Inhoudsopgave
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Landgoed De Eversberg met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPEVERSBERG-VG01 van de gemeente Hellendoorn;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e. ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf (categorie 1 en 2 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten) waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend doormiddel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
f. ander bouwwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
g. beroep aan huis:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning en daarbij behorende bijgebouwen en bestaande voormalige bedrijfsgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
h. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
i. bestaand gebruik of bestaande bebouwing:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening of een buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
j. bestemmingsgrens:
een grens van een bestemmingsvlak;
k. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
l bijgebouw:
een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is, en voor zover aan het hoofdgebouw gebouwd in de kap zichtbaar en feitelijk gescheiden is, van het op hetzelfde perceel gelegen bijbehorende hoofdgebouw;
m. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
n. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
o. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
p. bouwperceelgrens:
een grens van het bouwperceel;
q. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
r. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
s. bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts
bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk c.q. wenselijk is;
t. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
u. dove gevel:
een gevel zonder te openen delen met uitzondering van die delen van de gevel die niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte zoals bedoeld in het Bouwbesluit;
v. extensieve openluchtrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
w. gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
x. geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
y. hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
z. horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
aa. horeca tot en met categorie 1:
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
bb. overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;
cc. recreatieve voorzieningen:
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen;
dd. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
ee. (straat)peil:
-
voor een bouwwerk in een bouwvlak waar het peil door middel van een aanduiding is aangegeven: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het punt waar de aanduiding is aangegeven;
en indien ter plaatse geen aanduiding is aangegeven;
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
ff. woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
gg. voorgevel:
de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;
hh. voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner;
-
overstekende daken;
-
luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of hoofdgebouw bedraagt.
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Bij het meten van de bouwhoogte worden dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, zodat deze niet maatgevend zijn voor de bepaling van het hoogste punt.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Bij het meten van de goothoogte zijn de volgende constructiedelen uitgezonderd:
-
de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken, zoals in geval van horizontale gedeelten van afgeknotte daken en mansardekappen;
-
de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van:
-
dakkapellen;
-
dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horeca tot en met categorie 1;
-
maatschappelijke voorzieningen, waaronder wordt verstaan onderwijs en educatieve voorzieningen en sociaal/medische voorzieningen;
-
ambachtelijke bedrijven zoals een schoenmaker, meubelmaker, hoefsmederij of qua aard daaraan gelijk te stellen;
-
culturele voorzieningen zoals een atelier, museum, galerie of kunsthandel of qua aard daaraan gelijk te stellen;
-
recreatieve voorzieningen met een innovatief karakter;
-
bedrijfswonen ten behoeve van de functies onder a t/m e;
-
wonen;
-
beroep aan huis;
-
tuinen en erven;
-
functies zoals gesteld onder a tot en met h moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage ‘Nota parkeernormen’, vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
bedrijfsgebouwen;
-
een woning;
-
andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende regels:
-
bouwwerken worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat slechts één bouwvolume is toegestaan;
-
de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2.500 m³;
-
de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 10 m;
-
de noordgevel van het hoofdgebouw, dient vanaf 4,5 m en hoger worden uitgevoerd als een dove gevel;
-
een (bedrijfs)woning mag uitsluitend inpandig worden gebouwd en het aantal (bedrijfs)woningen bedraagt niet meer dan 1;
-
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bedrijfsgebouwen en woningen, mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Bouwwerken |
max. bouwhoogte |
Erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn |
2 m |
Pergola’s |
3 m |
Overige erf- of perceelafscheidingen |
1 m |
Overige andere bouwwerken |
10 m |
3.2.3 Overige regels
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
-
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bodemingrepen die dieper gaan dan 0,3 m onder het peil moet de aanvrager een onderzoek overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft voldoende is vastgesteld;
-
als uit het onder a genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
-
het overleggen van een onderzoek is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, voldoende is vastgesteld. Het gestelde onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
3.2.4 Uitzondering
Het bepaalde onder 3.2.3, onder a geldt niet als:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels dove gevel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder d, als anderszins voldaan kan worden aan de normen van de Wet geluidhinder.
3.3.2 Afwijken van de bouwregels bouwhoogte erf- of perceelafscheidingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, onder i, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en vóór de voorgevelrooilijn, mits:
-
de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Vormen van verboden gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:
-
het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige (vakantie)woning.
-
de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen;
-
de opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg per bedrijf en de opslag van professioneel vuurwerk.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de Bijlage ‘Beeldkwaliteitsplannen Landschap voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst’, Landschap Overijssel, november 2015, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels bedrijfsactiviteiten aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten bij een woning, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
uitsluitend zijn toegestaan bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
-
het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
-
het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en;
-
behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.
3.5.2 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 3.1 onder j ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder het peil;
-
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het peil;
-
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder het peil;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
-
werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
werken en werkzaamheden, waarmee krachtens een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
-
werken en werkzaamheden die worden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
-
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in onder a, zijn slechts toelaatbaar, indien:
-
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
-
door aanvrager van de omgevingsvergunning werken en werkzaamheden een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 4 Natuur - Landgoed
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden en hun samenhang, welke met name bestaan uit de groenstructuren, paden en lanen, waterpartijen, en (ver[beeldende]) kunstwerken en andere bijzondere landschappelijke en bebouwingselementen;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ de instandhouding van de aanwezige kelderruïne van het voormalige Huize Eversberg;
-
bosbouw;
-
instandhouding en ontwikkeling van bos ten behoeve van aldaar voorko-mende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geo-morfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden;
-
instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden met heide en met natte en droge natuur;
-
instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, meanders en andere waterpartijen;
-
extensieve openluchtrecreatie,
-
agrarisch medegebruik in de vorm van begrazing.
-
bestaande fiets- en wandelpaden, bestaande (on)verharde wegen en paden en bestaande parkeervoorzieningen;
4.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen, met uitzondering van bestaande gebouwen, geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de Bijlage ‘Beeldkwaliteitsplannen Landschap voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst’, Landschap Overijssel, november 2015, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking gebouwen landgoed
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het bouwen van niet-voor-bewoning bestemde gebouwen, die behoren bij een landgoed, zoals een prieeltje, oranjerie, koepeltje, kapel, landkruizen, schanswerken of schuilgelegenheid, bergingen c.q beheervoorzieningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gezamenlijke oppervlakte van in de aanhef bedoelde gebouwen mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte en bouwhoogte van in de aanhef bedoelde gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
-
vooraf dient door een bedrijfs- of beheerplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing te zijn aangetoond dat de bedoelde gebouwen passen binnen de cultuurhistorische waarden van het landgoed als bedoeld in lid 4.1.
4.4.2 Afwijken kunstobject kelderruïne
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het bouwen van een kunstobject ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. het kunstobject niet toegankelijk is voor personen;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonbeleving;
c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische, ecologische en landschaps- en natuurwaarden van de kelderruïne en het gebied.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
-
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m – omploegen;
-
bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
-
geheel of gedeeltelijk slopen;
-
aanleggen van greppels en drainagesystemen.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
-
werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
werken en werkzaamheden, waarmee krachtens een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
-
werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
-
werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden van het gebied.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
beroep aan huis;
-
tuinen en erven;
-
functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage ‘Nota parkeernormen’, vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
woningen,
-
bijgebouwen en overkappingen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen,
-
andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2.1 gelden de volgende regels:
-
binnen het bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer dan twee;
-
bouwwerken worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
-
de inhoud van een woning, althans het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 1.500 m³;
-
de goothoogte en bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 7 m en 12,5 m;
-
de gevels van de woning(en), die zijn georiënteerd op het gezoneerde industrieterrein Nijverdal Noord, dienen te worden uitgevoerd als dove gevel;
-
bijgebouwen worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
-
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde woningen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
Erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn |
2 m |
Pergola’s |
3 m |
Overige erf- of perceelafscheidingen |
1 m |
Overige andere bouwwerken |
10 m |
5.2.3 Overige regels
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
-
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bodemingrepen die dieper gaan dan 0,3 m onder het peil moet de aanvrager een onderzoek overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft voldoende is vastgesteld;
-
als uit het onder a genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
-
het overleggen van een onderzoek is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, voldoende is vastgesteld. Het gestelde onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
5.2.4 Uitzondering
Het bepaalde onder 5.2.3, onder a geldt niet als:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bouwregels dove gevel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder e, als anderszins voldaan kan worden aan de normen van de Wet geluidhinder.
5.3.2 Afwijken van de bouwregels situering bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder f, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen op minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning en vóór de voorgevel van de betreffende woning, mits:
-
daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
-
per geval wordt voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.3.3 Afwijken van de bouwregels oppervlakte bijgebouwen voor beroep aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder g, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen voor beroep aan huis, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gezamenlijke oppervlakte van in de aanhef bedoelde bijgebouwen en overkappingen mag binnen eenzelfde bestemmingsvlak niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte en bouwhoogte van in de aanhef bedoelde gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
-
per geval dient voorzien te worden in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.3.4 Afwijken van de bouwregels bouwhoogte erf- of perceelafscheidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder i, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en vóór de voorgevelrooilijn, mits:
-
daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
-
de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Vormen van verboden gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige (vakantie)woning.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de Bijlage ‘Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst’, Landschap Overijssel, november 2015, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
5.5 Afwijking van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken van de gebruiksregels bedrijfsactiviteiten aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en in lid 5.2.2, onder g, ten behoeve van het daartoe vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
uitsluitend zijn toegestaan bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
-
het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
-
het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en;
-
behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bij de desbetreffende woning beho-rende bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt.
5.5.2 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 5.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder het peil;
-
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het peil;
-
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder het peil;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
-
werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
werken en werkzaamheden, waarmee krachtens een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
-
werken en werkzaamheden die worden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
-
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a, zijn slechts toelaatbaar, indien:
-
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
-
door aanvrager van de omgevingsvergunning werken en werkzaamheden een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Geluidzone - industrie
7.1 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd, met uitzondering van geluidgevoelige gebouwen wanneer de geluidbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, verkregen hogere grenswaarde of vastgestelde maximaal toegestane geluidbelasting.
7.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt begrepen het gebruik van gebouwen als geluidgevoelig object.
7.3 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik is in ieder geval:
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
-
het gebruik van onbebouwde gronden:
-
als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
-
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
-
het gebruik van de grond als paardenbak.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Landgoed De Eversberg.
