direct naar inhoud van 2.1 Provincie
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, landhuis Rheezerweg nabij nr. 82 te Diffelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00201-VG01

2.1 Provincie

OMGEVINGSVISIE

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie vastgesteld. In dit integrale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving, geeft de provincie richting aan de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. Hoofdambitie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor beleidskeuzes op dit gebied zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Voor woningbouw, bedrijfslocaties en voorzieningen in zowel de groene als stedelijk omgeving hanteert de provincie de zogenaamde SER-ladder. Dit komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend.

Het plangebied wordt in de Omgevingsvisie tot de Groene omgeving gerekend. Hiervoor geldt: "behoud en versterking van landschap en het realiseren van de groenblauwe hoofdstructuur samen laten gaan met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers. "Landgoederen kunnen volgens de provincie van grote toegevoegde waarde zijn in de stadsrandgebieden en aan de randen van de groenblauwe hoofdstructuur. Het beleid voor nieuwe landgoederen is als volgt gespecificeerd: "Nieuwe landgoederen kunnen een bijdrage leveren aan het realiseren en versterken van andere opgaven, zoals stadsrandzones, landschapsstructuren EHS, behoud cultureel erfgoed en recreatief medegebruik. Via de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving stimuleren we daarom (nieuwe) landgoederen om een bijdrage aan deze ontwikkelingen te leveren."

Kwaliteitsopgaven en -voorwaarden

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De bijlage Catalogus Gebiedskenmerken geeft meer in detail inzicht in de kenmerken van verschillende gebieden en wat in die gebiedskenmerken van provinciaal belang is voor hoe een ontwikkeling invulling krijgt. In het navolgende worden de relevante lagen besproken.

Natuurlijke laag: Dekzandvlakte en -ruggen/Beekdalen en natte laagtes

Dekzandvlakte en -ruggen

AMBITIE

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

NORM

Dekzandvlakten en -ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het huidige reliëf.

RICHTING

Als ontwikkelingen plaatsvinden, dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beide zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.

Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Beekdalen en natte laagtes

AMBITIE

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend.

NORM

Het waterpeil is niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

RICHTING

  • Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek.
  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Laag van het agrarische cultuurlandschap: Maten en flierenlandschap/Essenlandschap

Maten en flierenlandschap

AMBITIE

De ambitie is dit landschapstype weer herkenbaar te maken en de samenhang met de esdorpen en erven weer betekenis te geven. De nog gave delen verdienen een intensief op cultuurhistorische waarden gerichte inrichting en beheer. Voor de andere delen is het aanzetten van de randen, het beleefbaar maken van het waterrijke karakter, de continuïteit van het landschap het uitgangspunt. Nieuwe dragers als biomassateelt, (es)dorpsontwikkeling in de nabijheid, water(voorraad)berging, particulier natuurbeheer zijn voor dit landschap aan de orde.

NORM

  • In het Maten en Flierenlandschap is het waterpeil niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.
  • De Maten, Flieren en beken krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het onbebouwde karakter, de continuïteit van de beekloop, voldoende ruimte voor water en het lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen.

RICHTING

  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in of nabij het Maten en Flierenlandschap, dan dragen deze bij aan versterking van het historische lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, aan accentuering van de overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water.
  • Inrichting van nog gave delen richt zich op het behouden van de cultuurhistorische waarden

Essenlandschap

AMBITIE

De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen.

NORM

  • De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf.
  • Op de flanken krijgen de kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon.

RICHTING

Als ontwikkelingen plaatsvinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.

Stedelijke laag

Het plangebied komt niet voor op de stedelijke laag.

Lust- en leisurelaag: donkerte

AMBITIE

Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden ten minste zo donker mogelijk te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen en dergelijke en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever inrichten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur vindt plaats in de 'lichte' gebieden.

NORM

In donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht.

RICHTING

Veel aandacht voor het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

Ontwikkelingsperspectief

Het Overijsselse buitengebied is onderverdeeld in drie typen gebieden:

  • realisatie groene en blauwe hoofdstructuur;
  • buitengebied: accent productie;
  • buitengebied: accent veelzijdige gebruiksruimte.

Het ontwikkelingsperspectief van de zone waarin het plangebied ligt, valt in de omgevingsvisie onder drie deelgebieden:

  • realisatie groene hoofdstructuur: natuur, gerealiseerd;
  • realisatie groene hoofdstructuur: natuur, nog te realiseren;
  • buitendijks gebied: Overijsselse Vecht;
  • beekdal of veenweidegebied: beekdal.

Dit ontwikkelingsperspectief omvat meerdere aspecten. Van belang zijn vooral de ontwikkeling van de groene hoofdstructuur en de ligging in het beekdal van de Overijsselse Vecht en de ligging van een deel van het plangebed in het winterbed van de Vecht.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Met het vaststellen van de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader van de provincie van Rood-voor-rood, Rood-voor-groen en Nieuwe landgoederen vervallen. Daarvoor in de plaats is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geïntroduceerd als nieuw kwaliteitsinstrument.

De Kwaliteitsimpuls Groene omgeving geeft geen kwantitatieve spelregels voor de aanleg van een nieuw landgoed. De provincie kent een doorslaggevende betekenis toe aan de positieve bijdrage van een nieuw landgoed aan de ruimtelijke kwaliteit en de realisering van natuur- en landschapsdoelstellingen. Daarbij moet maatschappelijke meerwaarde en particulier voordeel met elkaar in evenwicht zijn. Richtinggevend hiervoor zijn de Partiële streekplanherziening Rood voor rood en nieuwe landgoederen (2005) en de Aanvullende handreiking nieuwe landgoederen (2008).

Primair doel van nieuwe landgoederen is het bereiken van kwaliteitsverbetering. Dit kan door het realiseren van nieuwe natuur, bos, voorzieningen voor recreatief medegebruik en verbetering van landschappelijke kwaliteiten door private investering in ruil voor een unieke woonsituatie.

Voor het in alle gevallen bepalen van de precieze hoogte van de kwaliteitsprestaties bestaan geen sluitende methoden. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geeft een aantal aanbevelingen die daarbij kunnen helpen. Het is uiteindelijk de gemeente die bepaalt welke methodiek zij voor welke gevallen wil toepassen. Met de gemeente worden de vaste prestatieafspraken gemaakt.

PROVINCIALE ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR

Het plangebied ligt aan de rand van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en is aangeduid als 'nieuwe natuur'. Landgoederen zijn binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur toegestaan. Dat geldt niet voor de bijbehorende bebouwing. Dit betekent dat herbegrenzing en compensatie van het onttrokken areaal noodzakelijk is (zie hierna).

OMGEVINGSVERORDENING

In de provinciale Omgevingsverordening (1 september 2009) is in artikel 2.1.6 aangegeven dat bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn. Tevens moet zijn aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

CONCLUSIES

In de planbeschrijving is een overzicht opgenomen waaruit blijkt hoe aan de vereisten uit de Omgevingsvisie, Partiële streekplanherziening, Aanvullende handreiking, Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en Omgevingsverordening wordt tegemoet gekomen. Hieruit blijkt dat er vanuit het provinciale beleid gezien geen belemmeringen zijn voor realisering van het landgoed.

De provincie stelt verder een aantal voorwaarden aan het realiseren van bebouwing op nieuwe landgoederen. In tabel 2.1 is weergegeven welke dat zijn en hoe hieraan zal worden voldaan.

Tabel 2.1 Conclusies provinciaal beleid met betrekking tot het bestemmingsplan

Voorwaarden bebouwing nieuw landgoed   Uitwerking  
Landhuis van allure met een woonbestemming.   Zie uitgangspunten eerste ontwerp architecten (volgend hoofdstuk) en positieve beoordeling door Welstandscommissie.  
Heeft een inhoud van minimaal 1.000 m3.   Zie uitgangspunten eerste ontwerp architecten.  
Heeft als hoofdfunctie wonen, gekoppeld aan werken aan huis.   Dit is het geval.  
Aangezien het nieuwe rood binnen, maar wel aan de rand van de PEHS wordt gerealiseerd, zal herbegrenzing van de PEHS nodig zijn.   De plangebieden liggen aan de grens van de EHS. Voor de herbegrenzing van de PEHS is een voorstel gedaan in het Landschapsplan en inrichtingsplan van bureau Waardenburg.  
De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn toegepast.   1. Een bestaande weg wordt gebruikt als toegangsweg.
2. Het huis wordt zo ontworpen dat het een geringe impact op het terrein zal hebben.  
De ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt.   Zie de positieve beoordeling door de Welstandscommissie van het eerste ontwerp: ook het nieuwe ontwerp zal een interessante relatie aangaan met haar context en is dienend ten opzichte van haar landelijke omgeving.