direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Gramsbergen, Slagenweg 5 Anerveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.BP00127-VG01

3.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

3.3.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu’s; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde ‘SER-ladder’; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma’s en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
3.3.2 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de "Kwaliteitsimpuls Groene omgeving" ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar. Ook voor nieuwvestiging of grootschalige uitbreiding van agrarische en niet-agrarische bedrijven geldt dit principe.

Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.

Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd:

Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.

Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.

3.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.3.3.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

3.3.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.3.3.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Afbeelding 3.1 geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BP00127-VG01_0007.png"

Afbeelding 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.3.4 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Indien het concrete initiatief, de uitbreiding van een biovergistingsinstallatiebedrijf en realisering van algenvijvers wordt getoetst aan de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving en de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.3.4.1 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving
3.3.4.1.1 Algemeen

De provincie stelt dat wanneer er plannen zijn voor nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande functies in het buitengebied, eerst gekeken moet worden of deze functie niet beter op een ander plaats kan worden ontwikkeld, zoals op een bedrijventerrein of een leegstaande locatie (het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik). Het bestaande bedrijf is sinds enkele jaren gevestigd op de locatie aan de Slagenweg (als 'nevenlocatie' van het bedrijf aan de Anerveenseweg). Hieraan heeft de provincie haar goedkeuring verleend.

Het bedrijf voorziet in de opwekking van een duurzaam product, namelijk groene energie. Dit gebeurt door middel van het verwerken van dierlijke mest en andere organische stoffen tot biogas en het kweken van algenplanten in kweekvijvers.

De uitbreiding leidt tot een bedrijfsomvang van circa 3,5 hectare. Een deel hiervan, ruim 1 hectare, betreft algenvijvers, die nauwelijks leiden tot aantasting van het landschap, gezien deze op of net boven maaiveldniveau zijn gelegen. Verder zijn de bouwmogelijkheden voor wat betreft de hoogte binnen dit gedeelte van het plangebied beperkt.

3.3.4.1.2 Landschappelijke inpassing

Voor de inpassing van het bedrijf is een inrichtingsplan opgesteld door ODIN Landschapsontwerpers. Dit inrichtingsplan voorziet in een verantwoorde landschappelijke inpassing van het bedrijf in de omgeving. Het inrichtingsplan voorziet onder andere in de aanleg van een groenwal met inheemse beplanting van circa 3 meter hoog.

In Hoofdstuk 6 wordt uitgebreid toegelicht op welke wijze het bedrijf landschappelijk wordt ingepast in de omgeving. Ten opzichte van de huidige situatie is er sprake van een aanzienlijke kwaliteitsimpuls door het bedrijf volgende de gebiedskenmerken landschappelijk in te passen.

3.3.4.1.3 Aanvullende kwaliteitsprestatie

Naast een deugdelijke landschappelijke inpassing conform de gebiedskenmerken zal initiatiefnemer de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving leveren ter compensatie van de uitbreiding van de inrichting in de groene omgeving, dit gebeurt op de volgende wijze:

In de gemeente Hardenberg ligt ten zuidoosten van De Krim, op korte afstand van het plangebied, een bijzonder interessant vogelgebied: de Vloeivelden De Krim. Het gebied is van oorsprong een spoelwaterbassin van aardappelfabriek AVEBE. Nadat de fabriek in 1990 stopte werd het gebied steeds aantrekkelijker voor steeds meer vogelsoorten, waaronder diverse zeldzame bedreigde soorten als de Geoorde Fuur, Visdief, Zwartkopmeeuw, Zomertaling, Ransuil, Kerkuil en Blauwborst. De Vloeivelden De Krim zijn in eigendom van Staatbosbeheer.

Provinciale Staten heeft onlangs besloten € 100.000,- beschikbaar te stellen voor het opknappen van de Vloeivelden De Krim. Het doel van het project is het behouden van de functie van de Vloeivelden en zo mogelijk de ontwikkeling van de Vloeivelden als refugium in brede zin voor watervogels en steltlopers. Staatsbosbeheer heeft hiervoor een projectplan opgesteld. Het bedrag van € 100.000,- is voldoende om het project in basis uit te voeren.

Initiatiefnemer heeft contact gehad met Staatsbosbeheer over de mogelijkheid tot het leveren van een kwaliteitsimpuls aan de Vloeivelden De Krim. Naar aanleiding hiervan heeft Staatsbosbeheer aangegeven dat er aanvullende activiteiten verricht kunnen worden om te komen tot een extra kwaliteitsimpuls. Initiatiefnemer en Staatsbosbeheer zijn overeengekomen dat voor een bedrag van € 40,237,50 (compensatie van de waardevermeerdering van de gronden aan de Slagenweg als gevolg van de planologische wijziging) initiatiefnemer de volgende werkzaamheden verricht inzake het project de Vloeivelden De Krim:

  • het herprofileren van de toevoersloten;
  • uitwerking Meeuweneiland, zowel vergraven kades als verwijderen bagger;
  • vergraven grond verwerken (+ transport) in kades (verstevigen).

Middels een privaatrechtelijke overeenkomst tussen initiatiefnemer, Staatsbosbeheer en de gemeente Hardenberg is gewaarborgd dat initiatiefnemer de kwaliteitsimpuls daadwerkelijk uitvoert. Hiermee is voldaan aan de wens van de provincie om ontwikkelingen in de Groene omgeving samen te laten gaan met een impuls in kwaliteit.

3.3.4.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel.

3.3.4.2.1 Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van belemmeringen is niet gebleken. Een en ander blijkt ook uit Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5van deze plantoelichting waarin uitgebreid op de diverse omgevingsaspecten wordt ingegaan.

3.3.4.2.2 Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen.

Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - kort door de bocht - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.

In afbeelding 3.2 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BP00127-VG01_0008.png"

Afbeelding 3.2 Uitsnede Perspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel 2009 (Bron: provincie Overijssel)

'Buitengebied accent productie - Schoonheid van de moderne landbouw'

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied accent productie' met de aanduiding 'Schoonheid van de moderne landbouw'. Deze gebieden zijn primair gebieden voor de landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de open cultuurlandschappen. Het omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, bebouwingslinten en bosstroken optimaal in harmonie is met de schaalvergroting van de landbouw. De beleidsambitie is gericht op het behoud van de herkenbaarheid van deze verschillende landschappen ten opzichte van elkaar en het accentueren van de verschillen en contrasten binnen deze landschappen.

Toetsing van het initiatief aan het 'Ontwikkelingsperspectief'

Het bedrijf ontwikkelt zich vanuit een neventak bij een agrarisch bedrijf, naar een volwaardige bedrijfsbestemming. Gezien de aard en uitstraling van het bedrijf, past de beoogde ontwikkeling binnen het perspectief "Buitengebied accent productie". Op basis van een doordacht inrichtingsplan wordt het plangebied landschappelijk ingepast, waarbij wordt aangesloten op de inpassing van het huidige bouwperceel. Daarnaast wordt een aanzienlijke aanvullende kwaliteitsprestatie geleverd in de vorm van enkele werkzaamheden inzake het project de Vloeivelden De Krim. Geconcludeerd worden dat dit perspectief zich niet verzet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

3.3.4.2.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

1. De 'Natuurlijke laag'

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'Hoogveengebieden (in cultuur gebracht)'. In afbeelding 3.3 is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BP00127-VG01_0009.png"

Afbeelding 3.3. Gebiedstype 'Hoogveengebieden (in cultuur gebracht)' (bron: provincie Overijssel)

Hoogveengebieden (in cultuur gebracht)

In het zandgebied ontwikkelde zich op waterhuishoudkundig geïsoleerde plekken op kleine en grote schaal hoogveen. Onder invloed van regenwater ontstonden veenmoerassen. Vanwege de zure en voedselarme omstandigheden ontstonden natte, slecht toegankelijke moerasgebieden. Kenmerkend zijn een hoge waterkwaliteit, een hoge waterstand en een hoge natuurkwaliteit.

De ambitie is de hoogveenrestanten in stand te houden en op een aantal plekken het hoogveen terug te laten komen. Het open, natte karakter is hierbij een belangrijke kwaliteit. Randen tussen hoogveenrestanten en hoogveenontginningsgebieden dienen landschappelijk 'leesbaar' te worden gemaakt als ontgonnen deel van het oorspronkelijke landschap. Daarmee ontstaat een samenhangend landschap in de hoogveengebieden en een overgang naar heide en schraalgraslanden eromheen.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in de nabijheid van hoogveenrestanten dan dragen deze bij aan verbetering van de hydrologie om verdroging van het veenpakket te voorkomen en, waar mogelijk, aan toename van de natuurkwaliteit en het areaal levend hoogveen. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'

Van het van oorsprong aanwezige hoogveen is ter plaatse van het plangebied nauwelijks een spoor meer te bekennen. Het omringende landschap wijkt in belangrijke mate af van het hoogveenlandschap. Daarbij is er sprake van een ruimtelijke ontwikkeling die gepaard gaat met een kwaliteitsimpuls door landschappelijke inpassing van het gehele perceel. Door de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten wordt weliswaar een nieuw deel van de groene ruimte in gebruik genomen, maar vanwege de realisering van een goed doordacht inrichtingsplan wordt wel aansluiting gezocht bij de bestaande kwaliteiten van het omliggende landschap.

2. De 'Laag van het agrarische cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel werden deze natuurlijke omstandigheden in de loop van de tijd meer gewaardeerd om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Laag van het agrarisch-cultuurlandschap' aangeduid als 'Veenkoloniaal landschap'. In afbeelding 3.4 is dat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BP00127-VG01_0010.png"

Afbeelding 3.4 Laag van het agrarisch-cultuurlandschap: Veenkoloniaal landschap (Bron: provincie Overijssel)

Veenkoloniaal landschap

De kenmerken van het veenkoloniaal landschap zijn grootschalige open landschappen met een lineaire bebouwings-, verkavelings- en ontwateringsstructuur die zijn ontstaan door grootschalige ontginning van de hoogveengebieden. Het Overijssels veenkoloniaal landschap is deel van een groter geheel dat zich uitstrekt over Groningen en Drenthe. Het is gevormd door ontginners en boeren uit met name het noorden. Typische Groningse boerderijen staan doorgaans naast de Overijsselse boerderijen.

De ambitie is gericht op de versterking van de aantrekkelijkheid, de leefbaarheid en de kwaliteit van dit landschap. Het gaat dan met name om de grote maat en de vergezichten. De norm is een beschermende bestemmingsregeling gericht op instandhouding van de grote open ruimtes, de vergezichten en het contrast tussen deze ruimtes en bestaande verdichte zones. Als ontwikkelingen plaatsvinden in het veenkoloniaal landschap dan dragen deze bij aan het behoud en de versterking van bijzondere architectuur, de linten in het landschap en de open ruimtes.

Toetsing van het initiatief aan de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'

Indien de ambitie en de richting van de sturing wordt geprojecteerd op de ruimtelijke ontwikkeling in het voorliggende bestemmingsplan blijkt dat deze ontwikkeling goed aansluit bij ambities van het provinciebestuur. Zoals uit hoofdstuk 6 blijkt is er sprake van een goed doordacht inrichtingsplan, waarbij rekening is gehouden met de bestaande gebiedskwaliteiten. De uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten worden op een verantwoorde wijze ingepast in het landschap waarbij er aandacht is voor de al aanwezige landschappelijke structuren en kwaliteiten. De landschappelijk inpassing levert een aanzienlijke kwaliteitsimpuls op in de groene omgeving. Een en ander wordt nader toegelicht in het inrichtingsplan dat is opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.

3. De 'Stedelijke laag'

De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten

4. De 'Lust- en leisurelaag'

Met de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap en de stedelijke laag is het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit nog niet compleet. De lust & leisurelaag is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijke pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

De ambitie is gericht op sterke ruimtelijke identiteiten als motor voor gebiedsontwikkeling. Het gaat er om beleving, betekenis en kwaliteit van de omgeving te versterken en de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Lust- en leisurelaag' aangeduid met 'donkerte'. In afbeelding 3.5 is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BP00127-VG01_0011.png" 

Afbeelding 3.5 Lust- en leisurelaag: 'donkerte' (bron: provincie Overijssel)

Donkerte

Lichte gebieden geven een beeld van economische dynamiek; zoals de steden en dorpen, de snelwegen, de kassengebieden, attractieparken en grote bedrijventerreinen. De donkere gebieden geven daarentegen een indicatie van het rustige buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken.

Toetsing van het initiatief aan de 'Lust- en leisurelaag'

De in het voorliggende plan opgenomen ruimtelijke ontwikkeling, de planologische regeling voor een (uitbreiding van een) bestaande biovergistingsinstallatie en algenvijvers, zal door het beperken van onnodig kunstlicht, geen negatieve gevolgen voor het aspect 'donkerte' hebben.

3.3.5 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.