1.1 plan
het bestemmingsplan 'Doorstroomwoningen Haarlerveldweg 6-8 Haarle' met het identificatienummer NL.IMRO.0163.BPBUHAARLERVELDWG6-VG01 van de gemeente Hellendoorn.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 bestemmingsplan Buitengebied 2009
‘het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met identificatienummer NL.IMRO.0163000095101- van de gemeente Hellendoorn’;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarische bedrijvigheid
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en het houden van dieren, waaronder begrepen paardenfokkerij en intensieve kwekerij; uitgezonderd zijn: paardenhouderij en manege;
1.7 agrarisch loonwerkbedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden met behulp van werktuigen’
1.8 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt
1.11 bedrijfsgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
1.12 beroep aan huis
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning en daarbij behorende bijgebouwen en bestaande voormalige bedrijfsgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.13 bestaande afmetingen en vorm:
de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag om bouwvergunning voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
1.14 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object:
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw
een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is, en voor zover aan het hoofdgebouw gebouwd in de kap zichtbaar en feitelijk gescheiden is, van het op hetzelfde perceel gelegen bijbehorende hoofdgebouw.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.25 brutovloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 doorstroomwoning
een huurwoning bedoeld als tijdelijk hoofdverblijf in afwachting van een definitief hoofdverblijf;
1.28 extensieve openluchtrecreatie
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
1.29 gebouw
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 hobbymatig agrarisch gebruik
Het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken;
1.32 horeca
hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;
1.33 huishouden
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, daaronder niet begrepen kamerverhuur;
1.34 kampeerboerderij
voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.35 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan;
1.36 niet-agrarische nevenactiviteiten
- ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
- aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
- ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
- opslag- en stallingsbedrijven;
- zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
- bezoekers- en cursuscentrum;
- atelier, museum, galerie en kunsthandel;
- detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
- horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
- dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
- verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
- sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
- andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld;
1.37 onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.38 overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;
1.39 paardenbak
een niet overdekt, omheind terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.40 peil
- voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.41 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.42 plattelandsappartement
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in een zelfstandige eenheid, met eigen keuken en sanitair, al dan niet in combinatie met een dagverblijf;
1.43 plattelandskamer
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf in een kamer, al dan niet in combinatie met een dagverblijf, met keuken en sanitair in een gemeenschappelijke ruimte;
1.44 recreatiewoning
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.45 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub al of niet in combinatie met elkaar;
1.46 stacaravan
een als een gebouw aan te merken kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één bouwlaag met een totaal oppervlak van maximaal 60 m², met een bouwhoogte van 3,75 m en een breedte van maximaal 4,5 m, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen; het kampeermiddel of de afzonderlijke delen zijn op het terrein voort te bewegen;
1.47 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.48 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt, danwel de naar de aanduiding 'gevellijn' gekeerde gevel;
1.49 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
1.50 woning
een wooneenheid als bedoeld in de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.51 wonen
het gehuisvest zijn in een woning.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend;
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij het meten van de bouwhoogte worden dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, zodat deze niet maatgevend zijn voor de bepaling van het hoogste punt;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Bij het meten van de goothoogte zijn de volgende constructiedelen uitgezonderd:
- de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken, zoals in geval van horizontale gedeelten van afgeknotte daken en mansardekappen;
- de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van:
- dakkapellen;
- dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner;
- overstekende daken;
- luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of hoofdgebouw bedraagt.
Artikel 3 Groen - Landschapselement
3.1 Bestemmingsomschrijving
- groenvoorzieningen en instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting,
- instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden,
- instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen en
- extensieve openluchtrecreatie.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 3 lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht
Behoudens het bepaalde in
artikel 3 lid 3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op en in de
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
- aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen;
- bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
3.3.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 3 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
- werken en werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1: Erfinrichtingsplan
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- werken en werkzaamheden, waarmee krachtens een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
- werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 onder a, voorzover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 m2;
- werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 onder b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen tot een inhoud van maximaal 500 m3;
- werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 onder c, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
- werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.
3.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3 lid 3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel,
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.3.4 In te winnen adviezen
Alvorens een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3 lid 3.1 te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bosbouw,
- instandhouding en ontwikkeling van bos ten behoeve van aldaard voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden,
- instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden met heide en met natte en droge natuur,
- instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, meanders en andere waterpartijen,
- extensieve openluchtrecreatie,
- agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding, begrazing, en
- bij een en ander behorende parkeer- en andere voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 4 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
- andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
4.3 Uitsluiting toepasselijkheid artikel Wet ruimtelijke ordening
Voor zover het betreft de gronden als bedoeld in
artikel 4 lid 1 is de toepasselijkheid van artikel 2.12 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht uitgesloten.
4.4 Toepasselijkheid omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 12 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen,
- beroep aan huis,
- niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 1.36 niet-agrarische nevenactiviteiten, binnen eenzelfde bestemmingsvlak tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 300 m² binnen bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, en
- tuinen en erven,
- bijgebouwen ten behoeve van de hoofdgebouwen als bedoeld in Artikel 6 Wonen-Doorstroomwoningen
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 5 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen,
- bijgebouwen en overkappingen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen,
- andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
artikel 5 lid 2.1, gelden de volgende bepalingen:
- binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" en mogen aldaar die woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
- woningen mogen als zodanig uitsluitend worden gebouwd op de bestaande plaats;
- van een woning, althans het hoofdgebouw, mag de inhoud van een bouwwerk met toepassing van artikel 2 lid 3 'de inhoud van een bouwwerk', omtrent ruimten onder de begane grondvloer, niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
- de goothoogte en bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien deze meer bedragen dan 3,5 m en 10 m;
- bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
- de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 100 m² bedraagt, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw van bijgebouwen en overkappingen maximaal 250 m² van de bestaande oppervlakte mag betreffen;
- de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde woningen, en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien deze meer bedragen dan 3 m en 6 m;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Bouwwerken | max. bouwhoogte |
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn | 2 m |
pergola's | 3 m |
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m |
overige andere bouwwerken | 10 m |
- in voorkomend geval artikel 9 lid 2 (Afstand tot wegen)
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bouwregels voor niet-agrarische nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 1, onder c, voor zover betreft het gebruik van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mag binnen eenzelfde bestemmingsvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
- de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
- vooraf dient vast te staan dat een brutovloeroppervlakte aan bestaande voormalige bedrijfsgebouwen die gelijk is aan de brutovloeroppervlakte van de gebouwen waarvoor afwijking wordt verleend, wordt gesloopt.
5.3.2 Afwijken van de bouwregels plaats woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats binnen het betreffende bestemmingsvlak dan de bestaande plaats, mits de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast.
5.3.3 Afwijken van de bouwregels situering bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2, onder e, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen op minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning en vóór de voorgevel van de betreffende woning, mits:
- daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
- per geval wordt voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.3.4 Afwijken van de bouwregels oppervlakte bijgebouwen met saneringsvoorwaarde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2 sub f, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een oppervlakte van meer dan 250 m², in geval de oppervlakte van de bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen op de bij de betreffende woning behorende gronden meer bedraagt dan 250 m², met dien verstande dat van dat meerdere:
- 25% als maximum oppervlakte geldt voor de in de omgevingsvergunning begrepen bijgebouwen en overkappingen, en
- 3 m² dient te worden gesloopt, voor elke vierkante meter oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend.
5.3.5 Afwijken van de bouwregels oppervlakte bijgebouwen met saneringsvoorwaarde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2 sub f, ten behoeve van het bouwen van
bijgebouwen en
overkappingen na sloop op een andere locatie met de bestemming "
Wonen".
In ruil voor de sloop van bestaande, niet voor bewoning bestemde
gebouwen op de betreffende andere locatie mag een
bijgebouw of
overkapping worden gerealiseerd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- voor elke 4 m2 die gesloopt op de betreffende andere locatie, mag één vierkante meter oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen gerealiseerd worden;
- op de betreffende andere locatie dient minimaal 100 m2 aan bijgebouwen of overkappingen te resteren;
- per geval dient voorzien te worden in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op zowel de slooplocatie als de bouwlocatie.
5.3.6 Afwijken van de bouwregels oppervlakte bijgebouwen voor hobbymatige agrarische activiteiten en beroep aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2 sub f, ten behoeve van het bouwen van
bijgebouwen en
overkappingen voor hobbymatige agrarische activiteiten en beroep aan huis, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke oppervlakte van in de aanhef bedoelde bijgebouwen en overkappingen mag binnen eenzelfde bestemmingsvlak niet meer dan 150 m2 bedragen;
- de goothoogte en bouwhoogte van de in de aanhef bedoelde gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
- per geval dient voorzien te worden in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.3.7 Afwijken van de bouwregels bouwhoogte erf- of perceelsafscheidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2, onder h ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en vóór de voorgevelrooilijn, mits:
- daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
- de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aanvullende regels voor gebruik van bestaande bijgebouwen
Voor zover het bestaande bijgebouwen betreft is het gebruik als bedoeld in
artikel 5 lid 1 sub e uitsluitend voor huishoudelijke berging toegestaan.
5.4.2 Aanvullende regels voor detailhandel als niet-agrarische nevenactiviteit
5.4.3 Aanvullende regels voor verblijfsrecreatieve voorzieningen als niet-agrarische nevenactiviteit
- de brutovloeroppervlakte van een plattelandskamer of plattelandsappartement mag niet meer dan 50 m² bedragen;
- het bepaalde in de bestemming Agrarisch, sublid 3.4.2 onder b, van het bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Hellendoorn, is van overeenkomstige toepassing al naar gelang het betreffende bestemmingsvlak "Wonen" grenst aan die bestemming;
- het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak "Wonen" voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober.
5.4.4 Vormen van verboden gebruik
Specifieke vormen van verboden gebruik zijn in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in
artikel 5 lid 1, voor permanente bewoning van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderijen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken van de gebruiksregels bedrijfsactiviteiten aan huis en vergroten bijgebouwen en overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 1, ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en in
artikel 5 lid 2.2, onder f, ten behoeve van het daartoe vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- uitsluitend zijn toegestaan bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 3: Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- in de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreden;
- de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bij de desbetreffende woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt.
Artikel 6 Wonen-Doorstroomwoningen
6.1 Bestemmingsomschrijving
- wonen,
- beroep aan huis, en;
- tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
- Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels
- Hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
- Binnen elk bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
- De woningen worden aaneen gebouwd;
- De voorgevel van woningen dient aan de zijde van het bouwvlak met de aanduiding ‘gevellijn’ te worden gebouwd;
- De inhoud van een woning, althans het hoofdgebouw, mag met toepassing van lid 2.3 omtrent ruimten onder de begane grondvloer niet meer bedragen dan 310 m³;
- De goot- en bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 2,75 m en 3,50 m;
- Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
- de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 8 m² bedragen;
- de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde woningen, en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
- Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan:
- 1 m, óf;
- 2 m en
- op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
- achter de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m
- In voorkomend geval artikel 9 lid 2 (Afstand tot wegen).
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.
7.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 7 lid 1 mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding worden gebouwd.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
- hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
- ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in lid 7.5, is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning werken en werkzaamheden) de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in
artikel 7 lid 1:
- het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.
7.5 Uitzondering omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.
7.6 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
- geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
- ter zake daarvan vooraf advies van de desbetreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Bestaande afmetingen en afstanden
- In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in regels hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
- De onder a. genoemde bepaling geldt niet voor gebouwen die in het kader van voorliggend plan gesloopt dienen te worden zoals aangegeven in Bijlage 2: Sloopopgave.
9.2.1 Afstand tot wegen
Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 15 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (Verkeer - Wegverkeer), binnen 20 meter, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.
9.2.2 Afwijken afstand tot wegen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit het oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 2.1 ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik is in ieder geval:
- het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
- het gebruik van onbebouwde gronden:
- als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- het gebruik als paardenbak;
- het openstellen van (struin)paden in weidevogel- en ganzengebieden in het broedseizoen (15 maart tot 15 juli).
10.2 Uitoefening beroep aan huis in en bij een woning
Het gebruik van een woning, waaronder begrepen een bedrijfswoning, en daarbij behorende bijgebouwen voor de uitoefening van een beroep aan huis is toegestaan, mits de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in
artikel 10 lid 3 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m².
10.3 Afwijken van de bouwregels beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 2 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan een beroep aan huis, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:
- het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 3: Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
- het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis als bedoeld in artikel 10 lid 2 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m²;
- op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
- in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
- het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en
- behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
- de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.
10.4 Afwijken van de bouwregels paardenbak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 1 sub b onder 3, ten behoeve van het gebruiken van gronden als bedoeld in artikel 5
Wonen, als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- bij eenzelfde woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan,
- de paardenbak dient in de onmiddellijke nabijheid van de betreffende woning te worden gesitueerd;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
- de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan:
- ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
- indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m.
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien:
- daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
- daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
Artikel 12 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
12.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in
artikel 12 lid 2, is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning werken en werkzaamheden) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
| werken en werkzaamheden* |
gronden ter plaatse van de aanduiding: | a | b | c | d | e | f | g |
milieuzone - hydrologische bufferzone | + | + | + | + | | | + |
karakteristiek | | | | | | + | |
specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap | + | + | | | + | | |
specifieke vorm van waarde - kwelafhankelijke slootkantvegetatie | + | + | + | + | + | | |
specifieke vorm van waarde - openheid | | | | | + | | |
specifieke vorm van waarde - reliëf | + | + | | + | | | |
gronden met de bestemming: | |
Groen - Landschapselement | + | + | + | + | + | | |
Natuur | + | + | + | + | + | | |
*de onderstaande letters worden hierna verklaard; in de tabel is + = omgevingsvergunning werken en werkzaamheden vereist |
a | aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen |
b | verlagen van de bodem an afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden |
c | aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur |
d | diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omloegen |
e | bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters |
f | geheel of gedeeltelijk slopen |
g | aanleggen van greppels en drainagesystemen |
12.2 Uitzondering omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Het in
artikel 12 lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- werken en werkzaamheden, waarmee krachtens een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
- werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
- werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
- werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12 lid 1 onder a, voor zover het betreft het aanleggen van poelen tot een inhoud van maximaal 500 m3;
- werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12 lid 1 onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
- werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.
12.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind,
met dien verstande dat werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 12 lid 1 onder f, slechts toelaatbaar zijn, indien hetzij aannemelijk is gemaakt dat herbouw van het object met dezelfde karakteristieken zal plaatsvinden, hetzij er, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, geen mogelijkheid is om verval van het object tegen te gaan.
12.4 In te winnen adviezen
Alvorens een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden te verlenen als bedoeld in
artikel 12 lid 1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
- Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe hoofdgebouwen overeenkomstig de in artikel 6 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1: Erfinrichtingsplan opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
- In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 6 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen vande nieuwe hoofdgebouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1: Erfinrichtingsplan opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
13.2 Afwijken van de voorwaardelijke verplichting
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 13 lid 1, waarbij andere landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in
Bijlage 1: Erfinrichtingsplan. Verder geldt het volgende:
- er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het erfinrichtingsplan;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
13.3 Voorwaardelijke verplichting - sloopopgave
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe hoofdgebouwen overeenkomstig de in
artikel 6 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de afgeronde sloop van de gebouwen conform de in
Bijlage 2: Sloopopgave opgenomen sloopopgave binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan.
13.4 Voldoende parkeergelegenheid
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein dat bij het bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend, behoort. Daarbij moet worden voorzien in parkeergelegenheid overeenkomstig de normering als vermeld in
Bijlage 4: Parkeernormen ("Nota parkeernormen") vastgesteld door de raad op 21 september 2021. Indien de beleidsnota Nota parkeernormen wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
13.5 Afwijken ten aanzien van parkeren
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 13 lid 4 ten behoeve van normen voor het parkeren overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen als vermeld in
Bijlage 4: Parkeernormen ("Nota parkeernormen") vastgesteld op 21 september 2021.
Indien deze "Nota parkeernormen" wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
13.6 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik, op het eigen terrein worden voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
13.7 Voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, dient te worden voorzien in voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein conform de eisen gesteld in het beleidsplan "Samen leven met water 2021-2025, gemeente Hellendoorn". De regels hiertoe zijn vermeld in
Bijlage 5: Handleiding Watertoets 2020 bij deze regels.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken van de bouwregels vergroting bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het gestelde in
artikel 14 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 14 lid 1.1 met maximaal 10%.
14.1.3 Uitsluiting bouwwerken
artikel 14 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Verandering gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 14 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 14 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Uitsluiting gebruik
artikel 14 lid 2.1, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Doorstroomwoningen Haarlerveldweg 6-8 Haarle" van de gemeente Hellendoorn.