direct naar inhoud van Regels
Plan: 110 kV Nijverdal-Rijssen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPND110KVNDRS-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 110 kV Nijverdal-Rijssen met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPND110KVNDRS-VG01 van de gemeente Hellendoorn;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en het houden van dieren, waaronder begrepen paardenfokkerij en intensieve kwekerij; uitgezonderd zijn: paardenhouderij en manege;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 belemmeringenstrook:

een strook grond ter plaatse van en ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de verbinding te kunnen garanderen;

1.10 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 grondgebonden agrarische bedrijvigheid:

veehouderij-, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel;

1.21 hoogspanningsverbinding:

een ondergrondse (hoogspannings)verbinding die is bestemd voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van maximaal 110 kiloVolt (kV);

1.22 intensieve kwekerij:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen of het kweken van dieren, niet zijnde vee, waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, zoals een kwekerij van paddenstoelen, witlof, vis, wormen of maden;

1.23 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf of deel daarvan met een brutovloeroppervlakte van ten minste 250 m², dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer; onder veehouderij wordt hier niet verstaan: het houden van melkrundvee, schapen en paarden, het "biologisch" houden van dieren en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.24 maaiveld:

de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bestaande bebouwing;

1.25 manege:

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

1.26 normale onderhoudswerkzaamheden:

werkzaamheden die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de met de bestemming beoogde doeleinden;

1.27 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.28 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.29 paardenfokkerij:

het bedrijfsmatig, op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als hoofdactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.30 paardenhouderij:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.31 schuilgelegenheid:

een gebouw dat uitsluitend dient voor de beschutting van dieren tegen weersinvloeden;

1.32 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 (straat)peil
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.34 teeltondersteunende voorziening:

een verplaatsbare constructie, overtrokken met transparant materiaal anders dan glas, voor het kweken of beschermen van gewassen;

1.35 tuinbouw:

het bedrijfsmatig telen en kweken van groenten, bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, in de volle grond, al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Bij het meten van de goothoogte zijn de volgende constructiedelen uitgezonderd:

  • a. de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken, zoals in geval van horizontale gedeelten van afgeknotte daken en mansardekappen;
  • b. de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van:
    • 1. dakkapellen;
    • 2. dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd tuinbouw, met dien verstande dat intensieve veehouderij niet is toegestaan,
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende of daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen,
  • d. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen,
  • e. watergangen en waterpartijen, en
  • f. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, zoals mestplaten en mestsilo's, en kuilvoeropslag, andere silo's en windmolens.
3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer bedragendan 1,3 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragendan 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.2.1, ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden buiten bouwvlakken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van ten minste 0,5 ha in eigendom van of via pacht in gebruik bij de aanvrager van de omgevingsvergunning mag ten hoogste één schuilgelegenheid worden gebouwd;
  • b. de schuilgelegenheid mag uitsluitend worden gebouwd nabij, op maximaal 10 m afstand van bestaand bos met de bestemming 'Natuur';
  • c. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden mag niet minder dan 25 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 12 m², de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • e. een schuilgelegenheid mag uitsluitend worden gebouwd met een kap met hellende dakvlakken en wordt uitgevoerd in donkere, niet glimmende materialen;
  • f. de waarden als bedoeld in 3.1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Vormen van verboden gebruik

Specifieke vormen van verboden gebruik zijn in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in 3.1 voor:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlakken;
  • b. opslag van hooirollen en grasrollen en -balen buiten bouwvlakken;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels hoogte teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.4.1, onder a, ten behoeve van het buiten bouwvlakken gebruiken van gronden als bedoeld in 3.1 voor teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond,
  • b. het gebruik ten hoogste 20% van het open grondareaal bij het desbetreffende agrarisch bedrijf betreft;
  • c. het gebruik plaatsvindt in de periode van 1 september tot en met 30 april;
  • d. de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen, gemeten vanaf peil tot het hoogste punt van de voorziening, niet meer dan 1,2 m bedraagt.
  • e. de waarden als bedoeld in 3.1, onder b, daardoor niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw,
  • b. instandhouding en ontwikkeling van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden,
  • c. instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden met heide en met natte en droge natuur,
  • d. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, meanders en andere waterpartijen,
  • e. extensieve openluchtrecreatie,
  • f. behoud van de aanwezige zandwegen,
  • g. agrarisch medegebruik in de vorm van begrazing, en
  • h. bij een en ander behorende parkeer- en andere voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Behoudens het bepaalde in lid 4.3.2, is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning werken en werkzaamheden) op en in de gronden als bedooeld in 4.1 de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
4.3.2 Uitzondering omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Het in 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee krachtens een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 onder a, voor zover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 onder b, voor zover het betreft het aanleggen van poelen tot een inhoud van maximaal 500 m³;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 onder c voor zover het betreft de aanleg van een ondergrondse 110kV-hoogspanningsverbinding en de daarbij horende constructies, installaties en apparatuur ter plaatse van de bestemming Leiding - Hoogspanning 2.
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • h. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.
4.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind,
4.3.4 In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden te verlenen als bedoeld in 4.3.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.

Artikel 5 Leiding - Hoogspanning 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning 2' bestemde gronden zijn,behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende:

  • a. belemmeringenstrook;
  • b. voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

5.2 Bouwregels
  • a. Op de voor Leiding - Hoogspanning 2 aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde met een bouwhoogte van maximaal 2 meter ten dienste van de in lid 5.1 bedoelde bestemming worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 5.2, onder a geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) na voorafgaand positief schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen of materialen;
  • h. Het tijdelijk opslaan van zwaar materiaal.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien ten aanzien van de hoogspanningsverbinding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die verband houden met de aanleg van de ondergrondse 110kV-hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen.
5.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt slechts verleend na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels zijn uitsluitend van toepassing op gronden die zijn bestemd als Agrarisch met waarden en Natuur.

7.1 Vormen van verboden gebruik

Een verboden gebruik is in ieder geval:

  • a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. het gebruik als paardenbak;
  • c. het openstellen van (struin)paden in weidevogel- en ganzengebieden in het broedseizoen (15 maart tot 15 juli).

Artikel 8 Overige regels

8.1 Toepassingsbereik en partiële herziening
  • a. Voor zover de dubbelbestemmingen en aanduidingen uit dit plan samenvallen met de bestemmingen uit de vigerende bestemmingsplannen, blijven de regels van die bestemmingsplannen van toepassing, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen en aanduidingen uit dit plan prevaleren boven de regels uit de vigerende bestemmingsplannen. Dit plan heeft betrekking op de volgende vigerende bestemmingsplannen:
    • 1. bestemmingsplan Bedrijventerrein t`Lochter 2013, vastgesteld op 1 juli 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDBEDTLOCH2013-VG01 ;
    • 2. bestemmingsplan Landgoed De Eversberg, vastgesteld op 6 februari 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPEVERSBERG-VG01;
    • 3. bestemmingsplan Kinderboerderij Nijverdal, vastgesteld 12 december 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDKINDRBOERDRIJ-VG01 ;
    • 4. bestemmingsplan Rijksweg 35 en spoor Nijverdal, vastgesteld 27 september 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDRW35SP-VG01 ;
    • 5. bestemmingsplan Bedrijvenpark Noord te Nijverdal, vastgesteld op 18 juni 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDBEDRPARKNRD-VG01;
    • 6. bestemmingsplan Duivecate-Reggedal, vastgesteld 5 juli 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDDUIREG-VG01;
    • 7. bestemmingsplan Buitengebied 2009, vastgesteld op 20 april 2009 met identificatienummer NL.IMRO.0163000095101-;
    • 8. bestemmingsplan kruidenwijk zuid, vastgesteld op 25 juli 2007 met identificatienummer NL.IMRO.01630000BPNDKRWZ-;
    • 9. bestemmingsplan Nijverdal Oost 2016, vastgesteld op 8 maart 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDOOST2016-VG01;
    • 10. bestemmingsplan Nijverdal Groot Lochter, vastgesteld op 18 juni 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPNDGROOTLOCHTER-VG01;
    • 11. paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Hellendoorn, vastgesteld op 12 juni 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPPARAPLUPARKEREN-VG01;
    • 12. bestemmingsplan Buitengebied 2009 herziening regels 2-2012, vastgesteld op 18 september 2012 met identificatienummerNL.IMRO.0163.BPBUHERZREGELS-VG01;
  • b. Met dit plan wordt artikel 13 'Natuur' van het vigerende bestemmingsplan Duivecate-Reggedal als volgt gewijzigd:
    • 1. aan de bestaande regels in lid 13.4 wordt een nieuw sub e toegevoegd die als volgt luidt: " e. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die de aanleg van een ondergrondse 110 kV-hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen betreffen".
    • 2. De bestaande 'regels 14.3 sub 'e wordt hernummerd als 'f';
  • c. Met dit plan wordt artikel 4 'Natuur - Landgoed' van het vigerende bestemmingsplan Landgoed De Eversberg als volgt gewijzigd: aan de bestaande regels in lid 4.5 onder b word een nieuwe sub toegevoegd die als volgt luidt: "werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de aanleg van een ondergrondse 110 kV-hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
  • d. Met dit plan wordt artikel 3 'Verkeer - Verblijf' van het vigerende bestemmingsplan Rijksweg 35 en spoor Nijverdal als volgt gewijzigd: aan de bestaande regels in lid 3.3 lid c wordt een nieuw sub toegevoegd die als volgt luidt: "werken en/of werkzaamheden die de aanleg van een ondergrondse 110 kV-hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen betreffen".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 onder 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 onder 1 met maximaal 10%;
  • 3. Lid 8.1 onder 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 onder 1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2 onder 1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Lid 9.2 onder 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 110 kV Nijverdal-Rijssen.