direct naar inhoud van 6.1 Flora & fauna
Plan: "Wijziging Leemkampweg 3 Marle"
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.WPBULEEMKAMPWEG3-VG01

6.1 Flora & fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

6.1.1 Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's).

Vaak vallen de Natura 2000-gebieden samen met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat dieren en planten in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan dit opzicht worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

De locatie is niet gelegen in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden. Wel ligt het plangebied binnen concreet begrensde ecologische Hoofdstructuur. Dit betreft een gedeelte bestaande natuur en een gedeelte nieuwe natuur nog te realiseren. Dit is op onderstaande afbeelding te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBULEEMKAMPWEG3-VG01_0017.png"

Afbeelding 6.1 Ligging EHS (bron: Omgevingsvisie Overijssel)

Het plangebied maakt voor een groot deel onderdeel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. Van een aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS is geen sprake omdat binnen dit deel nieuwe natuur wordt gerealiseerd. Het deel van het plangebied waarop de nieuwe woning wordt gebouwd maakt geen deel uit van de EHS. Er zijn voor de EHS geen negatieve effecten te verwachten.

6.1.2 Soortenbescherming

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Effecten van ruimtelijke ingrepen kunnen bestaan uit het verstoren en/of doden van individuen en aantasting van kwaliteit en kwantiteit van leefgebied, isolatie van populaties etc.

In verband met de voorgenomen ontwikkelingen is een toetsing noodzakelijk aan de Flora- en faunawet.

Om de eventuele negatieve effecten te toetsen aan de Flora- en faunawet dient, voor de sloop van de bebouwing, aanvullend (jaarrond) onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Op basis van de daarbij aangetroffen soorten moet een ecologisch werkprotocol worden opgesteld waar in staat hoe om te gaan met de aangetroffen beschermde soorten. Verwacht wordt dat met het uitvoeren van de nodige mitigerende en compenserende maatregelen negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten kunnen worden voorkomen. Het aanvragen van een ontheffing is dan waarschijnlijk niet noodzakelijk. Het is dan wel van belang dat deze maatregelen ook daadwerkelijk zo worden uitgevoerd, omdat anders alsnog een ontheffing dient te worden aangevraagd.