direct naar inhoud van Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bedrijventerrein Westermaat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0020-0302

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 veiligheidszone - LPG
29.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.

29.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn op de inĀ 29.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

29.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het verkleinen van de "Veiligheidszone - lpg" in verband met het verkleinen van de lpg-doorzet, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verplaatsen van de "Veiligheidszone - lpg" in verband met het verplaatsen van het lpg-vulpunt, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • c. het toekennen van een "Veiligheidszone - lpg" in verband met het toestaan van een lpg-vulpunt, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert.
29.1.4 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 29.1.3 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 32.1 van het plan.

29.2 geluidzone - industrie
29.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor industrie.

29.2.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal geluidsgevoelige functies.

29.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

29.2.4 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 29.2.3 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 32.1 van het plan.

29.3 milieuzone - bodembeschermingsgebied
29.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - bodembeschermingsgebied" geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

29.3.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - bodembeschermingsgebied" zijn geen bodemverontreinigende bedrijven toegestaan. Dit betreft bedrijven binnen de bestemming:

29.3.3 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.3.2 en toestaan dat bedrijven waarbij in Bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein, danwel Bijlage 2 staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein - Campus, danwel Bijlage 6 staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein - Kantoor onder de kop 'bodem' een 'B' is opgenomen zich ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - bodembeschermingsgebied" kunnen vestigen, mits er sprake is van een verwaarloosbaar risico op bodem- en grondwaterverontreiniging en waarbij, indien van toepassing, in ieder geval de volgende voorwaarden gelden:

  • a. verwarming d.m.v. bodemwarmtewisselaar is verboden;
  • b. bedrijven die gevaarlijke stoffen vervoeren en waar ter plaatse volle tanks gestald moeten worden, zijn verboden;
  • c. baden en vaten dienen op een aantoonbaar vloeistofdichte bodem of in een vloeistofdichte opvangvoorziening te worden gezet;
  • d. buiten voor bedrijfsvoering gestalde auto's, vrachtauto's, machines en werktuigen dienen op een vloeistofkerende vloer te staan, waarbij hemelwater via de riolering wordt afgevoerd;
  • e. verf- en lakspuiterijen dient plaats te vinden in gesloten cabines met een zo beperkt mogelijke werkvoorraad;
  • f. bedrijfsprocessen met (half)open installaties dienen plaats te vinden boven een aantoonbaar vloeistofdichte vloer;
  • g. het binnen een inrichting transporteren van gevaarlijke stoffen dient te geschieden op een aantoonbaar vloeistofdichte vloer.