direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein - Campus
Plan: Bedrijventerrein Westermaat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0020-0302

Artikel 6 Bedrijventerrein - Campus

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein - Campus" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met een technische achtergrond, zoals deze zijn genoemd in Bijlage 2 staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein - Campus;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - afwijkende bedrijvenlijst" tevens bedrijven toegestaan zoals deze zijn genoemd in Bijlage 3 staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein - Campus deelgebied 4;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn geluidzoneringplichtige inrichtingen niet toegestaan;
  • d. brandstofverkooppunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
  • e. bij een brandstofverkooppunt als bedoeld onder e is een pompshop toegestaan ten behoeve van de verkoop van aan de reis gerelateerde producten, zoals bloemen, etenswaren voor onderweg, tijdschriften en autobenodigdheden. De winkelvloeroppervlakte van een pompshop bedraagt maximaal 250 m2;
  • f. mobiliteitscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - mobiliteitscentrum", met de volgende nadere voorwaarden:
  • g. reclamemasten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - reclamemast";
  • h. met daaraan ondergeschikt:
    • 1. tuinen, erven en terreinen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. fietsenstallingen;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. interne ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende bedrijven;
    • 6. overpaden en inritten;
    • 7. voet- en fietspaden;
    • 8. water en voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "waterberging" minimaal 1.300 m2 oppervlaktewater wordt gerealiseerd ten behoeve van de waterberging;
    • 9. nutsvoorzieningen;
  • i. met de daarbij behorende:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" aangegeven bouwhoogte, dan wel de bestaande bouwhoogte voor het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - mobiliteitscentrum" worden verhoogd tot ten hoogste 28 m, mits de totale oppervlakte van deze verhoging niet groter is dan 1100 m²;
  • d. de bebouwde oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage" aangegeven bebouwingspercentage, dan wel de bestaande bebouwde oppervlakte indien deze meer bedraagt.
6.2.3 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. voor ondergrondse gebouwen geldt geen bebouwingspercentage;
  • c. de verticale bouwdiepte van een ondergronds gebouw bedraagt maximaal 4 m.
6.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie geldt, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen dan wel ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" de bestaande bebouwde oppervlakte en de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedragen.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van een reclamemast mag niet meer bedragen dan 35 m;
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeer en verlichting mag niet meer dan 7,5 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het verlenen van bouwvergunning als bedoeld onder 6.2 ten behoeve van de uit de bouwvergunning voortvloeiende parkeerbehoefte.

6.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 6.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 32.2 van het plan.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2onder c en d en toestaan dat de maximale bouwhoogte wordt verhoogd met ten hoogste 3 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het afwijken mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • b. Het afwijken leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedebouwkundige kwaliteit van de omgeving.
6.4.2 Afwijken bouwdiepte van ondergronds gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3onder c en toestaan dat de bouwdiepte wordt vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de extra bouwdiepte leidt niet tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • b. uit onderzoek blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishouding.
6.4.3 Afwijken nutsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4. teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van grotere nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. De hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. Het afwijken mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • d. Het afwijken leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedebouwkundige kwaliteit van de omgeving.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1. eerste lid onder c Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van: