direct naar inhoud van 5.6 Flora en fauna
Plan: Gramsbergen, centrumontwikkeling De Oostermaat/Stationsstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00186-VG01

5.6 Flora en fauna

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 3 september 2012 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00186-VG01_0017.png"

Het braakliggende terrein in het midden van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00186-VG01_0018.png"

De wand van de supermarkt

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00186-VG01_0019.png"

Een bijgebouw van de supermarkt

Soortenbescherming

Flora- en faunawet

Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.

Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005 kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, namelijk: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime. De ontwikkelingen bestaan uit de sloop van de huidige bebouwing en nieuwbouw op de vrijgekomen locatie.

INVENTARISATIE

Het plangebied bestaat uit een grote supermarkt met parkeerplaats en een woning met kantoor aan de Stationsstraat 13a. Achter (westelijk van) de supermarkt met parkeerplaats ligt een braakliggend terrein met een schuurtje. Het plangebied wordt hoofdzakelijk omgeven door tuinen van omliggende woningen. Aan de oostkant van de supermarkt, bij de ingang, staat een grote linde.

Uit de informatie van quickscanhulp (© NDFF - quickscanhulp.nl 03-09-2012) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied, naast enkele in het kader van de Flora- en faunawet licht beschermde diersoorten, ook enkele (middel)zwaar beschermde planten- en diersoorten voorkomen. De quickscanhulp geeft echter een overzicht van soorten tot een afstand van 1 km rond het plangebied. Hier vallen ook de Vecht met haar oevers, graslanden en enkele bosjes binnen.

Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Gezien de inrichting en het gebruik van het plangebied worden enkele algemene, licht beschermde soorten (zoals spitsmuizen en andere muizen) en zwaarder beschermde vogels in en direct rond het plangebied verwacht. Vooral in het tussenliggende braakliggende gebied kunnen deze licht beschermde soorten, naast algemeen voorkomende vlinders en enkele algemeen voorkomende vogels worden aangetroffen. Het tussenliggende terrein bestaat vooral uit ruigtekruiden met onder meer braam, teunisbloem, akkerdistel en opslag van hazelaar en berk. Het open schuurtje is enkel van dun hout en vormt zeker geen verblijfplaats voor vleermuizen of vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen.

Daarnaast is het voorkomen van verblijfplaatsen van huismus en vleermuizen in de gebouwen die worden gesloopt zeer onwaarschijnlijk. De supermarkt heeft hoofdzakelijk een plat dak en heeft muren zonder gaten of spleten. Slechts een klein aangrenzend gebouwtje heeft een kap met een pannendak. De betonnen dakpannen zijn echter plat en sluiten overal zeer nauw aan. Daar waar de pannen langs de rand van de daklijsten liggen, zijn de kieren gedicht met kit of cement. Hetzelfde geldt voor het gebouw aan de Stationsstraat 13a. Dit gebouw heeft een vergelijkbare dakstructuur waardoor ook daar het voorkomen van nestplaatsen van huismus en verblijfplaatsen voor vleermuizen zeer onwaarschijnlijk is.

In het plangebied staat een grote linde. In deze linde zijn geen holten aanwezig die geschikt zijn voor vleermuizen. Ook is in deze linde geen nest van vogels met een jaarrond beschermde nestplaats aangetroffen of te verwachten.

EFFECTEN

Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. Licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen onder de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet.

Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Het plangebied kan een deel van het foerageergebied van algemene soorten vleermuizen vormen. Deze functie blijft na de inrichting onveranderd.

Gebiedsbescherming

Natuurbeschermingswet 1998

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt.

Onder de Natuurbeschermingswet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld.

ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De begrenzing en ruimtelijke bescherming is voor de provincie Overijssel uitgewerkt in de Omgevingsvisie Overijssel, 2010.

INVENTARISATIE

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied Vecht en Beneden Regge, dat is gelegen op een afstand van circa 12 km ten zuid-zuidoosten van het plangebied. Op ongeveer dezelfde afstand in het zuiden liggen de Enbertsdijksvenen. Ten noorden en westen van het plangebied ligt het meest nabijgelegen gebied uit de Ecologische Hoofdstructuur. Het betreft de Vecht met oeverlanden. Dit gebied ligt op ruim 250 m afstand van het plangebied.

EFFECTEN

Deze beschermde gebieden liggen, gezien de aard van de ingrepen, op een voldoende afstand van het plangebied. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De voorgenomen activiteit is ook niet in strijd met het 'nee, tenzij'-beleid uit de SVIR en de uitwerking daarvan in de Omgevingsvisie Overijssel voor de EHS. Het plangebied ligt weliswaar op geringe afstand van de EHS, maar wordt hiervan gescheiden door dorpsbebouwing en wegen. Gezien de schaal van de ingreep zijn zowel in de gebruiksfase als in de aanlegfase geen negatieve effecten te verwachten. Deze inventarisatie geeft geen aanleiding voor verder onderzoek.

Conclusie

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat geen vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998, dan wel een analyse van de EHS noodzakelijk zijn. Het plan is in het kader van deze wetten uitvoerbaar.