Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten
4.9 Archeologie en cultuurhistorie
4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aanleiding
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de revitalisering van Landgoed De Eversberg te Nijverdal. Dit landgoed aan de Regge ligt in een kleinschalig groen buitengebied, gelegen tussen het bebouwde gebied van Hellendoorn, Nijverdal en de Kruidenwijk, dat functioneert als een stedelijk uitloopgebied. Door de nabijheid van de kernen en de strategische centrale ligging kent het gebied vele functies, ontwikkelingen en ontwikkelingsmogelijkheden.
Landschap Overijssel heeft in het kader van het lopende revitaliseringsproces circa 15,5 ha van het landgoed in eigendom verkregen. De revitalisatie, die reeds in gang is gezet, richt zich:
-
op de cultuurhistorische waarden van het landgoed (lanen, paden, waterpartijen, beplantingen, Engelse tuin);
-
op de ecologische waarden en potenties;
-
op de recreatieve ontsluiting en koppeling aan routes in de omgeving (fietssnelweg F35 en wandelstructuur Wierdensestraat);
-
de realisatie van een alternatieve ontsluiting voor de bestaande woningen naar aanleiding van het combiplan;
-
het creëren van een sociaal veilig uitloopgebied en speelaanleidingen t.b.v. van omliggende woonwijken.
Centraal op het landgoed worden door initiatiefnemer in nauwe samenwerking met de gemeente en Landschap Overijssel twee locaties ontwikkeld, te weten Evershoeve en Koetshuis. Vanwege de kwetsbare en waardevolle omgeving wordt de hier te realiseren bebouwing van grote ruimtelijke kwaliteit.
Voor de revitalisatie van Landgoed De Eversberg is een extra financiële drager nodig. Naast de ontwikkeling op het landgoed zelf isdeze drager gevonden in het mede ontwikkelen van twee bijzondere woningbouwlocaties tussen Hellendoorn, Nijverdal en Hulsen. Deze locaties bieden de mogelijkheid om wonen, natuur en landschap met elkaar te verenigen en in samenhang te ontwikkelen en te versterken. Op de locaties Jipkesbelt en Katenhorst worden maximaal drie exclusieve woningen gerealiseerd. Voor de ontwikkeling van deze locaties zijn afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld.
Vanwege de vorenstaande revitalisering van Landgoed De Eversberg is dit bestemmingsplan opgesteld. Behalve de twee bouwlocaties is ook het omliggende landgoed meegenomen. Dit gebied beschikte, in afwachting van een integrale oplossing, nog niet over een actueel planologisch kader.
Vigerend bestemmingsplan
Voor het grootste deel van het plangebied is het bestemmingsplan buitengebied Hellendoorn (1966/1977) van kracht. Het plangebied heeft de uit te werken bestemming “dorpsgroen”.
Deze bestemming kan uitgewerkt worden naar diverse bestemmingen te weten: "dagrecreatie, sportterreinen, parken, horecabedrijven en indien en voor zover de belangen van de recreatie zich daartegen niet verzetten voor agrarische doeleinden.
Aan de zuidwestkant van het landgoed wordt een strook die nu nog onderdeel is van het bestemmingsplan Duivecate-Reggedal (2011) aan het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan toegevoegd. Deze strook heeft nu de enkelbestemming Natuur, de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde en de gebiedsaanduiding geluidzone - industrie. Ook het gedeelte van de weg (oude ligging) over het landgoed wordt met de bestemming verkeer wordt nu in dit plan geïntegreerd.]
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk worden de huidige en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid van het rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Hellendoorn behandeld. In hoofdstuk 4 komen de milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten aan de orde. In de daarna volgende hoofdstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op de juridische vormgeving en de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ten slotte komt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Centraal tussen Nijverdal, de Kruidenwijk en Hulsen ligt Landgoed De Eversberg. Dit vrij toegankelijke landgoed functioneert als een stedelijk uitloopgebied. Het landgoed omvat circa 15,50 hectare met bos, oude lanenstructuren, omzoomde weilandjes, oude akkers en cultuurhistorische elementen als de ruïne van de Eversberg en een oude visvijver. Het landgoed wordt ontsloten via de Kappertsweg op de Baron van Sternbachlaan. Aan het einde van deze, voor autoverkeer, doodlopende weg liggen enkele woonhuizen. Dit laatste gedeelte valt samen met de oude laan over Landgoed De Eversberg. De in zuidelijke richting doorlopende laan is in het kader van de revitalisering een aantrekkelijke fiets- en wandelroute geworden die aansluit op de fietssnelweg F35 Wierden-Nijverdal en via een passage onder het combiplan op de Wierdensestraat.
Historie
Landgoed De Eversberg kent een geschiedenis die in ieder geval terug gaat tot in de 14e eeuw. In de 14e eeuw is een kleine boerderij of katerstede gebouwd op de overgang van de lage natte gronden langs de Regge naar de hogere en drogere gronden aan de rand van het destijds nog onontgonnen hoogveen. De boerderij werd in het begin van de 17e eeuw verbouwd tot een groter huis, een havezate. De oudste gegevens omtrent de terreinaanleg dateren van het eind van de 18e eeuw. In die tijd was sprake van een omgracht woonhuis met nabijgelegen boerderij, samen omgeven door landbouwgrond en bos. In het terrein waren ook enkele rechte lanen.
Tussen 1787 en 1820 is het landgoed sterk gewijzigd. Hoofdhuis en boerderij werden verbouwd en een nieuw bouwhuis werd toegevoegd zodat een symmetrische situatie ontstond rondom een centraal gelegen voorplein. Van hier vertrok een rechte laan in zuidelijke richting. Onder invloed van de Vroege Landschapsstijl werd binnen de strak omlijnde bosvakken een stelsel van slingerpaden aangelegd met een aantal attractieve elementen zoals fraaie heesterpartijen en een uitzichtheuvel. Eind 19e eeuw werd het landgoed aanzienlijk uitgebreid. In die periode werden ook beide bouwhuizen gesloopt en werd het hoofdhuis vervangen door een boerderij met herenkamer. De symmetrische situatie van het voorplein verdween, om plaats te maken voor een gebogen benadering van het huis, zoals gebruikelijk in de Late Landschapsstijl. In 1933 werd de boerderij verbouwd tot een landhuis en werd terzijde hiervan een nieuwe boerderij (de kern van de latere partyboerderij) gebouwd. In 1943 brandde het landhuis volledig af. In de loop van de tijd is de historische parkaanleg verwaarloosd.
Met respect voor de historische structuren en inbreng van omwonenden is een plan opgesteld voor de revitalisering van Landgoed De Eversberg. In een eerste fase zijn vogelkers en ongewenst opschot verwijderd. De ruïne, als oorspronkelijke centrale huisplaats, is weer zichtbaar en de boscomplexen zijn grotendeels vrij van invasieve beplanting. De huisplaats zal in combinatie met de te herstellen gracht en op te knappen Engelse tuin weer het middelpunt van het landgoed worden. In de loop van 2015 is het landgoed verder opgeknapt en ingericht als opmaat naar de verdere revitalisering van de onderdelen Engelse tuin, uitzichtheuvel, vijver en het terrein van Vermaeck. Het plan voor de inrichting is door Landschap Overijssel in samenspraak met vele omwonenden gemaakt. Beheertechnisch vormt het landgoed een eenheid met zowel het Reggeherstelproject Groene Mal, inmiddels De Kollen geheten, als het Reggeherstelproject Jipkesbelt.
Locatie Evershoeve
Ten noorden van de woning Kappertsweg 10 lag voorheen voornoemde partyboerderij. Deze is in 2009 afgebrand en gesloopt. Deze locatie is cultuurhistorisch waardevol omdat deze globaal de plek van een van de bouwhuizen behorende bij de havezate De Eversberg weerspiegelt. De fundamenten en historische kelder (thans vleermuisverblijf) van de havezate zelf liggen nabij en zijn duidelijk zichtbaar.
Locatie Koetshuis
Iets ten oosten van voornoemde kelder heeft het koetshuis van de havezate gestaan, vandaar de naamgeving. Qua locatie en situering is echter aansluiting gezocht met de locatie van de opstallen, terras en beplanting behorende bij de vroegere tennisbaan met toebehoren (1934).
2.2 Toekomstige situatie
Locatie Evershoeve
Op de locatie Evershoeve worden twee woonkavels gerealiseerd. Deze worden centraal ontsloten door een kleine verlenging van de in het kader van de revitalisatie al gerealiseerde asfalten rijloper. In het verlengde daarvan komen twee toeritten die toekomstige bewoners in staat stellen hun kavel te bereiken.
Voorstel opzet De Eversberg met de locatie Evershoeve (bron: Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, Landschap Overijssel, november 2015)
Locatie Koetshuis
Het gebouw heeft een footprint van circa 400 m2 op een kavel van circa 1.500 m2.
De maximale bouwhoogte bedraagt 10 m in combinatie met een maximale goothoogte van 4,5 m.
Voorstel opzet De Eversberg met de locatie Koetshuis (bron: Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, Landschap Overijssel, november 2015)
Toegestane functie
Wat betreft gebruik zijn op de locatie Evershoeve de volgende functies mogelijk:
- wonen in combinatie met beroep/bedrijf aan huis
Wat betreft gebruik zijn op de locatie Koetshuis de volgende functies mogelijk:
-
een restaurant en/of een hotel/logiesbedrijf;
-
maatschappelijke voorzieningen (ook zorg en/of woon-zorg);
-
culturele voorzieningen, zoals atelier, museum, galerie of kunsthandel;
-
kleinschalige ambachtelijke bedrijfsfuncties;
-
een recreatieve functie met toegevoegde en innovatieve waarde aan het marktsegment;
-
inpandige bedrijfswoning of wonen in combinatie met beroep/bedrijf aan huis.
2.3 Beeldkwaliteit
Voor de locatie Evershoeve en Koetshuis zijn criteria voor beeldkwaliteit van de bebouwing opgesteld. De volgende thema’s moeten op overtuigende wijze in het ontwerp zijn verwerkt:
Ensemble de gebouwen moeten onderling en met de bestaande historische omgeving een ruimtelijke relatie aangaan middels een zorgvuldige compositie van positie en oriëntatie
de gebouwen moeten harmoniëren in stijl, kleur en materiaalgebruik
Gebouw de gebouwen en de huisplaats moeten een hoge esthetische kwaliteit bezitten
de gebouwen moeten van een grote aandacht voor architectuur, materialen en detaillering getuigen
alle zijden van een gebouw moeten van hoge esthetische kwaliteit zijn en een positieve rol spelen in het landschapsbeeld
Toevoegingen erfscheidingen moeten een landelijke uitstraling hebben
erfscheidingen mogen de relatie van gebouw en landschap niet verstoren
landgoedparken zijn bewust ontworpen en ingericht als cultuurmonument; ecologie kan daarin een ondersteunende rol spelen
Aanvullend geldt voor de locatie Koetshuis de wens om een woning met ingetogen karakter te realiseren. Door de geleding van de woning, door de lage nokhoogte en een relatief groot kapoppervlak oogt de woning subtiel en ingetogen. Dit biedt een randvoorwaarde om op te gaan in het bos en een secundaire rol te krijgen op het landgoed. De voormalige huisplaats is en blijft het centrale punt van het landgoedensemble.
2.4 Landschapsplan
Omdat de (her)ontwikkellocaties zulke bijzondere plekken zijn, vraagt de planvorming om een zorgvuldige integratie van plannen en bestaand land-schap. Derhalve zijn naast een beeldkwaliteitsplan ook landschappelijke randvoorwaarden van toepassing. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, Landschap Overijssel, november 2015. Voor een uitgebreide beschrijving van het landschapsplan wordt verwezen naar het bijgevoegde rapport. In het onderstaande zijn de beeldkwaliteitseisen voor het landschap weergegeven.
Voor de locatie Evershoeve gelden de volgende eisen:
-
aansluiting op de landgoedstructuur, samenhangend geheel.
-
bebouwing onderdeel van totaal bebouwingsensemble op het landgoed en in hiërarchie ondergeschikt aan de huisplaats. Woningen worden daartoe ver achter op het kavel geplaatst. Zoals aangegeven met de stippellijn in de plankaart. Voorkanten van de woningen georiënteerd op de huisplaats.
-
hoofdgebouwen staan minimaal 10 meter uit de erfgrens
-
tussen de kavels onderling groene erfafscheidingen van inheems plantmateriaal
-
bomen op de erfgrens naar Engelse tuin zoveel mogelijk handhaven. Waar door teveel overhang bomen niet gespaard kunnen worden, kan selectief worden ingegrepen. Daarvoor in de plaats een groene erfscheiding van inheemse beplanting zoals beuk. Een andere oplossing is enkele dikke (eiken- of kastanje)houten palen op dat stuk.
-
grens met Reggedal als transparante houtwal handhaven, met hier en daar zichtlijnen vanuit de woningen
-
parkeren op eigen erf
-
voortuinen met een sobere, passende uitstraling. Bestaand uit componenten oprit, gazon en solitaire bomen. Voor de nieuwe bomen valt te denken aan soorten als beuk, eik, linde, walnoot, kastanje, tamme kastanje of zoete kers.
-
achtertuinen vrij in te vullen, waarbij het fraai is wanneer in de uitstraling wordt aangesloten bij het sobere landschappelijke karakter van het landgoed.
-
nieuwe bomen in de voortuinen zorgen samen met de bestaande bomen net ten oosten en zuidoosten van de kavel voor een ‘zachte landing’ op het landgoed. De bomen in de rand en bij de toerit naar het kavel dienen dan ook ten alle tijden worden behouden.
-
op het voorterrein een van asfalt afwijkend materiaal gebruiken, bij voorkeur halfverharding: dat levert een fraai beeld en is beter voor de doorwatering en dus voor de bomen. Ter plekke van de gedeelde inrit solitaire bomen met stinzenbeplanting.
Voor de locatie Koetshuis gelden de volgende eisen:
-
woning gaat op in het bos
-
aansluiting op de landgoedstructuur, samenhangend geheel
-
bebouwing onderdeel van totaal bebouwingsensemble op het landgoed en in hiërarchie ondergeschikt aan de huisplaats. Woning heeft daartoe een vrij ingetogen architectuur en ‘trekt zich terug’ in het bos
-
bomen zo veel mogelijk handhaven, zij vormen de belangrijkste kwaliteit van de plek
-
parkeren aan de westzijde van het kavel achter de te handhaven bosbeplanting. Bij voorkeur ingericht met een halfverharding met een natuurlijke zachte kleurstelling
-
overgang naar het bos door een smalle strook (half)verharding rondom de woning. Hierop staan bijvoorbeeld een aantal bloempotten, een bankje etc. Het beeld is een informele overgang naar het omringende bos, passend bij een boswoning. Het voorgebied aan de weg bij voorkeur uitvoeren in halfverharding. Dient tevens als parkeeroplossing. Harde erfbegrenzingen als hagen of hekwerken zijn niet gewenst.
-
het zuidelijke deel van de tuin heeft een open relatie naar het weiland. Hier kan door bomen te verwijderen een zichtvenster naar het weiland worden gecreëerd. De woning vormt samen met de woningen op de locatie Evershoeve en de huisplaats één samenhangend ensemble. Bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd, onderbegroeiing desgewenst verwijderd. Het oostelijke deel van de kavel is bos tot aan de woning.
-
aan de westzijde van het kavel de bomen handhaven. Ondergroei kan worden verwijderd, zodat de stammen van de bomen en de gevel van de woning onderling een relatie aangaan. Om het totale ensemble te versterken en een zichtbare relatie met huisplaats en Evershoeve aan te gaan, kan ervoor gekozen worden om 1 of 2 bomen te verwijderen en zo een ‘zichtvenster’ te creëren. Voor het overige wordt de woning vormgegeven als onderdeel van het bos.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen om het beleid uit de SVIR te verwezenlijken. Voor onderhavig project zijn de onderstaande beleidsregels relevant.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren hanteert het rijk een ladder voor duurzame verstedelijking:
-
beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale vraag;
-
beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gereali-seerd kan worden;
-
en een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.
De ladder voor duurzame verstedelijking, voorheen bekend als SER-ladder, is verankerd in het provinciaal beleid. Voor de afweging wordt verwezen naar hoofdstuk 3.2.
Toetsing Rijksbeleid
Er zijn geen rijksbelangen gemoeid met onderhavig bestemmingsplan.
3.2 Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel
In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (geactualiseerde versie van 3 juli 2013) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is "om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken."
Het plangebied ligt op een locatie die in de omgevingsvisie behoort tot de zogenaamde “groene omgeving”. Voor de groene omgeving worden in de omgevingsvisie de volgende drie ontwikkelingsperspectieven aangegeven:
-
Zone Ondernemen met natuur en water
Het samenhangend netwerk van gebieden met natuurkwaliteit, water en landschappelijke kwaliteit. Deze zone bestaat uit het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur), de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) en (landbouw)gebieden waar ruimte is voor ontwikkeling van economische dragers. De toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving richt zich in het gebied buiten het NNN op beheer en versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.
-
Buitengebied accent productie
Gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plek is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden).
-
Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte
Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.
Kwaliteits impuls Groene omgeving
De provincie Overijssel heeft in haar omgevingsvisie vastgelegd dat elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen, et cetera. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar. Er is daarbij een werkwijze ontwikkeld om de principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de groene omgeving van Overijssel. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.
Ontwikkelingen in de groene omgeving worden dan ook als volgt benaderd. Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd. Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven, dan wel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen dan wel in voldoende mate gecompenseerd.
Uitvoeringsmodel
De hiervoor geschetste stappen zijn in de Omgevingsvisie in een uitvoeringsmodel gevat. Dit model is gebaseerd op drie niveaus:
-
generieke beleidskeuzes;
-
ontwikkelperspectieven;
-
gebiedskenmerken.
In het navolgende worden deze drie stappen besproken voor het voorliggend planvoornemen.
1. Generieke beleidskeuzes
De generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of de ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Hieraan ten grondslag ligt de ladder voor duurzame verstedelijking (zie hoofdstuk 3.1). Deze ladder kent drie treden, waarbij op elke trede het initiatief wordt gewogen. De eerste trede stelt de vraag of er een regionale behoefte is aan de verstedelijkingsop-gave. De tweede trede gaat in op de vraag of aan deze behoefte niet kan worden voldaan binnen bestaand bebouwd gebied en de laatste trede vraagt, als er buiten bestaand stedelijk gebied wordt gebouwd, of de locatie multimodaal ontsloten kan worden.
Actuele jurisprudentie maakt duidelijk dat de realisatie van een beperkt aantal woningen (circa 8) niet is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 3 woningen en behoefte aldus geen motivering op grond van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Jurisprudentie wijst ook uit dat de realisatie van geringe ‘andere stedelijke voorzieningen’ (cultuur, zorg, leisure) geen stedelijke ontwikkeling betreft. De ontwikkeling op de locatie Koetshuis behoeft aldus geen motivering op grond van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omdat de ontwikkelingslocatie De Eversberg onderdeel is van een grotere ontwikkeling is de uitspraak 201405299/1/R3 Gemeente Hilvarenbeek, bestemmingsplan "Landgoed De Utrecht" van belang. In deze uitspraak oordeelt de Raad van State dat de realisatie van in totaal 14 woningen op vier locaties, die tezamen voorzien in nieuwe economische dragers voor het duurzaam exploiteren en in stand houden van een landgoed, vanwege de onderlinge afstand niet kunnen worden aangemerkt als één woningbouwlocatie als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omdat een bestemmingsplan wel in overeenstemming dient te zijn met een goede ruimtelijke ordening, is in het navolgende een motivering opgenomen voor de behoefte en inpassing van het plan.
De woningen maken onderdeel uit van een grotere opgave op het gebied van water, natuur en recreatie. De woningbouw vormt daarvoor een belangrijke financiële drager. Door te kiezen voor zeer bijzondere woonlocaties, waarop exclusieve woningen worden ontwikkeld, verwacht de gemeente dat ook geïnteresseerden van buiten de regio zich aangetrokken zullen voelen.
Afgewogen is of het initiatief niet binnen de bestaande bebouwde kom een plek kan krijgen. Voor de herontwikkeling van Landgoed De Eversberg is een financiële drager nodig. Deze drager is gevonden in het mede ontwikkelen van twee bijzondere woningbouwlocaties tussen Hellendoorn, Nijverdal en Hulsen (naast de ontwikkelingsmogelijkheden op het landgoed zelf).
De woningbouw maakt deel uit van een grotere gebiedsopgave waarbij noodzakelijke opgaven ten aanzien van waterberging, ecologisch herstel en verbetering en recreatieve verbindingen in en rond het Reggedal (deels) worden bekostigd. Om voldoende verdienkapitaal te kunnen genereren en om een directe (ruimtelijke) relatie te kunnen houden tussen de gebiedsopgave en de woningbouw, zijn de locaties Jipkesbelt, Katenhorst en Eversberg aangewezen, waarbij Katenhorst en Eversberg in een (recent) verleden ook bebouwd zijn geweest. Binnen de bebouwde kom zijn vergelijkbare locaties met dezelfde potentie en opgave niet te vinden.
De locaties bieden de mogelijkheid om wonen, natuur en landschap nog beter met elkaar te verenigen en in samenhang te ontwikkelen en te versterken. Op de locaties Jipkesbelt en Katenhorst worden maximaal drie exclusieve woningen gerealiseerd, waarbij de bijbehorende erfinrichting een bijdrage zal leveren aan de verdere versterking van de omliggende (recent uitgevoerde) Reggedalherstelprojecten.
De ontwikkelingen op Landgoed De Eversberg vormen de vervanging van bestaande bebouwing. Het tot voor kort bebouwde terrein (het hart van het vroegere landgoed) wordt opnieuw ontwikkeld met woningen, gecombineerd met lichte aanverwante bedrijvigheid (op de locatie Koetshuis) waarvoor binnen het bestaande gebied vrijwel geen ruimte is.
Vanuit de herontwikkeling van de bebouwing wordt ook het landgoed opgewaardeerd. De landschappelijke structuur, die nu deels is verwaarloosd, biedt voldoende mogelijkheden voor herstel en vernieuwing in combinatie en relatie met de nieuw te realiseren bebouwing. Met het herstel en de aanleg van nieuwe routes is al een begin gemaakt bij de reconstructie van het landgoed. Hierdoor kan het landgoed, dat inmiddels ingeklemd ligt tussen woningen, bedrijventerrein en combiplan een fraaie landelijke enclave blijven en een uitloopgebied vormen voor de inwoners van Hulsen/Kruidenwijk en Nijverdal.
Elk van de locaties ligt aan of maakt onderdeel uit van de weginfrastructuur in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn. Voor de locaties Eversberg en Jipkesbelt gaat het daarbij om binnenstedelijk buitengebied. De recente upgrading van de openbare infrastructuur op Landgoed De Eversberg is overigens bekostigd vanuit het onderhavige revitalisatie-project. Daarmee zijn de locaties, net als alle andere erven in het buitengebied goed bereikbaar met auto en fiets. Landgoed De Eversberg is bovendien een knooppunt van wandel-fietsstructuren, zowel recreatief als woon-werkgerelateerd.
Gelet op de beperkt te realiseren bebouwing is de bereikbaarheid van de woningen voldoende gewaarborgd.
2. Ontwikkelperspectieven
De provincie Overijssel heeft in de omgevingsvisie vastgelegd welke ontwikkelperspectieven zij ziet voor haar grondgebied. In het navolgende wordt daarop ingegaan.
Het landgoed De Eversberg ligt in het zogeheten mixlandschap, waar een menging van buitengebied gebonden functies is toegestaan. In dit landschap wordt nadrukkelijk gezocht naar de verbinding van ontwikkelingen met behoud en versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke elementen.
De woningbouwlocaties worden ingeklemd door het Natuurnetwerk Nederland (middengroen). Het ruimtelijk beleid in het NNN is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en (natuur)waarden van de ecologische hoofdstructuur. De kernkwaliteiten zijn landschappelijke waarden, natuurlijke waarden en beleving van rust. Aan ontwikkelingen die niet bijdragen aan deze waarden en doelstellingen, wordt geen medewerking verleend, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waarop op geen andere wijze aan kan worden voldaan.
De herontwikkeling van het landgoed is bij uitstek een voorbeeld waar nieuwe woningbouw een bijdrage levert aan de herontwikkeling en doorontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de omgeving (het landgoed zelf).
Het landgoed wordt in zijn geheel opnieuw ingericht en hersteld met respect voor en verdere ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden, onder andere door de verschuiving en herschikking van routestructuren waardoor ter hoogte van De Eversberg een recreatieve luwte wordt bereikt voor de bij Nijverdal aanwezige smalle Reggecorridor. Bovendien wordt zo tegemoet gekomen aan de wens om de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden te versterken die zo kenmerkend zijn voor het mixlandschap.
Locatie De Eversberg (met links de Evershoeve en rechts het Koetshuis) ligt in het mixlandschap (linkerkaart) en ingeklemd tussen het NNN (rechterkaart kaart), maar maakt er zelf geen deel van uit
3. Gebiedskenmerken
De provincie Overijssel vindt het van groot belang dat nieuwe ontwikkelingen ook een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Deze ruimtelijke kwaliteit wil de provincie realiseren door nieuwe ontwikkelingen te laten anticiperen op en voortbouwen aan de ruimtelijke kenmerken van het landschap. Deze ruimtelijke kenmerken zijn uiteengelegd in vier lagen:
-
Laag van de natuurlijke ondergrond: de bodem, de ondergrond die uit abiotische processen is ontstaan en de basis heeft gelegd voor het menselijk handelen.
-
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: het gebruikerslandschap met alle sporen van ingrijpen van de mens in de natuurlijke ondergrond en het (voor de landbouw) in cultuur brengen daarvan.
-
Stedelijke laag: laag waarin de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies en het ordenende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen zichtbaar wordt
-
Lust- en leisurelaag: de laag die zorgt voor beleving, betekenis en identiteit van Overijssel, door voort te bouwen op de onderliggende lagen, maar ook eigen kenmerken toevoegt als landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes.
De ruimtelijke kenmerken van de locatie De Eversberg zijn:
-
Laag van de natuurlijke ondergrond: dekzandvlakten en ruggen;
-
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: oude hoevenlandschap;
-
Stedelijke laag: niet van toepassing na sloop partyboerderij;
-
Lust- en leisurelaag: de diverse routestructuren en historische relicten van het oude landgoed.
Vanuit de gebiedskenmerken wordt meegegeven dat ontwikkelingen bij moeten dragen aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Kenmerkend voor het gebied zijn de verspreid liggende erven (al dan niet met eenmansessen) met hun fraaie erfbeplantingen en duidelijke verweving met het omliggende landschap. Nieuwe ontwikkelingen moeten op dit beeld verder bouwen. Het oude landgoed De Eversberg is een bijzondere verschijning in dit oude hoevenlandschap. Het landgoed is een verbijzondering met een eigen opzet en inrichting met lanen, doorzichten, bossen en landhuis met omringende tuin. De revitalisering van het landgoed speelt op dat beeld in, waarbij de samenhang en verbindingen met zowel de stedelijke als natuurlijke omgeving worden meegenomen. De woningbouw wordt ingepast met respect voor de omgeving, door gebruik te maken van passende erfafscheidingen en voort te bouwen op en gebruik te maken van bestaande groenstructuren, waarbij de zichtassen worden behouden.
De aanwezige routestructuren en oude relicten worden behouden en zijn al vooruitlopend op de woningbouw opgewaardeerd, waardoor er een duurzaam raamwerk van routes te midden van de natuur is ontstaan.
Toetsing provinciaal beleid
In het voorstaande is onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de groene omgeving. In deze onderbouwing is het uitvoeringsmodel, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie, toegepast.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk beleid
De gemeente Hellendoorn heeft op 20 februari 2014 de Omgevingsvisie Hellendoorn Natuurlijk Avontuurlijk vastgesteld. Deze omgevingsvisie bevat een brede visie op de toekomst en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen.
In 2012 is integraal een inventarisatiedocument voorbereid: "Hoofdlijnen van beleid in Hellendoorn”. In de eerste helft van 2013 zijn op interactieve wijze workshops gehouden met onder andere organisaties, ondernemers, instanties, dorpsbelangen en tot slot met de gemeenteraad. Hierin hebben de deelnemers de prioriteiten, belangen, gezamenlijke doelen en kansen proberen te destilleren. Vervolgens is de output vertaald naar de nieuwe omgevingsvisie. De visie is opgebouwd in 3 lagen, namelijk identiteit, context en kernvisie.
De omgevingsvisie kent tot slot een uitvoeringsschema waarin de kernacties en projecten voor de komende twee à drie jaar in beeld worden gebracht.
Het project “Revitalisering landgoed De Eversberg” is opgenomen in dit uitvoeringsschema. Het doel is om te komen tot een uitgewerkte planvorming.
Het plangebied is gelegen in het identiteitsgebied ”Beleef de Regge”. De rivier de Regge scheidt twee werelden: het gebied ten westen van de rivier waar de natuur domineert tegenover het gebied ten oosten van de rivier waar de agrarische functie domineert. Het gebied langs de Regge is een overgangsgebied, waar ontwikkelingen worden gestimuleerd als daarbij de identiteit wordt geïntegreerd. De Regge is in de loop der jaren voor een groot deel genormaliseerd (rechtgetrokken) en gekanaliseerd (rechthoekig profiel). Hierdoor had het Reggedal een groot deel van zijn natuurlijke veerkracht verloren. Samen met het waterschap, Landschap Overijssel en de provincie werkt de gemeente aan projecten waarin voor delen van het Reggedal op basis van een blauw-groene (water- en natuurontwikkeling) inrichtingsvisie het oude meanderen wordt teruggebracht. Ook bij nieuwe ontwikkelingen kan deze meandering nog meer worden versterkt of beleefbaar worden gemaakt.
Menselijke activiteiten vonden lang geleden al langs de rivier de Regge plaats. De Schuilenburg (uit 1339) was een machtige havezate direct aan de Regge bij de verbindingsweg van Zwolle naar Almelo (de Twentsche Weg). Dit terrein is hersteld en heeft nu een aan de cultuurhistorie gekoppelde recreatieve bestemming. En uiteraard is de textielindustrie op de kruising van de Regge en de Rijksweg 35 ontstaan. De aanwezigheid van de textielindustrie in Nijverdal heeft een belangrijke stempel gedrukt op het dorp en de omgeving ervan. (Spoor)wegen zijn mede vanwege de textielindustrie aangelegd. Op het Ten Cate-terrein in Nijverdal staan nog gebouwen waarvan een aantal als cultuurhistorisch erfgoed is aangewezen.
Ontwikkelingen worden in het identiteitsgebied ”Beleef de Regge”, waar van oorsprong al tal van activiteiten plaatsvonden, gestimuleerd. Beleefbaarheid van de Regge kan op verschillende manieren tot stand komen (denk aan avontuurlijke waterrecreatie, avontuurlijke verblijven langs de Regge). Daarbij zal naast de beleefbaarheid van de Regge, ook oog moeten zijn voor het cultuurhistorisch erfgoed. Het cultuurhistorisch erfgoed kan worden benut voor versterking van het imago en de identiteit.
Woonvisie gemeente Hellendoorn 2012
In de woonvisie 2012 (vastgesteld op 3 juli 2012) schetst de gemeente een beeld van de actuele woningmarktsituatie de gemeente en haar visie op het wonen tot 2020. Tegen de achtergrond van de woningmarktontwikkelingen in de afgelopen jaren constateert de gemeente dat de hoofdlijnen van het in 2003 uitgestippelde beleid gericht op kwaliteitstoevoeging en wijkgerichte aanpak nog steeds actueel zijn. Wel noopt de actuele financiële crisis en de demografische ontwikkeling tot bijstelling van woningbouwambities. Anderzijds vraagt de vergrijzing om extra inzet op het terrein van wonen, welzijn en zorg.
Het woningbouwprogramma is dynamisch en bestaat uit initiatieven vanuit de gemeente, woningstichting, particulieren en ontwikkelaars/bouwers. De gemeente kan besluiten om in specifieke gevallen en onder voorwaarden af te wijken van het woningbouwprogramma en nieuwe initiatieven toe te staan. Voorwaarde vanuit de provincie Overijssel is echter dat wanneer nieuwe initiatieven worden toegestaan andere plannen uit het woningbouwprogramma moeten worden geschrapt.
Het woningbouwprogramma wordt voortdurend gemonitord en waar mogelijk afgestemd op actuele inzichten in de woningbehoefte en de uitgangspunten van deze woonvisie. De potentiële plancapaciteit voor uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 is teruggebracht tot 825 woningen. Er wordt voor deze periode uitgegaan van een uitbreidingsbehoefte van circa 660 woningen en de met de provincie overeengekomen 30% extra plancapaciteit om voldoende flexibiliteit te hebben in de planontwikkeling.
Een toevoeging van in totaal 5 woningen past binnen de netto plancapaciteit tot 2020 zoals opgenomen in de “Woonvisie gemeente Hellendoorn 2012”. Eén woning is in de planvorming toegevoegd, omdat er mede op aandringen van omwonenden is afgestapt van het oorspronkelijke idee van bedrijfsmatige bebouwing op locatie de Evershoeve. De ontwikkeling is in de loop van de tijd afgeschaald naar de bouw van twee reguliere woningen in plaats van het aanvankelijk beoogde gebouw van ca. 2.000 m², dit mede in relatie tot de eerder genoemde economische ontwikkelingen van de afgelopen 5 jaar en het gewenste landschapsbeeld.
Landschapsbeleidsplan 2000
De gemeente Hellendoorn streeft in haar landschapsbeleidsplan naar behoud, herstel, waar mogelijk versterking en waar nodig vernieuwing van de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied. Dit dient te worden afgestemd op de bestaande en te verwachten functies in het buitengebied. De volgende algemene uitgangspunten zijn hierbij geformuleerd:
-
zorgen voor een aantrekkelijk en toegankelijk landschap;
-
verbeteren van de structuur en de verzorging van het landschap door het opheffen van achterstallig beheer;
-
versterken van de natuurwaarden en de samenhang van grote natuurgebieden;
-
afstemmen van andere (bestaande en te verwachten) functies in het buitengebied op de kwaliteiten van het landschap.
Het plangebied ligt in/bij het beekdal van de Regge. Voor het beekdal van de Regge zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
-
ontwikkeling beekbegeleidende, bloemrijke graslanden;
-
handhaving bestaande afwisselende vegetatie, reliëf en vochtigheid langs de Regge;
-
stimulering van de aanleg van poelen en herstel van oude Reggearmen;
-
ontwikkeling recreatieve routes aansluitend op de stuwwal;
-
masterplan/nevengeul Groene Mal;
-
behoud en herstel van karakteristieke overgangen van het beekdal naar de omliggende overgangsgebieden.
Het plangebied ligt in het deelgebied “Landgoederen: Duivecate en De Eversberg”. Voor deze landgoederen zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
-
versterking lanenstructuur;
-
behoud en versterking van boselementen;
-
nieuwe beplantingsstructuur langs zandwegen;
-
stimulering aanplant hoogstamboomgaarden en erfbeplanting;
-
versterking landgoederen als groene geleding in de stedelijke contour;
-
herstel oude Reggearmen.
Waterplan Hellendoorn
Het ‘Waterplan Hellendoorn’ is een toekomstvisie met het jaar 2030 als horizon en beslaat de gehele gemeente. In de visie is vastgelegd hoe de gemeente Hellendoorn en de waterschappen met het water willen omgaan. Deze visie vormt de basis voor de maatregelen voor de korte, middellange (tot 2015) en lange termijn (2030). Deze maatregelen zijn concreet uitgewerkt voor de stedelijke kernen Hellendoorn, Nijverdal, Kruidenwijk en het Reggedal en voor zover aan de orde ook de kleine kernen Daarle, Daarlerveen en Haarle.
Het ‘Waterplan Hellendoorn’ benoemt de volgende ambitie voor 2030 ten aanzien van het Reggedal:
“De Regge is conform het stroomgebiedsactieplan Midden Regge een meer natuurlijke beek die meandert en een hoger peil heeft. De meanderende Regge en het beekdal zijn vanuit een recreatieve zonering op diverse aantrekkelijke punten voor fietsers en wandelaars benader- en beleefbaar.”
Het ‘Waterplan Hellendoorn’ benoemt hierbij een aantal maatregelen om de gewenste visie te bereiken:
-
Herstel oude Regge-meanders en verruiming van het Reggedal in combinatie met natuurontwikkeling en recreatie;
-
Afstemmen stedelijke vernieuwing in Reggedal;
-
Betrekken van het herstel van de Molenbeek en bij het Reggeherstel- en Reconstructie natuurontwikkelingsproject de Marsdijk;
-
Herinrichting van de Schaddenbeltsleiding en ecologische inrichting. Combineren van natuurherstel met recreatieve wandelroutes;
-
Planvorming / studie voor relatie Regge-stad en beleving van de Regge;
-
Ontwikkeling van een recreatief knooppunt bij Nijverdal, aanleg van fiets- en wandelpaden en van oversteekplaatsen;
-
Planvorming/studie naar vasthouden neerslag en van opvang van overtollige neerslag bestaande en nieuwe woonwijken in bufferzone in natuurrandgebied rondom het Wierdense Veld.
Parkeerbeleid
In de Reparatiewet BZK (inwerking getreden op 29 november 2014) is bepaald dat de bouwverordening geen stedenbouwkundige bepalingen – waaronder voorschriften met betrekking tot parkeren – meer mag bevatten. Voor bestaande bestemmingsplannen geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2018. Voor nieuwe bestemmingsplannen vervalt de parkeerbepaling uit de bouwverordening na vaststelling.
Vooruitlopend op het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen heeft de raad op 11 december 2012 besloten om de "Nota Parkeernormen" vast te stellen. Daarin wordt voorzien in parkeernormen voor:
-
het stedelijk gebied;
-
voor het overige gebied.
Deze parkeernormen worden rechtstreeks in (de regels van) het bestemmingsplan opgenomen.
Toetsing gemeentelijk beleid
De ontwikkeling van de locaties Evershoeve en Koetshuis en de revitalisering van het landgoed met haar natuurlijke en landschappelijke waarden past in de gemeentelijke omgevingsvisie en haakt aan bij het gemeentelijke beleid voor het beekdal van Regge zoals vastgelegd in het landschapsbeleidsplan en het waterplan. De afvoer van het hemelwater van beide locaties naar het herstelde grachtenstelsel verbetert bovendien het grondwaterpeil in dit gebied.
3.4 Waterschap Vechtstromen
Het beleid van het waterschap is relevant gezien de ligging van het plangebied nabij de Regge. Tot 1848 was de Regge een vrij kronkelende, breed stromende rivier tussen de Schipbeek bij Diepenheim en de Vecht bij Ommen. In de 19e eeuw is de Regge gekanaliseerd.
Het waterschap Vechtstromen zet zich nu, samen met de provincie Overijssel, gemeenten, grondeigenaren en diverse belangenorganisaties, in om 50 km Regge stapsgewijs om te vormen tot een natuurlijk ingerichte rivier. Ruimte voor water speelt daarbij een centrale rol.
Met diverse Reggeherstelprojecten wordt de gekanaliseerde Regge op verschillende plaatsen omgevormd tot een dynamisch en veerkrachtig watersysteem. Het doel is ongewenste verdroging of wateroverlast tot een minimum te beperken. Bovendien geeft de natuurlijke inrichting van de Regge een impuls aan recreatie en toerisme in de omgeving van de rivier.
De natuurlijke inrichting van de Regge gaat vaak gepaard met het creëren van nieuwe natuur. Door een ecologische verbindingszone aan te leggen wordt het mogelijk om de onderlinge samenhang van natuurgebieden te realiseren. Hierdoor kunnen planten en dieren zich verspreiden. Daarnaast wordt ook ruimte gecreëerd voor een levensvatbare en rendabele landbouw rond het Reggedal. De natuurlijke inrichting van de Regge geeft tevens een impuls aan recreatie en toerisme in de gemeenten waar de Regge stroomt. Ook worden plannen gemaakt voor wonen aan het water en de beleving van water in stedelijk gebied.
In de navolgende paragrafen wordt ingegaan op de Reggevisie en de relevante herstelprojecten. Overig beleid van het waterschap komt in paragraaf 4.3 aan bod.
Reggevisie
Waterbeheer in Twente is complex. Er is sprake van een nauwe verweving tussen de verschillende gebiedsfuncties en er is sprake van een groot aantal ontwikkelingen. Elke functie en elke ontwikkeling stelt specifieke eisen aan het element “water”. Het gaat hierbij om eisen die door de tijd heen variëren en strijdig met elkaar kunnen zijn. In de “Reggevisie” is voor de Regge een visie opgesteld voor het jaar 2020. De nadruk ligt op het watersysteem van de Regge.
De Reggevisie heeft een drietal concrete doelstellingen:
-
Het vormgeven van een duurzame omgang met het water, zowel op momenten dat dit schaars is, als op momenten dat er teveel water is;
-
Het bieden van een lange-termijn instrument voor het waterschap om eigen ontwikkelingen in de gewenste richting te sturen;
-
Het vormen van een instrument om de overige gebiedsactoren (gemeentes, landbouw, natuur, recreatie etc.) gevolgen van keuzes te laten zien.
De Reggevisie heeft als basis gediend voor het ontwikkelen van de Reggeherstelprojecten.
Reggeherstelprojecten
Groene Mal en Jipkesbelt
De projectgebieden Groene Mal (huidige naam De Kollen) en Jipkesbelt liggen tussen de bebouwde kommen van Nijverdal, de Kruidenwijk, Hulsen en Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn. Door het realiseren van dit project is de bestaande Regge over een lengte van 2400 meter natuurlijk ingericht.
Groene Mal fase 1 betrof het meest noordelijke deel van de Groene Mal waarvan de werkzaamheden in 2007 zijn afgerond. De werkzaamheden betroffen hoofdzakelijk het graven van 400 meter nieuwe Regge (nieuwe hoofdstroom) en de aanleg van 6 ha retentiegebied, het bouwen van een brug en het realiseren van een ecopassage onder de toekomstige Noord-Zuidverbindingsweg.
Fase 2 betrof de inrichting van het zuidelijke gedeelte van de Groene Mal rondom de Wierdensestraat. In deze fase is in 2009 een nieuwe brug met ecopassage, een hoogwatergeul (300 m) en retentie (4 ha) gerealiseerd.
De derde fase is recent (2013) uitgevoerd en richtte zich met name op de inrichting van het tussenliggende gebied. De werkzaamheden betroffen het voltooien van de extra hoofdstroom (ecologische strang) tussen fase 1 en fase 2 om de rioolwaterzuivering en de aanleg van een debietverdelende voorziening bij de zuidelijke aansluiting van de hoofdgeul op de bestaande Regge. Met deze laatste fase is het project de Groene Mal afgerond.
Naast de derde fase van de Groene Mal is er gelijktijdig, in het kader van Reggeherstel, nog een deel van de Midden Regge heringericht. Het betreft het deel tussen de Groene Mal en het project Visschebelt, genoemd Jipkesbelt. Deze werkzaamheden betroffen het laten meanderen van de bestaande loop binnen de ruimte die er is.
Het ‘Groene Mal’-concept is onder andere een uitvloeisel van de reconstructie van het landelijke gebied. Getracht wordt diverse afzonderlijke ontwikkelingen die in het betreffende gebied spelen, in samenhang te bekijken om vervolgens optimale keuzes voor het Reggedal te maken. De volgende ontwikkelingen zijn gaande en deels al uitgevoerd in het plangebied:
-
Combiplan: nieuw tracé rijksweg 35 en spoorlijn Zwolle – Almelo;
-
Noord-Zuid verbinding ter hoogte van de Kruidenwijk – Hulsen;
-
Ruimte voor water in het rivierdal;
-
Realisering natte natuur en landschapsontwikkeling;
-
Versterken recreatief medegebruik (alsmede het bevorderen van herstel en revitalisering van landgoed “de Eversberg”);
-
Structuurvisie en stedelijke wateropgave gemeente Hellendoorn.
Op navolgende afbeelding is de inrichtingstekening weergegeven.
Toetsing beleid waterschap
De ontwikkeling van de locaties Evershoeve en Koetshuis en revitalisering van het landgoed met haar natuurlijke en landschappelijke waarden is in overeenstemming met het reggeherstelproject Groene Mal en Jipkesbelt.
Inrichtingskaart Groene Mal en Jipkesbelt (in rood het plangebied)
Hoofdstuk 4 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten
4.1 Milieuzonering
Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, is de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geraadpleegd. In deze brochure staan richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de onderdelen geluid, geur, stof en gevaar. In de handreiking geeft de VNG aan dat de gegeven afstanden in het algemeen richtafstanden zijn en geen harde afstandseisen. Dit betekent dat afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is echter wel aan te raden deze afwijkingen te benoemen en te motiveren.
Het plangebied ligt in de nabijheid van een rioolwaterzuiveringsinstallatie en het bedrijventerrein Nijverdal Noord, waaronder andere het textielconcern Koninklijke Ten Cate is gevestigd (zie ook hoofdstuk 4.4).
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft de volgende indicatieve afstanden ten aanzien van stankhinder tussen RWZI en woonbebouwingen:
- RWZI < 100.000 i.e. 200 m;
- RWZI 100.000 - 300.000 i.e. 300 m.
De RWZI Nijverdal heeft een capaciteit van 97.000 inwoner equivalenten (i.e.) en derhalve geldt een afstand van 200 m.
De locaties Evershoeve en Koetshuis liggen op een afstand van respectievelijk circa 125 m en 275 m. Middels een geurberekening is onderzocht of de emissie op de locaties Evershoeve en Koetshuis wordt overschreden. In hoofdstuk 4.6 wordt nader ingegaan op het aspect geur.
Het bedrijventerrein Nijverdal Noord is een gezoneerd industrieterrein. In het bestemmingsplan Nijverdal Noord is een interne milieuzonering aangehouden. Op een afstand van circa 200 m ten opzichte van de locatie Evershoeve kunnen bedrijven uit categorie 4.1 worden opgericht. Deze afstand komt overeen met de richtafstanden zoals opgenomen in voornoemde VNG-publicatie.
4.2 Bodemkwaliteit
De bodemkwaliteit in het plangebied is onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in de rapporten:
-
verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN-5740 Eversbergweg perceel N nr. 8420 te Nijverdal, Sigma Bouw & Milieu, rapport 14-M7007, 31 juli 2014;
-
verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN-5740 Eversbergweg perceel N nrs. 7126 en 8786 (ged.) te Nijverdal, Sigma Bouw & Milieu, rapport 14-M7008, 31 juli 2014;
-
verkennend bodemonderzoek asbest in grond en puin Eversbergweg perceel N nr. 8420 te Nijverdal, Sigma Bouw & Milieu, rapportnummer 14-M7042, 15 september 2014;
-
nader bodemonderzoek asbest in grond volgens NEN-5707 Eversbergweg sectie N nr. 9320 te Nijverdal, Sigma Bouw & Milieu, rapport 15-M7384, 10 augustus 2015.
Hieronder zijn de bevindingen kort weergegeven. De rapporten zijn als bijlage opgenomen.
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit, geen belemmeringen ten aanzien de beoogde nieuwbouw op de locatie Koetshuis.
Op basis van de chemische onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien van de beoogde nieuwbouw op de locaties Evershoeve en Koetshuis.
Ter plaatse van de locatie Evershoeve is asbest verdacht materiaal waargenomen. Derhalve is een nader bodemonderzoek asbest uitgevoerd. Zowel op het maaiveld als in de bodem is asbest aangetroffen. Geadviseerd wordt de aard van sanerende maatregelen in relatie met de ontwikkeling van het terrein in samenspraak met het bevoegd gezag vast te stellen. Voor het saneren van de met asbest verontreinigde puinhoudende grond dient vooraf een saneringsplan ingediend te worden bij het bevoegd gezag.
4.3 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt onder het Waterschap Vechtstromen. Bij dit waterschap kan de watertoets digitaal worden uitgevoerd (via: www.dewatertoets.nl).
Een aantal relevante beleidsdocumenten wordt in het navolgende kort besproken.
Rijksbeleid
De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt de regeringsbeslissing. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen:
-
waterbesparende maatregelen in de woning;
-
het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
-
het vasthouden van regenwater in vijvers en in de bodem;
-
herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
-
vasthouden, bergen en afvoeren;
-
schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en daarna wordt het water afgevoerd.
Bij de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie 2009 wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van de wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Beleid waterschap
Het Waterschap Regge en Dinkel (inmiddels gefuseerd met waterschap Velt en Vecht met als nieuwe naam Waterschap Vechtstromen) heeft in oktober 2002 de nota Afkoppelen vastgesteld. Afkoppelen of het niet aankoppelen van verharde oppervlakken wordt gezien als een maatregel met milieuhygiënische en hydrologische voordelen. Door af te koppelen reduceert de vuiluitworp via rioolstelsels en verbetert het zuiveringsrendement. Daarnaast draagt afkoppelen bij aan het bereiken van een veerkrachtig watersysteem en het realiseren van het gewenste grond- en oppervlaktewaterregiem.
Onder afkoppelen verstaat het waterschap het treffen van fysieke maatregelen om het tot afstroming komende hemelwater niet meer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie te leiden, maar hydrologisch optimaal te benutten op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze.
Om de voordelen van afkoppelen tot hun recht te laten komen, heeft het Waterschap Regge en Dinkel in de nota Afkoppelen beleid geformuleerd. Hiermee wordt richting gegeven aan het afkoppelen van verharde oppervlakken door algemene doelstellingen uit te werken tot beleidslijnen.
Navolgende uitgangspunten (niet uitputtend) vormen het kader waarbinnen afkoppelen mag plaatsvinden:
-
afkoppelen dient plaats te vinden in combinatie met een voorziening passend in de trits vasthouden, bergen en afvoeren en die bijdraagt aan compensatie van de verdrogende werking van het bebouwde gebied;
-
bronmaatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van het afstromende hemelwater hebben prioriteit;
-
hemelwater wordt bovengronds afgevoerd naar een voorziening;
-
bij uitbreiding en inbreiding dient 100% van het schone verharde oppervlak te worden afgekoppeld;
-
bij vernieuwing van bestaand bebouwd gebied wordt gestreefd naar het afkoppelen van zoveel mogelijk vierkante meters schoon verhard oppervlak.
Zowel in nieuw bebouwd gebied als in bestaand bebouwd gebied kan alleen op grond van zwaarwegende hydrologische bezwaren worden afgezien van afkoppelen. In de planopzet wordt uiteraard ingespeeld op de bovenstaande uitgangspunten.
Gemeentelijk beleid
Vanuit het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2015 geldt dat bij alle woninguitbreidingen en herinchtingsgebieden in principe een systeem voor riolering en waterhuishouding gekozen dat duurzaam wordt opgezet, waarbij de voorkeursvolgorde zoals vastgelegd in het landelijke beleid als richtsnoer dient. Dit zijn de inrichtingseisen riolering en waterhuishouding:
-
Het afvalwater wordt via het gemeentelijk riool afgevoerd naar de RWZI onder vrij verval of via een gemaal en persleiding.
-
Het hemelwater komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem waarbij dit geen verontreiniging van water, bodem en lucht veroorzaakt.
-
Hierbij vindt geen afwenteling plaats en wordt afstromend hemelwater geborgen (en geïnfiltreerd) in een voorziening.
-
Deze voorzieningen liggen op voldoende afstand van perceelsgrenzen en bebouwing.
-
Afstromend hemelwater van licht vervuilde oppervlakken mag niet direct worden geloosd op het oppervlaktewater (dus via bodempassage).
-
Infiltratie van hemelwater via graspassage is de beste optie. Hiermee wordt gezuiverd, wordt retentie gerealiseerd en wordt het grondwater aangevuld.
-
Grondwaterneutraal bouwen
-
Voor ontwatering op de bouwlocaties wordt het perceel opgehoogd. Het grondwater wordt niet permanent verlaagd.
-
Te hoge grondwaterstand in natte perioden beteugelen met drainage. De drainage dient boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand aangelegd te worden.
-
Drainage voert af naar een wadi of oppervlaktewater, niet naar een RWZI.
-
Op bouwplaatsen kan vochtoverlast (door grondwater) worden gemeden door te bouwen zonder kruipruimten en/of kelders en vloerplaten waterdicht te maken.
Het gemeentelijke Waterplan is besproken in hoofdstuk 3.3.
Watertoets
Conform het voornoemde gemeentelijk waterbeleid geldt voor het plangebied dat het schone hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Voor de locaties Evershoeve en Koetshuis zal het schone hemelwater worden afgevoerd via het bestaande grachtenstelsel.
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen toegepast.
Het Waterschap Vechtstromen is geïnformeerd middels de online watertoets.
4.4 Industrielawaai
Binnen het plangebied is een deel van de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Nijverdal Noord en Nijverdal Zuid gelegen. Op deze industrieterreinen (welke geen onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan) zijn onder andere vestigingen van Koninklijke Ten Cate gelegen. Wanneer in een bestemmingsplan de mogelijkheid wordt geboden om op een bepaald terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van "grote lawaaimakers", is dat terrein een "gezoneerd industrieterrein". Hier hoort ook een zone bij en deze wordt rond het industrieterrein vastgelegd. Daarbij geldt dat buiten die zone de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Buiten de zone gelden er geen beperkingen voor (geluidsgevoelige) bestemmingen. Binnen de zone zijn er wel beperkingen voor het bestemmen van geluidsgevoelige bestemmingen. Voor woningen en andere geluidsgevoelige objecten in de zone geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Door middel van een "hogere waarde procedure" kan een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) worden toegestaan op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen.
Deze verhoging is mogelijk tot een maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). Wanneer een hogere waarde van 55 dB(A) berekend wordt, kan de gevel “doof” worden uitgevoerd. Een dove gevel heeft geen te openen delen en wordt daarom als niet geluidsgevoelig beschouwd. De geluidsbelasting ter plaatse van een dove gevel wordt niet getoetst.
Een andere oplossing is situeren van geluidgevoelige functies aan de stille kant van woning. De ruimten voor beroep/bedrijf aan huis worden dan aan de belaste kant gesitueerd.
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is de geluidsbelasting op de locaties Evershoeve en Koetshuis berekend door Witteveen+Bos (rapport NV72-3/16-011.503, 30 juni 2016).
Voor de locatie Evershoeve geldt dat ter plaatse van de noordwestgevel van de noordelijke referentiewoning en de zuidwestgevel van de zuidelijke referentiewoning de maximale ontheffingswaarde overschreden wordt. Hier dienen de gevels doof uitgevoerd te worden. Ter plaatse van de andere gevels wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Voor de locatie Koetshuis geldt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de noordwest- en zuidwestgevel van de referentiewoning de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, maar dat, m.u.v. de eerste verdieping van de noordwestgevel, wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde conform de Wet geluidhinder. Dit betekent dat de eerste verdieping van de noordwestgevel doof moet worden uitgevoerd. Ter plaatse van de andere gevels wordt voldaan aan de grenswaarde van 50 dB(A).
4.5 Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van geluidsgevoelige functies zoals (bedrijfs)woningen en zorgfuncties. Gezien de ligging van deze functies is hoofdstuk 6 (Zones langs wegen) van de Wet geluidhinder van belang. In dit kader kennen alle wegen buiten de bebouwde kom met één of twee rijstroken op grond van artikel 74, lid 1 van de Wet geluidhinder een zone van 250 m ter weerszijden van de weg, gerekend vanuit de as van de weg. Voor wegen met vier rijstroken geldt een zone van 400 m ter weerszijden van de betreffende weg.
Artikel 74, lid 1 is niet van toepassing indien wordt voldaan aan de criteria genoemd in lid 2 van artikel 74 van de Wet geluidhinder. Dit betreft wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied.
Hoofdstuk 7 van de Wet geluidhinder gaat in op de Zones langs spoor-, tram en metrowegen. De spoorlijn Zwolle-Nijverdal-Almelo (traject 100/102) kent een zone van 100 meter ter weerszijden van het spoor. De locaties Evershoeve en Koetshuis liggen ruim buiten deze zone zodat akoestisch onderzoek vanwege het spoorweglawaai achterwege kan blijven.
Normstelling
Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder).
Bij het voorbereiden van de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan of bij het nemen van een projectbesluit, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, dienen burgemeester en wethouders ingevolge artikel 77 van de Wet geluidhinder een akoestisch onderzoek in te stellen naar:
1. de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone, alsmede door gebouwen of andere objecten binnen de zone, ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 82, lid 2, vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluids-overdracht beperken;
2. de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaat-regelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg optredende geluidsbelasting van de onder 1 bedoelde objecten de waarden ingevolge artikel 82 of artikel 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zouden gaan.
Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders gemotiveerd een hogere waarde vaststellen (artikel 110a van de Wet geluidhinder).
Indien het een nog niet geprojecteerde woning langs een aanwezige weg betreft, kunnen burgemeester en wethouders in ‘buitenstedelijk gebied’ gemotiveerd een hogere waarde tot maximaal 53 dB vaststellen.
Locaties
Het plan biedt de mogelijkheid tot het bouwen op twee locaties: Evershoeve en Koetshuis gelegen aan de Kappertsweg. De Kappertsweg ontsluit enkele woningen en heeft geen functie voor het doorgaande verkeer. De verkeersintensiteit is zeer gering. Akoestisch onderzoek kan daarom vanwege deze weg achterwege blijven. Deze locaties liggen echter wel in de nabijheid van een spoorweg en rijksweg (N35).
Berekeningsgrondslagen
De N35 maakt ter plaatse deel uit van het zogenaamde combiplan. Vooralsnog wordt voor deze weg uitgegaan van twee rijbanen met elk een rijstrook. De zonebreedte bedraagt derhalve 250 m ter weerszijden van de N35. In dat geval liggen de locaties Evershoeve en Koetshuis buiten de zone van de N35 en is geen akoestisch onderzoek nodig vanwege deze weg.
Er bestaan echter plannen om de N35 alsnog uit te voeren als een weg met twee rijbanen en vier rijstroken, een weg met ter weerszijden een zone van 400 meter. Zowel de locatie Evershoeve als de locatie Koetshuis ligt dan binnen de zone van de N35. Op grond hiervan is besloten akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting van beide locaties vanwege de N35.
De wet- en regelgeving rond spoorwegen en rijkswegen is in 2012 gewijzigd met de komst van Swung I (Wet milieubeheer hoofdstuk 11 Geluid; 1 juli 2012). Als gevolg hiervan zijn voor deze (spoor)wegen geluidproductieplafonds vastgesteld, waarvan de waarde niet mag worden overschreden. Bij het uitvoeren van akoestische berekeningen dienen de berekeningsgegevens gebruikt te worden die in het geluidregister zijn opgenomen en die als basis hebben gediend voor het vaststellen van de geluidsproductieplafonds.
Het register geeft aan dat wat betreft de N35 bij de berekeningen rekening moet worden gehouden met de volgende (verkeers-)gegevens:
Verkeersgegevens N35 |
wegvak/ID |
intensiteit |
wegdek |
periode. |
lichte mvt |
mid.zw. mvt |
zware mvt |
noord/30632 |
7940.04/etm |
dab |
daguur |
461.31 |
55.58 |
39.91 |
zuid/30633 |
7940.04/etm |
dab |
avonduur |
128.63 |
7.15 |
7.15 |
|
|
|
nachtuur |
66.38 |
9.52 |
11.44 |
De Eversbergweg ten oosten van beide locaties kent een snelheidslimiet van 30 km/uur. Vanwege de kritische ligging ten opzichte van de N35 en het industrielawaai is ook deze weg in het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai betrokken. De Eversberg kent een verkeersintensiteit van 109 mvt/etmaal.
Resultaten berekeningen
Berekend zijn met Standaard Rekenmethode II de 48 dB- en 53 dB-geluidscontouren van de N35 en de Eversbergweg op een hoogte van 4,5 m boven maaiveld, alsmede een aantal waarneempunten op de randen van de locaties. De resultaten (inclusief een aftrek van respectievelijk 2 en 5 dB op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder) zijn in onderstaande afbeelding en tabel opgenomen. Het betreft hier zowel de situatie van de N35 met 80 als met 100km/uur met respectievelijk twee en vier rijstroken. De volledige berekeningen zijn als bijlage toegevoegd.
Geluidsbelasting per waarneempunt |
|
N35 – 80 km |
N35 – 100 km |
waarneempunt |
1e bouwlaag |
2e bouwlaag |
1e bouwlaag |
2e bouwlaag |
1 |
43 dB |
45 dB |
44 dB |
45 dB |
2 |
44 dB |
45 dB |
44 dB |
46 dB |
3 |
43 dB |
44 dB |
44 dB |
45 dB |
4 |
44 dB |
46 dB |
45 dB |
46 dB |
5 |
44 dB |
46 dB |
45 dB |
46 dB |
6 |
44 dB |
45 dB |
45 dB |
46 dB |
Aan de hand van de berekende contouren en waarneempunten zijn de locaties getoetst. Daaruit blijkt dat voor beide situaties de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt.
Conclusie
De locaties Evershoeve en Koetshuis voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
4.6 Geur
De locaties Evershoeve en Koetshuis in Hellendoorn liggen op korte afstand van het bedrijventerrein Nijverdal en de RWZI van het waterschap Vechtstromen. Door Witteveen+Bos is onderzocht of deze ontwikkeling nabij het bestemmingsplan Nijverdal Noord mogelijk is in het licht van de geurcontouren, of dat eventueel maatregelen nodig of mogelijk zijn.
De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in de notitie: ontwikkelingslocaties Hellendoorn, Witteveen+Bos, projectcode NB72-2 (20 april 2016).
Hieronder zijn de bevindingen kort weergegeven. De notitie is als bijlage opgenomen.
De locatie Evershoeve ligt op kortere afstand tot de genoemde geurbronnen dan het Koetshuis, zodat de afwegingen over een goed woon- en verblijfklimaat zich richten op de Evershoeve.
RWZI
De RWZI Nijverdal, gelegen aan de Helmkruidlaan 2, is gebouwd in 1976 en is een laagbelaste aerobe waterzuivering van het type Carrousel met een capaciteit van 97.000 inwoner equivalenten. Alle geurrelevante onderdelen van de RWZI zijn afgedekt en de afgezogen lucht wordt behandeld in bio- en lavafilters.
Deze RWZI is een zogenoemd type B inrichting in het kader van het Activiteitenbesluit. De RWZI is hiermee (sinds 1 januari 2011) niet meer vergunningplichtig, maar valt onder de algemene milieuregels van het Activiteitenbesluit.
In het Activiteitenbesluit staan voor de behandeling van stedelijk afvalwater eisen voor de toelaatbare geurbelasting in de leefomgeving (artikel 3.5b). De geurbelasting is een geurconcentratie uitgedrukt in Europese geureenheden (odour unit, ouE) per kubieke meter lucht bij een bepaalde percentielwaarde. De percentielwaarde geeft het percentage van het aantal uren per jaar dat voldaan moet worden aan een bepaalde concentratie. In het Activiteitenbesluit staat voor nieuwe situaties dat de geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten maximaal 0,5 ouE/m3 als 98-percentiel mag bedragen; bij objecten buiten de bebouwde kom is een hogere geurbelasting toegestaan tot maximaal 1 ouE/m3 als 98-percentiel. Voor bestaande situaties zijn deze waardes 1,5 respectievelijk 3,5 ouE/m3 als 98-percentiel.
Voor de beoordeling van de geurcontour van de RWZI is de geuremissie bepaald en is de geurbelasting (de contour) berekend conform het Activiteitenbesluit met het Nieuw Nationaal Model (artikel 3.4b Activiteitenregeling).
Uit de ligging van de contouren blijkt dat bij de ontwikkelingslocaties ruim wordt voldaan aan de norm voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom van 1,0 ouE/m³ en overigens ook aan de contour van 0,5 ouE/m³ voor aangesloten bebouwing. Daarmee is voldoende aangetoond en gewaarborgd dat
ter plekke van de ontwikkellocaties, voor alle mogelijke functies, sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor het aspect geurhinder.
KTC
De inrichting Ten Cate Noord van Koninklijke ten Cate (KTC) bestaat uit de volgende bedrijven: Ten Cate Thiolon, Ten Cate Protect, Ten Cate Advanced Textiles, Ten Cate Spinning, Ten Cate Advanced Composites, IJsseltechnologie en Ten Cate Advanced Weaving. De inrichting is gelegen aan G. van der Muelenweg 2 en de Campbellweg 30 te Nijverdal.
In 2009 is voor alle genoemde bedrijven van KTC een integrale nieuwe Wm-vergunning verleend door de provincie Overijssel. KTC is voor de vergunningaanvraag uitgegaan van een gefaseerde ontwikkeling ten aanzien van de verplaatsing en verandering van activiteiten en capaciteiten en van het treffen van geurbeperkende maatregelen. Voor zowel fase I (2009) als fase II (2011) zijn de geurcontouren bepaald. De emissies van fase I en II zijn vastgelegd in de vergunning.
Op basis van de aanvraag, de lokale situatie en de toepassing van het provinciaal geurbeleid stelt de provincie in de considerans van de vergunning het acceptabel hinderniveau voor de activiteiten van KTC vast op maximaal 1,5 ouE/m³ als 98-percentiel ter plaatse van geurgevoelige objecten met de functie wonen. Uit de contouren blijkt dat door de toepassing van maatregelen hier in beide fasen ruim aan wordt voldaan.
Omdat wordt voldaan aan het door de provincie vastgestelde acceptabel geurhinderniveau, kunnen de activiteiten van KTC worden toegestaan. De contouren zijn verankerd aan de vergunning via de in de voorschriften vastgelegde emissies en de hiervoor genoemde notitie bij de aanvraag.
Gezien de overwegingen in de vergunning waarin de provincie het acceptabel hinderniveau vaststelt op maximaal 1,5 ouE/m³ als 98-percentiel en de berekende belasting bij de meest nabije ontwikkellocatie (Evershoeve) slechts 0,55 ouE/m³ als 98-percentiel bedraagt, wordt geconcludeerd dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor wat betreft de geurbelasting van KTC. Verder geldt dat de vigerende vergunning voldoende verankering biedt dat de belasting bij de Evershoeve zal blijven voldoen aan het acceptabel niveau. Omgekeerd vormt de ontwikkeling geen belemmering voor de vergunde activiteiten van KTC omdat de geurbelasting immers veel lager is dan het acceptabel hinderniveau dat voor KTC geldt, en er op vergelijkbare afstanden ook al bestaande woningen aanwezig zijn.
Cumulatie
Cumulatie van geur treedt op als ter plekke van een woning of een ander geurgevoelig object de totale geurbelasting wordt veroorzaakt door verschillende geurbronnen. Het landelijk geurbeleid houdt geen rekening met cumulatie van geuren van meerdere bedrijven. Voor een cumulatieve geurbelasting zijn geen algemene normen vastgesteld, mede omdat het optellen van ongelijksoortige geuren niet eenduidig is, maar algemeen wordt er vanuit gegaan dat de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting op een hoger niveau mag liggen dan de individuele geurbelasting.
Ter plekke van De Evershoeve is aannemelijk dat de geschatte cumulatieve geurconcentratie ten gevolge van de rwzi (circa 0,45 ouE/m³) en KTC (0,55 ouE/m³) tezamen niet meer bedraagt dan circa 1,0 ouE/m³ als 98-percentiel. Dit betekent vanuit het perspectief en kader van KTC dat ook deze cumulatieve waarde nog ruim voldoet aan het acceptabel hinderniveau (1,5 ouE/m³ als 98-percentiel), zoals overwogen door de provincie Overijssel in de vergunning. Vanuit het perspectief en kader van de rwzi is eveneens sprake van acceptabele hinder, gelet op de in het Activiteitenbesluit toegestane geurbelasting voor nieuwe situaties van 1,0 ouE/m³ als 98-percentiel buiten de bebouwde kom.
4.7 Luchtkwaliteit
Sinds mei 2008 is er een nieuwe EU-richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Deze nieuwe richtlijn vervangt de tot dan toe geldende EU-richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (behalve de 4e dochterrichtlijn). Ten opzichte van de vorige regelgeving zijn onder ander de volgende zaken gewijzigd:
- die locaties waarop de regelgeving van toepassing is;
- de definitie van natuurlijke bronnen;
- mogelijkheden tot uitstel.
De Nederlandse regelgeving voor de luchtkwaliteit is aan deze nieuwe richtlijn aangepast.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Met behulp van de nibm-tool kan worden bepaald of de 3% verslechtering wordt overschreden.
De luchtkwaliteit ter plaatse voldoet ruimschoots aan de grenswaarden zoals die zijn vastgelegd in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer (Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten 2013, RIVM).
Toets extra verkeer
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van twee woningen op de locatie Evershoeve. Op de locatie Koetshuis kunnen worden gerealiseerd
-
horeca tot en met categorie 1;
-
maatschappelijke voorzieningen, waaronder wordt verstaan onderwijs en educatieve voorzieningen en sociaal/medische voorzieningen;
-
ambachtelijke bedrijven zoals een schoenmaker, meubelmaker, hoefsme-derij of qua aard daaraan gelijk te stellen;
-
culturele voorzieningen zoals een atelier, museum, galerie of kunsthandel of qua aard daaraan gelijk te stellen;
-
recreatieve voorzieningen met een innovatief karakter;
-
1 (bedrijfs)woning
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie per onderdeel is gebruikgemaakt van CROW-publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”. Aangesloten is bij de kencijfers voor een weinig stedelijke gemeente en de categorie 'rest bebouwde kom'.
onderdeel |
verkeersgeneratie |
aantal |
totaal |
horeca |
16 ritten per 100 m2 bvo
23 ritten per 10 kamers |
200 m2 en 10 kamers |
262
|
maatschappelijke voorzieningen |
zorg – 20 ritten per behandelkamer |
5 behandelkamers |
100 |
bedrijven |
6 ritten per 100 m2 bvo |
850 m2 |
51 |
culturele voorzieningen |
16 ritten per 100 m2 |
850 m2 |
136 |
recreatieve voorzieningen |
|
850 m2 |
|
(bedrijfs)woning |
7 ritten per woning |
3 |
21 |
De totale verkeersgeneratie vanwege het plan bedraagt derhalve maximaal circa 283 ritten per etmaal. Voor de berekening is gebruik gemaakt van de functie op de locatie Koetshuis met de grootste verkeersgeneratie.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet der-halve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege wegverkeer kan derhalve achterwege blijven.
4.8 Externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) richt zich, zoals uit de naam reeds blijkt, primair op inrichtingen die risico's met zich meebrengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvat-tingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens, zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Uit de risicokaart blijkt dat zich op het nabijgelegen bedrijventerrein Nijverdal Noord twee risicovolle inrichtingen bevinden: opslag gevaarlijke stoffen ter plaatse van Koninklijke Ten Cate en een gasstation met buisleiding (methaan).
De locaties Evershoeve en Koetshuis liggen buiten het invloedsgebied van het groepsrisico van beide inrichtingen. Een nadere verantwoording is derhalve niet aan de orde.
Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) met de bijbehorende Rege-ling externe veiligheid buisleidingen (Revb) omvat de regelgeving op het ge-bied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In deze regelgeving is bepaald dat de belemmeringenstrook (4 m bij buisleidingen met een druk tot en met 40 Bar en 5 m bij overige buisleidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht dienen te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle buisleidingen nabij het plangebied gelegen zijn.
Transportroutes van gevaarlijke stoffen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De circulaire wordt vervangen door het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:
- vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
- vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
- aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden (PAG).
In of nabij het plangebied liggen geen wegen, waarmee in verband met het aspect externe veiligheid rekening moet worden gehouden.
4.9 Archeologie en cultuurhistorie
4.9.1 Archeologie
De archeologische waarden in het plangebied zijn onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport: Nijverdal, Kappertsweg (Gemeente Hellendoorn, Ov.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek, De Steekproef, rapport 2014-07/01ZC, 11 augustus 2014.
Hieronder zijn de bevindingen kort weergegeven. Het rapport is als bijlage opgenomen.
Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek verkennende fase. Bij het bureauonderzoek zijn bronnen geraadpleegd op het gebied van fysische geografie, archeologie en historische geografie. Bij het veldonderzoek zijn acht boringen geplaatst om de opbouw en gaafheid van de bodem te bepalen en om te zoeken naar archeologische indicatoren.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat de Kappertsweg door een gebied met dekzandruggen en enkeergronden oostelijk van de Regge loopt. Tussen beide locaties in heeft de Havezathe Eversberg gelegen die gebouwd is in 1611. Tweehonderd meter zuidelijk ligt mogelijk een grafheuvel uit de periode neolithicum - bronstijd. Op de westelijke locatie Evershof (bedoeld wordt de locatie Evershoeve) wordt bebouwing weergegeven op kaarten van het eind van de 19e eeuw en uit de 20e eeuw. Op de oostelijke locatie Evershoeve (bedoeld wordt de locatie Koetshuis) wordt geen bebouwing weergegeven op historische kaarten.
Uit het veldonderzoek blijkt dat op beide locaties een plaggendek aanwezig is. Algemeen is de bodem redelijk bewaard gebleven, lokaal is de bodem sterker aangetast. Op beide locaties zijn scherven aardewerk gevonden die uit de middeleeuwen of eerdere periodes dateren. Door hun geringe omvang en verwering zijn ze niet preciezer dateerbaar. Als de scherven afkomstig zijn van bewoning in de locaties zelf, dan kunnen diepere grondsporen bewaard gebleven zijn zoals van paalgaten van boerderijen. Het advies is om beide locaties nader te onderzoeken door middel van proefsleuven. Zodoende kan met veel grotere zekerheid worden bepaald of er sprake is van een archeologische vindplaats en wat de aard, gaafheid en ouderdom van de archeologische resten zijn.
Op basis van het archeologisch onderzoek stelt de regio-archeoloog dat, conform het advies van De Steekproef, aanvullend onderzoek door middel van proefsleuven nodig is. Het proefsleuvenonderzoek dient te worden uitgevoerd binnen de bouwvlakken.
Vervolgtraject:
-
Op de locatie Evershoeve is een asbestverontreiniging aanwezig. Het proefsleuvenonderzoek wordt pas uitgevoerd na een asbestsanering.
-
Naar verwachting zal, indien volgens de veronderstelling dat asbest zich beperkt tot de bovenlaag, een sanering geen schade toebrengen aan het dieper gelegen archeologische bodemarchief. Dat bevindt zich immers onder een plaggendek dat dikker is dan de vermoedelijk asbesthoudende bovenlaag (minimale dikte circa 55 cm). Aangenomen wordt dat alleen de geroerde bovenlaag wordt afgegraven.
-
Voor het proefsleuvenonderzoek wordt door de regio-archeoloog namens het bevoegd gezag een Programma van Eisen worden opgesteld. Het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek is gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
4.9.2 Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek. Hiernavolgend wordt daar aandacht aan besteed.
De cultuurhistorische waarden van Landgoed De Eversberg zijn uitvoerig beschreven in het rapport Cultuurhistorische analyse, waardestelling en visie
De Eversberg te Nijverdal, SB4, rapportnummer 6280, juli 2003. De bevindingen uit voornoemd rapport zijn hierna weergegeven.
Het terrein van De Eversberg is van cultuurhistorische waarde als voorbeeld van de havezateontwikkeling in Twente. De hier plaatsgevonden ontwikkeling van een eenvoudige middeleeuwse boerderij met nutsgronden, karakteristiek gelegen op de overgang van lagere naar hogere gronden, tot een imposante havezate met eenvoudige tuin- en parkaanleg in de negentiende eeuw is karakteristiek voor de regio. In dit geval is de situatie uitzonderlijk omdat de havezate aan het eind van de negentiende eeuw werd veranderd in een eenvoudige boerderij met jachtkamer, waarna de ontwikkeling tot landhuis opnieuw plaatsvond. De realisatie van een nieuw landhuis in de jaren dertig van de twintigste eeuw sluit aan bij de belangstelling voor landhuizen en buitenwonen in die tijd en past in de toenmalige traditie.
Doordat in de huidige situatie een hoofdhuis als centrum van het terrein ontbreekt, wordt deze geschiedenis in het terrein eigenlijk nog maar nauwelijks ervaren. De ruïne met grachtrestant verwijst hier weliswaar nog naar, maar door de verborgen ligging heeft dit element thans slechts een beperkte uitstraling.
Daarnaast is De Eversberg van cultuurhistorische betekenis voor de regio vanwege zijn vroegere functie als centrum voor de landbouw en plaats van waaruit de omliggende pachtboerderijen werden gesticht en instandgehouden. Bovendien was de havezate betrokken bij de ontginning van de naastgelegen woeste gronden. Bovenstaande waarden liggen meer in de denkbeeldige betekenis van De Eversberg en hebben nauwelijks een ruimtelijke component.
4.10 Ecologie
De natuurwaarden in het plangebied zijn onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport Advies Natuurwaarden Eversberg, BugelHajema.
De bevindingen zijn in 4.10.1 en 4.10.2 kort weergegeven. Het rapport is als bijlage opgenomen.
Gezien de recente invoering van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) en het daarmee komen te vervallen van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998, is een actualisatie van het ecologisch onderzoek nodig. Deze actualisatie is vervat in een oplegnotitie die geldt als aanvulling op het onderzoek uit 2014.
Op de kap van bomen in het plangebied (locatie Koetshuis) is de Boswet van toepassing. Het kappen van bomen dient gemeld te worden bij het ministerie van Economische Zaken en er geldt een compensatieplicht. Voor deze locatie is een factor 1,5 vastgesteld (rekening houden met het gegeven dat in de ondergrond een oude tennisbaan ligt). Over de aanleg en instandhouding van de boscompensatie heeft initiatiefnemer afspraken gemaakt met Landschap Overijssel.
4.10.1 Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en de verordening.
Wet natuurbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Ten aanzien van beschermde Natura 2000-gebieden zijn ten opzichte van 2014 geen relevante wijzigingen opgetreden. De ontwikkelingen hebben geen negatief effect op Natura 2000-gebieden in de omgeving.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur, EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Overijssel uitgewerkt in de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Overijssel. Het NNN in Overijssel kent geen externe werking. De meest recente ligging van het NNN is vastgelegd in de ‘Verzamelherziening 2014 Omgevingsverordening Overijssel’.
Ten opzichte van 2014 zijn er geen wijzigingen doorgevoerd in het NNN.
Inventarisatie
Het plangebied is geen onderdeel van en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied is het Natura 2000-gebied Wierdense Veld dat gelegen is op een afstand van ruim 1 kilometer ten oosten van het plangebied. Voor dit gebied zijn instandhoudingsdoelen voor vier habitattypen geformuleerd.
Tussen het Wierdense Veld en het plangebied ligt onder meer bebouwing en infrastructuur. Het plangebied heeft daarnaast geen belangrijke ecologische relaties met het betreffende Natura 2000-gebied.
Voor de deellocaties Koetshuis en Evershoeve geldt dat beide locaties niet in het NNN liggen. Zie onderstaande afbeelding voor de ligging van het NNN.
NNN rondom locaties Koetshuis en Evershoeve (rood omlijnd) met daarop aangegeven zone ondernemen met natuur en water (arcering), NNN bestaand (groen) en NNN te realiseren natuur (donkergroen).
Bron: verzamelherziening 2014 Omgevingsverordening Overijssel.
Toetsing
Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden, de aard van de ontwikkelingen en de huidige terreinomstandigheden van het plangebied zijn geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Wnb te verwachten.
In Overijssel geldt geen externe werking met betrekking tot het NNN. De ligging nabij het NNN heeft derhalve geen beperkend effect op de ontwikkelingslocaties.
4.10.2 Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
-
alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
-
dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
-
nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde ‘lijst met vrijstellingen’ opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Als gevolg van de Wet natuurbescherming hebben sommige soorten hun beschermde status verloren en zijn er nieuw beschermde soorten bijgekomen. Bij de soortgroepen planten, libellen en vlinders zijn nu vooral rode lijstsoorten beschermd, en zijn veel van de voorheen licht beschermde soorten niet langer beschermd. Ook een aantal vissoorten is niet langer beschermd. Waar van toepassing wordt op verandering in soortbescherming nader ingegaan.
Inventarisatie
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 16-07-2014 16:23:18) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende middelzwaar en streng beschermde soorten zijn waargenomen. Het betreft voornamelijk waarnemingen van vogels en vaatplanten. Daarnaast betreft het waarnemingen van reptielen, amfibieën en zoogdieren (met name vleermuizen).
Uit het onderzoek komt naar voren dat de ontwikkelingslocaties in het plangebied een beperkte natuurwaarde kennen en dat deze locaties geen verblijfplaats zijn voor middelzwaar en streng beschermde soorten.
Beide locaties bieden geen geschikt leefgebied voor de nieuw beschermde planten-, vlinder- en libellensoorten. De conclusies uit het onderzoek van 2014 blijven hiermee ongewijzigd. Wel kunnen vogels in de bomen en struiken tot broeden komen. Alle vogels zijn beschermd wanneer ze een broedsel hebben.
Toetsing
Op de locaties Koetshuis en Evershoeve gaat geen essentieel leefgebied van beschermde, niet vrijgestelde soorten verloren. Door kap van bomen en aanbrengen van enige verlichting krijgen de locaties een iets lagere waarde voor foeragerende vleermuizen. Er is in de directe omgeving echter in ruime mate geschikt foerageergebied beschikbaar.
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels in de directe omgeving worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen tot slot verblijfplaatsen van enkele vrijgestelde beschermde amfibieën- en zoogdiersoorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wet natuurbescherming.
4.10.3 Conclusie
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten.
De ontwikkelingen hebben geen negatief effect op beschermde gebieden in het kader van de Wnb. De ontwikkelingen zijn ook niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Een be-langrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet be-stuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te moti-veren in de overwegingen van het moederbesluit.
Het voorliggend planvoornemen voorziet in de realisatie van 3 woningen met een aantal nevenfuncties. In de lijst van onderdeel D 11.2 wordt gesproken over verplichting van een m.e.r.-beoordeling voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen in de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
een oppervlakte van 100 hectare of meer;
-
een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of;
-
een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het plan komt daarmee niet in aanmerking voor de beoordelingsplicht van de m.e.r. Desondanks moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Alle milieuaspecten zijn reeds onderzocht. In navolgende tabel is een overzicht gegeven van de resultaten.
Aspect |
Invloed functieverandering |
Milieuzonering |
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Bodemkwaliteit |
Voorafgaand aan de werkzaamheden zal het aanwezige asbest op de locatie Everhoeve worden gesaneerd. Voor het overige geen belemmeringen |
Water |
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd. Overleg met waterschap tijdens procedure |
Geluid |
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd ten aanzien van wegverkeerslawaai. De voorkeursgrenswaarde vanwege industrielawaai wordt overschreden |
Geur |
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Luchtkwaliteit |
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Externe veiligheid |
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Archeologie |
Op beide locaties zal een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden |
Ecologie |
Er zijn geen belemmeringen geconstateerd |
|
|
Op basis van het vorenstaande hoeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voor dit project geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Voor zover sprake kan zijn van negatieve effecten op het milieu, worden voldoende waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om dit te voorkomen.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch binden-de deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de regels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
De opbouw van het bestemmingsplan is conform SVBP 2012. De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
5.2 Bestemmingen
Gemengd
Deze gronden zijn bestemd voor diverse functies:
-
horeca tot en met categorie 1;
-
maatschappelijke voorzieningen, waaronder wordt verstaan onderwijs en educatieve voorzieningen en sociaal/medische voorzieningen;
-
ambachtelijke bedrijven zoals een schoenmaker, meubelmaker, hoefsme-derij of qua aard daaraan gelijk te stellen;
-
culturele voorzieningen zoals een atelier, museum, galerie of kunsthandel of qua aard daaraan gelijk te stellen;
-
recreatieve voorzieningen met een innovatief karakter;
-
bedrijfswonen ten behoeve van bovenstaande functies; en
-
wonen.
De bebouwing wordt geregeld door middel van een bouwvlak waarbinnen zowel het hoofdgebouw als bijgebouwen moeten worden gebouwd.
De toegestane bouw- en goothoogte en inhoud zijn in de regels opgenomen. De regels kennen een aantal algemene bouwregels, waaronder bouwhoogte van andere bouwwerken.
De landschapsmaatregelen uit het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, (Landschap Overijssel, november 2015) zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels.
In de bestemming zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan. Het betreft hier met name dienstverlenende beroepen, waarbij veel denkwerk moet wor-den verricht en die over het algemeen in Nederland vanuit huis worden uitge-oefend. Duidelijk is dat het om het beroep gaat van degene die daar ook woont. Een praktijk met meerdere werknemers is alleen in zeer beperkte mate mogelijk. Het gaat dan om ondersteuning ter uitoefening van het beroep, zoals de assistente bij een tandarts. Een praktijk met meerdere advocaten of artsen is dus geen aan huis verbonden beroep. Wil men dit wel en zijn er geen ruimtelijke argumenten tegen een kleinschalige praktijk, dan kan hiervoor middels een omgevingsvergunning (afwijken van de gebruiksregels) toestemming worden verleend. Er wordt dan gesproken van een bedrijf. Ook andere soorten bedrijven kunnen naast de woonfunctie met vrijstelling worden toegestaan, mits de woonfunctie blijft gehandhaafd en een gedegen afweging is gemaakt, waaruit blijkt dat de bedrijfsuitoefening geen nadelige gevolgen heeft voor de omgeving
Natuur - Landgoed
Deze gronden zijn bestemd voor de instandhouding van:
-
de cultuurhistorische waarden behorende bij het landgoed;
-
de landschaps- en natuurwaarden behorende bij het bos-/natuurgebied, dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Nederland.
Daarnaast zijn onder andere in de bestemming begrepen extensieve openluchtrecreatie, bosbouw, agrarisch medegebruik in de vorm van begrazing, bestaande fiets- en wandelpaden, bestaande (on)verharde wegen en paden en bestaande parkeervoorzieningen.
De kelderruïne van het voormalige Huize Eversberg is specifiek aangeduid. Middels een afwijking van de bouwregels kan een kunstobject op de kelderruïne worden gebouwd.
Met uitzondering van bestaande gebouwen, zijn in deze bestemming geen gebouwen toegestaan. Middels een afwijking van de bouwregels kunnen niet-voor-bewoning bestemde gebouwen, die behoren bij een landgoed, worden gebouwd.
De landschapsmaatregelen uit het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, (Landschap Overijssel, november 2015) zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels.
Wonen
De woonbebouwing wordt geregeld door middel van een bouwvlak waarbinnen zowel het hoofdgebouw als bijgebouwen moeten worden gebouwd.
De toegestane bouw- en goothoogte en inhoud zijn in de regels opgenomen. De regels kennen een aantal algemene bouwregels, waaronder bouwhoogte van andere bouwwerken.
Aan-, uit- en bijgebouwen op het gehele achtererf binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, gerekend vanaf een afstand van 1 m achter de voorgevel.
De landschapsmaatregelen uit het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, (Landschap Overijssel, november 2015) zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels.
In de bestemming zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan. Het betreft hier met name dienstverlenende beroepen, waarbij veel denkwerk moet worden verricht en die over het algemeen in Nederland vanuit huis worden uitgeoefend. Duidelijk is dat het om het beroep gaat van degene die daar ook woont. Een praktijk met meerdere werknemers is alleen in zeer beperkte mate mogelijk. Het gaat dan om ondersteuning ter uitoefening van het beroep, zoals de assistente bij een tandarts. Een praktijk met meerdere advocaten of artsen is dus geen aan huis verbonden beroep. Wil men dit wel en zijn er geen ruimtelijke argumenten tegen een kleinschalige praktijk, dan kan hiervoor middels een omgevingsvergunning (afwijken van de gebruiksregels) toestemming worden verleend. Er wordt dan gesproken van een bedrijf. Ook andere soorten bedrijven kunnen naast de woonfunctie met vrijstelling worden toegestaan, mits de woonfunctie blijft gehandhaafd en een gedegen afweging is gemaakt, waaruit blijkt dat de bedrijfsuitoefening geen nadelige gevolgen heeft voor de omgeving.
5.3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelregel, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.
In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen.
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Hellendoorn. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en de kosten voor de ontwikkeling van de locaties Evershoeve en Koetshuis worden gedragen door de initiatiefnemer. Ten behoeve van de overdracht van gronden en inzet van beschikbare middelen voor revitalisering en beheer van Landgoed De Eversberg is een overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer, de gemeente Hellendoorn en Landschap Overijssel. Op grond van deze overeenkomst stelt de gemeente dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 17 december 2016 gedurende een periode van 6 weken voor een ieder terinzage gelegen. Gelijk met de terinzage legging van het bestemmingsplan heeft ook de ontwerpbeschikking Wet geluidhinder voor een hogere geluidsgrenswaarde ten gevolge van industrielawaai ter inzage gelegen.
Tegen het ontwerpbestemmingsplan is een zienswijze ingediend. Deze zienswijze is beantwoord in het bijgevoegde Nota beoordeling zienswijzen.
