direct naar inhoud van 5.4 Milieu
Plan: Bedrijventerrein Twentekanaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0009-0301

5.4 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan. Deze paragraaf is een samenvatting van de Milieuaspectenstudie, welke als separate bijlage aan het bestemmingsplan is toegevoegd. In deze Milieuaspectenstudie zijn de afzonderlijke onderwerpen uitgebreid beschreven.

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering
5.4.1.1 Systematiek

Voordat het bestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal is opgesteld, is in kaart gebracht welke bedrijven zich in het gebied bevinden of mogelijk zijn en of deze mogelijk een knelpunt kunnen veroorzaken ten opzichte van omliggende (woon)bebouwing.

In deze wordt inzichtelijk gemaakt welke bedrijven zich op welke locatie binnen het bedrijventerrein bevinden en wordt bepaald of ze een knelpunt (kunnen) vormen wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. Anderzijds kunnen binnen het plangebied aanwezige (bedrijfs)woningen ook zorgen voor beperkingen in de milieuzonering van bedrijven.

Toetsing van de bedrijven vindt plaats op basis van de VNG - publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009'. De VNG - publicatie is op de volgende wijze opgebouwd.

Ieder bedrijf is door middel van haar bedrijfsactiviteiten door het Centraal Bureau voor de Statistiek ingedeeld in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Op basis van deze SBI - indeling is vervolgens door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' opgesteld, welke onder andere door veranderingen in wetgeving inmiddels verschillende keren is bijgewerkt.

In de meest recente publicatie uit 2009 zijn de richtafstanden geactualiseerd. Met het oog op een betere toepassing nabij gemengde gebieden (gebieden met verschillende functies) en in gebieden met functiemenging is informatie opgenomen over kleinschalige bedrijvigheid met een relatief geringe milieubelasting. Deze kleinschalige bedrijven vallen veelal onder milieucategorie 1 en 2 en zijn over het algemeen goed verenigbaar met woningbouw. Ten opzichte van de vorige editie is er een differentiatie door middel van subcategorieën opgenomen binnen de milieucategorieën 3, 4 en 5. In onderstaande tabel (tabel 1) zijn de richtafstanden van de verschillende milieucategorieën weergegeven.

tabel 3: effectafstanden milieucategorieën

Milieucategorie   Effectafstand  
Categorie 1   10 m  
Categorie 2   30 m  
Categorie 3.1   50 m  
Categorie 3.2   100 m  
Categorie 4.1   200 m  
Categorie 4.2   300 m  
Categorie 5.1   500 m  
Categorie 5.2   700 m  
Categorie 5.3   1.000 m  
Categorie 6   1.500 m  

De richtafstand wordt gevormd door een viertal aspecten, te weten geur, stof, geluid en gevaar. Voor ieder van deze aspecten wordt indicatief aangegeven welke afstand tot de dichtstbijzijnde woning men aan kan houden. De grootste van deze vier waarden bepaald uiteindelijk in welke milieucategorie het bedrijf wordt ingedeeld. Ook de waarde die hieruit naar voren komt is indicatief, dit betekend dat, indien van toepassing, gemotiveerd van deze afstand afgeweken kan worden.

Indien in bestaande situaties, op basis van de milieucategorieindeling, sprake is van een knelpunt worden bedrijven in de regel positief bestemd. Gelet op de functie van het bedrijventerrein gaat het te ver om deze bedrijven weg te bestemmen. Wel wordt in deze situaties een "strakke" bestemming gelegd, welke er op is gericht om na het beëindigen van de niet passende bedrijfsactiviteiten te voorkomen dat zich nieuwe ongewenste situaties voordoen. In paragraaf 5.4.1.2 wordt nader op deze bedrijven ingegaan.

In het geval van bedrijventerrein Twentekanaal geldt dat het gehele bedrijventerrein geluidgezoneerd is (industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder). Het geluidaspect van bedrijven die op het gezoneerde bedrijventerrein liggen wordt geregeld in de vastgestelde geluidszone. In geval van een wettelijke geluidzone dient voor het aspect geluid de Wet geluidhinder als toetsingskader en niet de systematiek van Bedrijven en milieuzonering.

Voor andere aspecten, zoals geur, stof en gevaar zal de systematiek van Bedrijven en milieuzonering wel als toetsingskader dienen.

5.4.1.2 Toetsing

Ten einde te kunnen beoordelen of zich knelpunten voordoen, is op basis van de bedrijvenlijst van de gemeente van maart 2012, op basis van de VNG publicatie uit 2009, als volgt toegepast.

In het bestemmingsplan bedrijventerrein Twentekanaal is - en blijft - de bestemming 'Bedrijventerrein - Industrie' de meest toegepaste bestemming. Binnen deze bestemming zijn categorie 1 en 2 bedrijven en veelal ook categorie 3.1 en 3.2 zonder meer toegestaan. De mogelijkheden voor categorie 4.1 en 4.2 bedrijven zijn beperkt tot de gebieden waar deze zwaardere vormen van bedrijvigheid geen belemmering vormen voor gevoelige functies als wonen (en vice versa). Daar waar zich zwaardere bestaande bedrijven bevinden in de nabijheid van (bestaande en toekomstige) woonbebouwing is onderzocht of zij milieuhygiënisch passend zijn op de locatie.

Allereerst is op basis van de aanbevelingen van de GGD en de VROM-inspectie gewerkt met zoneringen vanuit de omliggende woonbebouwing. Hiertoe is gewerkt met zoneringslijnen van 50 meter, 100 meter, 200 meter en 300 meter. Dit komt overeen met categorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2. De afstand van 300 meter beslaat bijna het gehele noordelijke deel van het bedrijventerrein Twentekanaal (boven het Twentekanaal). Aldus zijn bedrijven met een categorie 4.2 niet wenselijk op dit deel, tenzij conform de vrijstellingsregeling afdoende is aangetoond dat de werkelijke milieuafstanden kleiner zijn.

Als gevolg van deze werkwijze komen kan worden geconcludeerd dat het gedeelte ten noorden van de Binnenhavenstraat en een gedeelte van de Petroleumhavenstraat een bestemming dient te krijgen van maximaal cat. 2.

Het gedeelte ten zuiden van de Binnenhavenstraat en een deel van de Petroleumhavenstraat is categorieën 3.1 en 3.2 mogelijk. Op een afstand van 200 meter, direct ten noorden van het Twentekanaal, is categorie 4.1 mogelijk.

Er kunnen zich situaties voordoen waarin een bestaand bedrijf op basis van de milieucategorie als niet passend moet worden beschouwd, bijvoorbeeld vanwege de aanwezigheid van een (geprojecteerde) woonbestemming binnen de invloedssfeer van het bedrijf. In de volgende paragraaf worden de bedrijven die op basis van de bijbehorende milieucirkel een mogelijk knelpunt vormen nader toegelicht. Van deze bedrijven is de milieuvergunning onderzocht en deze is vervolgens getoetst om de daadwerkelijke milieucirkel vast te stellen.

5.4.1.3 Nader bestudeerde bedrijven

Op basis van de inwaartse zonering op grond van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering worden de bedrijven opgenomen in tabel 5 als niet passend beschouwd vanwege de locatie waar zij zijn gesitueerd en de milieucategorie. De cursief gedrukte bedrijven vormen uiteindelijk geen belemmering voor de omgeving (wonen). De vetgedrukte bedrijven komen door hun ligging en activiteiten en bijbehorende milieuzonering (zonder het aspect geluid) niet overeen met de gewenste milieuafstanden ten opzichte van woningen en andere gevoelige functies. Oftewel, de huidige activiteit en categorie komt niet overeen met de gewenste categorie op grond van de milieuzonering. Dit houdt echter niet in dat deze bestaande bedrijven hier niet te handhaven zijn. De zittende bedrijven kunnen door een speciale aanduiding "Specifieke vorm van bedrijf……." gehandhaafd blijven.

Ook eventuele verdere uitbreiding binnen dezelfde activiteiten behoren tot de mogelijkheden, mits voldaan wordt aan de overige bepalingen uit dit bestemmingsplan en wordt voldaan aan alle milieueisen.

tabel 5: bedrijvenlijst Twentekanaal noord d.d. 22 maart 2012

Naam   Hoofd CBI   Hoofd CBI1   Cat. en grootste afstand zonder geluid   Straatnaam   nr.  
AKZO Nobel Salinco   35 A5   Warmte kracht installaties (gas), thermisch vermogen > 75MWth   5.1 30 m   Boortorenweg   27  
AKZO Nobel Salt   0893   Zoutwinningsbedrijven   3.2 50 m   Boortorenweg   27  
BETONCENTRALE TWENTHE BV   2363, 2364.2   Betonmortelcentrales:- p.c. >= 100 t/u   4.2 200 m   Kanaalstraat   20  
HKS Metals   371/383201   Metaal- en autoshredders   5.1 100 m   Oude Boekeloseweg   38  
Metaal en huidenhandel Den Oudsten   46770   Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2   3.2 30 m   Petroleumhavenstraat   44  
SITA RECYCLING SERVICES   381.C   Vuiloverslagstations   4.2 200 m   Havenkade   44  
VIHAMIJ BV   5154   Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur   2 10 m   Haaksbergerstraat   31  
Morssinkhof Groep Hengelo B.V.   23611.1/223611.3   Betonwarenfabrieken:- met persen, triltafels en bekistingtrillers, p.c. >=100 t/d   5.2 200 m   Haaksbergerstraat   43  
ACH Beheer B.V.   2399   Asfaltcentrales   4.2 200 m   Havenstraat   1  
Twentse Recycling Maatschappij   383202 A2   Puinbreker v.c. >= 100.000 t/j   5.2 200 m   Onyxstraat   20  
Argos StorageBV   46712.1   Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:- vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3   4.1 200 m   Aardoliestraat   5  
Foseco Nederland B.V.   205903.B   Overige chemische produktenfabrieken n.e.g.   4.1 200 m   Binnenhavenstraat   20  
Satink Hengelo B.V.   2561, 3311.10   Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:- stralen   4.1 200 m   Binnenhavenstraat   55  
PLASTICON THE NETHERLANDS BV   222.1   Kunststofverwerkende bedrijven:- zonder fenolharsen   4.1 200 m   Havenkade   46  
Kaltenbach Shotblast and Painting Systems B.V.   27, 28, 33.2   Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:- p.o. >= 2.000 m2   4.1 50 m   Pruisische Veldweg   20  
UNITED SPRINGS BV   2561, 3311.1   Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:- algemeen   3.2 30 m   Petroleumhavenstraat   14  
Holland Hydraulics B.V.   255, 331.B   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.   3.2 50 m   Binnenhavenstraat   14  
Voormalig Den oudsten B.V.   4624   Grth in huiden, vellen en leder   3.1 50 m   Binnenhavenstraat   12  
Voormalig Holland Gasspring B.V.   255, 331.B   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.   3.2 50 m   Binnenhavenstraat   50  
Autoschade de Binnenhaven   45204.C   Autospuitinrichtingen   3.1 50 m   Binnenhavenstraat   68  
Luma Hengelo B.V   259, 331.Ba   Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.   3.2 30 m   Binnenhavenstraat   93  
Papen Metaaltechniek P.M.T.   255, 331.B   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.   3.2 50 m   Petroleumhaven-
straat  
4  
Lood Service Nederland bv   255, 331   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.   3.2 50 m   Petroleumhaven-
straat  
6a  

Voor de motivatie van de nader bestudeerde bedrijven wordt verwezen naar de Milieuaspectenstudie in bijlage 3.

In tabel 5 zijn de bedrijven benoemd welke mogelijk knelpunten zouden kunnen veroorzaken. Uit de nadere toelichting in de Milieuaspectenstudie (bijlage 2) is gebleken dat de bedrijven in het plangebied voldoen aan de eisen die gesteld worden op basis van de milieuvergunning. Dat neemt niet weg dat er wel sprake is van situaties waarin hinder en overlast optreden. Deze situaties doen zich met name voor bij bedrijven gelegen ten noorden van het Twentekanaal. Voor een aantal van de hier gelegen bedrijven geldt dat de bijbehorende milieucontour is gelegen over nabij gelegen gevoelige bestemmingen.

In de milieuvergunning van de betreffende bedrijven zijn echter eisen opgenomen waaruit blijkt dat de werkelijke milieucontouren niet over deze bestemmingen liggen. Hierdoor treedt in de huidige situatie formeel geen knelpunt op. Het betreft hier een situatie die gegroeid is en waarvan geconstateerd kan worden dat deze op basis van huidige inzichten niet wenselijk is. Uitgangspunt in het bestemmingsplan is om deze ongewenste situatie niet verder te laten toenemen. De betreffende bedrijven krijgen in het geactualiseerde bestemmingsplan een specifieke bestemming.

5.4.2 Geluid
5.4.2.1 Toetsingskader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze geeft de normen voor industrielawaai (op een geluidgezoneerd bedrijventerrein), wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Wet luchtvaart (Wlv) geregeld. Binnen de zones van industrieterreinen, wegen en spoorwegen dient bij het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen of bij het ontwikkelen van industrieterreinen, wegen en spoorwegen een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. De Wet geluidhinder toetst plannen op geluidsbelastingen aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen of aan de rand van de locatie waarbinnen het realiseren van dergelijke bestemmingen mogelijk is.

Geluidsgevoelige bestemmingen zijn:

  • Woningen;
  • Scholen en onderwijsinstellingen;
  • Ziekenhuizen en verpleegtehuizen;
  • Andere gezondheidsgebouwen
  • Woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen van woonboten voor zover bestemd;
  • Kinderdagverblijven.
  • Woonwagens.

Er zijn ook geluidsongevoelige bestemmingen zoals:

  • Winkels;
  • Kantoren;
  • Hotels;
  • Permanente praktijklokalen van het (hoger) beroepsonderwijs;
  • Gymzalen.

De Wet geluidhinder kent de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare waarde. Indien de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde is realisatie van geluidgevoelige bestemmingen op grond van de Wet geluidhinder zonder meer mogelijk. Het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen met een geluidsbelasting die hoger is dan de maximaal toelaatbare waarde is wettelijk niet toegestaan. Een geluidsbelasting in de bandbreedte van de voorkeursgrenswaarde tot de maximaal toelaatbare waarde is aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. Bij het beantwoorden van de vraag wat wel en wat niet is toegestaan is het onderscheid tussen bedrijfswoningen en burgerwoningen van belang.

Daarnaast heeft de gemeente Hengelo geluidbeleid. De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo.
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-ontheffingen. Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden.
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:

  • Een zo integraal mogelijke gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: Wonen, Binnenstad en winkelgebieden, Industrie en bedrijven, Buitengebied en stadsparken en Verkeerszones.
  • Ambities per gebiedstype (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden). Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken.
  • Zoveel mogelijk aanhouden van de volgorde: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan als er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie.
  • Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
  • Een eenduidige normstelling voor bedrijven.

In het betreffende plan is rekening gehouden met de nota geluid.

5.4.2.2 Gezondheidseffectscreening

In het kader van het Milieugezondheidsonderzoek is specifiek aandacht besteed aan het aspect geluid. De bewoners van Hengelo-Zuid klagen regelmatig over geluidhinder door wegverkeer (vooral vrachtverkeer van en naar het bedrijventerrein) en industrielawaai (onder andere van ACH, HKS Metals C.T.T. en de puinbreker). Daarom is er een geluidonderzoek uitgevoerd, waarbij gebruik is gemaakt van het instrument GES (= GezondheidsEffectScreening).

Uit de aangereikte gegevens blijkt dat het geluid van het beperkte aantal schepen op het kanaal weg valt tegen het achtergrondgeluid. Het scheepvaartverkeer is daarom niet verder meegenomen in het geluidonderzoek. De aangeleverde gegevens zijn verwerkt in een model. Vervolgens zijn er met dit model zogenaamde geluidcontourkaarten gemaakt voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en de gecumuleerde geluidbelasting van wegverkeers- en industrielawaai.

Gezien het verschillende karakter van het geluid van industrielawaai en wegverkeerslawaai mogen deze niet zomaar bij elkaar worden opgeteld. Daarvoor wordt de geluidbelasting door industrielawaai met een bepaalde formule omgezet in een vervangende geluidbelasting, als ware deze geluidbelasting het gevolg van wegverkeer. Vervolgens zijn deze vervangende geluidbelastingen energetisch bij elkaar opgeteld. De gecumuleerde geluidbelasting wordt beoordeeld als wegverkeerslawaai. De gecumuleerde geluidbelasting geeft een indicatie van de totale geluidbelasting.

Op grond van wet- en regelgeving bestaat er geen normstelling voor gecumuleerde geluidbelasting.

Woningen op het industrieterrein zijn in de systematiek van de zonering industrielawaai uitgesloten van beoordeling. Bij de individuele vergunningverlening wordt echter wel bekeken wat de geluidbelasting en de totale geluidbelasting is. Er wordt conform het geluidbeleid gestreefd naar maximaal totaal 65 dB(A) etmaalwaarde.

5.4.2.3 Industrielawaai

Bedrijventerrein Twentekanaal is geluidgezoneerd. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0009-0301_0009.png"

Afbeelding 8. Begrenzing industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder, ondanks dat zich niet overal grote lawaaimakers kunnen vestigen.


Rond een gezoneerd industrieterrein geldt een wettelijke geluidszone (50 dB(A) contour). Deze geluidzone is er enerzijds ter bescherming van de mogelijkheden van de bedrijven op het gezoneerd industrieterrein en fungeert anderzijds ter bescherming van omliggende geluidgevoelige functies. Het geluid dat de bedrijven op het gezoneerd industrieterrein (gezamenlijk) produceren mag op de grens van de geluidzone niet meer bedragen dan 50 dB(A). Ingeval van een wettelijke geluidzone dient voor het aspect geluid de Wet geluidhinder als toetsingskader en niet de systematiek van Bedrijven en Milieuzonering.

Binnen de grens van het gezoneerd industrieterrein worden geen burgerwoningen aangetroffen. Buiten het gezoneerd industrieterrein, maar binnen de wettelijke geluidszone, de 50 dB(A) contour zijn verschillende burgerwoningen gelegen. Voor deze bestaande burgerwoningen zijn maximaal toelaatbare geluidbelastingen (MTG) vastgesteld, veelal 55 dB(A) en in enkele gevallen tot 57 dB(A). Binnen het plangebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toegestaan, ook zijn kinderdagverblijven uitgesloten omdat dit tevens geluidgevoelige bestemmingen zijn.

Activiteiten buiten de inrichtingen (bijvoorbeeld vrachtverkeer op de openbare weg) vallen niet onder industrielawaai maar onder wegverkeerslawaai. De gemeente Hengelo zorgt er voor dat er blijvend wordt voldaan aan deze geluidniveaus op de gevels van woningen binnen de zone.

Opgemerkt dient te worden dat dit een theoretisch opgetelde geluidbelasting is. De werkelijke geluidbelasting zal in de praktijk lager uitvallen. Verschillen van 2 - 5 dB(A) zijn mogelijk.

Het is belangrijk vast te stellen dat het gehele plangebied waar zich bedrijven kunnen vestigen onderdeel uit maakt van een industrieterrein in de zin van de wet Geluidhinder. Dus ook al zijn er delen waar het vestigen van grote lawaaimakers niet mogelijk is, maken deze delen toch onderdeel uit van het industrieterrein. Dit is in het belang van de omgeving en doet recht aan de feitelijke situatie. Ook niet grote lawaaimakers maken geluid en dienen te worden meegenomen in de systematiek van de zonering industrielawaai.

Door een verdere invulling van het industrieterrein met nieuwe bedrijven kan de geluidbelasting voor die gebieden toenemen waar nu nog niet het maximale niveau van 55, 56 en 57 dB(A) is bereikt. In 2020 kunnen er daardoor meer woningen zijn die een geluidbelasting hebben van 55 dB op de gevel. Het industrielawaai zorgt zowel in 2010 als in 2020 voor 'een lichte deken' van geluidhinder in vooral het gebied tussen het bedrijventerrein en de Breemarsweg. De milieugezondheidskwaliteit is in het betreffende gebied vrij matig of zeer matig. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van strijdigheid met de Wet geluidhinder.

Op dit moment vindt een studie plaats of het mogelijk is de geluidzone (50 dB(A)-contour) te verleggen in de richting van de A35. Vanuit het bedrijfsleven is dit een wens omdat er behoefte is aan extra geluidruimte en e.e.a. wordt mogelijk door het vervallen van de woonbestemming van o.a. Fabelenweg 61. Om in de toekomst dit middels een wijziging mogelijk te maken zijn hier in de regels bepalingen en voorwaarden opgenomen.

5.4.2.4 Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder is bepaald dat bepaalde typen wegen in stedelijk en buitenstedelijk gebied een zone kennen. Indien er een bestemmingsplan wordt opgesteld en er is in het plangebied een weg aanwezig met een zone, dan kan het noodzakelijk zijn om een akoestisch onderzoek te verrichten. Het onderzoek is noodzakelijk wanneer sprake is van woningen binnen de zone, andere geluidsgevoelige gebouwen, of door geluidsgevoelige terreinen. Het onderzoek heeft betrekking op het bepalen van de geluidsbelasting, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken.

Gezondheidseffectscreening (GES)

In het kader van de Gezondheidseffectscreening is gekeken naar het wegverkeerslawaai in het gebied ten noorden van het bedrijventerrein Twentekanaal. Ondanks het wegverkeer is er sprake van een redelijke milieugezondheidskwaliteit in een belangrijk deel van het gebied. Vooral rond de Breemarsweg en op de verschillende kruisingen met de Breemarsweg is de milieugezondheidskwaliteit matig tot onvoldoende. Het verschil in wegverkeerslawaai in 2010 en 2020 wordt in hoofdzaak veroorzaakt door veranderingen in de wegenstructuur. Het wegverkeer zal meer gebruik gaan maken van de Laan Hart van Zuid en de Industriestraat en minder van de Boekeloseweg. De toename van het wegverkeer de komende jaren is nauwelijks terug te zien op de contourkaarten wegverkeer. In de modellen wordt er van uit gegaan dat de toename van het aantal auto's en de geluidreductie door stillere auto's en ander wegdek per rato nauwelijks een verhoging van de geluidbelasting zal veroorzaken.

Kanaalkwartier

Enkele jaren geleden in het perceel Kanaalstraat 29 herontwikkeld tot het huidige Kanaalkwartier. Ten behoeve van het Kanaalkwartier is een verkeersstructuur ontworpen.

De aanleg van wegen in het Kanaalkwartier is onderzocht om te bepalen of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder (Zie bijlage 3 Milieuaspectenstudie - bijlage IV). Tevens is gekeken naar de te verwachten geluidbelasting op woningen binnen de wettelijke zone van 200 meter. De verwachting echter is dat de geluidbelasting erg laag zal zijn. Daarbij is bepaald hoeveel woningen een verhoogde geluidbelasting van 2 dB of meer ondervinden ten opzichte van de hoogst toelaatbare geluidbelasting en of maatregelen nodig zijn waarmee een dergelijke verhoging van 2 dB of meer kan worden voorkomen. Voor het reconstructieonderzoek zijn de woningen beoordeeld ten aanzien van de Binnenhavenstraat, Industriestraat en de Grindstraat. Door de aansluiting van de nieuwe wegen dient er een reconstructieonderzoek plaats te vinden.

Om de gevolgen van de aanleg van de nieuwe wegen te toetsen zijn de beschouwde woningen binnen de wettelijk vastgestelde geluidzone van de Pakhuisstraat, Loodstraat, Werfstraat en Droogdokstraat getoetst aan de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting is berekend met behulp van een rekenmodel op basis van de weg- en verkeersgegevens zoals aangeleverd door de afdeling verkeer van de gemeente Hengelo.

Er is sprake van een reconstructie indien wijzigingen aan een aanwezige weg leiden tot een verhoging van de geluidbelasting in het jaar voor de aanpassing en 10 jaar na de aanpassing van 1,5 dB of meer. Indien de geluidbelasting in de eindsituatie echter onder de 48 dB blijft kan er geen soprake zijn van een reconstructie.

Op een aantal punten is de uiteindelijke geluidbelasting in 2018 hoger dan 48 dB. Echter is het maximale verschil tussen 2007, het jaar voor de aanpassing en 2018, maximaal 1,4 dB voor de Binnenhavenstraat en 1,2 dB voor de Industriestraat. De Havenkade/Kanaalstraat en de Grindstraat kennen geen hogere geluidbelasting dan 48 dB. Daarmee is aangetoond dat er geen sprake is van een reconstructie.

De geluidbelasting ten gevolge van de nieuw aangelegde wegen is in 2025 voor de Droogdokstraat maximaal 13 dB Lden, de Loodstraat 35 dB Lden, de Pakhuisstraat 43 dB Lden en de Werfstraat 25 dB Lden. Deze waarden voldoen ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De geluidbelasting in 2018 is in alle overige punten in de situatie zowel voor- als na reconstructie kleiner dan 48 dB. Omdat de grenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden hoeft voor de woningen geen hogere waarde te worden aangevraagd. Er zijn geen maatregelen aan de gevels nodig om de geluidbelasting in de woning te beperken tot 33 dB.

Om te bepalen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening is het aspect cumulatie bekeken. Hieruit blijkt dat de totale gecumuleerde geluidbelasting in 2025 59 dB Lden bedraagt. De maximale grenswaarde voor woningen op bedrijventerreinen is 63 dB. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.

Overig gebied

Voor het overige voorziet het voorliggende bestemmingsplan niet in de aanleg van nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen of in de aanleg van wegen. Derhalve is geen specifiek onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai binnen de begrenzing van het plangebied.

5.4.2.5 Cumulatie industrie- en verkeerslawaai

Door het bij elkaar 'optellen' van industrielawaai en wegverkeerslawaai ontstaat er een meer reëel beeld van de werkelijk ervaren geluidhinder in de woonwijken ten noorden van het bedrijventerrein. Vooral de woningen rondom de doorgaande en grotere wegen en de woningen direct ten noorden van het bedrijventerrein (onder meer in de Groenhofstraat, Leurinkplantsoen en Wethouder Kampstraat) kunnen een behoorlijke geluidhinder ervaren. Het wegverkeer is grotendeels bepalend voor de ervaren geluidshinder. In de gebieden rond de hoofdwegen is sprake van een zeer matige tot ruim onvoldoende milieugezondheidskwaliteit.

De hoogste percentages gehinderden zijn te vinden in het oostelijke deel van de Breemarsweg en rondom de kruisingen met de Breemarsweg. De daadwerkelijk ervaren hinder kan per woning verschillen omdat dit onder andere afhangt van de mate van isolatie van een woning en het gebruik van de woning (ventileren, gebruik tuin, en dergelijke).

Daarnaast zal de ervaren geluidhinder ook hoger kunnen zijn door onder andere:

  • piekgeluiden van bedrijven, vooral in de avond en nacht (o.a. CTT);
  • piekgeluiden van vrachtverkeer van onder andere ACH, HKS Metals en Argos Storage BV;
  • overige ervaren hinder (zichtbaarheid bedrijven en vrachtverkeer en geur- en stofhinder).

Onder piekgeluiden wordt verstaan kortstondige of incidentele verhogingen van het geluidsniveau als gevolg van vallende voorwerpen, in werking treden van veiligheidsventielen, bonkende geluiden bij laden en lossen, e.d. Ook wordt wel gesproken over incidentele verhogingen. De berekende geluidbelasting voldoet aan de wettelijke eisen. De GGD is in haar berekeningen niet uitgegaan van een reductie van ± 5 dB die gemeenten mogen hanteren vanwege te verwachten geluidreductie in de komende jaren door technische maatregelen (stillere auto's en stiller wegdek).

Indien er wel rekening wordt gehouden met deze reductie, is de berekende milieugezondheidskwaliteit nergens meer onvoldoende.

5.4.2.6 Railverkeerslawaai

In het Besluit geluidhinder is bepaald dat spoorwegen een zone kennen. Indien er een bestemmingsplan wordt opgesteld en er is in het plangebied een spoorweg aanwezig, dan kan het noodzakelijk zijn om een akoestisch onderzoek te verrichten. Het onderzoek is noodzakelijk wanneer sprake is van woningen binnen de zone, andere geluidsgevoelige gebouwen, of door geluidsgevoelige terreinen. Het onderzoek heeft betrekking op het bepalen van de geluidsbelasting, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen of in de aanleg van spoorwegen. Wel bevindt zich een stamspoorlijn op het voormalige AKZO - terrein, vanaf de Container Terminal van CTT Bolk naar het hoofdspoornet Hengelo - Enschede. Dit is een goederenspoorlijn in beheer bij ProRail. Sinds het beëindigen van de chloorproductie bij Akzo worden over deze lijn geen substantiële hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ook zijn geen substantiële hoeveelheden geprognosticeerd. De spoorlijn is per 1/1/2010 opgenomen in het hoofdspoorwegennet met een maximale snelheid van 30 km/h. Derhalve is geen specifiek onderzoek gedaan naar railverkeerslawaai.

5.4.3 Bodem

Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor de bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid. In eerste instantie moet minimaal een historisch onderzoek van de locatie, die van bestemming verandert en de directe omgeving ervan worden uitgevoerd. Mocht uit het historisch onderzoek blijken dat de locatie verdacht is, dan dient alsnog een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Als er binnen het conserverend bestemmingsplan grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, dient altijd een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Binnen het voorliggende bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die niet al mogelijk waren op basis van de thans vigerende plannen en verleende vrijstellingen/ontheffingen.

5.4.4 Externe veiligheid
5.4.4.1 Toetsingskader

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De regelgeving met betrekking tot de externe veiligheid is vastgelegd in verschillende regelgeving.

  • Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Voor transportassen (weg, spoor en water) ligt een wetsvoorstel bij de Kamer; nu nog moet de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen worden toegepast.
  • Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
  • De opslag van vuurwerk is uitgezonderd van het Bevi; hiervoor gelden de regels uit het uurwerkbesluit.

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting of transportas zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval binnen die inrichting of transportas waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het plaatsgebonden risico is een rekenkundige waarde, is onafhankelijk van de aard van de omgeving en kan worden weergegeven als een contour rond de inrichting of transportas die punten met een even hoog risico met elkaar verbindt. Aan het plaatsgebonden risico is een (wettelijke) grenswaarde verbonden: een overlijdenskans van 10-6 (1 op een miljoen) per jaar.

De plaatsgebonden risico-contour van 10-6 geldt als wettelijke grenswaarde die met betrekking tot kwetsbare objecten in acht moet worden genomen. Dit betekent dat binnen de 10-6 contour geen kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn of mogen worden geprojecteerd. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt de 10-6 contour als richtwaarde. Dat betekent dat nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6 contour in beginsel niet zijn toegestaan; bestaande beperkt kwetsbare objecten kunnen blijven bestaan.

Voor de definitie van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wordt verwezen naar artikel 1 van het Bevi. In het kader van voorliggend plan zijn de belangrijkste categorieën kwetsbare objecten woningen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig zijn, waaronder kantoorgebouwen met een vloeroppervlak groter dan 1500 m2 en winkelruimten met een vloeroppervlak van meer dan 2000 m2. Dienst- en bedrijfswoningen en verspreid liggen woningen met een dichtheid van maximaal 2 woningen per ha worden beschouwd als beperkt kwetsbare objecten. De bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Twentekanaal betreffen dus beperkt kwetsbare objecten.

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een inrichting of transportas in één keer het dodelijk slachtoffer worden van een incident met gevaarlijke stoffen binnen de inrichting of op de transportas. Bij de bepaling van het groepsrisico wordt, in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, de feitelijke situatie van de omgeving betrokken: de bevolkingsdichtheid, de bebouwing en de zelfredzaamheid. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek waarin het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van een calamiteit wordt afgezet tegen de kans dat deze gebeurtenis optreedt.

Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenoemde oriëntatiewaarde. Als met een Wro besluit de vestiging of bouw van kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een inrichting wordt toegestaan, moet in de motivering van dat besluit het groeprisico worden verantwoord (artikel 13 Bevi; artikel 12 Bevb); daarbij moet het groepsrisico moet worden vergeleken met de oriëntatiewaarde.

De raad heeft op 20 juni 2006 het "Beleid externe veiligheid" vastgesteld. Uitgangspunt is dat het invloedsgebied van een inrichting op een bedrijventerrein in beginsel niet mag reiken tot buiten de grens van dat bedrijventerrein. Daarmee wordt voorkomen dat het groepsrisico buiten het bedrijventerrein toeneemt als gevolg van ontwikkelingen op het bedrijventerrein. Dit uitgangspunt is verwoord in de regels.

Bij het herbestemmen van reeds aanwezige Bevi-inrichtingen wordt getoetst of de bestemming voldoet aan het bovengenoemde uitgangspunt. Er wordt alleen overgegaan tot wegbestemmen als er sprake is van een aanzienlijk groepsrisico én de bestrijdbaarheid van calamiteiten problematisch is én er beperkte mogelijkheden zijn voor personen in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen én het toepassen van de best beschikbare technieken niet leidt tot een verbetering van de veiligheidssituatie. Bij actualisatie van bestemmingsplannen wordt ook het transport van gevaarlijke stoffen van en naar de inrichtingen betrokken.

Voor aardgas­transport­leidingen met een werkdruk van 16 bar of meer (hogedruk aardgasleidingen) is per 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. Deze regelgeving bevat normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (analoog aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen). Het Bevb formaliseert de herziene rekenmethodiek uit 2008, die de afstanden uit de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgas­transportleidingen" uit 1984 vervangt.

Voor hogedruk aardgastransportleidingen geldt een standaardmethodiek, welke is voorgeschreven in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Met de Handleiding risicoberekeningen Bevb (Module B) en het rekenpakket CAROLA kan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor ondergrondse hogedruk aardgasleidingen worden berekend.

In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met een beschermingszone ter weerszijden van de gasleiding (belemmeringenstrook). De breedte van deze belemmeringenstrook is afhankelijk van de werkdruk van de betreffende aardgasleiding. Binnen de belemmeringenstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan en zijn geen werkzaamheden toegestaan die het functioneren van de leiding kunnen schaden.

  • Bij een werkdruk onder de 40 bar bedraagt de belemmerde strook 4 meter.
  • Bij een werkdruk boven de 40 bar bedraagt de belemmerde strook 5 meter.

De Veiligheidsregio is om advies gevraagd met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico en de rampenbestrijding. Dit advies, met kenmerk VRT/BRW/MR/12007715, is op 19 november 2012 ontvangen. Dit advies is verwerkt in onderstaande toetsingen en verantwoording van het groepsrisico.

5.4.4.2 Toetsing risicovolle bedrijven

Op het bedrijventerrein Twentekanaal zijn op dit moment zes inrichtingen aanwezig die zijn s opgenomen in het risicoregister en staan vermeld op de risicokaart. Vijf van deze bedrijven vallen onder werking van het Bevi. Hieronder worden deze bedrijven beschreven.

Aardoliestraat 5; Argos Storage B.V

Argos betreft een bedrijf voor de op- en overslag van motorbrandstoffen. Brandstoffen worden vooral aangevoerd met tankschepen en opgeslagen in stationaire brandstoftanks. Afvoer gebeurt met tankauto's. Vanwege de opslagcapaciteit valt het bedrijf onder de werking van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999). Om deze reden valt het bedrijf ook onder de werking van het Bevi. Het bedrijf beschikt over een omgevingsvergunning d.d. 28 mei 2003. Op 25 augustus 2011 is vanwege een voorgenomen vergroting van de capaciteit een nieuwe vergunning aangevraagd. Bij deze aanvraag is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) gevoegd. Deze QRA is gebruikt om voorliggend bestemmingsplan te toetsen. De in de QRA berekende PR contouren zijn hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0009-0301_0010.jpg"

oranje = PR 10-5, rood = PR 10-6, groen = PR 10-8

Afbeelding 9. PR contouren rond Argos Storage B.V.

Binnen de wettelijke plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar liggen geen kwetsbare objecten en zijn geen kwetsbare bestemmingen of objecten toegestaan. De 10-6-contour raakt wel een drietal bestaande, beperkt kwetsbare, bedrijfswoningen. Gelet op het feit dat het een bestaande situatie betreft en het bestemmingsplan conserverend van aard is, geeft dit geen aanleiding tot het treffen van maatregelen. Binnen de 10-6 contour en in de nabije omgeving van de contour zijn geen kwetsbare bestemming aanwezig of mogelijk. Om deze reden is, in afwijking van het advies van de Veiligheidsregio, de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet op de verbeelding ingetekend. Door de contour op de verbeelding vast te leggen, zou een verandering in de omgevingvergunning die een (geringe) overschrijding van de huidige contour veroorzaakt niet mogelijk zijn zonder een wijziging van het bestemmingsplan. Zolang de contour en het invloedgebied zich niet uitstrekt tot buiten het bedrijventerrein, zou dat, gelet op de aard van het bedrijventerrein, een onevenredige zware procedure zijn.

Ook het groepsrisico is berekend. Vanwege de lage bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied van de Argos Storage B.V. is het berekende groeprisico relatief klein; ruim een factor 10 kleiner dan de oriëntatiewaarde.

De bedrijfsbestemmingen binnen het invloedsgebied staan geen ontwikkelingen toe die substantiële vergroting van de personendichtheid met zich meebrengt. Zelfstandige kantoorlocaties zijn niet toegestaan; er zijn alleen kantoorfuncties toegestaan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsbestemmingen. Voorliggend bestemmingsplan laat dan ook geen ontwikkelingen toe waardoor het groepsrisico substantieel kan toenemen.

Argos Storage B.V. moet op grond van de Brzo 1999 een Veiligheidsrapport opstellen. In overleg met de brandweer zijn blusvoorzieningen getroffen en is een aanvalsplan opgesteld. Gelet hierop en gelet op het relatief geringe groepsrisico en het feit dat het een conserverend plan betreft, vindt in het kader van dit plan geen verdere, afzonderlijke, verantwoording van het groepsrisico plaats.

Thales, Zuidelijke Havenweg

De plaatsgebonden risicocontour ligt niet over woonbebouwing of andere (geprojecteerd) kwetsbare objecten.

De bedrijfsactiviteiten van de galvaniseerinrichting zijn verplaatst naar het bedrijventerrein Westermaat Noordoost. De omgevingsvergunning hiervoor is reeds verleend. Er is daarna geen sprake meer van een inrichting die valt onder de werking van het Bevi. Om deze reden wordt niet verder op het aspect groepsrisico ingegaan. Om deze reden wordt tevens de PR 10-6 contour niet op de verbeelding opgenomen.

Hardchroom Techniek, Opaalstraat 19,

Hardchroomtechniek werkt met chroomzuurbaden met een hoeveelheid die uitgaan boven de drempelwaarden van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999). Om die reden valt het bedrijf ook onder het Bevi. De samenstelling van de baden is echter zodanig dat er geen sprake is van een externe veiligheidsrisico. Dit is door het ministerie van Vrom bevestigd. Er is dan ook geen sprake van een PR 10-6 contour buiten de grens van de inrichting. Evenmin is sprake van een relevant groepsrisico.

LPG-station, Platinastraat 2 en LPG-station, Diamanstraat 11

Beide stations vallen vanwege de LPG-opslag onder het Bevi. Van beide stations is de doorzet in de omgevingsvergunning begrensd op maximaal 1000 m3 per jaar. Voor LPG-stations met een doorzet minder dan 1000 m3 per jaar moet bij ruimtelijke besluiten een 10-6 contour in acht worden genomen van 45 meter rond het vulpunt, 25 meter rond de ondergrondse LPG-tank en 15 meter rond de afleverzuil. Er geldt een invloedsgebied van 150 meter rond het vulpunt en de ondergrondse LPG-tank.

In beide situaties zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd binnen de 10-6 contouren rond de inrichtingen.

Binnen het invloedsgebied zijn geen bestemmingen aanwezig waarin zich veel personen bevinden (het pand van de zelfbedieningsgroothandel Makro ligt ruim buiten het invloedgebied). Het groepsrisico is substantieel kleiner dan de oriëntatiewaarde. De bestemmingen binnen het invloedsgebied van de inrichtingen staan ook geen ontwikkelingen toe die tot een grote toename van het groepsrisico kunnen leiden.

SMC Foundry Products (Foseco Nederland BV), Binnenhavenstraat 20.

Vanwege de hoeveelheid brandbare stoffen die worden opgeslagen is het bedrijf opgenomen in het risicoregister en vermeld op de risicokaart. Omdat de meeste opgeslagen brandbare stoffen vooral koolwaterstoffen betreffen die geen fluor, chloor, stikstof en/of zwavelhoudende stoffen bevatten, valt het bedrijf niet onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Voorheen beperkte het Bevi de werkingssfeer niet tot de opslag van fluor, chloor, stikstof en/of zwavelhoudende stoffen en viel het bedrijf wel onder het Bevi. Om die reden is ten behoeve van een vergunningaanvraag in 2007 een QRA uitgevoerd. Daarbij is geconstateerd dat er geen sprake is van een 10-6 contour buiten het terrein van de inrichting. Vanwege de aard van de opgeslagen stoffen is bij een eventuele brand de kans op het ontstaan van giftige verbrandingsproducten klein. Om die reden is er sprake van een zeer laag groepsrisico.

5.4.4.3 Toetsing risicovolle situatie vervoer gevaarlijke stoffen

Het bedrijventerrein Twentekanaal ligt binnen het invloedsgebied van de A35, een transportas waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De A35 zal te zijner tijd worden opgenomen in het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wetgeving zijn de toetswaarden op genomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Langs de A35 geldt geen veiligheidszone (PR 10-6 contour). Ook zal langs de A35 geen zogenoemd plasbrandaandachtsgebied worden vastgesteld. Binnen het plasbrandaandachtsgebied moet rekening gehouden moet worden met de effecten van een plasbrand.

Op grond van de Circulaire moeten berekeningen van het groepsrisico worden gebaseerd op 1500 vervoerseenheden (tankwagens) met brandbaar gas. Vanwege de lage bevolkingsdichtheid langs de A35 is het groepsrisico meer dan een factor 10 lager dan de oriëntatie. Bovendien zijn geen nieuwe ontwikkelingen geprojecteerd binnen het invloedsgebied. Om deze reden kan verdere verantwoording van het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen achterwege blijven.

Daarnaast worden vooral de Haaksbergerstraat, de Diamantstraat en de Breemarsweg gebruikt voor de lokale bevoorrading met gevaarlijke stoffen. Deze wegen zijn niet aangewezen als wegen waarover routeplichtige stoffen (zoals brandbaar gas en zeer giftige stoffen) vervoerd mogen worden. Ten behoeve van de bevoorrading van de LPG-stations worden ontheffingen verleend. De belangrijkste stroom van niet-routeplichtige gevaarlijke stoffen betreft de afvoer van brandstoffen van het brandstoffendepot van de Argos Storage B.V. aan de Aardoliestraat. Er is geen sprake van een 10-6 contour die ligt buiten de weg. Evenmin is sprake van een substantieel groepsrisico.

Over de spoorlijn naar Akzo wordt een zeer geringe hoeveelheid gevaarlijke stoffen vervoerd. Het risico ten gevolge van het vervoer over deze lijn is zeer klein, mede vanwege de omstandigheid dat treinen er niet harder mogen rijden dan 30 km per uren. Het externe veiligheidsrisico van deze spoorlijn is verwaarloosbaar.

Over het Twentekanaal wordt een relatief geringe hoeveelheid gevaarlijke stoffen vervoerd, onder andere de bevoorrading van het brandstoffendepot van de Argos Storage B.V. Het Twentekanaal zal ook worden opgenomen in het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Langs het Twentekanaal gaat in het basisnet geen veiligheidszone gelden. Alleen bij ontwikkelingen die gepaard gaan met zeer hoge personendichtheden vormt het groepsrisico een belemmering. Bij de toegestane bedrijfsbestemmingen langs het kanaal is het groepsrisico geen relevante factor.

5.4.4.4 Toetsing gasleidingen

Bedrijventerrein Twentekanaal wordt doorkruist door verschillende gasleidingen. Deze gasleidingen komen aan de noord-west zijde van het bedrijventerrein ter hoogte van het transformatiestation het gebied in. Eén van de leidingen loopt richting het oosten en splitst zich ter hoogte van de Haaksbergerstraat, waarna het traject vervolgd wordt zuidelijk van Thales, onder de Zuidelijke Havenweg en de Boortorenweg. Ter hoogte van de Boekeloseweg ligt een aftakking naar het noorden, richting Hart van Zuid. Ter hoogte van het stamspoor en de brug over het Twentekanaal splitst de leiding zich opnieuw in een deel dat over het Twentekanaal gaat en een deel dat verder loopt richting Enschede. Het andere gesplitste deel ter hoogte van de Haaksbergerstraat loopt richting het zuiden, ligt onder de A35 door en vervolgt de route richting Beckum.

De andere drie gasleidingen volgen deels het zelfde tracé als de hoogspanningsleiding welke over het zuidelijke deel van het bedrijventerrein loopt en ligt binnen dezelfde zone. Het gaat hierbij om de hoofdgasleiding Bornerbroek-Enschede (24 inch), de hoofdgasleiding Ommen - Enschede (18 inch) en een regionale gasleiding (12 inch).

Ter hoogte van de Aquamarijnstraat buigt het gasleidingtracé af in oostelijke richting om kort daarna de Granaatstraat en de Fabelenweg te kruisen. Vervolgens volgen de gasleidingen de route langs de zuidelijke grens van het bedrijventerrein op de gemeentegrens met Enschede om ter hoogte van de Boldershoekweg naar het zuiden af te buigen over het grondgebied van Enschede.

Het Bedrijventerrein Twentekanaal is een consoliderend plan en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de leiding of de externe veiligheid. Wel zal worden onderzocht of er in de huidige situatie reeds een veilige situatie bestaat. Hiervoor is met behulp van het programma Carola het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bepaald. Zie bijlage 3 Milieuaspectenstudie - bijlage II)

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of;
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;
  • het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Met behulp van het programma CAROLA is een berekening gemaakt van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. Uit de berekening blijkt het volgende:

  • De PR10-6 contour van de meeste leidingen ligt binnen de belemmerde strook en vormt geen knelpunt voor dit plan. Op een aantal plaatsen valt de PR10-6 contour buiten de belemmerde strook. In deze situaties liggen echter geen kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour. Er is daarom geen sprake van een knelpunt of een saneringssituatie. Ter plaatse van één leiding op het terrein van AkzoNobel liggen bedrijfsgebouwen binnen de 10-6 contour. De bedrijfsgebouwen moeten worden beschouwd als beperkt kwetsbaar object. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR 10-6 contour als een richtwaarde. Bij nieuwe situaties moet er naar worden gestreefd om te voldoen aan de richtwaarde. In deze situatie zijn echter zowel de bedrijfsgebouwen als de gasleiding bestaand. Aangezien het bestemmingsplan conserverend is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, is het treffen van maatregelen niet realistisch.
  • Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van de leidingen neemt niet toe. De overschrijdingsfactor van het groepsrisico bedraagt ter plaatse van één leiding 0,1X oriëntatiewaarde. Bij alle overige leidingen is het groepsrisico kleiner dan 0,1X oriëntatiewaarde.

Omdat het bestemmingsplan conserverend is, het GR daardoor niet toeneemt en het GR onder de oriëntatiewaarde ligt, volstaat een beperkte verantwoording van het GR.

Verantwoording van het groepsrisico

Personendichtheid

Binnen het invloedsgebied van de gasleidingen zijn diverse bedrijfsgebouwen gelegen. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van een leiding is weergegeven in de QRA. Daarnaast loopt er binnen het invloedsgebied van een aantal leidingen een weg. Het gebruik van deze wegen levert een bijdrage aan het aantal personen binnen het invloedsgebied. Het is niet precies bekend om hoeveel personen het gaat. De verblijftijd van deze groep is in ieder geval (zeer) kort, waardoor de bijdrage aan het GR te verwaarlozen is.

GR per kilometer buisleiding

Het maximale GR per kilometer buisleiding is weergegeven in de QRA. Ter plaatse van één leiding is het GR 0,1X oriëntatiewaarde. Bij alle overige leidingen is het GR kleiner dan 0,1X oriëntatiewaarde.

Bestrijding en beperking van rampen

De aardgasleidingen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Er zijn voldoende bronmaatregelen getroffen om de risico's beperkt te houden. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet realistisch. Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten. Zoals aangegeven in het brandweeradvies zal de brandweer zich, bij een calamiteit, primair richten op het redden van mens en dier, ontruimen van het gebied en het bestrijden van secundaire branden. Hiervoor zijn geen extra maatregelen nodig.

Zelfredzaamheid

Binnen het invloedsgebied van de gasleidingen zijn geen groepen aanwezig met een verminderde zelfredzaamheid. Ook maakt het bestemmingsplan de vestiging van objecten met verminderd zelfredzame personen niet mogelijk. Er zijn voldoende mogelijkheden om te vluchten. Binnen het plangebied zijn voldoende wegen aanwezig die van de gevaarsbron af leiden. Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd worden dat de aanwezige aardgasleidingen geen knelpunten veroorzaken binnen het bedrijventerrein. Op een aantal plaatsen licht de PR 10-6 contour buiten de belemmerde strook. Echter nergens zijn kwetsbare objecten gelegen binnen de PR 10-6 contour. Er is daarom geen sprake van een saneringssituatie. Ter plaatse van één leiding liggen bedrijfsgebouwen binnen de PR 10-6 contour. Voor deze bedrijfsgebouwen (die beschouwd worden als een beperkt kwetsbaar object) geldt de PR 10-6 contour als richtwaarde. Omdat zowel de bedrijfsgebouwen als de gasleiding bestaand zijn en het bestemmingsplan conserverend is, is het treffen van maatregelen niet noodzakelijk. Het groepsrisico is nergens groter dan 0,1 x oriëntatiewaarde en vormt daarmee geen knelpunt.

Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een verhoging van het GR. Voor de aanwezige leidingen is een zakelijke rechtstrook in de planregels en op de verbeelding opgenomen.

5.4.5 Luchtkwaliteit
5.4.5.1 Toetsingskader

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit), van de Wet Milieubeheer. De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen:

  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • Besluit gevoelige bestemmingen;

Verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor fijn stof (PM10) uiterlijk medio 2011 en voor stikstofdioxide (NO2) uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd.

De Wet Luchtkwaliteit is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit dienen bestuursorganen rekening te houden met deze grenswaarden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet Luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Het bestemmingsplan Twentekanaal is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Om een indicatie te krijgen van de luchtkwaliteit binnen het bestemmingsplan is een berekening uitgevoerd langs een tweetal wegen met de hoogste verkeersintensiteit (Zie bijlage 3 Milieuaspectenstudie - bijlage III). Het betreft de Diamantstraat en Haaksbergerstraat. Tevens is de luchtkwaliteit langs de Boekeloseweg bepaald. Als langs deze wegen wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen mag verondersteld worden dat er geen knelpunten zijn binnen het plangebied. De berekeningen zijn uitgevoerd met het CARII-model (versie 10.0). Dit model is ontwikkelt in opdracht van het ministerie van VROM voor het berekenen van de luchtkwaliteit langs wegen.

Voor de berekeningen is de verkeerssituatie in 2022 beschouwd. Hierbij zijn de verkeers-intensiteiten uit het regionale verkeersmodel gebruikt. Voor de achtergrondconcentraties is het jaar 2012 gebruikt. Door deze combinatie wordt een 'worst case' situatie berekend. In 2022 is de verkeersintensiteit het grootst en in 2012 is de achtergrondconcentratie het hoogst. Voor zowel PM10 als NO2 geldt een jaargemiddelde grenswaarde van 40 ug/m3.

Tabel 6: Resultaten luchtberekeningen

Straat   Verkeers-
Intensiteit 2022  
Jaargemiddelde
Conc. Pm10  
Jaargemiddelde
Conc. No2  
Diamantstraat   18100   22,6   32,1  
Haaksbergerstraat   24500   22,1   33,0  
Boekeloseweg   7800   21,5   25,1  

Uit de resultaten blijkt dat de grenswaarden nergens worden overschreden.

5.4.5.2 Luchtkwaliteit rondom industrieterrein Twentekanaal

Omwonenden van het bedrijventerrein Twentekanaal klagen al enige jaren over de overlast (geluid, geur, stof, veiligheid) die zij toeschrijven aan diverse bedrijfsactiviteiten op en rond het bedrijventerrein Twentekanaal. Naar aanleiding van deze klachten heeft de GGD samen met de VROM-inspectie en het RIVM de milieusituatie nader onderzocht.

Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar het aspect luchtkwaliteit. Dit onderzoek is weergegeven in een afzonderlijk rapport onder de titel 'Luchtkwaliteit rondom industrieterrein Twentekanaal' (zie bijlage 2). Het nummer van dit RIVM Briefrapport is: 609021112/2011. In dit hoofdstuk is een samenvatting van het RIVM-onderzoek en -rapport opgenomen.

Op het industrieterrein is een groot aantal bedrijven gevestigd. GGD en VROM-Inspectie hebben de milieuaspecten van deze bedrijven geïnventariseerd. Hieruit is gebleken dat drie bedrijven mogelijk de lokale luchtkwaliteit beïnvloeden: een asfaltcentrale, een producent van glasvezelversterkte kunststof producten en een producent van hulpstoffen voor de metaalindustrie. Het onderzoek heeft zich daarom voornamelijk op deze drie bedrijven gericht.

Verspreidingsberekeningen

Met behulp van verspreidingsmodellen en gegevens van de emissies en productieprocessen van de bedrijven zijn concentraties stoffen in de lucht in de leefomgeving berekend. Deze gegevens zijn verkregen uit onder meer de vergunningen van de bedrijven, emissieonderzoeken, bedrijfsbezoeken en gesprekken met de bedrijven, gemeente en provincie. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd voor zwaveldioxide, stikstofoxide, fijn stof, totaal koolwaterstoffen en geur, afkomstig van de asfaltcentrale, en voor styreen (en de geur die dit veroorzaakt), isopropylalcohol en fijn stof, afkomstig van de twee andere bedrijven.

Voor elk bedrijf zijn berekeningen uitgevoerd voor een gemiddelde situatie, gebaseerd op de gemiddelde productie van de bedrijven en de gemiddelde emissies van de stoffen en geur. Daarnaast zijn berekeningen gedaan voor één of meer ongunstige situaties met afwijkende gegevens van het gemiddelde scenario qua bronsterkte, warmtedebiet en bedrijfsuren. Verder zijn er aanvullende berekeningen verricht om inzicht te krijgen in de onzekerheden die kunnen ontstaan door bijvoorbeeld de invloed van gebouwen, sterke fluctuaties in emissies en door meetonzekerheden in de apparatuur waarmee de emissies zijn gemeten.

Voor elke stof zijn jaargemiddelde concentraties berekend, die representatief zijn voor de gemiddelde blootstelling over langere tijd. Daarnaast zijn er concentraties berekend, die een indicatie vormen van incidenteel optredende piekwaarden tijdens bijvoorbeeld ongunstige weersomstandigheden.

Meetcampagne 2010

Het RIVM heeft in 2010 een beperkte meetcampagne uitgevoerd in de woonwijk, direct grenzend aan de noordzijde van het industrieterrein. Deze metingen hebben onvoldoende resultaat opgeleverd om een goede inschatting te kunnen maken van de luchtkwaliteit en de blootstelling van bewoners. Dit kwam vooral omdat er tijdens de meetperiodes weinig wind vanaf de bedrijven richting de meetpunten is opgetreden. Daarom worden de resultaten van deze campagne kwalitatief beschreven en gebruikt om de berekeningen mee te vergelijken.

Beoordeling gezondheidsrisico's en geurbelasting

Om vast te stellen welke gezondheidsrisico's bewoners lopen zijn de berekende concentraties in de leefomgeving vergeleken met gezondheidskundige normen en grenswaarden. De berekende geurconcentraties zijn getoetst aan normen uit ofwel de vergunning ofwel het van toepassing zijnde beoordelingskader voor geurhinder.

Resultaten

De emissies aan stoffen afkomstig van de asfaltcentrale dragen nauwelijks of in beperkte mate bij aan de concentraties zwaveldioxide, stikstofoxide, fijn stof en koolwaterstoffen in de leefomgeving op basis van de modelberekeningen. De emissies styreen van Plasticon leiden tot (sterk) verhoogde concentraties styreen in de leefomgeving op basis van de modelberekeningen. De emissies aan isopropylalcohol van Foseco leiden tot een verhoging van de concentratie isopropylalcohol in de leefomgeving op basis van de modelberekeningen. De berekeningen tonen verder dat de stofemissies van dit bedrijf nauwelijks bijdragen aan de fijn stof concentratie in de leefomgeving.

Conclusie beoordeling gezondheidsrisico's stoffen

Geen van de berekende concentraties stoffen (zwaveldioxide, stikstofoxide, fijn stof, totaal koolwaterstoffen, styreen, isopropylalcohol) overschrijdt de normen voor blootstelling van lange of korte duur, noch nabij woningen noch op de plaats waar de hoogste concentratie in de leefomgeving voorkomt. Ook niet als rekening wordt gehouden met de ongunstige situaties en de diverse onzekerheden in de berekende concentraties. Negatieve effecten voor de gezondheid op zowel korte als lange termijn zijn op basis van de verspreidingsberekeningen niet te verwachten. De (beperkte) resultaten van de meetcampagne ondersteunen deze conclusie.

Conclusie beoordeling geurbelasting

Sommige stoffen kunnen geuroverlast veroorzaken beneden de grenswaarden waarbij negatieve effecten voor de gezondheid kunnen optreden. Op basis van de verspreidingsberekeningen kan geurhinder in de woonomgeving optreden als gevolg van de styreenemissies bij Plasticon en de geuremissies uit diffuse bronnen bij de asfaltcentrale. De grenswaarden voor geur worden echter niet overschreden.

5.4.5.3 Kanaalkwartier

Enkele jaren geleden in het perceel Kanaalstraat 29 herontwikkeld tot het huidige Kanaalkwartier. Ten behoeve van het Kanaalkwartier is een verkeersstructuur ontworpen.

Voor het gebied Kanaalkwartier is met behulp van het programma CAR II, versie 11, een luchtkwaliteits-berekening uitgevoerd (zie bijlage 3 milieuaspectenstudie - bijlage III). De berekening is uitgevoerd ter plaatse van de weg met de hoogste verkeersintensiteit. Hierbij is gerekend met de achtergrondconcentratie van 2012 en de verkeersintensiteit van 2025. Dit is een 'worst case' situatie. Als bij deze combinatie geen overschrijding van de grenswaarden wordt berekend zal in alle andere gevallen ook geen sprake zijn van overschrijding van grenswaarden. Uit de resultaten blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.

5.4.6 Geurhinder

Toetsingskader geurhinder agrarische bedrijven

5.4.6.1 Toetsingskader geurhinder agrarische bedrijven

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Indirect heeft de Wgv ook consequenties voor de ruimtelijke ordening. Deze zogenaamde 'omgekeerde werking' heeft tot doel mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder op basis van geurnormen in de Wgv. In het kader van een goede en zorgvuldige ruimtelijke ordening dient in de besluitvorming op basis van de Wro het initiatief getoetst te worden aan de Wgv. De toetsing is tweeledig, in het belang van de veehouderij dient te worden beoordeeld of het agrarische bedrijf niet in de voortzetting van de bestaande bedrijfsactiviteiten of concrete uitbreidingsplannen wordt beperkt. Anderzijds dient in het belang van het geurgevoelige object ter plaatse een goed woon- en verblijfklimaat te worden gegarandeerd. Indien wordt gesproken over een geurgevoelig object is dat bijvoorbeeld een woning, maar het kan hierbij ook gaan om bedrijven waarbij het productieproces (bijvoorbeeld levensmiddelenindustrie) negatief beïnvloed kan worden als gevolg van geur van veehouderijen. In de toetsnormen spelen de ligging van het geurgevoelig object en de veehouderij een belangrijke rol. Onderscheid wordt gemaakt voor 'binnen of buiten de bebouwde kom' én 'wel of geen concentratiegebied' - zoals aangegeven in bijlage I bij de Meststoffenwet, of een als zodanig bij gemeentelijke verordening aangewezen gebied.

Binnen dit onderzoek wordt allereerst gekeken of zich geurgevoelige objecten bevinden binnen bedrijventerrein Twentekanaal. Indien dit het geval is zal de volgende stap inhouden dat onderzocht moet worden of deze bedrijven zich mogelijk bevinden binnen de invloedssfeer van agrarische bedrijven in de omgeving van het bedrijventerrein. Tenslotte wordt nagegaan of zich binnen het bedrijventerrein inrichtingen bevinden die van invloed kunnen zijn op geurgevoelige bedrijven.

5.4.6.2 Toetsing

Uit inventarisatie komt naar voren dat direct ten zuiden van het bedrijventerrein mogelijk nog agrarische bedrijven gevestigd zijn die invloed zouden kunnen hebben op de omliggende bedrijven aldaar. Deze bedrijven bevinden zich op het grondgebied van de gemeente Enschede, waarop contact is gezocht met de afdeling vergunningen van de gemeente Enschede.

De bedrijven leveren geen belemmeringen op voor de omliggende bedrijven.

In de directe omgeving van het bedrijventerrein zijn geen agrarische bedrijven meer gevestigd, die een zodanige contour hebben dat zij van invloed kunnen zijn op het bedrijventerrein. De Wet geurhinder en veehouderij werpt geen belemmeringen op voor de bedrijven op het bedrijventerrein.

De bedrijvenlijst die door de gemeente Hengelo is aangeleverd is onderzocht op de aanwezigheid van bedrijven wiens activiteiten zich richten op de voedings- en genotmiddelenindustrie en waar deze zich op het bedrijventerrein bevinden. Uit dit onderzoek is alleen de aanwezigheid van Slachterij Kagro aan de Toermalijnstraat 8 naar voren gekomen.

In de directe omgeving van het bedrijf bevinden zich geen agrarische bedrijven die mogelijk een belemmering zouden kunnen vormen in verband met de Wet geurhinder en veehouderij.

Voor overige bedrijven niet zijnde veehouderijen geldt dat de geurnormering wordt bepaald op basis van de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER). Deze norm/toetsingskader wordt vastgelegd in de milieuvergunning van de betreffende bedrijven.

Omwonenden van het bedrijventerrein Twentekanaal klagen al enige jaren over de overlast (geluid, geur, stof, veiligheid) die zij toeschrijven aan diverse bedrijfsactiviteiten op en rond het bedrijventerrein. Naar aanleiding van deze klachten heeft de GGD samen met de VROM-inspectie en het RIVM de milieusituatie nader onderzocht.

Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar het aspect luchtkwaliteit en geur. Dit onderzoek is weergegeven in een afzonderlijk rapport onder de titel 'Luchtkwaliteit rondom industrieterrein Twentekanaal'. Het nummer van dit RIVM Briefrapport is: 609021112/2011. In het rapport wordt geconcludeerd dat in de omgeving van het industrieterrein geurhinder kan optreden. De grenswaarden voor geur worden echter niet overschreden. In de hoofdstukken bedrijven en milieuzonering en luchtkwaliteit van deze milieuaspectenstudie wordt nader op het rapport ingegaan.

5.4.6.3 Conclusie

Op basis van voorgaande kan gesteld worden dat zich geen knelpunten voordoen op basis van de Wet geurhinder en veehouderij, waardoor bedrijven mogelijk hinder zouden ondervinden van een veehouderij in de omgeving van het plangebied. Anderzijds bevinden zich op het bedrijventerrein ook geen bedrijven uit de voedings- en genotmiddelenindustrie in de omgeving van agrarische bedrijven waardoor deze mogelijk in hun bedrijfsvoering beperkt worden.

In de omgeving van het industrieterrein kan mogelijk geurhinder optreden ten gevolge van activiteiten op het industrieterrein, de grenswaarden voor geur worden echter niet overschreden.

5.4.7 Natura 2000

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn in Nederland gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn hierin geïmplementeerd. Voor elk Natura 2000-gebied geldt een afzonderlijk aanwijzingsbesluit waarin het gebied wordt begrensd en waarin de instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd.

Binnen de grenzen van de gemeente Hengelo liggen geen Natura 2000 gebieden. Wel zijn een aantal Natura 2000 gebieden aanwezig in de buurgemeenten. Het betreft het Lonnekermeer, Boddenbroek, Buurserzand & Haaksbergerveen, Aamsveen en Witte Veen. Het dichtstbij gelegen gebied is het Lonnekermeer op een afstand van circa 4 kilometer. De overige gebieden zijn op grotere afstand gelegen.

Voor deze Natura 2000 gebieden gelden de volgende algemene instandhoudingsdoelstellingen:

  • Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie.
  • Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie.
  • Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten.
  • Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.
  • Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.

Bij de beoordeling van een bestemmingsplan moet worden gekeken naar de mogelijke significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Als blijkt dat een ontwikkeling negatieve effecten kan hebben, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt.

In de ontwerp-aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden zijn een aantal vormen van gebruik buiten de begrenzing gelaten. Zij heten te zijn "geëxclaveerd". Het betreft de bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en wegen. Van belang is voorts dat een Natura 2000-gebied ook een externe werking heeft, ook ontwikkelingen buiten een Natura 2000-gebied kunnen een effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied.

Het bestemmingsplan bedrijventerrein Twentekanaal is conserverend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura 2000-gebieden.

5.4.8 Leidingen
5.4.8.1 Toetsingskader gasleidingen

Voor aardgas­transport­leidingen met een werkdruk van 16 bar of meer (hogedruk aardgasleidingen) is per 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. Deze regelgeving bevat normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (analoog aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen). Het Bevb formaliseert de herziene rekenmethodiek uit 2008, die de afstanden uit de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgas­transportleidingen” uit 1984 vervangt.

Voor hogedruk aardgastransportleidingen geldt een standaardmethodiek, welke is voorgeschreven in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Met de Handleiding risicoberekeningen Bevb (Module B) en het rekenpakket CAROLA kan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor ondergrondse hogedruk aardgasleidingen worden berekend.

In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met een beschermingszone ter weerszijden van de gasleiding (belemmeringenstrook). De breedte van deze belemmeringenstrook is afhankelijk van de werkdruk van de betreffende aardgasleiding. Binnen de belemmeringenstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan en zijn geen werkzaamheden toegestaan die het functioneren van de leiding kunnen schaden.

Bij een werkdruk onder de 40 bar bedraagt de belemmerde strook 4 meter.
Bij een werkdruk boven de 40 bar bedraagt de belemmerde strook 5 meter.

5.4.8.2 Toetsingskader hoogspanningsverbindingen

Rond hoogspanningsverbindingen wordt met het oog op elektrische velden, geluid en veiligheid (bijvoorbeeld door ijsafzettingen) geadviseerd geen bebouwing te realiseren binnen de door de elektriciteitsmaatschappijen aangehouden zakelijk rechtstrook. de breedte van de zone is afhankelijk van de transportcapaciteit, het type mast en de mastafstand. de volgende afstandsnormen worden gehanteerd.

tabel 6: zoneringsafstanden rond hoogspanningsverbindingen

Spanningsniveau   Zakelijk rechtstrook  
50 kV   20 m (2 * 10)  
110 kV   50 m (2 * 25)  
150 kV   50 m (2 * 25)  
220 kV   54 m (2 * 27)  
380 kV   72 m (2 * 36)  

Op basis van onderzoek lijkt er een (statistisch) verband te zijn tussen langdurig verblijf van kinderen in een sterk magnetisch veld en een verhoogde kans op het voorkomen van leukemie. Om deze reden heeft de Staatssecretaris in een brief van september 2005 geadviseerd om bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van hoogspanningslijnen extra aandacht te besteden aan 'gevoelige bestemmingen'.

Als 'gevoelige bestemmingen' worden aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. De grens wordt gelegd bij een veldsterkte va 0,4 microTesla. Hiertoe wordt langs een leiding een zogenoemde indicatieve zone gedefinieerd. Als binnen deze indicatieve zone gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd, moet worden berekend tot waar de veldsterkte van 0,4 microTesla reikt. Dit wordt de specifieke zone genoemd.

5.4.8.3 Toetsing gasleidingen

Het bestemmingsplan Twentekanaal is een consoliderend plan en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de leiding of de externe veiligheid. Wel zal worden onderzocht of er in de huidige situatie reeds een veilige situatie bestaat. Hiervoor is met behulp van het programma Carola het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bepaald. De resultaten zijn weergegeven in de QRA. Deze QRA is als bijlage bij deze MAS gevoegd.

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of;
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;
  • het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Met behulp van het programma CAROLA is een berekening gemaakt van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. Uit de berekening blijkt het volgende:

  • De PR10-6 contour van de meeste leidingen ligt binnen de belemmerde strook en vormt geen knelpunt voor dit plan. Op een aantal plaatsen valt de PR10-6 contour buiten de belemmerde strook. In deze situaties liggen echter geen kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour. Er is daarom geen sprake van een knelpunt of een saneringssituatie. Ter plaatse van één leiding op het terrein van AkzoNobel liggen bedrijfsgebouwen binnen de 10-6 contour. De bedrijfsgebouwen moeten worden beschouwd als beperkt kwetsbaar object. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR 10-6 contour als een richtwaarde. Bij nieuwe situaties moet er naar worden gestreefd om te voldoen aan de richtwaarde. In deze situatie zijn echter zowel de bedrijfsgebouwen als de gasleiding bestaand. Aangezien het bestemmingsplan conserverend is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, is het treffen van maatregelen niet realistisch.
  • Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van de leidingen neemt niet toe. De overschrijdingsfactor van het groepsrisico bedraagt ter plaatse van één leiding 0,1X oriëntatiewaarde. Bij alle overige leidingen is het groepsrisico kleiner dan 0,1X oriëntatiewaarde.

Omdat het bestemmingsplan conserverend is, het GR daardoor niet toeneemt en het GR onder de oriëntatiewaarde ligt, volstaat een beperkte verantwoording van het GR.

Binnen het invloedsgebied van de gasleidingen zijn diverse bedrijfsgebouwen gelegen. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van een leiding is weergegeven in de QRA. Daarnaast loopt er binnen het invloedsgebied van een aantal leidingen een weg. Het gebruik van deze wegen levert een bijdrage aan het aantal personen binnen het invloedsgebied. Het is niet precies bekend om hoeveel personen het gaat. De verblijftijd van deze groep is in ieder geval (zeer) kort, waardoor de bijdrage aan het GR te verwaarlozen is.

Het maximale GR per kilometer buisleiding is weergegeven in de QRA. Ter plaatse van één leiding is het GR 0,1X oriëntatiewaarde. Bij alle overige leidingen is het GR kleiner dan 0,1X oriëntatiewaarde.

Binnen de grenswaarde voor het PR liggen geen kwetsbare objecten. Het GR voor de verschillende leidingen is berekend. Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een verhoging van het GR. Voor de aanwezige leidingen is een zakelijke rechtstrook in de planregels en verbeelding opgenomen.

5.4.8.4 Toetsing hoogspanningsnet

Binnen de plangrenzen bevinden zich de volgende hoogspanningsverbindingen:

  • 380 kV-hoogspanningsverbinding Zwolle-Hengelo met een bijbehorende belemmerende strook van 36 meter ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 72 meter).
  • 380 kV-hoogspanningsverbinding Doetinchem-Hengelo met een bijbehorende belemmerende strook van 36 meter ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 72 meter).
  • 380 kV-hoogspanningsverbinding Gronau-Hengelo gedeeltelijk gecombineerd met de 110 kV-hoogspanningsverbinding Enschede Marssteden-Hengelo met een bijbehorende belemmerende strook van 30 meter ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 60 meter).
  • 110 kV-hoogspanningsverbinding Hengelo Weideweg-Hengelo Oele met een bijbehorende belemmerende strook van 25 meter ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 50 meter).
  • 110 kV-hoogspanningsverbinding Enschede Marssteden-Hengelo Oele met een bijbehorende belemmerende strook van 25 meter ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 50 meter).
  • 110 kV-hoogspanningsverbinding Hengelo Oele-Hengelo Boldershoek met een bijbehorende belemmerende strook van 25 meter ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 50 meter).

De volgende ondergrondse hoogspanningsverbindingen zijn binnen het plangebied gelegen:

  • 110 kV-hoogspanningsverbinding Hengelo Oele-Haaksbergen.
  • 110 kV-hoogspanningsverbinding Hengelo Salinco-Hengelo Oele.
  • 110 kV-hoogspanningsverbinding Hengelo Salinco-Hengelo Boldersloek.
  • 110 kV-hoogspanningsverbinding Hengelo Boldershoek-Hengelo AVI Twence.

Hiervoor geldt dat de belemmerende stroken afhankelijk zijn van het aantal kabels en onderlinge afstand tussen de kabels. Als minimale breedte geldt 3 meter gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabels.

Binnen de belemmerende stroken doen zich geen knelpunten voor.

Met betrekking tot de veldsterkte zijn binnen de indicatieve zones langs de leidingen geen gevoelige bestemmingen aanwezig of geprojecteerd. Er was daarom geen noodzaak om de specifieke zones te bepalen.

5.4.9 Milieu effect rapportage (m.e.r)

Voor ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die volgens het besluit MER, m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn, is mogelijk een plan-m.e.r. verplicht.

In de vigerende bestemmingsplannen zoals beschreven in de toelichting is nu reeds mogelijk dat zich m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten zich vestigen. Dus in de huidige situatie dient een dergelijk bedrijf alvorens zich te vestigen een m.e.r. beoordeling of een m.e.r. uit te voeren.

Zoals beschreven is er in dit geval sprake van een conserverend bestemmingsplan dat op belangrijke onderdelen zelfs in de zwaarte van de bedrijven minder mogelijkheden biedt. Dit is afgezien van het aspect geluid. Dit aspect is geregeld door de zonering industrielawaai en als zodanig wettelijk begrensd.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid van een afwijking als wordt voldaan aan de verplichting van nader onderzoek om aan te tonen dat een te vestigen bedrijf qua omvang en milieu-impact gelijk gesteld kan worden met de toegestane categorie bedrijven.

Onderhavige situatie is een andere dan waarbij het bestemmen van een nieuw bedrijventerrein of een bedrijventerrein waar zich zwaardere bedrijven kunnen vestigen. Immers, de kans dat de milieubelasting toeneemt, is dan reëel aanwezig.

Met het actualiseren van dit bestemmingsplan heeft de raad niet het voornemen meer m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten in dit van oudsher bestaande industrieterrein toe te staan. Eerder zal de kans dat een dergelijk bedrijf zich zal gaan vestigen kleiner worden.

Om die reden achten wij een plan – m.e.r. niet noodzakelijk

5.4.10 Ruimtelijke beperkingen

De volgende aspecten kunnen beperkend zijn voor de bedrijven op het bedrijventerrein Twentekanaal:

  • Intrekgebied waterwingebied Hengelo
  • Radarverstoringsgebied
  • Funnel
  • Inner Horizontal and Conical Surface
  • Instrument Landing System
  • Gevolgen zoutwinning
5.4.10.1 Intrekgebied waterwingebied Hengelo

In het verleden lag een klein deel van bedrijventerrein Twentekanaal binnen het waterwingebied Hengelo. Echter is op de streekplan kaart van 2000 te zien dat dit een waterwingebied is dat op termijn zou sluiten. Op een nieuwe kaart uit de Streekplanherziening 2007 is te zien dat het waterwingebied niet meer is ingetekend. Bij navraag bij de provincie Overijssel is dit bevestigd.

5.4.10.2 Radarverstoringsgebied

Op grond van artikel 2.6.9 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verbinding met artikel 2.4 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening geldt voor het plangebied Bedrijventerrein Twentekanaal een beperking van de bouwhoogte vanwege het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Twente.

Artikel 2.4 van de Regeling stelt: "de maximale hoogte van bouwwerken in een radarverstoringsgebied wordt bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf een punt op de top van de radarantenne, waarvan de hoogteligging ten opzichte van NAP is opgenomen in bijlage 8, oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf voornoemde radarantenne".

Het gehele plangebied Bedrijventerrein Twentekanaal ligt binnen een straal van 15 km van de radarantenne en daarom binnen het gebied waarin de beperkingen gelden. De hoogte van de top van de radarantenne is volgens bijlage van de Regeling gelegen op 71 meter boven NAP. Het dichtst bij de antenne gelegen deel van het plangebied ligt op circa 6,6 km van de antenne. Het punt waar de lijn oplopend met 0,25 graden vanaf de hoogteligging van de antenne de rand van het plangebied raakt, ligt daarom op: 71 + tan(0,25) * 6600 = 100 meter boven NAP.

Het punt waar de lijn het plangebied verlaat, ligt op ruim 10 km; de hoogte daar is 71 + 44 = 115 meter. De maaiveldhoogte van het plangebied is minder dan 20 meter boven NAP. Op grond van het Besluit is daarom in het hele plangebied een bouwhoogte van ruim 80 meter toegestaan.

Ëén bestaand bouwwerk in het plangebied is hoger: de zendmast bij een hoogspanningsschakelstation met een hoogte van 125 meter. De toegestane bouwhoogte ter plaatse van circa 96 meter boven maaiveld (de mast ligt op circa 9990 meter van de radarantenne). Voor het overige doen zich in het plangebied geen bouwhoogten voor hoger de hiervoor bedoelde maximale bouwhoogten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0009-0301_0011.jpg" Afbeelding 10. De ligging van het plangebied ten opzichte van de radarantenne. De hoogte bij vliegbasis Twenthe betreft de hoogte van de antenne; de hoogte bij de rand van het plangebied de maximaal toegestane bouwhoogte aldaar.

5.4.10.3 Inner Horizontal and Conical Surface

Het Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) wordt gerekend vanaf elk van de landingsdrempels en is gelegen boven de omgeving van het luchtvaartterrein en sluit aan op de funnel. Het IHCS bestaat uit een horizontaal vlak dat gelegen is op een hoogte van 45 m met een straal van 4 km rond de landingsdrempel, met aansluitend een conisch vlak waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5% over een afstand van 2 km tot een hoogte van 145 m. Het IHCS wordt gemaakt voor elke landingsdrempel. De toegestane hoogten van het IHCS gelden ten opzichte van de laagste landingsdrempel van het luchtvaartterrein.

In het gebied van de funnel en het IHCS mogen geen objecten staan die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte. Bestaande objecten met een grotere hoogte resulteren in restricties op het vliegen. Nieuwe strijdigheden met de maximaal toelaatbare hoogte worden niet toegestaan. Om dit te borgen dienen de maximum toelaatbare hoogtes te worden opgenomen in de betreffende bestemmingsplannen.

De 4 km grens van de IHCS ligt ongeveer boven de Enschedesestraat en daarmee ruim buiten de grens van het bedrijventerrein. Het aansluitende conische vlak van 2 kilometer, waarvan de hoogte oploopt tot 145 meter, ligt gedeeltelijk over het bedrijventerrein. De grens van de 2 kilometer zone is gelegen over het AKZO - terrein.

Het terrein van de AKZO ligt op circa 20 meter boven NAP. Wanneer bouwplannen voor het AKZO-terrein worden ontwikkeld moet men rekening houden met een maximale bouwhoogte van 145 minus 20 meter is 125 meter. Het bestemmingsplan laat dergelijke bouwhoogten niet toe.

5.4.10.4 Gevolgen zoutwinning

Sinds 1933 wint Akzo Nobel Salt (Akzo) zout in de winningvergunningen Twenthe-Rijn en Twenthe-Rijn Uitbreiding, gelegen op het grondgebied van de gemeenten Hengelo en Enschede. Het zout wordt door middel van waterinjectie opgelost uit zogenaamde cavernes. Dit zijn holle, met pekel gevulde ruimten die ontstaan wanneer men door middel van injectie van water zout uit de ondergrond oplost. Deze cavernes liggen in een zoutlaag op een diepte tussen 300 en 450 meter beneden maaiveld. Vanaf 1960 doet zich in verschillende delen van het winninggebied aanmerkelijke bodemdaling aan maaiveld voor.

Najaar 2000 heeft Akzo de prognoses die gemaakt zijn voor bodemdaling in het gebied gerapporteerd aan de gemeenten Enschede en Hengelo in het kader van een beoordeling van de haalbaarheid van industriële ontwikkeling in het gebied Boeldershoek. Bij deze prognose hoort een kaart, waarop de plaatsen zijn aangegeven, waar het ontstaan van een sinkhole niet kan worden uitgesloten.

Aangezien de voorspelde sinkholes verstrekkende gevolgen hebben voor de bestemmingsplannen voor de Boeldershoek en het betreffende deel van het Buitengebied, hebben de gemeenten Enschede en Hengelo verzocht om een onafhankelijke beoordeling van Akzo's prognosemodel. Het model is in 2002 beoordeelt door het ingenieursbureau RESPEC , Rapid City, USA. Het prognosemodel wordt door RESPEC als realistisch bestempeld. Een belangrijke aanbeveling is om de industriële ontwikkelingen zorgvuldig, pragmatisch en bodemdalingbestendig op te zetten.

In het RESPEC rapport is ook een kaart van het gehele boorterrein opgenomen met de posities en geschatte oppervlakte van alle potentiële sinkholes en de overige gebieden, waar een gelijkmatige, schotelvormige bodemdaling wordt verwacht. Op 11 oktober 2005 is door Akzo een nieuwe, geactualiseerde kaart uitgebracht, de 'Bodemdalingkaart op basis van het Chimney concept' (peildatum sonarmetingen: 29 juni 2005). Op deze kaart staan de plaatsen aangegeven, waar een kans aanwezig is op het ontstaan van een sinkhole, of een andere vorm van gelijkmatige bodemdaling vanwege een migrerende caverne, die intrinsiek veilig is, of een zoutpijler, die langzaam wordt ingedrukt. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in de afbeelding op de volgende pagina.

Het verlenen van vrijstelling en/of een bouwvergunning is alleen mogelijk als het Staatstoezicht op de Mijnen aan de gemeente hierover advies heeft uitgebracht. Een zelfde procedure met voorafgaande advisering geldt voor het verlenen van aanlegvergunningen voor: ondergrondse leidingen, boringen en het veroorzaken van ontploffingen.

In het bodemdalingsprotocol 'Aanpak gevolgen aan maaiveld door de zoutwinning van Akzo Nobel Salt (bodemdaling)' is een nadere beschrijving opgenomen over hoe men om dient te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen binnen het gebied waar zich bodemdalingen kunnen voordoen.

Delen van bedrijventerrein Twentekanaal binnen de zone waar zich mogelijk bodemdalingen voor kunnen doen.

Omdat zich binnen de plangrenzen van bedrijventerrein Twentekanaal gebieden bevinden waar mogelijk een bodemdaling kan voorkomen zullen de voorschriften uit het protocol 'Aanpak gevolgen aan maaiveld door de zoutwinning van Akzo Nobel Salt (bodemdaling)' nageleefd dienen te worden.

Concreet betekent dit dat in de regels van het bestemmingsplan Twentekanaal de voorwaarden uit het Protocol ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen zijn overgenomen.

5.4.11 Brandweer en fysieke veiligheid

Fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) daadwerkelijke incidenten, ongelukken en rampen. Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen, of kan in geval van een incident zo goed mogelijk hulp worden geboden.

Een goede bereikbaarheid van gebieden alsmede de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening.

Een goede bereikbaarheid is ook nog op een andere manier van belang. In geval van een zwaar ongeval of ramp, is het noodzakelijk om de bevolking in de omgeving zo snel mogelijk te kunnen informeren en adviseren ('ramen en deuren sluiten'). Via het sirenenet kan de bevolking worden bereikt en erop worden geattendeerd om de radio of televisie in te schakelen (de zogenaamde 'rampenzender').

Tot slot is de brandweer betrokken bij het reguleren van het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente.

In de milieuaspectenstudie (bijlage 2) wordt nader ingegaan op:

  • de primaire, secuncaire en tertiaire bloswatervoorzieningen;
  • de bereikbaarheid en brandweerzorgnorm;
  • de zelfredzaamheid.

Op grond van het voorontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal heeft de Veiligheidsregio Twente een advies opgesteld (d.d. 14 november 2012, 495677). Voor de inhoud van de brief en de gemeentelijke reactie wordt verwezen naar bijlage 4 'Verslag van inspraak en vooroverleg'.