direct naar inhoud van 4.6 Milieuzonering
Plan: Buitengebied Gramsbergen, Slagenweg 5 Anerveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.BP00127-VG01

4.6 Milieuzonering

4.6.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreƫren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk:

4.6.2 Onderzoeksresultaten milieuzonering
4.6.2.1 Algemeen

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. Onder andere woningen zijn milieugevoelige objecten. De VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen.

Zoals al hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

4.6.2.2 Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' wordt een biogasinstallatie aangemerkt als een categorie 3.2 bedrijf. Voor deze bedrijven geldt een grootste richtafstand van 100 meter voor de aspecten geluid en geur. Deze richtafstand is gebaseerd op woningen in een 'rustige woonwijk' (het buitengebied wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, als een met een 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype beschouwd).

Het bedrijf, inclusief de uitbreiding, is gelegen op een afstand van circa 190 respectievelijk 128 meter van de maatgevende woningen van derden aan de Haarweg 25 respectievelijk Krimweg 1, buiten de bedoelde milieuzone/richtafstand. Dit betekent dat voor de uitbreiding in principe geen akoestisch onderzoek of geuronderzoek noodzakelijk is. Echter, om te beoordelen of sprake is van een goede ruimtelijke ordening is zowel een akoestisch onderzoek als een geuronderzoek uitgevoerd.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd Buijvoets Bouw- en geluidsadvisering en is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. De resultaten van dit onderzoek zijn toegelicht in paragraaf 4.2. Gebleken is dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de realisatie van het planvoornemen. Op het aspect geluid wordt in deze paragraaf derhalve niet meer ingegaan.

Het geuronderzoek is uitgevoerd door Buro Blauw en opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting. De resultaten van dit onderzoek worden hierna toegelicht in paragraaf 4.7. Uit deze paragraaf zal blijken dat wordt voldaan aan het voor dit aspect geldende toetsingskader en dat geen geurhinder op woningen van derden te verwachten is als gevolg van de activiteiten op het biovergistingsinstallatiebedrijf.

De VNG-uitgave kent, naast het aspect geluid, ook richtafstanden toe aan de aspecten stof en gevaar. Voor stof wordt een richtafstand van 50 meter gehanteerd en voor gevaar geldt een richtafstand van 30 meter. Gezien de grote afstand van het bedrijf tot aan woningen van derden (respectievelijk 190 en 128 meter) wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand van 50 dan wel 30 meter.

4.6.2.3 Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.

In het voorliggende geval is enkel sprake van een uitbreiding van het bedrijf. Er worden geen nieuwe milieugevoelige functie toegevoegd die hinder kunnen ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Overigens is er in de huidige situatie ook geen sprake van enige vorm van hinder op het bedrijf door bestaande functies in de omgeving.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.