direct naar inhoud van Regels
Plan: Grotestraat 180 te Nijverdal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPNDGROTESTR180-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In het plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Grotestraat 180 te Nijverdal' met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDGROTESTR180-VG01 van de gemeente Hellendoorn;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm, alsmede bijgebouwen die aan het hoofdgebouw of aan een aan- of uitbouw zijn verbonden en een directe toegang hebben tot het hoofdgebouw;

1.7 appartement:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.8 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van het bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 dienstverlenend bedrijf:
  • persoonlijk dienstverlenend bedrijf:

een met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een reisbureau, kapsalon, schoenmaker, wasserette, alsmede een bank met overwegend een baliefunctie.

  • zakelijke dienstverlening:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals administratie-, advertentie-, uitzend-, makelaars-, advies- en ingenieursbureaus en banken

  • technische dienstverlening:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van technische diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een loodgieters-, schilders- en elektrotechnisch bedrijf.

1.21 garagebox:

een gebouw bedoeld voor stalling van voertuigen of opslag ten behoeve van het wonen;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 geluidgevoelig gebouw:

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen zoals bedoeld bij of krachtens de Wet geluidhinder;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.25 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.26 horeca tot en met categorie 1:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.27 horeca tot en met categorie 2:

een horecabedrijf vallend onder categorie 1, alsmede een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;

1.28 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.30 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 (straat)peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
1.32 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.33 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

1.34 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit;

1.35 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grondlaag van de gebouwen:
    • 1. detailhandel;
    • 2. dienstverlening met een baliefunctie;
    • 3. maatschappelijke- (waaronder overheid), sociale-, culturele-, levensbeschouwelijke functies;
    • 4. horeca t/m categorie 1;
    • 5. garageboxen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
    • 6. toegangsportalen van op de verdiepingen gelegen woningen alsmede toegangen van parkeergarages en detailhandelsvestigingen;
    • 7. stallingsruimtes, parkeren en/of parkeergarages;
    • 8. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen.

  • b. op de verdiepingen van de gebouwen:
    • 1. maximaal 7 appartementen;
    • 2. zakelijke dienstverlening;
    • 3. aan huis verbonden beroepen.

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel kelder', zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel op de kelderverdieping;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en open terreinen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd; daarbij gelden de volgende bepalingen:

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat het bouwvlak volledig mag worden bebouwd en waarbij de hoofdgebouwen met de voorgevel dienen te worden gebouwd in de voorgevelbouwgrens;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;
  • c. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. met betrekking tot parkeergarages geldt dat de hoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 1 m, zulks met uitzondering van luchtverversings- en toegangsgebouwen, waarvoor de aangeduide maximale bouwhoogte mag worden vermeerderd met 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b en c mogen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' garageboxen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3,3 meter;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' moet een vrije doorgang gerealiseerd worden en in stand worden gehouden, met inachtneming van de volgende regels;
    • 1. de hoogte van de vrije doorgang bedraagt minimaal 3 m gemeten vanaf maaiveld.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding bedraagt niet meer dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

Voor lid 3.2.1 als voor lid 3.2.2 geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties en zonnepanelen/zonnecollectoren, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner, overstekende daken, verhoogde dakranden en liftopbouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens, bestemmingsgrens of de bouwhoogte bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking bouwen parkeergarage

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub e voor het vergroten van de maximale bouwhoogte en goothoogte met maximaal 2 m ten behoeve van de realisering van een parkeergarage in het souterrain. Bij de afweging ten aanzien van de maximum goot- en bebouwingshoogte zijn de volgende aspecten van belang:

  • a. de ruimte in het openbaar gebied; meer specifiek bij het vergroten van de maximale goot- en bebouwingshoogte ten behoeve van de realisering van een parkeergarage de invloed op en uitstraling naar het openbaar gebied toe (kans op doodse gevelwand);
  • b. de consequenties voor nabijgelegen panden met betrekking tot lichttoetreding, bezonning en uitzicht.
3.3.2 Afwijking bouwen in de kelder, op het achtererf

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en/of lid 3.2 voor het bouwen, waarbij uitbreiding mogelijk is:

  • a. in de kelder;
  • b. op het achtererf tot een hoogte van maximaal 7,5 m tussen de grens van het bouwvlak tot een afstand van 5 m uit de achterperceelsgrens;
  • c. op het achtererf - voor zover niet gelegen in het gebied beschreven onder b - tot een hoogte van maximaal 4 m worden gebouwd.
3.3.3 Afwijken bouwen praktijkruimte op verdieping

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het realiseren van praktijkruimten op de verdiepingen.

3.3.4 Afwijking bouwen erf- of perceelafscheiding

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b ten behoeve van het bouwen van een erf- of perceelafscheiding overeenkomstig de bijlage "Schuttingenbeleid gemeente Hellendoorn 2015".

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen;
  • de opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg per bedrijf en de opslag van professioneel vuurwerk.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het bouwen van nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 is uitgevoerd, en eventueel hieruit voortvloeiende vervolgonderzoeken en/of (verplichte) (sanerings)maatregelen zijn genomen, waarbij door een ter zake deskundige wordt verklaard dat de bodem geschikt wordt geacht voor het in lid 3.1 bedoelde gebruik.

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting terugliggende vijfde bouwlaag

Tot het met het bestemmingsplan strijdig bouwen van gebouwen wordt in elk geval gerekend het realiseren van gebouwen zonder deels terugliggende vijfde bouwlaag.

3.4.4 Voorwaardelijke verplichting maximale binnenwaarde 33 dB

Tot het met het bestemmingsplan strijdig bouwen van gebouwen wordt in elk geval gerekend het realiseren van appartementen zonder zodanige gevelisolatie aan de zuidgevels, dat de binnenwaarde qua geluidsbelasting maximaal 33 dB bedraagt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken gebruik verdieping, kelder

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 a voor het gebruik van een verdieping en/of kelder voor de onder in 3.1 a onder 1 t/m 7 genoemde functies, voor zover het geen zelfstandige vestigingen betreft die geen functionele binding hebben met de beganegrond- functie.

3.5.2 Afwijken meer woningen

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub b onder 1, voor wat betreft het maximum aantal appartementen met in achtname van de volgende bepalingen:

  • a. invulling dient te worden gegeven aan de uitkomsten van de gemeentelijke Woonvisie en dan met name aan het in de Woonvisie genoemde doelgroepenbeleid;
  • b. de woningbouw dient te passen in het gemeentelijke woningbouwprogrammering;
  • c. de woningbouw dient de sociale en stedelijke structuur van het centrum te versterken.

Aanvullende criteria om af te kunnen wijken van bovengenoemde bepalingen, zijn de navolgende:

  • d. ter afronding van een stedenbouwkundig plan. Wanneer een initiatief de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt en/of een gemeentelijk belang dient, bijvoorbeeld een kans om een zogenoemde "rotte" plek en/of dissonante functie te (her)ontwikkelen; of;
  • e. bij herbestemmming door transformatie naar de oorspronkelijke staat en gebruik; of;
  • f. het realiseren van woningen in Collectief Particulier Opdrachtgeverschap; of;
  • g. het realiseren van woningen voor een bijzondere doelgroep op basis van een aantoonbare behoeft.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het op de verdiepingen toelaten van zelfstandige vestigingen van dienstverlenende bedrijven, kantoren en maatschappelijke doeleinden (geen functionele binding met de beganegrond- functie), indien de instandhouding van het pand in het gedrang komt en vestiging van genoemde functies een wezenlijke bijdrage levert aan die instandhouding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' gelden de volgende aanvullende regels.

5.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd, met uitzondering van geluidgevoelige gebouwen wanneer de geluidbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, verkregen hogere grenswaarde of vastgestelde maximaal toegestane geluidbelasting.

5.1.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik binnen de aanduiding 'Geluidzone - industrie' wordt begrepen het gebruik van gebouwen als geluidgevoelig object.

5.1.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.2 mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de desbetreffende regels van het plan en toe te staan dat:

  • a. kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes (abri's), telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voor zover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • b. van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voor zover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;
  • c. van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10% wordt afgeweken, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;
  • d. ten aanzien van de bouwhoogte van antennemasten mag worden afgeweken voor zover de bouwhoogte minder dan 40 m ten opzichte van het maaiveld bedraagt;
  • e. buiten het bouwvlak wordt gebouwd voor zover volledig beneden het peil wordt gebouwd en:
    • 1. een diepte van 6 m niet wordt overschreden;
    • 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
    • 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt.
6.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 6.1 worden niet verleend indien:

  • a. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven;
  • c. het stedenbouwkundig beeld hierdoor in ernstige mate wordt verstoord.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

7.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein dat bij het bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend, behoort. Daarbij moet worden voorzien in parkeergelegenheid overeenkomst de parkeernormen als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen". Indien de betreffende regels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

7.3 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik, op het eigen terrein worden voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.

7.4 Afwijken ten aanzien van parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 en behoeven van normen voor het parkeren overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen".

7.5 Voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, dient te worden voorzien in voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein conform de eisen gesteld in het beleidsplan "Samen leven met water 2021-2025, gemeente Hellendoorn". De regels hiertoe zijn vermeld in de bijlage: "Handleiding watertoets 2020" bij deze regels. Indien de betreffende regels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 8.1.1 met maximaal 10%.

8.1.3

Artikel 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat pan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 8.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4

Artikel 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Grotestraat 180 te Nijverdal' van de gemeente Hellendoorn.