.

De vastgestelde geluidzone is in het bestemmingsplan overgenomen.

5.4.10.2 Radarverstoringsgebied

Het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Twente. Dit houdt in dat om het ongestoord functioneren van radar en communicatieapparaat te waarborgen er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27.8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit gebied dient voor ieder obstakel dat hoger is dan 45 meter boven maaiveld ter plaatse van de radar, te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De radar is gelegen op een hoogte van 40 meter boven NAP. Het plangebied ligt ongeveer op 20 meter boven NAP. Toetsing dient derhalve plaats te vinden voor ontwikkelingen die hoger zijn dan 65 meter boven NAP. De mate van verstoring is afhankelijk van o.a. hoogte, breedte en opstelling van objecten. Het plangebied valt in het geheel binnen het radarverstoringsgebied. Binnen het plangebied is geen bebouwing mogelijk die hoger of gelijk is aan 65 meter boven NAP. Gelet daarop vormt de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering voor de radar van de vliegbasis.

Om de belangen van de vliegbasis voor de toekomst veilig te stellen, is in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - radar" opgenomen.

5.4.10.3 Funnel

De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken waarvan de hoogte oploopt tot 45 m. In elke baanrichting ligt een landingsvlak en een startvlak waarvan de hoogte oploopt met 1:50. Omdat het beginpunt van beide vlakken verschillend kan zijn (afhankelijk van de ligging van de landingsdrempel) kunnen beide vlakken verschoven ten opzichte van elkaar liggen. Dit laatste is een wijziging ten opzichte van de funnel zoals die tot nu toe werd gebruikt, daar lagen het start- en naderingsvlak op elkaar. De toegestane hoogtes gelden ten opzichte van de hoogte van de desbetreffende landingsdrempel. Het plangebied ligt voor een deel binnen de invloedssfeer van de funnel. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Funnelkaart opgenomen waarop inzichtelijk wordt gemaakt over welk deel van het bedrijventerrein de funnel ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0022-0301_0011.jpg"

Afbeelding 5.3: Uitsnede Funnelkaart vliegveld Twente

Op bovenstaande kaart zijn de maximaal toegestane hoogtes ingetekend. Uit de kaart blijkt dat de maximale bouwhoogte ter hoogte van bedrijventerrein Twentekanaal loopt van 115 meter boven NAP in de uiterste noord-oost hoek tot 180 meter boven NAP. Binnen het plangebied is geen bebouwing mogelijk die hoger of gelijk is aan 115 meter min 20 meter (ligging plangebied) 95 meter boven NAP.

5.4.10.4 Inner Horizontal and Conical Surface

Het Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) wordt gerekend vanaf elk van de landingsdrempels en is gelegen boven de omgeving van het luchtvaartterrein en sluit aan op de funnel. Het IHCS bestaat uit een horizontaal vlak dat gelegen is op een hoogte van 45 m met een straal van 4 km rond de landingsdrempel, met aansluitend een conisch vlak waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5% over een afstand van 2 km tot een hoogte van 145 m. Het IHCS wordt gemaakt voor elke landingsdrempel. De toegestane hoogten van het IHCS gelden ten opzichte van de laagste landingsdrempel van het luchtvaartterrein.

In het gebied van de funnel en het IHCS mogen geen objecten staan die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte. Bestaande objecten met een grotere hoogte resulteren in restricties op het vliegen. Nieuwe strijdigheden met de maximaal toelaatbare hoogte worden niet toegestaan. Om dit te borgen dienen de maximum toelaatbare hoogtes te worden opgenomen in de betreffende bestemmingsplannen.

De 4 km grens van de IHCS ligt ongeveer boven de Enschedesestraat en daarmee ruim buiten de grens van het bedrijventerrein. Het aansluitende conische vlak van 2 kilometer, waarvan de hoogte oploopt tot 145 meter, ligt gedeeltelijk over het plangebied.

Het plangebied ligt op circa 20 meter boven NAP. Wanneer bouwplannen voor het plangebied worden ontwikkeld moet rekening gehouden worden met een maximale bouwhoogte van 145 minus 20 meter is 125 meter. Op grond van onderhavig bestemmingsplan is bebouwing met een dergelijke hoogte niet mogelijk.