Bestemmingsplannen Gemeente gemeente Hellendoorn
 

1 Toelichting

 

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

2.2 Rijksbeleid

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

2.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

2.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

2.3.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

2.4 Gemeentelijk beleid

2.5 Andere wetgeving

HOOFDSTUK 3 Uitgangspunten bestemmingsregeling

3.1 Algemeen

3.2 Opzet van de verbeelding

3.3 Opzet van de regels

3.4 Bestemmingen

HOOFDSTUK 4 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten

4.1 Wegverkeerslawaai

4.2 Spoorweglawaai

4.3 Bedrijven

4.4 Overige functies

4.5 Bodemkwaliteit

4.6 Water

4.7 Archeologie

4.8 Ecologie

4.9 Vogel- en Habitatrichtlijn

4.10 Luchtkwaliteit

4.11 Overige aspecten

HOOFDSTUK 5 Economische uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 6 Inspraak en overleg

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

AANLEIDING

Dit bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan Duivecate-Reggedal dat in 2011 is vastgesteld.

Dit plan betreft een uitbreiding (aan de noordzijde) van de bestaande begraafplaats aan de Meester Ponsteenlaan in Nijverdal. De uitbreiding is bedoeld voor natuurgericht begraven.

 

 

[image] 

In het geldende bestemmingsplan heeft deze locatie de bestemming "Natuur" en de dubbelbestemming "Waarde - archeologische verwachtingswaarde".

De uitbreiding van de begraafplaats past daar niet binnen.

 

PLAN

Keuze locatie

In de gemeente Hellendoorn zijn twee gemeentelijke begraafplaatsen: aan de Ninaberlaan en de Meester Ponsteenlaan. Natuurgericht begraven op of in de nabijheid van de Ninaberlaan is niet mogelijk. De vrije ruimte op deze begraafplaats is te beperkt en in de directe omgeving is geen geschikte en beschikbare locatie gevonden.

De begraafplaats aan de Meester Ponsteenlaan is in november 2012 in gebruik genomen. Daardoor is hier op deze gemeentelijke begraafplaats nog veel vrije ruimte. Op het moment dat een deel daarvan wordt ingericht/gebruikt voor natuurgericht begraven, wordt het landschapsontwerp dat aan de inrichting van de begraafplaats ten grondslag ligt, aangetast.

De grond die aan de oost- en zuidzijde ligt (richting Doktersbos en Gagelmansveentje) is geen geschikte optie. Dat zou namelijk een conflicterende situatie opleveren met het waardevolle cultuurhistorische reliëf van stuifduinen en zeer oude beplantingsstructuren, maar ook met wandelaars, atb-ers, ruiters en deelnemers aan grote evenementen.

Aan de noordzijde van de begraafplaats ligt het Laantje van Moquette een driehoekige kavel, ook wel "het Kleine Blik" genoemd. Het terrein is ruim één hectare groot, inclusief de zoom (kroonprojectie van de aanwezig eiken) en de poel. Onder de kroonprojectie wordt niet begraven, daardoor blijft er circa 4.000 m² over. Ruim genoeg om te blijven voldoen aan de hoofdfunctie van de plek, de natuurontwikkeling.
Groot voordeel is dat het, enkel gescheiden door het Laantje van Moquette, direct grenst aan het beheergebouw op de begraafplaats Ponsteenlaan. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de aanwezige faciliteiten en van de parkeerplaats, openbare toiletvoorziening en de informatiezuil.

 

Bij de ingebruikname van de begraafplaats was de randvoorwaarde dat het Kleine Blik van agrarisch gebruik naar natuurgrond zou worden omgevormd, waardoor de ecologische verbinding tussen de Heuvelrug en het Reggedal te versterken is.

Het perceel heeft de bestemming 'natuur'. Het oogt nu nog min of meer als een weiland met een sterk vervilte grasmat van Engels Raaigras, waardoor het een lage natuurwaarde heeft. Het is een ideale locatie om natuurgericht te begraven. Met enkele inrichtingsmaatregelen is op deze locatie de ecologische verbindingszone te versterken.

 

Bij de inrichting wordt gedacht aan het realiseren van een kleine waterpoel (ca. 25 m²), de aanplant van enkele (fruit)bomen en het ontwikkelen van een schrale bloemenweide. De weide wordt extensief gemaaid. Rondom de locatie komt geen afrastering, behalve aan de noordzijde waar in afstemming met de omwonenden de aandacht kan liggen op een natuurlijke afscheiding met meidoorn. Bij de entree worden twee houten banken geplaatst en een informatiebord.

 

Natuurgericht begraven

Natuurgericht begraven betekent zo sober mogelijk begraven. Het grafveld moet zijn natuurlijke en open uitstraling behouden. Graf- en andere gedenk-/oriëntatietekens worden niet toegestaan, ook geen veldkeien, kransen etcetera. Het graf is, indien nodig, via een gps-code te traceren. Uitgangspunt is dat de graven in een ruime spreiding komen te liggen. Ook het begraven van urnen (mits gps-geregistreerd) en verspreiden van as is mogelijk op deze plek.

Het gaat om een verantwoord nevengebruik naast de bestemming natuur.

 

Om een zekere verspreiding toe te passen in de dichtheid van begraven, zal er 1 graf per 100 m² (100 per 1 ha). Mocht in de loop van de tijd blijken dat de belangstelling een verdichting vergt dan zal het een dichtheid van maximaal 1 natuurgraf per 50 m² zijn.

Het gaat om eeuwigdurende grafrust.

 

 

 
OPZET VAN DE TOELICHTING

In de toelichting wordt ingegaan op het ruimtelijke beleid van het rijk, de provincie en de gemeente en een uiteenzetting van de uitgangspunten voor de opzet van het plan en de juridische vormgeving. Het hoofdstuk milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten omvat naast de reguliere milieuaspecten de paragrafen externe veiligheid, water, archeologie en ecologie. Ten slotte wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van de inspraak en het overleg.

HOOFDSTUK 2 Beleidskader

 

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is het ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau belicht. Voor de provincie Overijssel is de Omgevingsvisie Overijssel 2017 richtinggevend. De gemeentelijke Omgevingsvisie "Hellendoorn Natuurlijk Avontuurlijk' is het voornaamste beleidskader vanuit de gemeente bezien.

2.2 Rijksbeleid

 

2.2.1 Algemeen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijks niveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelweg omgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijks beleid met ruimtelijke consequenties.

 

2.2.2 Opgaven van nationaal belang

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.

  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.

  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

 

Voor de drie rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofd doelen van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  1. Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoor- en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;

  2. Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijn takken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Delta programma) en de IJssel vecht delta (deelprogramma’s zoetwater en rivieren) voor water veiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;

  3. Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS (=Ecologische HoofdStructuur), inclusief de Natura 2000-gebieden (zoals de Veluwe);

  4. Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

 

2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2 Bro) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is er een wijziging in werking getreden van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarin zijn de 'treden' losgelaten en is het woord 'regionaal' vervallen. In de praktijk blijft overeind dat de behoefte moet worden aangetoond en afhankelijk van de ontwikkeling en de locatie, kan het gebied dat daarbij moet worden betrokken, kleiner of groter zijn. Het uitgangspunt dat gebouwd wordt in bestaand stedelijk gebied, blijft overeind.

 

Bestaand stedelijk gebied

De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op basis van gebiedsspecifieke situatie dient bepaald te worden wat wordt ervaren als stedelijk gebied.

  1. In de Bro is in artikel 1.1.1 een definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied. De definitie luidt: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

2.2.4 Toetsing aan de uitgangspunten van het rijks beleid

 

Bij deze ontwikkeling dient het huidige gebruik als natuur en onderdeel van de ecologische verbinding te blijven bestaan. Het gaat hier om een nevengebruik van dit terrein als natuurbegraafplaats voor de lokale behoefte.

Er is sprake van optimaal ruimtelijk gebruik, door hetzelfde terrein voor meer doeleinden te gebruiken. Stedelijke ontwikkeling is niet aan de orde. Bebouwing is niet toegestaan.

 

 

 

2.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie

Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel. Op 12 april 2017 zijn de nieuwe

omgevingsvisie en –verordening door Provinciale Staten vastgesteld. Deze plannen zijn op 1 mei 2017 in werking getreden.

2.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

 

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);

  • versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;

  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;

  • beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel- boven als ondergronds), hergebruik en herbestemming en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;

  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

2.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie Overijssel. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

 

 

2.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaak van het

'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

 

 

 [image]

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Hierna worden de lagen nader toegelicht.

 

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een

maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke

beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen.

In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar - ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voordat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging t.a.v. functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

 

Hoe - gebiedskenmerken

Tenslotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

2.3.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld:

 

2.3.4.1 Of – generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of - generieke beleidskeuzes' zijn artikel 2.1.2. (Principe van concentratie) en artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.

 

Artikel 2.1.2. Principe van concentratie

lid 1:
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.

 

Toetsing aan artikel 2.1.2
Onder stedelijke voorzieningen (functies) worden ook maatschappelijke voorzieningen begrepen. Met de uitbreiding van de begraafplaats met natuurgericht begraven, wordt voorzien in een behoefte voor de lokale bevolking.

 

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1:

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

1. dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouw gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;

2. dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

 

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel

[image]De ontwikkeling ligt nabij de kern van Hellendoorn en sluit aan bij de bestaande begraafplaats. Het gebied is bestemd als natuur en de natuur blijft gehandhaafd. Er is hier sprake van meervoudig ruimtegebruik.

2.3.4.2 Waar - Ontwikkelingsperspectieven

Op de kaart is de locatie voor natuurgericht begraven aangeduid als "Natuurnetwerk (NNN), voorheen EHS".

 

Op deze locatie wordt natuurgericht begraven als nevenfunctie op de natuurbestemming gecombineerd met natuurontwikkeling. De ecologische verbinding tussen de Sallandse Heuvelrug en het Reggedal wordt versterkt met enkele inrichtingsmaatregelen.

De gemeente werkt stapsgewijs aan de versterking van de ecologische inrichting gericht op het 'type das en ree'. De aanpak is niet alleen gericht op inrichting en ook niet op één verbindende zone. Maar in een gebied met diffuus aanwezigheid van woningen, een verbinding op basis van meer vertakkingen. De ervaring leert dat bij sommige wijzigingen in het particuliere grondeigendom, de nieuwe eigenaar zijn/haar gekochte terrein gaat afzetten met gaaswerk. Met als gevolg dat de functionaliteit als verbinding in de tijd sluipenderwijs wijze danig af kan nemen en zelfs recreatieve routes n het gedrang kunnen raken. Reden waarom de gemeente (met in ogenschouw ook de ontwikkeling van de nieuwe begraafplaats op het Grote Blik) zich in de afgelopen jaren heeft gericht, om bij gelegenheid percelen in eigendom over te nemen. Op plekken waar ecologisch schakels het zwakste zijn (bv. ter hoogte Joncheerelaan/Ponsteenlaan) heeft de gemeente inmiddels bosgebieden en bosstroken in eigendom. En met de beleid is ook de Laan van Moquette met zoombeplanting gemeentelijk eigendom. Dit is een belangrijke as voor de migratie, eveneens voor vleermuizen.

Ten tijde van het planproces voor de begraafplaats op Grote Blik is met als basis de ecologische rapportage van Eco Groen advies, aangevuld met advies over de ecologische verbinding en de nieuwe begraafplaats. Het ene rapport bevestigt het andere rapport en geeft weer dat de gemeente een verantwoorde weg is ingeslagen. Aan het gebied Duivencate is ook een recreatieve zonering verbonden die ook leidraad vormt bij het verstrekken van ontheffingen voor sportieve evenementen.

 

Het nevengebruik als natuurgericht begraven binnen het Kleine Blik past in de actueel totaalaanpak. De maatschappelijke vraag naar natuurbegraven wordt gekoppeld aan de opgave om de bekostiging van het groenbeheer en onderhoud in deze groene long te versterken. Een deel van de gevraagde leges zal worden gebruikt voor het onderhoud van het gebied Duivencate.

 

In het vervilte grazige deel dat tot voor kort nog in agrarisch gebruik was en met het onderzoek en eigen opname, geen te beschermen soorten waargenomen. Bij het natuurgericht begraven zal de gemeente werken en handelen volgens de gedragscode flora en fauna. Bekend is dat er de Japanse Duizendknoop bestreden moet worden.

 

 

[image] 

2.3.4.3 Hoe - Gebiedskenmerken[image]

 

De gebiedskenmerken voor deze locatie zijn:

- Dekzandvlakte en ruggen (Natuurlijke laag);

- Oude hoevenlandschap (Laag agrarisch cultuurlandschap);

- Informele trage netwerk (Stedelijke laag).

 

Voor de 'dekzandvlakte en ruggen' is de norm dat dit gebied een beschermende bestemmingsregeling krijgt. Als er ontwikkelingen plaatsvinden, dan moeten deze bijdragen aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem.

Voor het 'oude hoevenlandschap' wordt als richting aangegeven dat de ontwikkelingen moeten bijdragen aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het hoevenlandschap.

Het 'informele trage netwerk' betreft het netwerk van wandelpaden, fietspaden, vaarroutes en ruiterpaden.

 

Het perceel heeft de bestemming natuur, maar oogt als een weiland met een sterk vervilte graslaag van Engels Raaigras, waardoor het een lage natuurwaarde heeft. Het is een ideale locatie om natuurgericht te begraven. Met enkele inrichtingsmaatregelen is de ecologische verbinding te versterken tussen de Sallandse Heuvelrug en het Reggedal.
Het natuurgericht begraven wordt een nevenfunctie van de natuurbestemming en gecombineerd met natuurontwikkeling. Qua inrichting wordt gedacht aan het realiseren van een kleine waterpoel, de aanplant van enkele (fruit)bomen en het ontwikkelen van een schrale bloemenweide. De weide wordt extensief gemaaid. Er komt geen afrastering noch bebouwing op deze locatie.

De grens van de herziening blijft binnen de bomenrijen die het weiland omsluiten. De groenstructuur blijft bestaan in de huidige vorm. De bestaande (zand)wegen blijven ook buiten de herziening en worden niet aangetast. De voorzieningen van de bestaande begraafplaats (o.a. parkeerplaats) worden gebruikt.

2.4 Gemeentelijk beleid

Op 20 februari 2014 heeft de gemeenteraad de "Omgevingsvisie Hellendoorn "Natuurlijk Avontuurlijk" vastgesteld.

Met de Omgevingsvisie wordt een ruimtelijke visie voor de gemeentelijke toekomst neergelegd met een doorkijk naar 2030.

De visie wordt gepresenteerd in 3 lagen:

  • De identiteit, gericht op versterken van de kwaliteit van een gebied:
    Deze geeft niet aan welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn, maar meer binnen welke identiteit een bepaalde ontwikkeling moet worden uitgewerkt/vormgegeven.

  • De contextkaart geeft de functionele opgave weer;
    Dit vanuit het huidige programma: wonen, werken, natuur en verkeer.

  • De kernvisie
    De kernvisie geeft aan op welke ontwikkelingen de focus ligt en welke dwarsverbanden kunnen worden gelegd.

De visie richt zich onder andere op het versterken en verbinden van de natuur, het toerisme en de economie met de dorpskernen.

 

[image]De locatie is op de Identiteitskaart aangeduid als "Avontuur in de natuur".

Op de Contextkaart heeft de locatie de aanduiding "Essen".

In de Omgevingsvisie wordt verwezen naar de Omgevingsvisie Overijssel waarin bij de Gebiedskenmerken de ook ruimtelijke kwaliteit van de gebieden met deze aanduiding zijn aangegeven, de essen, hoogteverschillen.

De locatie wordt omzoomd door bomen-/groenstructuren. Deze structuur blijft bestaan. Het open gebied binnen deze groenstructuur krijgt een nevenfunctie. Een waterpoel komt erbij en verder blijft het een open gebied, de bestemming 'natuur' blijft behouden.

 

RECREATIE EN TOERISME

De gemeente profileert zich in toenemende mate als onderdeel van "Twente, landgoed van Nederland". De bestaande landschappelijke kwaliteiten zijn aangevuld met landschappelijke kwaliteiten langs de Regge via de Regge-herstel-projecten. Het beekdal van de Regge en de Sallandse Heuvelrug vormen met de door agrarisch gebruik gedomineerde buitengebied, een aantrekkelijk gebied om in te recreëren. Op de Sallandse Heuvelrug bevindt zich een aantal grote publiekstrekkende attracties.

 

Vooral op het vlak van recreatie en toerisme ziet de gemeente kansen om ontwikkelingen te stimuleren.

 

VOORZIENINGEN

Als het gaat om voorzieningen, kan een onderscheid worden gemaakt tussen maatschappelijke voorzieningen (denk aan welzijn en zorg), winkels en onderwijs-, cultuur- en sportvoorzieningen.

 

De gemeente Hellendoorn streeft naar een veilige, leefbare en vitale samenleving. Daarvoor is in 2011 een integrale beleidsvisie opgesteld wonen, welzijn en zorg. Het op peil houden van het voorzieningen niveau in de dorpen, de kleine kernen en in de buurtschappen is het streven. Voor alle dorpen, maar met name in de kleine kernen Haarle, Daarle, Daarlerveen en de buurtschappen Egede, Elen en Rhaan, Marle en Hancate geldt dat op niveau houden van voorzieningen vooral in multifunctionele oplossingen moet worden gezocht.

Hellendoorn houdt als toeristische plaats het voorzieningenniveau van de winkels redelijk op peil.

Wat betreft onderwijs-, cultuur- en sportvoorzieningen zet de gemeente in op het functioneel en/of ruimtelijk combineren van verschillende functies. Ook de koppeling tussen sportvoorzieningen en welzijn is een speerpunt van de gemeente.

Onderdeel van de beleidsvisie is de indeling in 5 woonservicegebieden. Door de indeling van de gemeente in kleinere gebieden kunnen voorzieningen en dienstverlening op gebied van wonen, welzijn en zorg beter worden afgestemd op de bewoners.

De gemeente wil mogelijkheden voor ouderen en mensen met beperkingen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, optimaliseren.

 

VERKEER EN VERVOER

In het Hellendoorns Mobiliteitsplan 2009-2020 (oktober 2009) is beschreven hoe het beste in de mobiliteitsbehoefte van de komende jaren kan worden voorzien. Een groeiende en veranderende mobiliteitsbehoefte ontstaat door de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de gemeente (zoals Combiplan, centrumplan Nijverdal, sport zorgcentrum, woningbouw).

 

 

In het Mobiliteitsplan zijn beleidskeuzes gemaakt. De meest relevante worden hier genoemd.

Hellendoorn in de regio:

  • opwaarderen van de N35 tot stroomweg met 2x2 rijstroken en een snelheidsregime van 100 km/uur;

  • optimaliseren van de route naar de A1 via Rijssen;

  • doorgaand verkeer afwikkelen via het hoofdwegennet (stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen);

  • opwaarderen van de spoorlijn Zwolle - Almelo tot intercity verbinding.

 

Inmiddels is een deel van de Noordzuidverbinding gerealiseerd. De tweede fase van de Noord-Zuidverbinding (Haersingel) vanaf de Ola (Unilever)IJsfabriek naar de Ommerweg is in maart 2017 opengesteld voor een ieder.

In de Omgevingsvisie Hellendoorn "Natuurlijk Avontuurlijk" is de bestaande verkeersstructuur weergegeven en ook de gewenste verkeersstructuur. De belangrijkste opgaven voor verbetering van de verkeersstructuur zijn:

  • de opwaardering van de N35;

  • het realiseren van een fietsfly-over over de N35 bij de Paarse Poort;

  • het realiseren van een ongelijkvloerse aansluitingen op de N35 bij de aansluiting van de Noordzuidverbinding;

  • het voltooien van de gehele Noordzuidverbinding.

 

GROEN

De raad heeft het Groenbeleidsplan Hellendoorn 2015-2025 vastgesteld (13-4-2015). Het plan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern.

De gemeenteraad heeft een nieuwe kapverordening vastgesteld die op 2 juni 2012 in werking is getreden. Hierin is bepaald dat voor niet-gemeentelijke bomen binnen de bebouwde kom, geen vergunning meer nodig is voor het vellen van houtopstanden, tenzij de houtopstand voorkomt op de lijst en kaart met waardevolle boom beplanting. Buiten de bebouwde kom blijft het vellen van niet-gemeentelijke bomen met een diameter van 30 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) vergunningplichtig.

Het vellen van gemeentelijke bomen met een diameter van 30 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) blijft, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, vergunningplichtig.

 

2.5 Andere wetgeving

Naast het ruimtelijke beleid is er andere wetgeving van toepassing voor de begraafplaats, namelijk de Wet op de Lijkbezorging.

In deze wetgeving wordt de wijze van begraven geregeld, onder andere bepalingen over onderlinge afstanden, diepte van begraven, afstand tot grondwaterstand.

Uiteraard wordt deze wetgeving in acht genomen.

 

HOOFDSTUK 3 Uitgangspunten bestemmingsregeling

 

3.1 Algemeen

Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Een bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft veel informatie, in die zin dat hierop direct kan worden afgelezen waar kan worden gebouwd. In de regels wordt de informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Met dat laatste wordt bedoeld dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding als daadwerkelijk gaat worden gebouwd of andere ontwikkelingen worden gepland.

 

De verbeelding is opgemaakt conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). Het IMRO is een gestandaardiseerd uitwisselingsformaat, waarmee een kaart digitaal raadpleegbaar kan worden gemaakt.

Het bestemmingsplan is verder opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De standaard heeft betrekking op de presentatie van de verbeelding en de hoofdopzet van de regels. Alle bestemmingen zijn bij deze systematiek in alfabetische volgorde opgenomen.

3.2 Opzet van de verbeelding

De verbeelding maakt onderscheid tussen bestemmingen, aanduidingen en verklaringen. De bestemmingen hebben betrekking op de bestemmingsregels (de artikelen). Bestemmingen hebben, met uitzondering van dubbelbestemmingen, een eigen code en kleur.

 

Verklaringen hebben betrekking op bijvoorbeeld de bestaande situatie, zoals de topografische ondergrond, de plangrens en dergelijke.

3.3 Opzet van de regels

Inleidende regels

De regels sluiten aan bij de nieuwe eisen conform Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten aan bij de eisen van het nieuwe Bro. Dit geldt tevens voor de opzet van de algemene regels (anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels) en het overgangsrecht.

 

Het bestemmingsplan is overeenkomstig het Bro vervat in:

  1. een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen;

  2. een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

 

Afstemming op andere wetten en verordeningen

Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningstelsel te voorkomen, is ten aanzien van het welstandsbeleid aangegeven hoe het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid, zoals dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd.

 

Bestemmingsregels

De verschillende bestemmingen hebben een vaste opbouw en volgorde:

  1. bestemmingsomschrijving;

  2. bouwregels;

en voorzover nodig:

  1. nadere eisen;

  2. ontheffing van de bouwregels;

  3. specifieke gebruiksregels;

  4. ontheffing van de gebruiksregels;

  5. aanlegvergunning;

  6. sloopvergunning (karakteristieke panden);

  7. wijzigingsbevoegdheid.

 

In het hoofdstuk Planopzet is de inhoud van de afzonderlijke bestemmingen omschreven.

 

Algemene regels

Naast de bestemmingsregels, de begrippen en de wijze van meten, zijn nog algemene gebruiks- en ontheffingsregels, overige regels en overgangs- en slotregels opgenomen.

 

3.4 Bestemmingen

ALGEMEEN

Behalve uitbreidings- respectievelijk ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande functies, zijn nieuwe ontwikkelingen beperkt tot de op dit moment min of meer concrete initiatieven.

Behoud van cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals blijkt uit de beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek, is daarbij een belangrijk uitgangspunt voor de planvorming.

Het navolgende geeft voor alle aspecten een beschrijving van de wijze waarop de algemene uitgangspunten in het bestemmingsplan tot uitdrukking zijn gebracht.

 

NATUUR

Het plangebied is bestemd als natuur en behoudt de bestemming "Natuur".

 

ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSWAARDE

Op de kaart voor de archeologische verwachtingswaarde ligt het plangebied in een gebied met een hoge trefkans.

Het merendeel van het plangebied heeft al de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde". Deze bestemming blijft erop liggen.

 

 

HOOFDSTUK 4 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten

In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op wegverkeerslawaai, hinder van bedrijven en andere functies, mogelijke bodemverontreiniging, externe veiligheid, water, ecologie en archeologie.

4.1 Wegverkeerslawaai

Dit bestemmingsplan maakt geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk.

4.2 Spoorweglawaai

In het bestemmingsplan komen binnen de zone van 100 m geen nieuwe ontwikkelingen voor in de vorm van geluidsgevoelige objecten.

4.3 Bedrijven

Bedrijven worden ingedeeld in categorieën met behulp van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG. Deze publicatie biedt een handreiking voor de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Het geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven en instellingen. Op basis van deze milieukenmerken wordt een indicatie van de afstanden gegeven die moeten worden aangehouden ten opzichte van rustige woonwijken. De afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of richtlijn, maar zijn aandachtsgebieden. Binnen bepaalde bedrijfstypen kunnen zich grote verschillen voordoen, de afstanden zijn gerelateerd aan rustige woonwijken (bij andere gebiedsfuncties kunnen dus andere afstanden mogelijk zijn), maatregelen bij de bron, bij de overdracht of bij de ontvanger kunnen een kortere afstand mogelijk maken. Bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de VNG-lijst (2007) zijn in het algemeen toelaatbaar in de omgeving van woningen.

In het plangebied komen geen bedrijven voor.

 

BEDRIJVEN BUITEN HET PLANGEBIED

Buiten het plangebied zijn geen bedrijven in de directe omgeving. Ook geen bedrijven wat verder weg die invloed uitoefenen op deze ontwikkeling.

4.4 Overige functies

DIVERSE FUNCTIES

Het plangebied wordt omringd door bos, woningen, de bestaande begraafplaats aan de Meester Ponsteenlaan en weilanden.

4.5 Bodemkwaliteit

Binnen de plangrenzen bevinden zich geen locaties met een bekende bodemverontreiniging.

 

Alterra Wageningen heeft een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van begraven van stoffelijke resten, verstrooien van crematie-as en het bijzetten van asurnen in natuurterreinen. Deze effecten blijken verwaarloosbaar te zijn, zeker als 'extensief' wordt begraven.

Deze onderzoeken zijn:
- Natuurbegraafplaatsen in Nederland, landelijke inventarisatie 2013, De Haas en De Vries, Alterra

- Terug naar de natuur, mogelijke effecten en juridische aspecten t.a.v. natuurbegraven, asverstrooien en urnbijzettingen in natuurgebieden 2009, De Molenaar e.a., Alterra.

4.6 Water

Op grond van een afspraak uit de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw, dienen decentrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

4.6.1 Beleidskader

Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van het commitment van de betrokken partijen blijkend uit de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Een aantal relevante beleidsdocumenten wordt in het navolgende kort besproken.

4.6.2 Rijksbeleid

Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt de regeringsbeslissing. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen:

  • waterbesparende maatregelen in de woning;

  • het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;

  • het vasthouden van regenwater in vijvers en in de bodem;

  • herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.

 

Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;

  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en daarna wordt het water afgevoerd.

Bij de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

4.6.3 Provinciaal beleid

De functie van water in het stedelijk gebied wordt door de provincie onderkend in het Streekplan Overijssel 2000+. Bij het ontwikkelen van nieuwe woon- en werkgebieden en bij het herinrichten van bestaand stedelijk gebied dient aandacht te worden besteed aan het duurzaamheidsaspect water.

Het verbeteren van de watersituatie in stedelijk gebied vraagt om lokaal maatwerk dat in goede samenwerking tussen de gemeente en het waterschap tot stand moet komen.

4.6.4 Beleid Waterschap

Het waterschap Vechtstromen en het waterschap Drents Overijsselse Delta hebben samen met de waterschappen Rijn en IJssel en Reest en Wieden een gezamenlijk beleid op hoofdlijnen opgesteld voor stedelijk waterbeheer onder de titel “Water raakt”.

 

Water is een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving in stedelijk gebied. Het is een maatschappelijk belang dat water in stedelijk gebied op orde is en blijft, dat inwoners het water kunnen beleven en ervan kunnen genieten en dat we nu en in de toekomst droge voeten houden- door te anticiperen op klimaatverandering.

 

De stedelijke wateropgaven zijn maatschappelijke opgaven waarvoor niet één partij de sleutel in handen heeft. De waterschappen hebben hier een rol in, maar doen dit in nauwe samenspraak met gemeenten, corporaties, belangengroepen, private partijen, inwoners en andere betrokkenen. Samenwerken is een voorwaarde om ambities te realiseren. Dat vraagt eigenaarschap, verantwoordelijkheid en vertrouwen. Dit betekent voor de waterschappen dat we maatschappelijke doelen centraal stellen in plaats van technische normen. “Water Raakt” is een uitnodiging om samen met de waterschappen te werken aan water.

 

De waterschappen richten zich hierbij primair op de gemeente omdat de gemeente de natuurlijke partner is in het stedelijk gebied en bovendien het meest logische aanspreekpunt voor inwoners. Samen met de gemeente zijn de waterschappen verantwoordelijk voor een goed stedelijk waterbeheer, nu en in de toekomst. De beleidsnotitie biedt aanknopingspunten om deze samenwerking met de gemeente in te vullen, zowel op visie- als op beleids- en maatregelenniveau.

 

In “Water raakt” wordt de rol-en taakopvatting in het stedelijk waterbeheer van de waterschappen in Rijn-Oost verhelderd. De beleidsnotitie is ook het resultaat van samenwerking van vier waterschappen om meer eenduidigheid op de inhoud te krijgen. Deze beleidsafstemming zorgt ervoor dat (inwoners van) gemeenten die nu met meerdere waterschappen te maken hebben, niet langer met verschillende opvattingen worden geconfronteerd.

 

In de beleidsnotitie zijn de volgende onderwerpen uitgewerkt:

  1. een visie op samenwerking in het stedelijk waterbeheer;

  2. de verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van (stedelijk) oppervlaktewater;

  3. bescherming van inwoners tegen overstromingen;

  4. de wijze waarop geanticipeerd kan worden op klimaatverandering;

  5. de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (stedelijk) oppervlaktewater;

  6. optimalisatie van de afvalwaterketen;

  7. grondwaterbeheer in stedelijk gebied;

  8. beïnvloeding van de beleving van de openbare door de betekenis van water te benadrukken;

  9. financiering.

 

Waterkwaliteitsspoor

De vijf waterschappen in Rijn-Oost hebben een concept document opgesteld over hoe men in de toekomst om wil gaan met het waterkwaliteitsspoor. Uitgangspunt is een gezamenlijke visie op het waterkwaliteitsspoor.

 

In de gezamenlijke visie voor het waterkwaliteitsspoor is de kern het ‘op orde’ krijgen van de waterkwaliteit in het stedelijk gebied. Met ‘op orde’ wordt bedoeld dat door het waterschap en de gemeente gezamenlijk geconstateerde knelpunten in het oppervlaktewater zijn opgelost.

 

Uitgangspunten daarbij zijn:

  • de stedelijke oppervlaktewaterkwaliteit is in 2027 ‘op orde’;

  • gemeenten en waterschappen trekken in de aanpak gezamenlijk op;

  • relevante invloeden worden meegenomen, alle emissies op het stedelijke oppervlaktewater (afvalwaterketen en andere emissies) gebruik, inrichting, beheer en onderhoud;

  • de doelen uit de visie voor 2027 betreffende de chemische waterkwaliteit en gezamenlijke streefbeelden ten aanzien van beleving en/of gebruik van water worden meegenomen in de afwegingen voor een maatregelenpakket;

  • maatregelen zijn haalbaar en betaalbaar.

 

Specifiek beleid Drents Overijsselse Delta

Het actuele beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta in relatie tot riolering is vastgelegd in de strategische nota rioleringsbeleid 2007.

 

 

Specifiek beleid Waterschap Vechtstromen

Het Waterschap Regge en Dinkel (inmiddels gefuseerd met het Waterschap Velt en Vecht tot het Waterschap Vechtstromen) heeft in oktober 2002 de nota Afkoppelen vastgesteld.

In het Waterdocument Rijssen-Holten en Hellendoorn (2004) heeft het Waterschap Regge en Dinkel de volgende uitgangspunten/randvoorwaarden geformuleerd.

  • Reggedalgebied ter hoogte van Nijverdal is aangewezen als ecologische verbindingszone in het kader van het provinciale natuurbeleid.

  • Ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijk functionerende nevengeul langs de Regge.

  • Afkoppelen verhard oppervlak Nijverdal-Noord.

4.6.5 Gemeentelijk beleid

 

Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (GRP4).

In het GRP4 is aangegeven op welke wijze we de komende jaren, met een doorkijk naar de toekomst, invulling gaan geven aan de zorgplichten rondom afval-, hemel- en grondwater. Vanuit de Wet milieubeheer zijn we als gemeente verplicht een GRP4 voor deze zorgplichten op te stellen. Het GRP4 geeft antwoord op de wijze waarop we de aankomende jaren omgaan met het beheer en onderhoud van de rioleringsvoorzieningen en welke investeringen we gaan doen in het kader van de zorgplichten. Het GRP4 laat ook zien hoe we inspelen op een veranderend klimaat. Navolgende uitsnede geeft de essentie aan van het beleid voor de drie wettelijke zorgplichten.

 

Afvalwaterzorgplicht.

De gemeentelijke zorgplicht voor inzameling van stedelijk afvalwater beperkt zich overwegend tot huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat qua samenstelling daarmee overeen komt. Dit houdt in dat bedrijfsafvalwater, waarbij geen sprake is van bovengenoemde herkomst, in beginsel niet door de gemeente ingezameld en getransporteerd behoeft te worden. In de praktijk zal de gemeente overigens het bedrijfsafvalwater dat al is aangesloten op een openbaar vuilwaterriool blijven inzamelen en transporteren, mist de samenstelling van dit afvalwater voldoet aan wettelijke eisen en de goede werking van het rioolstelsel en rioolwaterzuivering niet belemmert.

 

Hemelwaterzorgplicht.

De gemeente Hellendoorn streeft naar een zo duurzaam mogelijke en doelmatige inzameling en afvoer van hemelwater waarbij hemelwater op een zo natuurlijk mogelijke manier wordt verwerkt. Gestreefd wordt dit te doen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten waarbij het hemelwater vanuit hygiënisch oogpunt (volksgezondheid) adequaat wordt ingezameld en afgevoerd. Verontreiniging van bodem, lucht en oppervlaktewater worden zoveel mogelijk voorkomen en wateroverlast voor burgers zoveel mogelijk beperkt. De gemeente tracht, conform de opzet van de wetgeving, het initiatief voor de verwerking van hemelwater dat afkomstig is van particuliere terreinen zoveel mogelijk bij de burgers neer te leggen binnen de grenzen van redelijkheid en doelmatigheid.

 

Grondwaterzorgplicht.

De gemeente draagt zorg voor het in het openbaar gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van de particulier, het waterschap of de provincie behoren.

In het GRP4 is de navolgende voorkeursvolgorde voor het omgaan met waterstromen opgenomen.

 

Voorkeursvolgorde:

  1. Het ontstaan van afvalwater voorkomen of beperken.

  2. Verontreiniging van water voorkomen of beperken.

  3. Waterstromen gescheiden houden, tenzij niet scheiden geen nadelige gevolgen heeft.

  4. Huishoudelijk afvalwater en vergelijkbaar afvalwater gaan naar de RZWI.

  5. Andere waterstromen zoals schoon hemelwater na retentie en zuivering bij de bron hergebruiken.

  6. Andere waterstromen zoals schoon hemelwater na retentie en zuivering lokaal in het milieu brengen.

4.6.6 Watertoets

Digitale watertoets

Voor het plangebied is op 13 maart 2018 een digitale watertoets uitgevoerd via de website www.dewatertoets.nl, waardoor het Waterschap Vechtstromen/Drentse Overijsselse Delta is geïnformeerd over deze planherziening.

 

Uit de beantwoording van de vragen van deze toets (dossiercode 20180313-63-17330) volgt dat de korte procedure van toepassing is.

 

Er komt geen verhard oppervlak bij, dus de opvang van hemelwater zal hetzelfde zijn als voorheen.

De grondwaterstand is dusdanig diep, dat begraven geen probleem is. De grondwaterstand is op deze locatie hetzelfde als bij de bestaande begraafplaats.

In paragraaf 4.5 wordt verwezen naar de onderzoeken die zijn gedaan door Alterra.

4.7 Archeologie

Ingeval van nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het bodemarchief. Nederland heeft zich hiertoe middels het ondertekenen van het Verdrag van Malta verplicht.

 

Van de in dit hoofdstuk opgenomen 'Kaart archeologische waarde' is af te lezen dat verreweg het grootste deel van het plangebied een hoge trefkans heeft.

 

4.8 Ecologie

De natuurwetgeving en het -beleid in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming.

 

GEBIEDSBESCHERMING

Kern van de gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden die strikt zijn beschermd. Daarnaast zijn er onder andere ook nog de Nationale Parken en Natuur Netwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur).

De Natuurbeschermingswet 1998 legt de bescherming van de Natura 2000-gebieden in nationale wetgeving vast. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt deze wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitatten kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.

De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is een belangrijk sturend, ruimtelijk concept voor het herstellen, in stand houden en ontwikkelen van de natuur in Overijssel. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur moet in 2018 zijn ontwikkeld tot een ruimtelijk samenhangend, stabiel en duurzaam te behouden ecologisch systeem. Waar mogelijk wil de provincie ook de ecologische functie van de natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur combineren met recreatief medegebruik. Andere natuurdoelen uit het streekplan zijn:

  • ontwikkelen van grotere eenheden natuur en meer aaneengesloten natuur;

  • versterken van de interne samenhang van bestaande natuur- en bosgebieden;

  • realiseren van ecologische verbindingszones die kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlandschappen verbinden, resulterend in een samenhangend netwerk: de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;

  • scheppen van gunstige milieu- en wateromstandigheden;

  • verminderen van versnippering en verstoring.

 

 

 

 

SOORTENBESCHERMING

De soortenbescherming kent naast de wettelijke bescherming van de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de Rode lijsten. In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd.

 

De Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet zijn in 2017 opgegaan in de Wet natuurbescherming.

 

In dit gebied komen geen bijzondere dieren voor. Wel is het gebied van belang voor de reeën en dassentrek en veel bosvogels vinden in Duivecate als geheel hun rust, nest en voeding. De lokale natuurorganisaties kunnen zich in principe vinden in de nieuwe nevenfunctie van dit gebied. Via inrichtingsmaatregelen wordt bijgedragen aan het versterken van de verbinding tussen de Sallandse Heuvelrug en het Reggedal. Dit zal de leefomgeving voor dieren/planten verbeteren.

4.9 Vogel- en Habitatrichtlijn

Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitatten en bescherming van wilde flora en fauna.

 

Vorengenoemde gebieden worden ten westen van het plangebied aangetroffen. Rekening dient te worden gehouden met het afwegingskader dat op deze gebieden van toepassing is. Dit afwegingskader is namelijk niet alleen van toepassing op activiteiten binnen de richtlijngebieden, maar ook op activiteiten in de nabijheid hiervan (als deze gevolgen kunnen hebben voor de richtlijngebieden). Gesproken wordt van de externe werking.

Dit betekent concreet dat bij nieuwe ontwikkelingen in of nabij de aangewezen gebieden wordt getoetst of de ingrepen significante gevolgen hebben op de waarden waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. In de wijzigingsbepalingen is dit vertaald in de zin dat als criterium is opgenomen dat de geplande ingreep geen duidelijk aantoonbare negatieve gevolgen mag hebben voor de in het aangewezen Vogelrichtlijngebied voorkomende vogelsoorten en hun habitatten.

4.10 Luchtkwaliteit

In Europees verband zijn normen vastgelegd voor de maximum concentratie van een aantal stoffen in de buitenlucht. Deze normen zijn voor de Nederlandse situatie sinds 15 november 2007 vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit (voorheen het Besluit luchtkwaliteit 2005).

Deze wetgeving is vastgelegd in de Wet milieubeheer welke gelijktijdig is aangepast. Het doel van de luchtwetgeving is om mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. Het bevat luchtkwaliteitsnormen voor zwavel- en stikstofdioxide, stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.

De wet geeft aan op welke termijn de normen gelden en moeten worden gehaald en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het halen van die normen. In Nederland dient elke ruimtelijke ontwikkeling te worden getoetst aan de luchtwetgeving.

 

Op basis van de nieuwe wetgeving is er een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld die aangeeft welke ontwikkelingen als 'niet in betekenende mate' kunnen worden gezien zodat verdere toetsing aan de normen niet hoeft plaats te vinden. Zo is aangegeven dat de ontwikkeling van een woonwijk met maximaal 500 woningen zonder meer toelaatbaar wordt geacht.

in dit plan wordt alleen natuurgericht begraven mogelijk gemaakt.

 

De luchtwetgeving staat daarom de planologische procedure niet in de weg.

4.11 Overige aspecten

De overige belastende en gevoelige functies genoemd in de Inspectiewijzer bestemmingsplannen:

  • luchtverkeer;

  • externe veiligheid;

  • bedrijven/bedrijfsterreinen: lucht;

  • specifieke bedrijven met inspectierichtlijnen;

  • niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied;

  • veehouderij: geur;

  • veehouderij: verzuring;

  • glastuinbouw, fruitkwekerijen en vollegrondtuinbouw;

  • lawaaisporten;

  • hogedruk aardgastransportleidingen;

  • brandstofleidingen;

  • RWZI's, AVI's en stortlocaties;

  • windturbines;

  • milieubeschermingsgebieden;

  • hoogspanningsleiding;

  • kwaliteit van het aanlegvergunningenstelsel;

  • mobiliteit;

zijn niet van toepassing en ontbreken derhalve in deze toelichting.

 

HOOFDSTUK 5 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. Er zijn echter ook enkele nieuwe ontwikkelingen.

 

PLANSCHADEOVEREENKOMST

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten.

 

GEEN EXPLOITATIEPLAN

Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. De gemeente is zelf eigenaar van het gebied.

HOOFDSTUK 6 Inspraak en overleg

De resultaten van het overleg worden te zijner tijd aan dit hoofdstuk toegevoegd.