Direct naar inhoud
Status:vastgesteld
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0163.BPNDWESTNOETSELE-VG01

REGELS

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Bos

Artikel 5 Gemengd

Artikel 6 Groen

Artikel 7 Horeca

Artikel 8 Maatschappelijk

Artikel 9 Maatschappelijk - Begraafplaats

Artikel 10 Recreatie - Recreatiewoning

Artikel 11 Sport

Artikel 12 Tuin

Artikel 13 Verkeer - Verblijf

Artikel 14 Wonen - 1

Artikel 15 Wonen - 2

Artikel 16 Wonen - 3

Artikel 17 Wonen - 4

Artikel 18 Wonen - Karakteristiek

Artikel 19 Leiding - Gas

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

Artikel 23 Algemene afwijkingsregel

Artikel 24 Wijzigingsregels

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

Artikel 26 Overige regels

Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

Artikel 29 Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. plan:
    het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Nijverdal West Noetsele" van de gemeente Hellendoorn.

 

  1. bestemmingsplan:
    de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.BPNDWESTNOETSELE-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

  1. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. aan huis verbonden beroep:
    een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

  1. aan- of uitbouw:
    een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm, alsmede bijgebouwen die aan het hoofdgebouw of aan een aan- of uitbouw zijn verbonden en een directe toegang hebben tot het hoofdgebouw;

 

  1. agrarische bedrijvigheid
    bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en het houden van dieren, waaronder begrepen paardenfokkerij en intensieve kwekerij; uitgezonderd zijn: paardenhouderij en manege;

 

  1. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. bebouwingspercentage:
    de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak, indien daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;

 

  1. bestaand gebruik of bestaande bebouwing:

  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning;

  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening of een buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

  1. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. bijbehorend bouwwerk:
    uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

 

  1. bijgebouw:
    een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

  1. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

 

  1. bouwgrens:
    een grens van een bouwvlak;

 

  1. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

  1. bouwperceelgrens:
    een grens van het bouwperceel;

 

  1. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

  1. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

  1. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

  1. dienstwoning:
    een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

 

  1. extensieve openluchtrecreatie:
    vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen

 

  1. gebouw:
    elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. hoofdgebouw:
    een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

  1. horecabedrijf:
    een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

 

  1. horeca tot en met categorie 1:
    een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

  1. horeca tot en met categorie 2:
    een horcabedrijf vallend onder categorie 1, alsmede een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;

 

  1. horeca tot en met categorie 3:
    een horecabedrijf vallen onder de categorie 1 en/of 2, alsmede een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;

 

  1. indelingslijn:
    een als zodanig ter plaatse aangeduide lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

 

  1. intensieve veehouderij:
    een agrarisch bedrijf of deel daarvan met een brutovloeroppervlakte van ten minste 250 m², dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer; onder veehouderij wordt hier niet verstaan: het houden van melkrundvee, schapen en paarden, het "biologisch" houden van dieren en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

  2. overig bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

  1. overkapping:
    een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

 

  1. pand:
    de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

  1. seksinrichting:
    een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

  1. (straat)peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;

 

  1. voorgevel:
    de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;

 

  1. voorgevelrooilijn:
    de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

 

  1. woning/wooneenheid:
    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

  1. zijgevellijn:
    de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

 

  1. zomerhuis:
    een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheiddingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven behorende tot de categorieën 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

b. ter plaatse van de aanduiding (vm) is een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan;

c. ter plaatse van de aanduiding (sb-bb) is een bouwbedrijf toegestaan.

d. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

e. functies zoals gesteld onder a tot en met c moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

 

Stalling van materialen/voertuigen en dergelijke op openbaar terrein is niet toegestaan.

3.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de ter plaatse aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen;

  3. daar waar op de verbeelding het gebouw is aangeduid als "karakteristiek" dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, nokhoogte, dakvorm en situering gehandhaafd te blijven. Het gestelde in dit lid, sub a onder 2 is niet van toepassing.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen, zoals genoemd onder a;

  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 10 m;

  3. in de overige gevallen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 3 m.

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

3.3 Afwijking van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijking bouwen gewijzigde hoofdvorm karakteristiek gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 3 voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van het gebouw als totaal niet verandert en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

3.3.2 Afwijking bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 4 m, indien het bouwvlak (nagenoeg) ligt op de bouwgrenzen van het bestaande hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 3.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven;

  2. de opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg per bedrijf en de opslag van professioneel vuurwerk;

  3. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel en horeca.

3.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijking gebruik vestiging ander bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a ten behoeve van de vestiging van bedrijven:

  1. die niet zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. die vergelijkbaar zijn met de bestaande bedrijven en die zich willen vestigen in plaats van het bestaande bedrijf en die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bestaande bedrijven.

3.5.2 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder c ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

3.6 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de op de verbeelding als "karakteristiek" aangeduide gebouwen of andere bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

 

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan.

 

 

 

 

Artikel 4 Bos

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos;

  2. water;

  3. toegangswegen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. het behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  6. extensieve openluchtrecreatie.

4.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd.

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, geldt - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de landschappelijke inpassing nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

  1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:het planten van bomen en niet-inheemse heesterbeplanting;

  1. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.

  2. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

 

 

 

 

Artikel 5 Gemengd

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening met hoofdzakelijk een baliefunctie die in de regel in winkelpanden wordt uitgeoefend, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon, een reisbureau, een bank en een videotheek

  2. kantoren;

  3. horeca tot en met categorie 1;

  4. detailhandel, daar waar aangeduid;

  5. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

  6. functies zoals gesteld onder a tot en met e moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

5.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de ter plaatste aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen;

  3. daar waar op de verbeelding het gebouw is aangeduid als "karakteristiek"dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, nokhoogte, dakvorm en situering gehandhaafd te blijven. Het gestelde in dit lid, sub a onder 2 is niet van toepassing.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen zoals genoemd onder a en daarbuiten niet meer dan 4 m;

  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 10 m;

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 licht- en vlaggenmastenm² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

 

 

5.3 Afwijking van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijking bouwen gewijzigde hoofdvorm karakteristiek gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 3 voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van het gebouw als totaal niet verandert en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld.

5.3.2 Afwijking bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 4 m, indien het bouwvlak (nagenoeg) ligt op de bouwgrenzen van het bestaande hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 5.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

5.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

5.6 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de op de verbeelding als "karakteristiek" aangeduide gebouwen of andere bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan.

 

 

Artikel 6 Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoen, gazon, groenstroken;

  2. sport- en speelvoorzieningen;

  3. voet- en fietspaden;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. langsparkeren, aansluitend op de bestemming verkeer en verblijf;

  6. water

  7. extensieve openluchtrecreatie.

  8. waterberging, ter plaatse van de aanduiding (wb)

6.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen, met uitzondering van bestaande gebouwen, geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd.

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, geldt - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m.

 

6.3 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, zoals haaksparkeren, tot een maximum van 5% van het bestemmingsvlak.

 

 

 

 

Artikel 7 Horeca

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca tot en met categorie 1, ter plaatse van aanduiding h<=1 of,

  2. horeca tot en met categorie 2, ter plaatse van aanduiding h<=2 of,

  3. horeca tot en met categorie 3, ter plaatse van aanduiding h<=3;

  4. maatschappelijke doeleinden, ter plaatse van aanduiding (m);

  5. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

  6. functies zoals gesteld onder a tot en met e moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

7.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de ter plaatse op de verbeelding aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen.

  3. daar waar op de verbeelding het gebouw is aangeduid als "karakteristiek" dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, nokhoogte, dakvorm en situering gehandhaafd te blijven. Het gestelde in dit lid, sub a, onder 2 is niet van toepassing.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen, zoals genoemd in dit lid onder a, en daarbuiten niet meer dan 4 m.

  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m;

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

7.3 Afwijking van de bouwregels

 

7.3.1 Afwijking bouwen gewijzigde hoofdvorm karakteristiek gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 3 voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van het gebouw als totaal niet verandert en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

7.3.2 Afwijking bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 4 m, indien het bouwvlak (nagenoeg) ligt op de bouwgrenzen van het bestaande hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 7.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.

7.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

7.5.1 Afwijking gebruik vestiging andere vorm van horeca

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 7.1 voor vormen van horeca uit een hogere categorie dan toegestaan volgens de aanduiding op de verbeelding, indien de nadelige effecten op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de betreffende locatie hierdoor niet onevenredig wordt vergroot.

7.5.2 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

7.6 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de op de verbeelding als "karakteristiek" aangeduide gebouwen of andere bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan.

 

 

Artikel 8 Maatschappelijk

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. onderwijs en educatieve voorzieningen;

  2. sociaal/medische voorzieningen;

  3. culturele voorzieningen;

  4. levensbeschouwelijke doeleinden;

  5. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

  6. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. functies zoals gesteld onder a tot en met e moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

met daarbij behorende erven, parkeervoorzieningen, water- en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de ter plaatse aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen;

  3. daar waar op de verbeelding het gebouw is aangeduid als "karakteristiek"dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, nokhoogte, dakvorm en situering gehandhaafd te blijven. Het gestelde in dit lid, sub a onder 2 is niet van toepassing.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte en daarbuiten niet meer dan 4 m;

  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m.

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m of kleiner en ovlicht- en vlaggenmastenerstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdinlicht- en vlaggenmasteng niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

8.3 Afwijking van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijking bouwen gewijzigde hoofdvorm karakteristiek gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 3 voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van het gebouw als totaal niet verandert en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

8.3.2 Afwijking bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 4 m, indien het bouwvlak (nagenoeg) ligt op de bouwgrenzen van het bestaande hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 8.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.

8.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

8.6 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de op de verbeelding als "karakteristiek" aangeduide gebouwen of andere bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan.

 

 

 

 

Artikel 9 Maatschappelijk - Begraafplaats

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. begraafplaats;

 

met de daarbij bijbehorende voorzieningen. Parkeren is toegestaan, met dien verstande dat dit plaatsvindt op een aaneengesloten deel van deze gronden.

9.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden op ten minste 30 m uit de bestemmingsgrens gebouwd, met dien verstande dat maximaal één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² op ten minste 5 m uit de bestemmingsgrens mag worden gebouwd;

2. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 250 m²;

3. de ter plaatse aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

- de bouwhoogte van de toegangspoort bedraagt ten hoogste 6 m.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

 

 

Artikel 10 Recreatie - Recreatiewoning

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie - recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor zomerhuizen.

De zomerhuizen moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

10.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal zomerhuizen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;

  2. de gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  3. de ter plaatse aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen;

  4. de inhoud bedraagt, inclusief eventuele ondergrondse (kelder)ruimten, niet meer dan 300 m³.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, geldt - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de regel, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

10.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 2 voor de bouw van maximaal één vrijstaand tuinhuisje bij een zomerhuis met een maximum inhoud van 25 m³, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Verboden gebruik

 

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 10.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van een zomerhuis voor permanente bewoning.

 

10.4.2 Tijdelijke permanente bewoning van recreatiewoningen

In afwijking van het bepaalde in sublid 10.4.1 is permanente bewoning van een recreatiewoning uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - permanent wonen toegestaan" met dien verstande dat, indien dat gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, het verboden is op het betreffende adres dat gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding 'permanent wonen toegestaan'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat de aanduiding als bedoeld in sublid 10.4.2 wordt verwijderd, indien is komen vast te staan

Artikel 11 Sport

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport en spel;

  2. ondersteunende horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van de onder a genoemde voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen en water;

  4. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

met de daarbij behorende openbare nuts-, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de binnen het bouwvlak aangegeven maatvoering dient in acht te worden genomen.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 sub a, onder 1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 4 m, indien het bouwvlak (nagenoeg) ligt op de bouwgrenzen van het bestaande hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

 

 

 

Artikel 12 Tuin

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin.

 

De in de bestemming begrepen gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van Bijlage II behorende bij de artikelen 2.3 en 2.7 van het Besluit omgevingsrecht van 25 maart 2010.

12.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een garage, ter plaatse van de aanduiding "garage" op de verbeelding waarvan de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte.

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in artikel 26 van de regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;

Artikel 13 Verkeer - Verblijf

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer - verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;

b. ter plaatse van de aanduiding (sr-hv) uitsluitend onverharde of halfverharde wegen;

c. ter plaatse van de aanduiding (sr-ov) uitsluitend onverharde wegen;

d. fiets-/voetpad;

e. verblijfsgebied;

f. parkeervoorzieningen;

g. groenvoorzieningen;

h. speelvoorzieningen;

i. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding (ga);

j. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding (vt);

k. water;

l. additionele voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening en andere doeleinden van openbaar nut.

 

Het aantal rijstroken van de wegen mag ten hoogste twee bedragen.

13.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd.

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, geldt - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten hoogste 10 m mag bedragen.

 

 

 

 

 

Artikel 14 Wonen - 1

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

14.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;

  2. de woningen worden vrijstaand of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd danwel tot het aantal dat is aangeduid in het bouwvlak;

  3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  4. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:

  1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;

  2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;

  3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

voor zover de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelgrens minimaal 8 m bedraagt. Indien deze afstand minder dan 8 m is, dan bedraagt de afstand tussen voor- en achtergevel altijd maximaal 10 m, dan wel de bestaande afstand tussen voor- en achtergevel;

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  2. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw danwel de bestaande afstand indien die minder is, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. voor hoofdgebouwen bedraagt de maximum goothoogte 3,50 m, de maximum bouwhoogte 9 m en de minimum en maximum dakhelling respectievelijk 35° en 60°, tenzij de bestaande maatvoering afwijkt, dan mag deze bestaande maatvoering worden aangehouden.
    Indien een afwijkende maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is weergegeven, dient de betreffende maatvoeringsaanduiding te worden aangehouden.

  5. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

  6. de gezamenlijke oppervlakte aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen binnen het bouwvlak en de in dit lid onder 4 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

  2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;

  1. daar waar op de verbeelding de aanduiding "minimum breedte" is opgenomen geldt, dat de afstand tussen de zijgevellijnen van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen voor zover deze vallen binnen de afstand genoemd onder 4, en de perceelsgrenzen van een bouwperceel, aan beide zijden minimaal 3 m dient te bedragen, en mag samen opgeteld niet minder dan 10 m bedragen, danwel de bestaande afstand (indien deze minder dan 10 m bedraagt).

 

  1. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;

  2. de plaats en de hoogte van de gebouwen en overkappingen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;

  3. de minimum goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

  4. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;

  5. de plaats van andere bouwwerken.

14.4 Afwijking van de bouwregels

 

14.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 3, 5, 7 en 10 ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens waarbij geldt dat voor de in lid 14.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje of prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 3, 5 en 7 ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.4 Afwijking bouwen overkapping 1m achter voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van een overkapping voor de in lid 14.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.5 Afwijking bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 10 b, ten behoeve van een overschrijding van het in lid 14.2, sub a, onder10.b genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m² aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 9 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 10 uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 14.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 10 voor de vervangende nieuwbouw van bijgebouwen en overkappingen met een oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

  1. de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 14.2, sub a, onder 10;

  2. het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

  3. de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt.

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

14.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 14.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.

14.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

14.6.1 Afwijking gebruik kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

14.6.2 Afwijking gebruik bieden mogelijkheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in llid 14.5 voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid met dien verstande dat de afwijking alleen wordt verleend, wanneer voldaan wordt aan het gemeentelijk Mantelzorgbeleid, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.

14.6.3 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

 

 

 

Artikel 15 Wonen - 2

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. water;

  4. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

15.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;

  2. de woningen worden vrijstaand of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd danwel tot het aantal dat is aangeduid in het bouwvlak;

  3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  4. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:

  1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;

  2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;

  3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

voor zover de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelsgrens minimaal 8 m bedraagt.
Indien deze afstand minder dan 8 m is, dan bedraagt de afstand tussen de voor- en achtergevel maximaal 10 m dan wel de bestaande afstand tussen de voor- en achtergevel;

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  2. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. voor hoofdgebouwen bedraagt de minimum en maximum goothoogte respectievelijk 2,50 m en 6 m, de maximum bouwhoogte 10 m en de minimum en maximum dakhelling respectievelijk 30° en 55°, tenzij de bestaande maatvoering afwijkt, dan mag deze bestaande maatvoering worden aangehouden.
    Indien een afwijkende maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is weergegeven, dan dient de betreffende maatvoeringsaanduiding te worden aangehouden.

  5. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen die liggen binnen het bouwvlak binnen de in dit lid onder 4 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

  2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt.

 

  1. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;

  2. de plaats en de hoogte van de gebouwen en overkappingen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;

  3. de minimum goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

  4. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;

  5. de plaats van andere bouwwerken.

15.4 Afwijking van de bouwregels

 

15.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 3, 5, 7 en 10 ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens waarbij geldt dat voor de in lid 15.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje op prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 3, 5 en 7 ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.4 Afwijken bouwen overkapping 1m achter de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van een overkapping voor de in lid 15.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.5 Afwijken bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 10 b, ten behoeve van een overschrijding van het in lid 15.2, sub a, onder10.b genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m² aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 9 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 10 uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 15.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 10 voor de vervangende nieuwbouw van bijgebouwen met een oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

  1. de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 15.2, sub a, onder 10;

  2. het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

  3. de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt.

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt het bepaalde in lid 15.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.

15.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

15.6.1 Afwijken gebruik kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

en de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd.

15.6.2 Afwijken gebruik bieden mogelijkheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in llid 15.5 voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid met dien verstande dat de afwijking alleen wordt verleend, wanneer voldaan wordt aan het gemeentelijk Mantelzorgbeleid, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.

15.6.3 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

 

 

 

Artikel 16 Wonen - 3

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, in de vorm van appartementen met bijgebouwen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  4. functies zoals gesteld onder a moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

16.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van appartementen gelden de volgende regels:

  1. de appartementen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. het aantal appartementen bedraagt maximaal het bestaande aantal dan wel het aantal dat is aangeduid in het bouwvlak;

  3. de maximum bouwhoogte van appartementen bedraagt niet meer dan de maatvoering die plaatse is aangeduid;

  4. de maximum bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

16.3 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

 

Artikel 17 Wonen - 4

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Wonen - 4" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'bijgebouw', voor het gebruik als bijgebouw, zoals bergings-, hobby- of niet-bedrijfsmatige ontmoetingsruimte;

  4. ter plaatse van de aanduiding (sba- ea) een erfafscheiding overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 van de toelichting van dit plan.

 

17.2 Bouwregels

  1. voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan;

  2. de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor de toegestane woningen per bouwvlak, mogen uitsluitend worden afgegeven indien de erfafscheiding ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding" overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan uit bijlage 2 van de toelichting, is gerealiseerd;

  3. binnen het bouwvlak mogen uitsluitend hoofdgebouwen gebouwd worden;

  4. voor hoofdgebouwen dient in acht te worden genomen dat de maximale bouwhoogte 4 meter mag bedragen;

  5. verhogingen van de in lid 4 genoemde bouwhoogte mogen plaatsvinden tot maximaal 20% van het dakoppervlak en een maximale bouwhoogte van 5,5 meter;

  6. de gebouwen in één laag met een plat dak worden uitgevoerd, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduiding "bijgebouw".

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige (vakantie)woning;

b. het gebruik van gronden en/of opstallen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken zonder instandhouding van de erfafscheiding als bedoeld in 17.1 onder d.

 

17.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf, mits dit geen nadelige invloed heeft op het woonklimaat (kijkend naar o.a. milieuhygiëne, zoals licht, geluidsoverlast, visuele aspecten, zoals reclameuitingen en technische installaties en parkeren) en de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd. Onder kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden begrepen activiteiten in de dienstverlenende of ambachtelijke sfeer, waarvoor geen grote opslag- of stallingsruimte nodig is en die zijn genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijven dan wel daarmee vergelijkbaar zijn.

 

 

Artikel 18 Wonen - Karakteristiek

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen-karakteristiek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. water;

  4. behoud van de karakteristieke stedenbouwkundige uitstraling die gekenmerkt wordt door de vorm, bouwvolume en ligging van de bebouwing op de bouwpercelen, ensembles van woningen met eigen typisch tijdgebonden vormgeving, dan wel de open ruimten en/of de inrichting van tuinen en erven, zoals vermeld in de bijlage "Inventarisatie karakterstieke panden in Nijverdal-West/Noetsele";

  5. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

18.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;

  2. de woningen worden vrijstaand en/of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd;

  3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  4. hoofdgebouwen worden in de naar een weg gekeerde bouwgrens gebouwd;

  5. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:

  1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;

  2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;

  3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

voor zover de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelgrens minimaal 8 m bedraagt.
Indien deze afstand minder dan 8 m is, dan bedraagt de afstand tussen de voor- en achtergevel altijd maximaal 10 m, danwel de bestaande afstand tussen de voor- en achtergevel;

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  2. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. de bestaande uitwendige hoofdvorm van hoofgebouwen, zoals blijkend uit de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en situering, dient gehandhaafd te blijven.

  5. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

  6. de gezamenlijke oppervlakte aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen in het bouwvlak en binnen de in dit lid onder 5 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

  2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt.

 

  1. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats van de gebouwen en andere bouwwerken;

  2. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen;

  3. de minimum goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m1 verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

  4. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;

  5. de plaats van andere bouwwerken.

18.4 Afwijking van de bouwregels

 

18.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 3, 8 en 11 ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens waarbij geldt dat voor de in lid 18.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje of prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 6 en 8 ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 3, 6 en 8 ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze beb

ouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.4 Afwijking bouwen overkapping 1m achter de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 6 en 8 ten behoeve van een overkapping voor de in lid 18.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.5 Afwijking bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 11b, ten behoeve van een overschrijding van het in lid 18.2, sub a, onder10.b genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m² aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.6 Afwijking veranderen bestaande hoofdvorm

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 sub a onder 8 voor het verandere van de bestaande uitwendige hoofdvorm van hoofdgebouwen mits de karakteristiek van de bebouwing zoals weergegeven in de "Inventarisatie karakteristieke panden in Nijverdal-West/Noetsele, niet onevenredig wordt aangetast, dan wel bij nieuwbouw de karakteristieke stedenbouwkundige uitstraling niet onevenredig wordt aangetast door deze verandering en wordt aangesloten bij de omliggende karakteristiek van bebouwing.

 

18.4.7 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 9 en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.8 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 10 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 11 uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 18.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.4.10 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 11 voor de vervangende nieuwbouw van bijgebouwen met een oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

  1. de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 18.2, sub a, onder 11;

  2. het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

  3. de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt,

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

18.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 18.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis

18.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

18.6.1 Afwijking kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

18.6.2 Afwijking gebruik bieden mogelijkheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in llid 18.5 voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid met dien verstande dat de afwijking alleen wordt verleend, wanneer voldaan wordt aan het gemeentelijk Mantelzorgbeleid, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.

18.6.3 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

18.7 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders gebouwen te slopen, die zijn vermeld in de bijlage "Inventarisatie karakteristieke panden Nijverdal-West/Noetsele".;

 

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe stedenbouwkundig straatbeeld zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke bouwwerk tegen te gaan.

 

Artikel 19 Leiding - Gas

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding - gas".

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding - Gas" voorrang krijgt.

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden, als bedoeld in lid 19.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 19.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en

  2. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

  3. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Behoudens het bepaalde in lid 19.1, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden voor zover het betreft:

  1. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

19.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend, het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

 

 

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding met "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en herstel van landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle groenvoorzieningen en tuinen.

20.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de landschappelijke inpassing nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die het normale onderhoud tot doel hebben.

  2. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

 

22.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

 

22.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) of ten dienste van de grondwaterwinning worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.

22.1.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is het niet toegestaan wijzigingen aan te brengen in het toegestane gebruik van gronden door middel van in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen, uitgezonderd vormen van gebruik die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening als vermeld in de bijlage functies en waterwinning onder het kopje harmoniërende functies

22.1.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 22.1.3 en de flexibiliteitsbepalingen elders in dit plan ten behoeve van grote en grootschalige risicovolle activiteiten/functies als vermeld in de bijlage functies en waterwinning onder het kopje grote en grootschalige risicovolle functies, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de Provincie Overijssel, en;

  2. deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening, en;

  3. de risico's op verontreiniging van het grondwater niet worden vergroot en de grondwaterkwaliteit niet verminderd.

22.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals damwanden, diepwanden of schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;

  2. het maken en/of het buiten gebruik stellen van boorputten;

  3. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;

  4. het realiseren van funderingswerken dieper dan 1 meter beneden peil, zoals het aanbrengen van palen in de grond;

  5. het draineren, afgraven of vergraven van gronden;

  6. het graven, vergraven of dempen van sloten.

De onder 1. tot en met 6. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig worden aangetast.

  1. Het onder onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.

  1. Overtreding van het bepaalde onder a. wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

22.2 Milieuzone - intrekgebied

 

22.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

22.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) of ten dienste van de grondwaterwinning worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.

22.2.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' is het niet toegestaan wijzigingen aan te brengen in het toegestane gebruik van gronden door middel van in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen, uitgezonderd vormen van gebruik die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening als vermeld in de bijlage functies en waterwinning onder het kopje harmoniërende functies.

22.2.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 22.2.3 en de flexibiliteitsbepalingen elders in dit plan ten behoeve van grote en grootschalige risicovolle activiteiten/functies als vermeld in de bijlage functies en waterwinning onder het kopje grote en grootschalige risicovolle functies, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de Provincie Overijssel,en;

  2. deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening, en;

  3. de risico's op verontreiniging van het grondwater niet worden vergroot en de grondwaterkwaliteit niet verminderd.

22.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals damwanden, diepwanden of schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;

  2. het maken en/of het buiten gebruik stellen van boorputten;

  3. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;

  4. het realiseren van funderingswerken dieper dan 1 meter beneden peil, zoals het aanbrengen van palen in de grond;

  5. het draineren, afgraven of vergraven van gronden;

  6. het graven, vergraven of dempen van sloten.

De onder 1. tot en met 6. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig worden aangetast.

  1. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.

  1. Overtreding van het bepaalde onder a. wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

 

 

 

 

Artikel 23 Algemene afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de

desbetreffende regels van het plan en toe te staan dat:

  1. kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes (abri's), telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 m en bouwhoogte van 5 m hebben;

  2. liftschachten worden gebouwd;

  3. van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voorzover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  4. van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10% wordt afgeweken, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  5. ten aanzien van de bouwhoogte van antennemasten mag worden afgeweken voorzover de bouwhoogte niet meer dan 40 m ten opzichte van het maaiveld bedraagt;

  6. buiten het bouwvlak wordt gebouwd voorzover volledig beneden het peil wordt gebouwd en:

  1. een diepte van 6 m niet wordt overschreden;

  2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;

  3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt.

 

De afwijkingen worden niet toegepast indien:

  1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;

  2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven;

  3. het stedenbouwkundig beeld hierdoor in ernstige mate wordt verstoord.

 

 

 

 

Artikel 24 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen Sport, Verkeer en Verblijf en Horeca, voorzover gelegen binnen de op de verbeelding met wijzigingsbevoegdheid aangegeven lijn, te wijzigen in Wonen - 2 en Wonen -3 en Verkeer en verblijf, met dien verstande dat:

a. ten hoogste 30 woningen worden gebouwd, waarvan maximaal 20 appartementen;

b. de goothoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 6 m, met uitzondering van maximaal 20% van de bebouwing, waarvoor de goothoogte maximaal 9 m mag bedragen;

c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.

 

 

 

 

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf' en 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bij de woning behorende tuin en/of te bebouwen erven, met dien verstande dat de regels in de woonbestemmingen ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.

 

 

 

 

Artikel 26 Overige regels

 

26.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

 

 

 

 

Artikel 27 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,

behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. anti-cumulatiebepaling (artikel 2.5.2);

  2. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17);

  3. erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18);

  4. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19);

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 28 Overgangsrecht

 

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Nijverdal West Noetsele.

 

Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d.

met nr.:

 

 

, voorzitter

 

 

 

 

 

, griffier