Bestemmingsplannen Gemeente gemeente Hellendoorn
 

REGELS

 

 

 

Bestemmingsplan Het Kleine Blik

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 6 Algemene afwijkingsregel

Artikel 7 Overige regels

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

Artikel 9 Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. plan:
    het bestemmingsplan "Het Kleine Blik" van de gemeente Hellendoorn.

 

  1. bestemmingsplan:
    de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.BPNDKLEINEBLIK-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

  1. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. aan huis verbonden beroep:
    een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

  1. aan- of uitbouw:
    een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm, alsmede bijgebouwen die aan het hoofdgebouw of aan een aan- of uitbouw zijn verbonden en een directe toegang hebben tot het hoofdgebouw;

 

  1. agrarische bedrijvigheid
    bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en het houden van dieren, waaronder begrepen paardenfokkerij en intensieve kwekerij; uitgezonderd zijn: paardenhouderij en manege;

 

  1. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. bebouwingspercentage:
    de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak, indien daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;

 

  1. bestaand gebruik of bestaande bebouwing:

  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning;

  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening of een buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

  1. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. bijbehorend bouwwerk:
    uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

 

  1. bijgebouw:
    een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

  1. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

 

  1. bouwgrens:
    een grens van een bouwvlak;

 

  1. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

  1. bouwperceelgrens:
    een grens van het bouwperceel;

 

  1. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

  1. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

  1. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

  1. extensieve openluchtrecreatie:
    vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen

 

  1. gebouw:
    elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. hoofdgebouw:
    een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

  1. indelingslijn:
    een als zodanig ter plaatse aangeduide lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

 

  1. intensieve veehouderij:
    een agrarisch bedrijf of deel daarvan met een brutovloeroppervlakte van ten minste 250 m², dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer; onder veehouderij wordt hier niet verstaan: het houden van melkrundvee, schapen en paarden, het "biologisch" houden van dieren en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

  2. natuurlijke begraafplaats:
    een begraafplaats bedoeld voor natuurgericht begraven;

  3. natuurgericht begraven
    begraven op een wijze waarbij het milieu en de natuur zo min mogelijk wordt verstoord. Graf- en andere gedenktekens zijn niet toegestaan;

  4. overig bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

  1. overkapping:
    een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

 

  1. pand:
    de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

  1. seksinrichting:
    een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

  1. (straat)peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;

 

  1. zijgevellijn:
    de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheiddingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Natuur

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

alsmede voor:

b. bos

c. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, meanders en andere waterpartijen;

d. instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden;

e. behoud, herstel en ontwikkeling van landgoed waarden;

f. ter plaatse van de aanduiding "sn-ngb" is tevens een natuurlijke begraafplaats toegestaan met een dichtheid van maximaal 1 graf per 50 m².

 

Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de op de verbeelding als "karakteristiek" aangeduide gebouwen of andere bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan.

4.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

Behoudens het bepaalde in lid 4.2.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 2500 m² of meer:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,4 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

4.2.2 Uitzondering omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Het in sublid 4.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.

4.2.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.2.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien:

door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

Artikel 6 Algemene afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de

desbetreffende regels van het plan en toe te staan dat:

  1. kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes (abri's), telefooncellen, fietsenstallingen, faunavoorzieningen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 25 m2 en geen grotere goothoogte dan 3 m1 en bouwhoogte van 5 m1 hebben;

  2. liftschachten worden gebouwd;

  3. van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voorzover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  4. van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10% wordt afgeweken, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  5. ten aanzien van de bouwhoogte van antennemasten mag worden afgeweken voorzover de bouwhoogte niet meer dan 40 m1 ten opzichte van het maaiveld bedraagt;

  6. buiten het bouwvlak wordt gebouwd voorzover volledig beneden het peil wordt gebouwd en:

  1. een diepte van 6 m1 niet wordt overschreden;

  2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;

  3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt.

 

De afwijkingen worden niet toegepast indien:

  1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;

  2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven;

  3. het stedenbouwkundig beeld hierdoor in ernstige mate wordt verstoord.

 

 

 

 

 

Artikel 7 Overige regels

 

7.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 8 Overgangsrecht

 

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'Het Kleine Blik'.

 

Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d. 25 september 2018

met nr. 18INT02113

 

 

, voorzitter

 

 

 

 

 

, griffier