direct naar inhoud van Toelichting
Plan: wijziging Buitengebied 2009, ontwikkeling bos Haarle en Hellendoorn
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemers willen bosontwikkeling realiseren op een tweetal percelen in de gemeente Hellendoorn. Één van de percelen is in particulier eigendom en één is in eigendom van Staatsbosbeheer. Deze bosontwikkeling wordt gerealiseerd in het kader van de Overijsselse Bossenstrategie, welke een nadere uitwerking is van de landelijke Bossenstrategie. De ambitie van de Bossenstrategie is dat er in Nederland in 2030 10% meer bos is. Bosuitbreiding is nodig om de klimaatdoelen te realiseren (vastlegging van koolstof) en draagt bovendien bij aan verhoging van de biodiversiteit en aan een gezondere leefomgeving. Ook het compenseren van de bomenkap die nodig was voor natuurherstel binnen de Natura 2000-gebieden is één van de doelen.

Om het nieuwe bos ook voor de toekomst veilig te stellen, willen de initiatiefnemers de bestemming van de betreffende percelen laten wijzigen van “Agrarisch met waarden” naar “Natuur”.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Ligging

Het perceel dat in eigendom van Staatsbosbeheer is, is gelegen tussen de Kruishaarweg en de Oude Deventerweg in Haarle (hierna 'plangebied Haarle'). Het perceel in particulier eigendom ligt ten noorden van de kern Hellendoorn, aansluitend aan forellenkwekerij de Tipbosch (hierna 'plangebied Hellendoorn').

De percelen staan kadastraal bekend als gemeente Hellendoorn, respectievelijk sectie I en S, perceelsnummers 4936 en 416. In figuur 1.1 zijn de plangebieden globaal weergegeven met een rode ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Begrenzing plangebieden

De begrenzing van het plangebied in Haarle is in figuur 1.2 weergegeven. Het perceel ligt ingesloten tussen de Kruishaarweg en de Oude Deventerweg. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: begrenzing plangebied Haarle (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Het plangebied in Hellendoorn is in figuur 1.3 weergegeven en ligt ten noorden van de kern Hellendoorn, aansluitend aan het perceel van forellenkwekerij de Tipbosch.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0003.png" Figuur 1.3: begrenzing plangebied Hellendoorn (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Zowel op plangebied Haarle als plangebied Hellendoorn is het bestemmingsplan 'buitengebied' van de gemeente Hellendoorn van toepassing. Het bestemmingplan 'buitengebied' is op 20 april 2009 vigerend geworden. In figuren 1.4 en 1.5 zijn fragmenten uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen voor beide plangebieden.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0004.png"

Figuur 1.4: Uitsnede bestemmingsplan 'buitengebied' plangebied Haarle (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0005.png"

Figuur 1.5: Uitsnede bestemmingsplan 'buitengebied' plangebied Hellendoorn (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Plangebied Haarle

Aan het plangebied is de bestemming 'Agrarisch met waarden' toegekend met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' en de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - openheid', 'specifieke vorm van waarde - reliëf' en 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor agrarische bedrijvigheid.

Plangebied Hellendoorn

Aan het plangebied is de bestemming 'Agrarisch met waarden' toegekend met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' en de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap en 'Reconstructiewetzone - Verwevingsgebied'. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor agrarische bedrijvigheid.

Toets

Initiatiefnemers wensen bosontwikkeling te realiseren op bovengenoemde percelen in het kader van de Overijsselse Bossenstrategie, welke een nadere uitwerking is van de landelijke Bossenstrategie. Het geldende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om onder de huidige bestemming bos en natuur aan te planten. Wel is er een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen om gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' om te zetten naar de bestemming 'Natuur'. Een wijziging van het geldende bestemmingsplan is hierom noodzakelijk.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het onderhavige wijzigingsplan 'wijziging Buitengebied 2009, ontwikkeling bos Haarle en Hellendoorn' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding (identificatie NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01);
  • Bijlagen bij de toelichting;
  • Regels;
  • Bijlagen bij de regels.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het wijzigingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het wijzigingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

Plangebied Haarle

In de huidige situatie is er aan de Oude Deventerweg in Haarle sprake van een stuk agrarische grond in gebruik als grasland, met daaraan grenzend bos. Het perceel wordt in het noordwesten begrensd door de Kruishaarweg en in het zuidoosten door de Oude Deventerweg. Het plangebied wordt ontsloten door de Oude Deventerweg. Er is geen bebouwing aanwezig en het betreft zandwegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0006.png"

Figuur 2.1: huidige situatie plangebied Haarle (Bron: Google Maps d.d. mei 2023)

Zoals eerder aangegeven zijn in het huidige bestemmingsplan een aanduiding "openheid" en "Reliëf" opgenomen. Het betreft in werkelijkheid een klein, vlak perceel zonder reliëf of zichtbaar grote hoogteverschillen in het landschap. In de daadwerkelijke situatie wordt dit perceel ook nog aan drie zijden ingesloten door bos. Op de begrenzing aan de zuidwest kant zijn tevens volwassen bomen aanwezig, van "openheid" of "reliëf" is dan ook geen sprake meer in de huidige situatie. Het plangebied ligt tevens direct aangrenzend aan het Natura 2000 gebied 'Sallandse Heuvelrug'.

Plangebied Hellendoorn

Het perceel ligt ten noorden van Hellendoorn en grenst aan de noordzijde aan de Nieuwe Twentseweg. Het oosten van het plangebied wordt begrensd door bos, bestaande uit grove den met ondergroei van lijsterbes, krent, berk en Amerikaanse vogelkers. Ten zuiden van het perceel ligt een bossingel. Ten westen van het perceel ligt een bossingel die een scheiding vormt tussen het perceel en de forellenkwekerij die achter de bossingel is gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0007.png"

Figuur 2.2: Beeld hoek perceel richting noordwesten (Bron: Bosgroep noordoost Nederland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0008.png"

Figuur 2.3: Beeld richting het oosten (Bron: Bosgroep noordoost Nederland)

2.2 Toekomstige situatie

Plangebied Hellendoorn

Met het voorgenomen plan wordt een deel van het perceel omgevormd naar bos, met een oppervlakte van 1,91 hectare. Het deel waar het om gaat is groen weergegeven in figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0009.png"

Figuur 2.4: Weergave bosaanleg plangebied Hellendoorn (Bron: Bosgroep noordoost Nederland)

Bij de aanleg van bos wordt ingespeeld op een zo hoog mogelijke toekomstbestendigheid door middel van groepsgewijze aanplant van zowel struikvormers als bomen en daarmee menging in soorten. Tevens wordt rekening gehouden met het creëren van natuurlijke bosranden. Door hier nu goed rekening mee te houden wordt op langere termijn een structuurrijk bos ontwikkelt.

Plangebied Haarle

Door middel van voorliggend plan wordt het in Figuur 2.5 (met geel) aangegeven gedeelte van het betreffende perceel omgevormd tot bos. Het gaat in totaal om 1,4 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0010.png"

Figuur 2.5: Weergave bosaanleg plangebied Haarle (Bron: Bosgroep noordoost Nederland)

Overeenkomstig met het plangebied in Hellendoorn wordt ook hier ingespeeld op een hoge toekomstbestendigheid en zal dezelfde werkwijze worden gehanteerd. Dit houdt tevens groepsgewijze aanplant van zowel struikvormers als bomen en menging van soorten in. Er wordt aangesloten bij de omliggende natuurgebieden in de omgeving en ingezet op versterking van deze gebieden.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Toets

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de aanplant van bos. Met deze ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan een gezonde leefomgeving voor de huidige en toekomstige generaties. Tevens levert het een bijdrage aan klimaatadaptatie en draagt het bij aan de grotere doelen van het Rijk en de provincie om meer natuur te realiseren en bestaande natuurgebieden te verbinden, uit te breiden en te versterken. De voorgenomen activiteit past dan ook binnen de uitgangspunten van de nationale omgevingsvisie.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het wijzigingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het wijzigingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Onderhavig plan

Met voorliggend plan wordt op twee locaties agrarische grond omgevormd naar natuur, waarbij Bos zal worden aangeplant. Er wordt met voorliggend plan geen bebouwing, bouwwerk of uitbreiding van een bedrijfsbestemming gerealiseerd. De ladder is van toepassing op stedelijke voorzieningen, het aanplanten van bos en/of natuur in het buitengebied valt niet onder een stedelijke voorziening. De ladder is dan ook niet van toepassing op voorliggend plan.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken 

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0011.png"

Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hierbij is onder andere het principe van 'Toekomsbestendigheid' (artikel 2.1.4) van belang.

artikel 2.1.4 Toekomstbestendigheid

In de toelichting op wijzigingsplannen waarin provinciale belangen in geding zijn wordt aannemelijk gemaakt dat de nieuwe ontwikkelingen die het wijzigingsplan mogelijk maakt en die niet bedoeld zijn voor tijdelijk gebruik, toekomstbestendig zijn en dus:

  • de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen;
  • duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden;
  • ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben

Doorwerking voor voorliggend plan:

Met het aanplanten van bos binnen de eerder genoemde plangebieden wordt een stuk natuur toegevoegd waar ook de toekomstige generaties van kunnen genieten. Tevens wordt een bijdrage geleverd aan het welzijn van mensen, ontspannen in de natuur is belangrijk voor de mens. Er wordt voorzien in een behoefte aan natuur. De nieuwe aanplant zal tijd nodig hebben om tot volwassing te komen. Over de langere termijn zal het aangeplante bos zich vormen en meer ruimte bieden aan verschillende soorten flora en fauna. Tevens vangen de te planten bomen stikstof op waardoor plaatselijk de luchtkwaliteit zal verbeteren, ook op de langere termijn. Voorgenomen ontwikkeling voldoet aan het principe van toekomstbestendigheid.

artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op wijzigingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het wijzigingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Met voorliggend plan wordt nieuwe natuur aangeplant waarbij rekening is gehouden met de aanwezige landschappelijke kenmerken ter plaatse. De locaties zijn zorgvuldig gekozen zodat deze aansluiten op bestaande natuurlijke structuren (N2000 en NNN) en deze verder versterken.

Voorliggend plan voldoet aan het principe van Ruimtelijke kwaliteit.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. Per plangebied zal worden ingegaan op de bijbehorende ontwikkelingsperspectieven.

Plangebied Haarle

Het plangebied in Haarle valt binnen het ontwikkelingsperspectief 'Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW)'. Dit plangebied bevindt zich specifiek binnen het Natuur Netwerk Nederland (NNN).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0012.png"

Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) richt zich op het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit. Het accent ligt op natuur die, naast biodiversiteit, betekenis heeft voor mensen en bijdraagt aan hun welzijn en welvaart. Om dit mogelijk te maken, biedt de provincie ruimte aan de groeiende groep betrokken ondernemers en bewoners die zelf willen ondernemen met natuur en water.

Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) staan in Overijssel de kwaliteitsambities Natuur als ruggengraat en Continu en Beleefbaar watersysteem voorop. Behoud en versterking van de natuurkwaliteit staat centraal binnen de bestaande natuur van het natuurnetwerk. Voor initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is binnen het natuurnetwerk geen ruimte, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan voldaan kan worden (het ‘nee, tenzij’-principe). Daarbij worden de zogenaamde NNN-spelregels gehanteerd. Binnen de gebieden waar de komende jaren natuurrealisatie plaatsvindt, is medegebruik mogelijk. Voorwaarde is wel dat initiatieven actief bijdragen aan realisatie van het robuuste en samenhangende netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit.

Natura 2000

Het plangebied Haarle is direct aansluitend aan het natura 2000 gebied 'Sallandse Heuvelrug' gesitueerd. Voor natura 2000 gebieden gelden specifieke regels en een beschermingsregime.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0013.png"

Figuur 3.3: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Natura 2000 is het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden die zijn aangewezen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor de ruim 160 Natura 2000-gebieden in Nederland heeft het Rijk zich verplicht de biodiversiteit te behouden door bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving te beschermen. De natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wet natuurbescherming en het bijbehorende vergunningstelsel. Het is de verantwoordelijkheid van de provincie om voor die gebieden die binnen de provinciegrenzen liggen, te bepalen welke extra herstel- en beheermaatregelen nodig zijn om de gestelde doelen te realiseren. In Overijssel ligt het overgrote deel van de Natura 2000-gebieden binnen het Natuurnetwerk Nederland.

Voor activiteiten of projecten die significante effecten hebben voor de beschermde natuurwaarden is een vergunning nodig. Dit geldt niet alleen voor activiteiten in de Natura 2000-gebieden, maar ook voor aangrenzende gebieden als niet uitgesloten is dat er significante effecten optreden op de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. Om te bepalen of een activiteit een significant effect heeft, moet gekeken worden welke natuurwaarden beschermd zijn. Dit is voor elk Natura 2000-gebied vastgelegd in het besluit waarmee het gebied is aangewezen.

Als niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van een significant effect, moet een zogenoemde ‘Passende beoordeling’ worden opgesteld. Als er inderdaad sprake is van significante effecten dan kan alleen toestemming voor de activiteit gegeven worden als er geen alternatieven voor de activiteit zijn, er dwingende redenen van groot openbaar belang mee gediend zijn en de negatieve gevolgen gecompenseerd worden (de ADC-toets).

Plangebied Hellendoorn

Het plangebied in Hellendoorn valt binnen het ontwikkelingsperspectief 'Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN)'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0014.png"

Figuur 3.4: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) richt zich op het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit. Het accent ligt op natuur die, naast biodiversiteit, betekenis heeft voor mensen en bijdraagt aan hun welzijn en welvaart. Om dit mogelijk te maken, bieden we ruimte aan de groeiende groep betrokken ondernemers en bewoners die zelf willen ondernemen met natuur en water.

Binnen de Zone ONW buiten het natuurnetwerk is ruimte voor economische dragers die in harmonie met de natuur-, water- en landschappelijke kwaliteiten plaats kunnen vinden. We zien kansen voor bijzondere functiecombinaties zoals landbouw en natuur, specifieke vormen van verblijfsrecreatie, nieuwe landgoederen en wonen en werken met versterking van natuur- en/of waterkwaliteit.

Toets

De plannen om bos aan te planten op beide locaties doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren geen extra belemmeringen op voor de al aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden in de omgeving. Met de ontwikkeling van (een deel van) de percelen tot bos wordt een actieve bijdrage geleverd aan het versterken en uitbreiden van het samenhangende netwerk van natuurgebieden, waaronder het NNN en Natura 2000 gebied Sallandse Heuvelrug.

Specifiek voor het plangebied Haarle kan (t.o.v. het naastgelegen Natura 2000 gebied Sallandse heuvelrug) gesteld worden dat het een aangrenzend gebied betreft in het kader van Natura 2000. De beoogde aanplant van natuur in het kader van de Bossenstrategie heeft een positief effect op de naast en omliggende natuurgebieden. Met meer bomen wordt meer CO2 vastgelegd en wordt de biodiversiteit bevorderd, het leefgebied van bijzondere planten en dieren kan hiermee versterkt en vergroot worden.

Gezien het vorenstaande past de voorgenomen ontwikkeling dan ook binnen de kaders van de betreffende ontwikkelingsperspectieven en regelgeving rondom Natuur Netwerk Nederland en Natura 2000.

Gebiedskenmerken plangebied Haarle

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'Stuwwallen' (zie figuur 3.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0015.png"

Figuur 3.5: Natuurlijke laag, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De stuwwallen zijn tijdens de ijstijd opgestuwde aardlagen. Door de vaak grote hoogteverschillen zijn ze nu nog steeds goed zichtbaar. Op een aantal plekken zijn de ruggen al van verre zichtbaar; bovenop staand bieden ze spectaculaire zichten over de provincie. De stuwwalen hebben als regionale inzijggebieden (gebied met een neerwaartse grondwaterbeweging, onderdeel van een stroomgebied) een belangrijke functie in het watersysteem. Het zijn de ‘ingangen’ van regionale en lokale stelsels van grondwaterstromen.

Stuwwallen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en van de overgang tussen stuwwal en omgeving. Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan versterking van de potentiële natuurlijke kwaliteiten van de ‘natte voet’ van de stuwwal (kwelzone, brongebied) en deze beter zichtbaar maken

Toets

Het plangebied wordt reeds aan 3 zijden omsloten door bos. Het aanplanten van nieuwe natuur/bos sluit hierbij aan. ter plaatse is geen sprake van grote hoogteverschillen die zichtbaar in het landschap aanwezig zijn. De ontwikkeling draagt bij aan de versterking van de natuurlijke kwaliteiten ter plaatse. Het plan schaadt de aanwezige landschappelijke kwaliteiten en natuur niet.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Jong heide- en broekontginningslandschap' aan het gebied toe. In figuur 3.6 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0016.png"

Figuur 3.6: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het Jonge- heide en broekontginningslandschap bestaat uit grote en kleinere landbouwontginningslandschappen en in landschappen van grote boscomplexen en (nooit ontgonnen) heidevelden, zoals op de Sallandse Heuvelrug.Ten opzichte van omliggend essenen hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het ‘inbreidings’landschappen met en rommelige driehoekstructurenals resultaat. Ook sommige recente heringerichte agrarische landschappen worden tot deze categorie gerekend, omdat van het oorspronkelijke landschap niets meer terug te vinden is.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Toets

Met voorliggend plan wordt bos aangeplant waardoor ter hoogte van het plangebied de bosrand aan de kruishaarweg zal worden doorgetrokken richting de Oude Deventerweg. Hier wordt weer aangesloten op de daar reeds aanwezige bosrand waardoor de lineaire structuur van de reeds aanwezige bosstrook wordt versterkt. De ontwikkeling past binnen en draagt bij aan de kenmerken van het Jong heide- en broekontginningslandschap.

Stedelijke laag

Het plangebied valt in de stedelijke laag binnen het kenmerk 'informele trage netwerk'. In figuur 3.7 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0017.png"
Figuur 3.7: stedelijke laag, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het informele trage netwerk is het ‘langzame’ netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt. De oude zandwegen en paden vormen het basisstramien.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de gebieden die in de directe invloedssfeer van stad en dorp liggen (b.v. bedrijventerreinen, woonwijken), dan dragen deze ontwikkelingen bij aan behoud en verkleining van de maaswijdte van het padennetwerk. Nieuwe mogelijkheden voor lange afstands-, wandel- en fietsroutes worden benut.

Toets

Het plangebied valt buiten de directe invloedssfeer van de stad en/of omliggende dorpen.De stedelijke laag is hierom niet van toepassing.

Laag van de beleving

Het plangebied valt in de laag van beleving binnen het kenmerk 'Donkerte'. In figuur 3.8 is een fragment van de betreffende kaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0018.png"

Figuur 3.8: Laag van de beleving, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De donkere gebieden geven een indicatie van de ‘buitengebieden’ van Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. De donkere gebieden zijn de gebieden waar het ‘s nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief ‘luwe’ dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.

In de donkere gebieden wordt alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht toegestaan. Dit vereist het selectief inzetten en ‘richten’ van kunstlicht. Er is veel aandacht voor vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

Toets

Er wordt geen gebruik gemaakt van kunstlicht bij de voorgenomen ontwikkeling. Het betreft enkel het aanplanten van Bos, de laag 'Donkerte' wordt hiermee niet geschaad.

Gebiedskenmerken plangebied Hellendoorn

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen' (zie figuur 3.9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0019.png"

Figuur 3.9: Natuurlijke laag, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk - door de wind gevormd - zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)-richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Toets

Het plangebied wordt omzoomd door houtwallen en bos en er zijn geen zichtbare hoogteverschillen, het aanwezige weiland is niet gebiedseigen. Door het stuk grond (deels) weer terug te brengen naar bos (zoals vroeger ook het geval was) draagt dit bij aan de beleving van het landschap ter plaatse en haar oorspronkelijke waarden. Het plan draagt dan ook bij aan de versterking van de dekzandgronden.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Jong heide- en broekontginningslandschap' aan het gebied toe. In figuur 3.10 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0020.png"

Figuur 3.10: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het Jonge- heide en broekontginningslandschap bestaat uit grote en kleinere landbouwontginningslandschappen en in landschappen van grote boscomplexen en (nooit ontgonnen) heidevelden, zoals op de Sallandse Heuvelrug. Ten opzichte van omliggend essenen hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het ‘inbreidings’landschappen met en rommelige driehoekstructurenals resultaat. Ook sommige recente heringerichte agrarische landschappen worden tot deze categorie gerekend, omdat van het oorspronkelijke landschap niets meer terug te vinden is.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Toets

Met voorliggend plan wordt bos aangeplant. Het deels beplanten van het perceel met bos zorgt ervoor dat de strook open grond (weiland) aan de zuidkant vernauwd wordt waardoor de lineaire structuren in het landschap nog beter zichtbaar worden gemaakt De ontwikkeling past binnen en draagt bij aan de kenmerken van het Jong heide- en broekontginningslandschap.

Stedelijke laag

Het plangebied valt in de stedelijke laag binnen het kenmerk 'informele trage netwerk'. In figuur 3.11 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0021.png"


Figuur 3.11: stedelijke laag, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het informele trage netwerk is het ‘langzame’ netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt. De oude zandwegen en paden vormen het basisstramien.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de gebieden die in de directe invloedssfeer van stad en dorp liggen (b.v. bedrijventerreinen, woonwijken) , dan dragen deze ontwikkelingen bij aan behoud en verkleining van de maaswijdte van het padennetwerk. Nieuwe mogelijkheden voor lange afstands-, wandel- en fietsroutes worden benut.

Toets

Het plangebied valt buiten de directe invloedssfeer van de stad en/of omliggende dorpen. De stedelijke laag is hierom niet van toepassing.

Laag van beleving

De laag van beleving is niet van toepassing op het plangebied en hoeft derhalve niet getoetst te worden.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie "Natuurlijk Avontuurlijk"

De gemeente Hellendoorn heeft op 20 februari 2014 de omgevingsvisie "Natuurlijk Avontuurlijk" vastgesteld. Dit document bevat een brede visie op de toekomst en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen. De visie bestaat uit drie onderdelen, namelijk:

  • De Identiteitskaart is gericht op gebiedskwaliteiten en -versterking. Het gaat niet om welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn, maar meer binnen welke identiteit een bepaalde ontwikkeling moet worden uitgewerkt en/of vormgegeven;
  • De Contextkaart geeft de functionele opgave weer vanuit wonen, werken natuur en verkeer;
  • De kernvisie geeft aan op welke ontwikkeling en/of dwarsverbanden en wisselwerking de focus ligt.

Daarnaast is de gemeente Hellendoorn in het kader van deze omgevingsvisie ingedeeld in een aantal verschillende identiteiten. Deze luiden als volgt:

  • Avontuur in de natuur
  • Overweldigend natuurlijk
  • Rond boeren
  • Activiteit aan de as
  • Beleef de Regge
  • Sterke kernen

Plangebied Haarle

Het plangebied Haarle valt binnen de identiteit 'Rond Boeren' of te wel het agrarisch gebruikte deel van het buitengebied. De context is Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor geldt dat de natuur voorrang heeft en wordt beschermd.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt natuur aangebracht binnen het plangebied.

Plangebied Hellendoorn

Dit plangebied bevindt zicht binnen het Thema 'Avontuur in de natuur'. De ruimtelijke kwaliteit van dit gebied wordt bepaald door het grote bosoppervlak, de hoogteverschillen en de abrupte overgangen van beslotenheid naar openheid. Waarbij onder andere wordt ingezet op het vergroten van de ecologische waarden en de beleefbaarheid van het bos op avontuurlijke wijze. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de ecologische waarde ter plaatse verhoogd en het bosoppervlak vergroot.

conclusie

De omzetting van gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming 'Natuur' sluit aan bij de hierboven genoemde identiteiten van het landschap. De voorgenomen ontwikkeling is hiermee niet in strijd met het gemeentelijk beleid.

3.3.2 Wijziging natuurontwikkeling

Voorliggend wijzigingsplan komt voort uit de algemene wijzigingsregels zoals opgenomen onder het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'van de gemeente Hellendoorn. Deze wijzigingsregel maakt het voor Burgemeester en wethouders mogelijk om gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'.

met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd,
  • b. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd,
  • c. daar bos- en natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden, en
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.

Toets

In voorliggend geval zullen de agrarische activiteiten worden beëindigd wanneer de beoogde aanplant wordt aangebracht op de betreffende percelen. In hoofdstuk 4 wordt omschreven dat omliggende functies niet onevenredig zullen worden belemmerd door de voorgenomen ontwikkeling. Het plan wordt uitgevoerd in het kader van de Overijsselse bossenstrategie en heeft als doel een bijdrage te leveren aan bos- en natuurontwikkeling, de eigenaren van de gronden hebben zelf het initiatief genomen om deel te nemen aan de bossenstrategie.

Voorliggend plan voldoet daarmee aan alle voorwaarden die gesteld worden, er kan hierom dan ook gebruik gemaakt worden van bovengenoemde wijzigingsregel.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan/wijzigingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een wijzigingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

Toets

Middels het voorliggende wijzigingsplan wordt een bestemmingswijziging van 'Agrarisch met waarden' naar 'Natuur' mogelijk gemaakt op 2 locaties, waarbij bos zal worden aangeplant. In de D-lijst van het besluit m.e.r. staat bebossing onder D 27 aangegeven. Hierbij moet het gaan om de eerste bebossing of de ontbossing, danwel de wijziging of uitbreiding daarvan, met het oog op een andere ruimtelijke functie van de grond. De voorgenomen ontwikkeling valt binnen dit kader. Daarnaast volgt uit de D-lijst van het besluit m.e.r. dat deze alleen van toepassing is op een oppervlakte van 100 hectare of meer wanneer het om agrarische gronden gaat. In voorliggend geval worden er agrarische gronden omgezet naar de bestemming 'Natuur'.

De beoogde aanplant van bos die hiermee gepaard gaat wordt gedaan in het kader van de bossenstrategie zoals vastgesteld door het Rijk en de Provincies en draagt bij aan verdere versterking en verbinding van bestaande natuurgebieden. In totaal gaat het om de aanleg van 3.31 ha aan bos en natuur en ligt ruim onder de hierboven genoemde drempelwaarde. De ontwikkeling draagt bij aan het versterken en verbinden van de bestaande Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland gebieden die in de nabijheid van de plangebieden liggen. Voorliggend plan zal vanwege de aard en omvang dan ook niet leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Sterker nog, de plannen in het kader van de bossenstrategie leveren juist een bijdrage aan het verbeteren van het milieu en de kwaliteit van de natuur in Nederland.

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat het plan geen negatieve effecten heeft op het milieu en dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.

4.2 Bodem

Bij de vaststelling van een wijzigingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.

Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan/wijzigingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan/wijzigingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan/wijzigingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.

Toets

Voor het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de aanplant van bos is geen bodemonderzoek nodig. Er worden geen gevoelige bestemmingen of bouwwerken opgericht op grond waarvan een bodemonderzoek vereist is.

4.3 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. De EU-lidstaten moeten voor elk stroomgebied actieprogramma’s opstellen om de doelen van de KRW te behalen. In Nederland geldt dat voor de stroomgebieden van de Schelde, de Maas, de Rijn en de Eems. De doelstellingen moeten in 2015 bereikt zijn. Als dit niet haalbaar is, is er maximaal twee keer de mogelijkheid tot zes jaar uitstel, conform de KRW-planperioden (2009-2015, 2016-2021 en 2022-2027).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDODelta) heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het waterbeheerprogramma is een belangrijk document. Het bevat de uitwerking van de ambities in de Watervisie “Meer dan water”, van WDODelta en geeft voor de periode 2022 tot en met 2027 aan wat de maatregelen zijn om het watersysteem, de waterketen en de waterkeringen op orde te brengen. Ook zijn de maatschappelijke doelen voor duurzaamheid, circulaire bedrijfsvoering, klimaatadaptatie, educatie en voorlichting uitgewerkt.

In de Watervisie 'meer dan water' heeft het waterschap de opgaven beschreven.

Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.

Hieronder wordt de Watervisie 'meer dan water' en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschreven.

Watervisie 'meer dan water'

Het Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft op 8 september 2020 de Watervisie 'meer dan water' vastgesteld. In deze Watervisie staan de ambities en opgaven van het waterschap beschreven tot 2030 met een doorkijk naar 2050. Het waterschap staat in 2030 voor onder andere:

  • Goed waterbeheer
  • Een klimaatbestendiger watersysteem
  • Samenwerking met partners en combineren van opgaven
  • Proactieve en meer sturende en agenderende rol in de ruimtelijke planvorming
  • Vergroten van het waterbewustzijn van inwoners en bedrijven

De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.

Waterbeheerprogramma 2022-2027

Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is van november 2021. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.

Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie, die op 8 september 2020 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Drents Overijsselse Delta wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.

In het waterbeheerprogramma worden verschillende doelen gesteld, per doelen worden maatregelen en deeltaken opgesteld om deze (hoofd)doelen te bereiken. De doelen zoals opgesteld door het waterschap Drents Overijsselse Delta zijn:

  • Wij zorgen voor voldoende water
  • Wij zorgen voor schoon water
  • Wij zorgen voor waterveiligheid
  • Wij voeren onze taken duurzaam uit samen met onze omgeving

Watertoetsproces

Op 7 augustus 2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor het plangebied Haarle en plangebied Hellendoorn, zie Bijlage 1 en Bijlage 2. Voor beide plangebieden is de korte procedure van toepassing, het waterschap gaat akkoord met het plan.

4.4 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).

Toetsing 

Voorliggend plan heeft betrekking op twee percelen welke beiden in gebruik zijn als weiland/grasland. Op basis van het huidige gebruik en de daarmee aanwezige biotoop worden alleen broedvogelsoorten verwacht. Hier kan rekening mee gehouden worden door buiten het broedseizoen te werken of voorafgaande de inrichting het perceel op broedende vogels te controleren. Door het perceel om te vormen naar bos, zal de natuurwaarde van het perceel stijgen aangezien het meerdere habitats biedt voor verschillende diersoorten en de flora meer divers wordt.

4.5 Stikstofdepositie

Met voorliggend plan wordt het omzetten van de agrarische bestemming naar de bestemming 'Natuur' mogelijk gemaakt voor twee locaties.

Plangebied Hellendoorn

Plangebied Hellendoorn bevindt zich op ruime afstand van nabijgelegen Natura 2000 gebieden. Het dichtsbijzijnde natuurgebied is het Wierdense veld op ca. 4,75km afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0022.png"

Figuur 4.1: Weergave afstand tot N2000 gebied (Bron: AERIUS calculator)

Gezien de ruime afstand alsmede de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling, worden geen significant negatieve effecten op het natura 2000 gebied Wierdense Veld verwacht.

Plangebied Haarle

Plangebied Haarle bevindt zich direct aansluitend aan het Natura 2000 gebied Sallandse heuvelrug (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0023.png"

Figuur 4.2: Weergave afstand tot N2000 gebied (Bron: AERIUS calculator)

Voorliggend wijzigingsplan maakt enkel de bestemmingswijziging van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar 'Natuur' mogelijk. Hierdoor wordt het aanleggen van bos binnen het plangebied mogelijk gemaakt. Feitelijk worden er met het plan zelf geen bouwactiviteiten vastgelegd. De bestemming 'Natuur' zal het in de toekomst wel mogelijk maken om bos aan te planten op de betreffende percelen.

Echter worden de plannen uitgevoerd in het kader van de bossenstrategie. De bossenstrategie is o.a. in het leven geroepen om de houtkap die heeft plaatsgevonden t.b.v. natura 2000 te compenseren. Deze lokale houtkap heeft tevens plaatsgevonden op de Sallandse heuvelrug, om o.a. de uitbreiding- en verbeterdoelen voor de Droge heiden en de Jeneverbesstruwelen te realiseren. Er worden met voorliggend plan aansluitend aan het Natura 2000 gebied en binnen het Natuur Netwerk Nederland, compensatiemaatregelen uitgevoerd die een bijdrage leveren aan de vergroting van de biodiversiteit, het bosecosysteem en algehele versterking van voorgenoemde natuurgebieden.

Gezien het vorenstaande levert het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming 'Natuur' geen significant negatieve effecten op voor het nabijgegelgen natura 2000 gebied Sallandse Heuvelrug.

Conclusie

Gezien het vorenstaande en het feit dat er na vaststelling van voorliggend plan geen vergunning benodigd is om de beoogde natuurontwikkeling te voltrekken, wordt nader onderzoek naar stikstofdepositie, in dit specifieke geval, niet noodzakelijk geacht.

4.6 Archeologie en Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

Voor beide plangebieden geldt dat er (deels) een Archeologische verwachtingswaarde op het plangebied rust.

Plangebied Hellendoorn

Voor het plangebied Hellendoorn is sprake van een middelhoge tot hoge archeologische verwachting volgens de archeologische verwachtingenkaart van Atlas van Overijssel. Tevens is de Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0024.png"

Figuur 4.3: uitsnede archeologische verwachtingenkaart (bron: Atlas van Overijssel)

Plangebied Haarle

Voor het plangebied Haarle is eveneens sprake van een middelhoge tot hoge archeologische verwachting volgens de archeologische verwachtingenkaart van Atlas van Overijssel. Ook hier is de Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.WPBUAGRNNATUUR-VG01_0025.png"

Figuur 4.4: uitsnede archeologische verwachtingenkaart (bron: Atlas van Overijssel)

Toets

Volgens het vigerende bestemmingsplan is Archeologisch onderzoek op gronden met een Archeologische verwachtingswaarde alleen noodzakelijk wanneer de bouw en/of graafwerkzamheden dieper zijn dan 0,3m en groter dan 2.500m².

In voorliggend geval gaat het om de aanplant van nieuw bos en/of natuur, hierbij zal door middel van spitfrezen de grond worden bewerkt om deze geschikt te maken voor de nieuwe aanplant. Bij het spitfrezen zal de diepte van 0,3m niet worden overschreden, daar het jonge aanplant betreft is het niet nodig om dieper te gaan.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Toets

Voorliggend plan heeft betrekking op twee percelen met een agrarische bestemming die wordt omgezet naar de bestemming 'Natuur', ten behoeve van de aanplant van bos/natuur. Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig op de betreffende percelen. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.

conclusie

Met voorliggend plan zullen er geen negatieve gevolgen zijn m.b.t. de archeologische en cultuurhistorische waarden ter plaatse. Het onderdeel archeologie en cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor uitvoering van dit plan.

4.6.1 Overige omgevingsaspecten

Vanwege de aard en omvang van het beoogde plan zijn de onderdelen milieuzonering, geur, verkeer & parkeren, geluid en niet van toepassing op voorliggend plan. Deze milieuaspecten zijn om deze reden dan ook buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Planopzet en systematiek

De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Toelichting op de regels

5.2.1 Opbouw

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.

Inleidende regels

  • Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het wijzigingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

  • Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;

  • bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);

  • specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;

  • afwijken van de gebruiksregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;

  • wijzigingsregels

In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel:

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een wijzigingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;

  • Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;

  • Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het wijzigingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Overige regels:

Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht:

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het wijzigingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;

  • Slotregel:

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.2.2 Bestemmingen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:

Natuur

De weidegronden die betrekking hebben op dit plan hebben de bestemming “Natuur” gekregen. Deze bestemming is onder meer opgenomen voor de bos- en natuurgebieden die in eigendom en beheer zijn van natuurbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Het ruimtelijk beleid is gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van de natuurwaarden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerpwijzigingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het wijzigingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan/wijzigingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan/wijzigingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen/wijzigingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan/wijzigingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Het plan wordt in het kader van vooroverleg gedeeld met de provincie Overijssel.

Waterschap Vechtstromen
Er wordt een kennisgeving richting het waterschap verstuurd m.b.t. dit plan. Op 7 augustus 2023 is via www.dewatertoets.nl tevens de digitale watertoets verricht voor het plangebied Haarle en plangebied Hellendoorn, zie Bijlage 1 en Bijlage 2. Voor beide plangebieden is de korte procedure van toepassing, het waterschap gaat in die zin akkoord met het plan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan/wijzigingsplan heeft met ingang van 22 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit wijzigingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.