Plan: | TAM-omgevingsplan Rheezerveenseweg 12 Heemserveen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0160.0000TAM0002-VG01 |
Dit plan beoogt een woonfunctie mogelijk te maken op de locatie Rheezerveenseweg 12 in Heemserveen. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Hardenberg. Technisch is het dat niet, maar dat hoeft ook nog niet. Juridisch moeten de hoofdstukken van dit plan worden gelezen als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Hardenberg. Dus:
Voor dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
In bestaande situaties wordt een kelder waarvan de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen of de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft, niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk. Bij recreatiewoningen wordt de inhoud van een kelder onder de recreatiewoning wel meegeteld bij de inhoud van de woning;
De regels over de functie 'Agrarisch - Besloten heideontginningslandschap' in dit artikel zijn gesteld met het oog op het behouden en versterken van de gebiedseigen kenmerken en kwaliteiten van het 'besloten heideontginningslandschap' zoals deze per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's).
De volgende gebruiksactiviteiten zijn toegestaan:
en tevens voor de instandhouding van:
Gebruik dat afwijkt van de gebruiksactiviteiten in lid 5.2.1 is verboden. In ieder geval omvat het verbod:
Het is toegestaan zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken ten behoeve van de activiteiten zoals bedoeld in artikel 5.2 mits deze in overeenstemming is met Artikel 10.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te (ver)bouwen en bouwwerken te realiseren en deze in stand te houden en te gebruiken ten behoeve van de activiteiten als bedoeld in artikel 5.2, anders dan de vergunningvrije bouwactiviteiten bedoeld in 5.4.1.
De omgevingsvergunning wordt verleend indien het (ver)bouwen van een gebouw of het realiseren van bouwwerk, geen gebouw zijnde, buiten een bouwvlak voldoet aan de volgende voorwaarden:
Bouwwerken | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Minimale dakhelling |
Schuilgelegenheden | 2,5 meter | 5 meter | 18º |
De regels over de functie 'Wonen - Besloten heideontginningslandschap' in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:
De volgende gebruiksactiviteiten zijn toegestaan:
Voor het exploiteren van kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis gelden de volgende voorwaarden:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende gebruiksactiviteiten uit te voeren:
De omgevingsvergunning wordt verleend indien de gebruiksactiviteit voldoet aan de volgende voorwaarden:
Gebruik dat afwijkt van de gebruiksactiviteiten in artikel 6.2 en 6.3 is verboden. In ieder geval omvat het verbod:
Het is toegestaan zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken ten behoeve van de activiteiten zoals bedoeld in 6.2 en 6.3 mits deze in overeenstemming is met Artikel 10.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te (ver)bouwen en bouwwerken te realiseren en deze in stand te houden en te gebruiken ten behoeve van de activiteiten als bedoeld in artikel 6.2 en 6.3, anders dan de vergunningvrije bouwactiviteiten bedoeld in artikel 6.5.1.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt, in aanvulling op de algemene indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.2, een tekening verstrekt waarop de volgende afstanden zijn aangegeven:
De omgevingsvergunning wordt verleend indien het (ver)bouwen van een gebouw of het realiseren van bouwwerk, geen gebouw zijnde, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Bouwwerken | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Minimale dakhelling |
hoofdgebouwen (1) | 6 m | 10 m | 30° |
bijgebouwen | 3 m | 6 m | 18° |
overkappingen | 3,5 m | ||
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn | 2 m | ||
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m | ||
overige andere bouwwerken | 10 m | ||
(1)met dien verstande dat de woning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien. |
Voor windturbines die niet in overeenstemming zijn met de in artikel 6.6.3 en 6.6.4 genoemde beoordelingsregels, gelden de volgende afwijkingsmogelijkheden:
Het bouwen van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter vanaf het maaiveld binnen 'overige zone - laagvliegroutes' is niet toegestaan.
Met het oog op het beperken van de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater worden bij nieuw bebouwd oppervlak en bij vernieuwbouw:
De volgende vaste beoordelingsregels zijn van toepassing op de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een steiger:
waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen.
Het is verboden een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken:
Het is toegestaan zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten te verrichten en de aan te leggen werken in stand te houden en te gebruiken, mits deze behoren bij de toegedeelde functie:
In aanvulling op artikel 7.3, 7.4 en 7.207b van de Omgevingsregeling, worden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit of een melding op grond van dit plan de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Een omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in dit omgevingsplan - of in de bij dit omgevingsplan behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift is herzien of vervangen en die herziening of vervanging is gepubliceerd.
Als dit omgevingsplan op een activiteit van toepassing wordt en voor dat moment een overtreding heeft plaatsgevonden, een overtreding is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft het oude recht op die bestuurlijke sanctie van toepassing tot het tijdstip waarop: